Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Klimaatvraagstukken hoofdstuk 2 en 3

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2633 woorden
  • 21 juni 2009
  • 33 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
33 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
samenvatting aardrijkskunde tp4

Klimaatvraagstukken hoofdstuk 2: Macht over het klimaat
voorkennis: normaal broeikaseffect: Broeikasgassen in de atmosfeer absorberen warmtestraling.
versterkt broeikaseffect: ontstaat door de toename van broeikasgassen door o.a. verbranding van fossiele brandstoffen, oxidatie veen, moerasgasvorming in natte landbouw.

§2.1 Niets nieuws onder de zon of alarmfase 1?
Het afsmelten van het ijs van de Kilimanjaro staat symbool voor het opwarmen van de aarde, maar is dit wel zo?
De rol van de mens bij deze veranderingsprocessen is niet altijd duidelijk:

er zijn namelijk nogal wat kritiekpunten op de ‘’incovenient truth’’ van Al Gore:
1) het eerste punt van kritiek is dat de mate van klimaatverandering onduidelijk is. Het gaat immers over de toekomst en dat kun je nooit helemaal zeker voorspellen. Het is namelijk onduidelijk wat voor gevolgen de opwarming gaat hebben voor de temperatuur, de zeespiegel en andere gevolgen zoals orkanen.
2) De samenhang tussen CO2 en de temperatuur is onduidelijk (?). In de Middeleeuwen was het bijvoorbeeld veel warmer, maar was er minder CO2 en in de jaren ’40 en ’60 zag je ondanks de stijging van CO2 toch een lichte afkoeling.
echter: als je rekening houdt met andere natuurlijke oorzaken van temperatuurwisseling (in de Middeleeuwen was dit de toename van zonneactiviteit) is de samenhang wel duidelijk: vandaar het vraagteken.
3) De relatie tussen CO2 en de temperatuur is onduidelijk. Temperatuurstijging is geen gevolg maar een oorzaak van CO2 stijging! Door de opwarming van de aarde kan de oceaan minder CO2 vasthouden, dus dit komt in de atmosfeer terecht. Echter wat is dan de oorzaak van deze opwarming? :
het is aannemelijker dat de temperatuurstijging gevolg is van CO2. De opwarming van deze eeuw kan je niet anders verklaren met andere factoren dan de mens met haar CO2.

Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) onderzoekt klimaatveranderingen. Er wordt vooral gekeken naar de gevolgen voor:
- de waterbalans (het smelten van landijs en het uitzetten van zeewater: de ‘’thermische expansie’’)
- de ecosystemen (bedreiging van de biodiversiteit= soortenrijkdom. De variatie aan leven in alle mogelijke soorten en vormen: dieren, planten en micro-organismen)
- de kwetsbaarheid van kustgebieden (erosie en overstroming)
- de landbouw en visserij (effect op productiviteit)
- de industrie (relatie met versterking broeikaseffect)
- de gezondheid (gevaren).

Deze mensen geven vooral de schuld aan de mens. De ‘’hockeystick’’ wordt ook wel de ‘’invloedrijkste klimaatgrafiek’’ genoemd. Deze grafiek lijkt het bewijs te zijn, door de opmerkelijke stijging van de temperatuur in de twintigste eeuw, voor de mens als boosdoener.
Maatregelen die tot een wereldwijde beperking van CO2 uitstoot moeten leiden is het Kyoto-protocol. Dit heeft grote economische gevolgen, het kyoto-protocol kost namelijk miljarden dollars.

§2.2. De rol van maatschappelijke en natuurlijke factoren bij toekomstige klimaatveranderingen
De volgende maatschappelijke factoren zorgen de laatste tijd voor de klimaatveranderingen:
- de opkomst van de landbouw; hierdoor begon de natuurlijkheid van het landschap te verdwijnen. De bossen moesten plaats maken de akkers. En vanaf dat moment loopt de ontwikkeling van de hoeveelheid methaan in de atmosfeer niet meer in de pas met de intensiteit van de zonnestraling. Toen de mens hierdoor kunstmatige moerasomstandigheden ging maken om rijst te gaan verbouwen, begon ook het methaan gehalte in de lucht toe te nemen. Normaal houdt het methaangehalte in de lucht een gelijke ontwikkelingslijn met de intensiteit van de zonnestraling. De stijging van het methaangehalte kan bijdragen aan het uitblijven van afkoeling. Verder wordt de landbouw in verband gebracht met versterking van het broeikaseffect door de bijdrage aan lachgasemissie (N2O) . Dit gas heeft een veel sterkere opwarmingscapaciteit dan (CO2)
- de verstedelijking; in de grote steden is een veel snellere stijging te zien van temperatuur dan in nabijgelegen dorpjes (denk aan New York, waarin in twee eeuwen de temperatuur gemiddeld met 3 graden steeg en in het nabijgelegen dorp Albany de temperatuur hetzelfde bleef). Hoe komt dit dan? Door het asfalt en beton verandert het klimaat in megasteden. Water wordt versneld afgevoerd en is minder beschikbaar voor verdamping dan op het platteland. De instraling van de zon wordt daarom meer omgezet in voelbare warmte. In steen dringt de warmte veel verder door dan in open terrein. Steen heeft grotere warmtecapaciteit: het houdt warmte langer vast. Ook kaatst er minder straling die op het oppervlak valt, terug. De albedo (het percentage gereflecteerde straling) is in de stad kleiner dan op het platteland. En verder produceert de mens zelf veel warmte. Naast het verstoken van fossiele brandstoffen in verkeer, huishoudens, industrie en energiecentrales voegen we er ook nog onze eigen warmte aan toe. Het gevolg is een hogere temperatuur in de stad. In Nederland is hier minder van te merken dan in andere steden, dit door de aanwezigheid van veel open water en ‘’groen’’.
- Energiegebruik; bevolkingsgroei en industriële revolutie in de negentiende eeuw leidden tot en flinke toename van verbranding van fossiele brandstoffen zoals steenkool, aardolie en aardgas. Het gehalte kooldioxide in de atmosfeer neemt sterk toe. Ook vorming van andere gassen (zoals cfk’s) hebben geleid tot versterking van het broeikaseffect. De vraag naar energie in de wereld zal nog eens met 50% toenemen de komende tijd. Dit komt vooral door de ontwikkelingslanden (China, India, Brazilië). De stijging van de CO2 uitstoot zal bij ongewijzigd beleid gelijk opgaan met het gebruik. Ook liggen de vindplaatsen van fossiele brandstoffen steeds verder van de plekken waar de vraag naar energie het grootst is, waardoor handel en transport sterk zullen toenemen.

In het advies van de WRR (wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid) staat dat het beleid van de Nederlandse regering zal moeten kiezen voor ‘’aanpassing’’ en ‘’realisme’’:
- aanpassing: Als je ervan uitgaat dat het warmer gaat worden en het zeeniveau stijgt, dan is het verstandig om tijdige maatregelen te nemen om je aan te passen aan de negatieve gevolgen ervan. NL moet meer ruimte reserveren voor de aanleg van dijken. Dit is eigenlijk heel slim omdat Nederlanders hier meer begrip voor hebben dan voor het beperken van emissies.
- realisme: Fossiele brandstoffen (met name kolen) blijven zeker tot 2050 de wereldenergievoorraad domineren. Het is dan wel slechter voor het milieu maar het sluit wel beter aan bij de vraag van de markt wanneer de technologie ontwikkeld wordt waarbij zo zuinig en schoon mogelijk van kolen gebruik gemaakt wordt. De WRR stelt dat Nederland zich niet moet richten op nog te dure duurzame energiebronnen zoals zonne- en windenergie. NL zou zich beter kunnen richten op het schoner en efficiënter maken van de kolen. En verder moet NL inzetten op het afremmen van ontbossing, het stimuleren van bosaanplant en op het verminderen van de uitstoot van methaan, ook een broeikasgas.


Het formuleren van een toekomst verwachting, de forecasting, heeft weinig zin als je niet bereid bent de consequenties voor het heden te dragen. Dit noem je backcasting.

§2.3 De gevolgen van klimaatveranderingen voor natuurlijke en maatschappelijke systemen
Het vermogen voor landen of lokale samenlevingen om tot aanpassingen te komen is doorslaggevend bij een probleem. Bij veranderende (klimaat)omstandigheden hangt die uitkomst samen mate de aard van de bedreigingen en de natuur ter plekke, maar ook van de (lokale) economie en van de ‘’buigzaamheid van de samenleving’’. Het aansturen van de nodige aanpassingen kan bottom-up of button-down verlopen. De invloed die bezorgde burgers hebben, bijvoorbeeld via natuurbeschermingsorganisaties, op het beleid hebben, is beter gegarandeerd in een goed georganiseerde welvarende staat dan in een land waar veel corruptie en armoede is. (“bottom up”) Aan de andere kant is consequent leiderschap (‘’top down’’) van belang om risico’s van veranderingen te onderzoeken. Na zo’n risicoanalyse kan een beleid beter uitgestippeld worden.

Kortlopende koolstofcyclus

Idee achter biobrandstof: planten leveren brandstof die CO2 uitstoot maar deze wordt weer opgenomen door planten die als vervanging zijn ingezaaid.

Langlopende koolstofcyclus:
Organisch: koolstof in niet verteerde plantenresten - door toenemende druk fossiele brandstoffen - na verwering van bovenliggend gesteende of vulkanisme komt koolstof weer in atmosfeer - wordt weer opgenomen door planten - koolstof in niet …
De mens kan deze cyclus versnellen door fossiele brandstoffen te gebruiken.

Klimaatvraagstukken hoofdstuk 3: Klimaatverandering en beleid

§3.1 Maatregelen om schadelijke effecten van broeikasgassen te beperken
Het grootste aandeel van energie wordt gewonnen uit fossiele brandstoffen. Het probleem is dat deze heel erg vervuilend zijn en uitputbaar. Het is daarom van groot belang maatregelen te nemen die dit kunnen beperken, je hebt twee soorten maatregelen:
- Brongerichte maatregelen pakken de oorzaken van het probleem aan. Ze streven naar verbetering van het milieu dus op lange termijn. Voorbeelden hiervan zijn bv. een schone energiebron gebruiken (denk aan wind, zon, water etc.) of het plaatsen van roetfilters in dieselauto’s.

- Symptoomgerichte maatregelen worden alleen de effecten (gevolgen) bestreden en gaat het om een kortetermijnoplossing. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de emissiehandel:
Emissiehandel is het kopen en verkopen van uitstootrechten van schadelijke broeikasgassen. Elk bedrijf heeft een emissieplafond waarin een bepaalde hoeveelheid uitstoot staat en je rechten. Als je te veel Co2 uitstoot koop je rechten van een bedrijf dat ‘’te weinig’’ Co2 uitstoot. Dit kan bijvoorbeeld doordat bedrijven geïnvesteerd hebben in technische maatregelen of energie-efficiëntere productie.

De transportsector is een belangrijk sector voor de economie maar ook een toenemende mate van belasting voor het milieu. Een manier om deze milieubelasting te beperken is transportbesparing. Dit is het nemen van maatregelen voor efficiënter transport met als doel het verkeer te verminderen. Dit kan op verschillende manieren:
- De afstand tussen leveranciers en afnemers klein houden. Een voordeel van deze regionale specialisatie is het creëren van werkgelegenheid in de regio, een nadeel is dat niet elk product geschikt is voor deze vorm van transportbesparing en dat producten bij uitsluitend productie in de regio niet altijd voor de laatste prijs worden aangeboden. Vb.: de houtproductie in Scandinavië waar de houtindustrie vooral in bosgebied is bevestigd.
- Het verminderen van volume en gewicht van de goederen. Door alles compacter te verpakken kan er meer in een keer worden vervoerd. Vb.: vruchtensappen extract, dus zonder water, vervoeren.
- Meer gebruik maken van digitale communicatie in plaats van post en het digitaliseren van boeken en kranten. Dit gebeurt door de productie dichter bij de klant plaats te laten vinden. In de meeste gevallen zal verspreiding vanuit centrale distributiecentra gebeuren. In sommige gevallen (vb. e-mail en digitale krant) komt er zelfs helemaal geen transport aan te pas.
- Winst behalen door optimaal gebruik te maken van retourstromen. Vb. het beter benutten van (gedeeltelijk) lege laadruimten van vrachtauto’s. Je kunt hierbij denken aan het mee terugnemen van verpakkingsmateriaal.

Er wordt ook steeds meer gekozen voor de toepassing van duurzame energie. Dit is het gebruik van vernieuwbare energiebronnen (duurzame energie). Het gaat hier om energiebronnen die door de natuur zelf in relatief korte tijd continu opnieuw aangemaakt kunnen worden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten duurzame energiebronnen:
- Bronnen die warmte afgeven (zoals zonne-energie en aardwarmte)
- Bronnen die gebruikt worden om elektriciteit op te wekken (bijvoorbeeld windenergie)

- Bronnen waarbij door verbranding of vergisting energie vrijkomt: bio-energie.

Zonne-energie
Door zonne-energie kan licht omgezet worden in warmte of stroom. Voordelen van zonne-energie is dat het nooit uitgeput raakt: de zon gaat immers niet op en het is milieuvriendelijk. Nadelen van zonne-energie is dat het duur is. Er zijn zonnepanelen en –spiegels nodig om het zonlicht op te vangen. De fabricage hiervan brengt hoge kosten met zich mee, dit wordt voor veel bedrijven en huishoudens te duur. Het is ook niet in ieder gebied even effectief. Dit heeft te maken met het aantal zonne-uren dat een land gemiddeld heeft. Landen in het Middellandse Zeegebied halen een veel hoger rendement dan landen in Noord-Europa.
(extra: de beschikbaarheid is oneindig, aanschaf zonnepanelen is relatief duur, maar het zonlicht is dan weer gratis en het heeft geen negatieve milieueffecten)

Aardwarmte/geothermische energie
Aardwarmte kan worden toegepast door gebruik te maken van energie die ontrokken wordt uit de aardkost. De wereldvoorraad hiervan is enorm. Het meest bekend zijn vulkanen en geisers, waar warmtebronnen aan de oppervlakte liggen. Maar ook op veel grotere schaal kan gebruik gemaakt worden van omgevingswarmte door een waterpomp. Deze waterpompen worden steeds vaker toegepast in nieuwbouwwoningen (stadsverwarming) of in bijvoorbeeld de tuinbouw bij de verwarming van kassen.
(extra: het is onuitputtelijk, de kosten zijn hoog maar als de installatie klaar is zijn de kosten stabiel en er is zeer weinig CO2 uitstoot en helemaal geen afval)

Windenergie
Bij windenergie wordt gebruik gemaakt van de beweging van lucht. Het wordt gebruikt om elektriciteit op te wekken en is goed te gebruiken in combinatie met andere (duurzame) energiebronnen. Windkracht is namelijk geen constante factoren. Alleen in gebieden waar het regelmatig waait is het verstandig om windturbines neer te zetten. Nederland is hier zeer geschikt voor. Het nadeel zijn de hoge ontwikkeling- en plaatsingskosten van windturbines. Dit kan oplopen tot drie keer de prijs van wat betaald wordt voor stroom. Ook wordt de visuele aantasting van het landschap vaak als negatief ervaren. Daarnaast vinden veel bedrijven het een te groot risico wanneer ze hun energievoorziening (te veel) laten afhangen van opgewekte stroom door windturbines.
(extra: de beschikbaarheid is onbeperkt, de kosten zijn erg hoog, een windturbine is heel duur; arbeidsintensief, er zijn twee milieueffecten: horizonvervuiling door de hoge molens en de productie brengt veel CO2 met zich mee, deze wordt pas na jaren terugverdiend)


Bio-energie
Bio-energie is een verzamelnaam voor energie die gewonnen wordt uit organisch materiaal (biomassa). Een voorbeeld is de verbranding van hout. Bij de verbranding komen schadelijke stoffen vrij. De winning van bio-energie is in dit geval dus niet milieuvriendelijk. Verbranding van hout is een toepassing van duurzame energie die voldoende rekening houdt met het bijplanten van hout. Ook een deel van het huishoudelijk- en bedrijfsafval wordt ook gebruikt om energie uit te winnen. Dit gebeurt net als bij hout door middel van verbranding. Tijdens het verbrandingsproces zorgen filters in de afvalverbrandingsinstallaties dat de schadelijke stoffen zo min mogelijk vrijkomen. De gewonnen energie kan gebruikt worden bij stadsverwarming en de verwarming van grote kassencomplexen. Ook worden mestoverschotten gebruikt voor energieopwekking. Ten slotte wordt gebruik gemaakt van het rottingsproces (vergisting) waar ook gassen vrijkomen waaruit energie opgewekt kan worden. Deze toepassing levert minder schade op voor het milieu dan hout of afval.
(extra: het is onbeperkt en duurzaam, het proces kost niet veel geld maar er komen wel schadelijke stoffen vrij maar die dragen nauwelijks bij aan het broeikaseffect, nog een nadeel is dat je er geen gebruik van kunt maken in dichtbevolkte gebieden.)

extra: Kern-energie
Bij splitsing van de kern van een atoom komt er veel energie vrij, dit kan omgezet worden in bruikbare energie zoals elektriciteit. Het voordeel is dat er een hoge beschikbaarheid is door kleinschalig gebruik en dat er geen schadelijke stoffen vrij komen. De nadelen zijn dat de bouw van een reactor heel duur is en dat het afval van de reactor radioactief is en dus gedumpt moet worden in oude zoutmijnen om er vanaf te zijn. Dit vraagt veel van het milieu.

De ecologische energie (EV) is alles wat gebruiken aan natuurlijke hulpbronnen. De milieugebruiksruimte is alles wat je uit de natuur kunt halen zonder dat een kritische grens wordt overschreden. Is de ecologische energie groter dan de milieugebruiksruimte? Is er dan sprake van een milieuprobleem?

§3.3 Beleid en belangen
Het verdrag van Kyoto is in werking sinds 2005. De doelstellingen is dat de CO2 omlaag moet met 5,2% (de grootte van dit percentage hangt af van de uitstoot en welvaart in een land. De VS heeft niet getekend) t.o.v. 1990. Binnen 2008-2012 moet dit volbracht zijn.
De reductie (vermindering) van Europa ligt op 8%. De nieuwe lidstaten hoeven (nog) niet mee te doen (om ze te helpen met ontwikkeling). Ze worden wel geholpen met de reductie door bedrijven uit de andere landen. Wanneer de nieuwe lidstaten minder uitstoten door de reductie levert dit ook weer emissierechten op, die gebruikt kunnen worden door de andere landen. Het Nederlandse klimaatbeleid is vooral gericht op:
- duurzame energie

- de mobiliteit moet omlaag. (dit kan de mainportfunctie bedreigen). Dit is een van de voorbeelden waarin economie en milieu tegenover elkaar staan.

REACTIES

S.

S.

aardriijkunde is heel belangrijk voor het milieu! sommige mensen denken daar niet aan :O

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.