Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Taal lijnen h1

Beoordeling 8.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 645 woorden
  • 14 februari 2009
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 8.4
3 keer beoordeeld

Nederlands Samenvatting

Correct formuleren:
Zinsbouwfouten
1. Foutieve samentrekking
Vekeerd weglaten van een zinsdeel IPV herhalen
Regels van samentrekken: zelfde functie : die fiets heb ik gekocht en bevalt me goed.
Eerst is de fiets LV daarna is het OW.
Zelfde vorm: nieuwe dynamo en achterlicht= nieuwe dynamo en nieuw achterlicht.
Zelfde betekenis: OW heeft een andere betekenis= hij maakte een vergissen en dat die weg kwam= er moet maakt na en.

2. Ontspoorde zin

Anakoloeten: 2de deel sluit niet aan op het eerste deel
Als je de zin hard op leest hoor je dat zij fout is.

3. Foutieve beknopte bijzin
Bij een bijzin mag het OW alleen weggelaten worden als het het zelfde OW is als in de hoofdzin: vrolijk liedjes zingend werden de aardappels geschild.

4. Verkeerd geplaatst zinsdeel
Verwijswoorden moeten verwijzen naar het woord waar het op slaat. Zij gaven de kleren aan de dakloze die op zolder moesten staan.

Woordkeuze fouten
Contaminatie
1. verkeerde samentrekking: optelefoneren
2. congurentie fout: katja loop op straat ipv katja loopt op straat
3. woorden met bijzondere gevoelswaarden: je bent een kankerkind.

Oprachten maken met behulp van OVUR
O, orientatie, vaststellen wat er van je verwacht word?
V, voorbereiding, je zoekt bij de opdracht informatie
U, uitvoeren, voert de opdracht uit met wat je hebt en al heb gedaan
R, reflectie, je denkt na over de opdracht en kijkt of je het goed hebt gedaan.

5 stappen bij het schrijven van een tekst:

1. tekstdoel vast stellen. Voor wie is het geschreven? En wat voor soort tekst schrijf je?
2. je moet beslissen wat je in de brief zet(inhoud)
3. daarna moet je de inhoudt in een bepaalde volgorde zetten, logische volgorde, hoofd en bijzaken.
4. formulering door de inhoud en volgorde in goede zinnen te weven.
5. tenslotte moet je na gaan of alles klopt qua spellen etc.

Tekstdoelen:
3 algemene tekstdoelen: uiteenzetten, beschouwen, ouvertuigen, activeren

Uiteenzetten: informatie geven, objectief blijven dus geen mening in de uiteenzetting.
Doel= dat je de mensen op de hoogte brengt van het OW en nog laten weten wat ze moeten weten.

Beschouwen: het OW uit verschillende invalshoeken bekijken ( voor en nadelen)
Subjectief zijn ( je mening erover naar buiten brengen)
Je moet mensen aan het denken zetten
Eigen standpunt of mening naar voren brengen

Overtuigen: overhalen v.d mensen
Je geeft argumenten die je standpunt rechtvaardigen

Ten slotte geef je een conclusie waarom je dit en dat vind.

Activeren: zorgen dat je mensen zo hebt overgehaald om iets ermee te gaan doen.
Dat mensen er zich door voelen aangesproken.

Andere tekstdoelen: taal als contactlegger( gewoon gesprek), Taal als amusement(cabaret) Taal als expressie middel(uiten van je gevoelens)

Algemene argumentatie criterium
3 algemene argumentatie criterium: juiste informatie
voldoende argumenten ( de kwantiteit)
argumenten moeten op het OW slaan (relevantie)

Rijtje woorden die je goed moet kunnen schrijven:
Sollicitatie, daarentegen, origineel, yoghurt, puberteit, hartstikke, interview, interessant, verrassing, kangoeroe, sieraad, omelet, pyjama, stiekem, uittreksel, apparaat, enigszins, perse, cirkel, burgemeester,carrière, applaudisseren, feeëriek,laatje, ten allen tijden, sciencefiction, koerieren, shockeren, kopiëren.

3 werkwoorden soorten

zelfstandig werkwoorden, koppel werkwoord, hulpwerkwoord

zelfstandig werkwoord:
werkwoorden die zonder hulp van andere ww voor kunnen komen,
vergelijking: piet fietst, en piet is
bij de eerste hoeft er geen extra WW bij te komen
bij de 2de moet dat wel bv piet is ziek.

Koppel werkwoord:
Eigenschappen koppelen aan een persoon of een zak
Vergelijk: piet eet een ei, piet is een ei
De zin met is erin gat niet om een ei maar om slap of zak, de eigenschap wordt gekoppeld aan piet
8 koppelww:
zijn, worden, lijken, blijken, blijven, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

Hulpwerkwoorden 3 soorten:
1. hulp ww van de tijd, hebben , zijn , zullen.
Zullen wordt in de toekomende tijd gebruikt
Hebben, zijn worden gebruikt bij de voltooide tijd: ik ben opgestaan

2. hulp ww vd lijdende vorm

worden en zijn. Actieve of bedrijvende zin:
de slager slacht de koe
de zin kan je in de lijdende vorm zetten
de koe wordt door de slager geslacht

3. hulp ww van modaliteit:
het ww een subjectieve houding of een oordeel uitdrukt. ( kunnen, moeten, mogen, willen)
zij willen wandelen
dat moet wel waar zijn.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.