Nederlands- opgezocht vanuit de paragrafen aan het begin van het verwerkinsboek, opgezocht in het informatieboek
Drie verschillende manieren om het onderwerp van je keuze te verkennen en zo nodig in te perken.
1. Brainstormen
2. Vaste vragen stellen
3. Overleggen
1 Oriënterend lezen 2 Globaal lezen 3 Intensief lezen 4 Kritisch lezen
Doel Indruk krijgen
Onderwerp, hoofdgedachte, publiek bepalen Hoofdzaken uit de tekst halen Een tekst helemaal begrijpen Een tekst beoordelen
Let op Bij een tekst:
Titel
Tussenkopjes
Illustraties
Inleiding
Slot
Cursieve of vette tekst
Schrijver
Bron
Bij een boek:
Inhoudsopgave
Register
Flaptekst
Schrijver Kernzinnen Betekenis van woorden
Verwijswoorden
Verbanden
Opbouw
Tekstdoel Is de info:
Juist?
Volledig?
Zijn de argumenten:
Eerlijk?
Overtuigend?
Informatie zoeken:
- Naslagwerken (Encyclopedieën, Woordenboeken, Jaarboeken, almanakken, adressenboeken, en bibliografieën)
- Boeken
- Kranten en tijdschriften (landelijke dagbladen, regionale kranten, tijdschriften bijv. opinieweekbladen of populairwetenschappelijke tijdschriften)
- Internet
- Knipsel- of documentatiemappen
- Keuzelijsten of foldermateriaal (keuzelijsten, folders en brochures)
- Geluidscassettes, videobanden en cd-roms ( en dvd’s)
Literatuuropgave vaak volgens het ‘auteur- jaarsysteem’ (alfabetische ordening van achternaam auteur of naam uitgevende instantie). Besteed aandacht aan:
1. De volledigheid van de te vermelden gegevens
2. Een consequente interpunctie en correcte spelling
3. Een overzichtelijke aanpak
Een interview afnemen:
1. Voorstellen en doel vertellen
2. Onderwerp inleiden
3. Vraag door
4. Bij onduidelijk antwoord vraag herhalen
5. Open en gesloten vragen stellen
6. Suggestieve vragen
7. Niet afwijken van onderwerp
8. Samenvatten
9. Afsluiten met conclusie of samenvatting
Enquêteren (kwantitatieve of meetbare gegevens) voorbereiding:
1. Verdiep je in het onderwerp
2. Onderzoeksvragen
3. Verduidelijken begrippen in onderzoeksvragen
4. Duidelijke gesloten vragen
5. Introductie bij de vragenlijst. (vermeld: wie uitvoert, wat het doel is, wat de onderzoeksvragen zijn, tot welke doelgroep gericht, gegevens vertrouwelijk behandeld, hoe de vragenlijst in te vullen, terugbezorgen hoe, hoe de info wordt verwerkt)
6. Bedanken voor medewerking
Maken van een werkstuk:
1. Interessant onderwerp
2. Onderzoeksvraag
3. Realistisch en beantwoordbaar?
4. Deel vragen
5. Inleiding, middenstuk en slot
6. Zoekstrategie
7. Tijdsplanning
8. Literatuuropgave
9. Op eigen mannier neerzetten
10. Bijlagen
11. Functionele illustraties
12. Citeren allen als het zinvol is
13. Correct Nederlands, verzorgd werkstuk
14. Laten controleren
Hoofdstuk 4
Alinea, kernzin, plaats van kernzin, lastige kernzinnen, citeren.
Onderwerp bestaat meestal uit één woord.
Hoofdgedachte noteer je altijd in één niet te lange zin.
Hoofdstuk 9
Verkeerd woord/ verkeerde uitdrukking. Wanneer je een woord niet goed kent, bestaat de kans dat je het verkeerd gebruikt, raadpleeg een woordenboek bij woorden die je niet zeker weet.
Moeilijk woord/ moeilijke uitdrukking, vakterm, abstract woord, abstracte formulering. Let erop dat je geen te moeilijke woorden en uitdrukkingen gebruikt of vaktermen die de lezer misschien niet kent. Pas ook op met abstracte formuleringen.
Vreemd woord, barbarisme, belgicisme. Barbarismen zijn woorden of uitdrukkingen die letterlijk uit een andere taal in het Nederlands zijn vertaald en die (aanvankelijk) als fout Nederlands worden beschouwd. Frans= gallicisme, Duits= germanisme, Engels= anglicisme, Belgisch= belgicisme.
Modewoord of –uitdrukking, vaag woord, plat of grof woord, archaïsme. Modewoorden vermijden. Ook met vage woorden (containerwoorden), die overal voor kunnen worden gebruikt moet je voorzichtig zijn. Platte woorden kunnen anderen irriteren. Archaïsmen zijn verouderde woorden of uitdrukkingen.
Storende woordherhaling, foutieve tautologie, foutief pleonasme. Gebruik geen overbodige woorden. Een tekst is saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt (vervangen door andere woorden).
We spreken van een tautologie wanneer binnen een zin een bepaald begrip twee keer wordt uitgedrukt (met andere woorden), zonder dat het een functie heeft.
Wanneer een gedeelte van een begrip dat al zit opgesloten in een ander woord of andere woorden, nog eens wordt genoemd zonder dat het een functie heeft spreken we van pleonasme.
Woorden te weinig, telegramstijl. Gebruik telegramstijl nooit uit gemakzucht, bij zakelijke teksten en samenvattingen die voor anderen zijn bestemd.
Hoofdstuk 3
Zakelijke brieven kunnen we naar hun tekstdoel onderscheiden in:
1. Informerende brieven
2. Uiteenzettende brieven
3. Betogende brieven
4. Beschouwende brieven
5. Activerende brieven
Er zijn drie bijzondere zakelijke brieven:
1. De circulaire, gericht aan meerdere personen.
2. De sollicitatiebrief
3. De ingezonden brief
Indeling zakelijke brief volgens het Amerikaanse briefmodel
1. Naam en adres van afzender
2. Plaatsnaam en datum (met komma ertussen)
3. Naam en adres van geadresseerde
4. Referteregel (betreft)
5. Aanhef
6. a Inleiding
b Middenstuk
c Slot
d Slotformule (hoogachtend, mvg)
7. a Handtekening
b Naam ondertekenaar (met eventueel functie)
8. Bijlagen
Sollicitatiebrief wordt geschreven volgens het Amerikaanse briefmodel met twee aanvullingen:
1. Vraagt men in de advertentie het vacaturenummer te vermelden, dan plaats je dat in de referteregel.
2. Het curriculum Vitae stuur je als bijlage mee. Alleen als men erom vraagt, voeg je ook kopieën van je diploma’s toe.
Het curriculum Vitae is een getypte lijst met een overzicht van je persoonlijke gegevens.
Drogredenen
- Het- op- de- man- spelen of de persoonlijke aanval
- Het meelopersmotief
- De generalisering
- Het dreigement
- De ontduiking van de bewijslast
- De cirkelredenering
- Vertekenen van het standpunt
- Onjuiste oorzaak- gevolg- relatie
- Beroep op de verkeerde autoriteit
- Valse vergelijking
Drie verschillende manieren om het onderwerp van je keuze te verkennen en zo nodig in te perken.
1. Brainstormen
2. Vaste vragen stellen
3. Overleggen
1 Oriënterend lezen 2 Globaal lezen 3 Intensief lezen 4 Kritisch lezen
Doel Indruk krijgen
Onderwerp, hoofdgedachte, publiek bepalen Hoofdzaken uit de tekst halen Een tekst helemaal begrijpen Een tekst beoordelen
Let op Bij een tekst:
Tussenkopjes
Illustraties
Inleiding
Slot
Cursieve of vette tekst
Schrijver
Bron
Bij een boek:
Inhoudsopgave
Register
Flaptekst
Schrijver Kernzinnen Betekenis van woorden
Verwijswoorden
Verbanden
Opbouw
Tekstdoel Is de info:
Juist?
Volledig?
Zijn de argumenten:
Eerlijk?
Overtuigend?
Informatie zoeken:
- Naslagwerken (Encyclopedieën, Woordenboeken, Jaarboeken, almanakken, adressenboeken, en bibliografieën)
- Boeken
- Kranten en tijdschriften (landelijke dagbladen, regionale kranten, tijdschriften bijv. opinieweekbladen of populairwetenschappelijke tijdschriften)
- Internet
- Keuzelijsten of foldermateriaal (keuzelijsten, folders en brochures)
- Geluidscassettes, videobanden en cd-roms ( en dvd’s)
Literatuuropgave vaak volgens het ‘auteur- jaarsysteem’ (alfabetische ordening van achternaam auteur of naam uitgevende instantie). Besteed aandacht aan:
1. De volledigheid van de te vermelden gegevens
2. Een consequente interpunctie en correcte spelling
3. Een overzichtelijke aanpak
Een interview afnemen:
1. Voorstellen en doel vertellen
2. Onderwerp inleiden
3. Vraag door
4. Bij onduidelijk antwoord vraag herhalen
5. Open en gesloten vragen stellen
6. Suggestieve vragen
7. Niet afwijken van onderwerp
8. Samenvatten
9. Afsluiten met conclusie of samenvatting
Enquêteren (kwantitatieve of meetbare gegevens) voorbereiding:
1. Verdiep je in het onderwerp
2. Onderzoeksvragen
3. Verduidelijken begrippen in onderzoeksvragen
4. Duidelijke gesloten vragen
6. Bedanken voor medewerking
Maken van een werkstuk:
1. Interessant onderwerp
2. Onderzoeksvraag
3. Realistisch en beantwoordbaar?
4. Deel vragen
5. Inleiding, middenstuk en slot
6. Zoekstrategie
7. Tijdsplanning
8. Literatuuropgave
9. Op eigen mannier neerzetten
10. Bijlagen
11. Functionele illustraties
12. Citeren allen als het zinvol is
13. Correct Nederlands, verzorgd werkstuk
14. Laten controleren
Hoofdstuk 4
Alinea, kernzin, plaats van kernzin, lastige kernzinnen, citeren.
Onderwerp bestaat meestal uit één woord.
Hoofdgedachte noteer je altijd in één niet te lange zin.
Hoofdstuk 9
Moeilijk woord/ moeilijke uitdrukking, vakterm, abstract woord, abstracte formulering. Let erop dat je geen te moeilijke woorden en uitdrukkingen gebruikt of vaktermen die de lezer misschien niet kent. Pas ook op met abstracte formuleringen.
Vreemd woord, barbarisme, belgicisme. Barbarismen zijn woorden of uitdrukkingen die letterlijk uit een andere taal in het Nederlands zijn vertaald en die (aanvankelijk) als fout Nederlands worden beschouwd. Frans= gallicisme, Duits= germanisme, Engels= anglicisme, Belgisch= belgicisme.
Modewoord of –uitdrukking, vaag woord, plat of grof woord, archaïsme. Modewoorden vermijden. Ook met vage woorden (containerwoorden), die overal voor kunnen worden gebruikt moet je voorzichtig zijn. Platte woorden kunnen anderen irriteren. Archaïsmen zijn verouderde woorden of uitdrukkingen.
Storende woordherhaling, foutieve tautologie, foutief pleonasme. Gebruik geen overbodige woorden. Een tekst is saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt (vervangen door andere woorden).
We spreken van een tautologie wanneer binnen een zin een bepaald begrip twee keer wordt uitgedrukt (met andere woorden), zonder dat het een functie heeft.
Wanneer een gedeelte van een begrip dat al zit opgesloten in een ander woord of andere woorden, nog eens wordt genoemd zonder dat het een functie heeft spreken we van pleonasme.
Woorden te weinig, telegramstijl. Gebruik telegramstijl nooit uit gemakzucht, bij zakelijke teksten en samenvattingen die voor anderen zijn bestemd.
Hoofdstuk 3
Zakelijke brieven kunnen we naar hun tekstdoel onderscheiden in:
1. Informerende brieven
2. Uiteenzettende brieven
3. Betogende brieven
4. Beschouwende brieven
5. Activerende brieven
Er zijn drie bijzondere zakelijke brieven:
1. De circulaire, gericht aan meerdere personen.
2. De sollicitatiebrief
Indeling zakelijke brief volgens het Amerikaanse briefmodel
1. Naam en adres van afzender
2. Plaatsnaam en datum (met komma ertussen)
3. Naam en adres van geadresseerde
4. Referteregel (betreft)
5. Aanhef
6. a Inleiding
b Middenstuk
c Slot
d Slotformule (hoogachtend, mvg)
7. a Handtekening
b Naam ondertekenaar (met eventueel functie)
8. Bijlagen
Sollicitatiebrief wordt geschreven volgens het Amerikaanse briefmodel met twee aanvullingen:
1. Vraagt men in de advertentie het vacaturenummer te vermelden, dan plaats je dat in de referteregel.
2. Het curriculum Vitae stuur je als bijlage mee. Alleen als men erom vraagt, voeg je ook kopieën van je diploma’s toe.
Het curriculum Vitae is een getypte lijst met een overzicht van je persoonlijke gegevens.
- Het- op- de- man- spelen of de persoonlijke aanval
- Het meelopersmotief
- De generalisering
- Het dreigement
- De ontduiking van de bewijslast
- De cirkelredenering
- Vertekenen van het standpunt
- Onjuiste oorzaak- gevolg- relatie
- Beroep op de verkeerde autoriteit
- Valse vergelijking
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden