Hoofdstuk 2, De Middeleeuwen

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1835 woorden
  • 12 augustus 2008
  • 135 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
135 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
H2 De Middeleeuwen

Begin: na de val van Rome in 476 - einde West-Romeinse Rijk
Einde: val van Constantinopal in 1453 - einde Oost-Romeinse Rijk

Vroege middeleeuwen: ± 500 tot ± 1000
Hoge Middeleeuwen: ± 1000 tot ± 1300
Late middeleeuwen: ± 1300 tot ± 1500

De naam Middeleeuwen is ontstaan doordat de mensen die tijd minderwaardig vonden - middel, zit er tussen in. Ze ( geleerden na 1500 ) keken op naar de Grieks-Romeinse cultuur.

Par. 1: West-Europa een lappendeken van Germaanse staten.


West-Europa kwam in handen van de Germanen.

De Germanen waren verschillende volken.
Iedere Germaans volk had een eigen karakter, maar ze hadden wel gemeenschappelijke punten:
- hun talen leken veel op elkaar
- ze leefden vooral van landbouw en woonden in dorpen
- elk Germaans volk was onderverdeeld in verschillende stammen: in iedere stam hadden de vrije mannen de meeste macht, de slaven vormden de onderste laag, vrijgelatene als middelste laag, en de vrije mannen als bovenste laag. - vrouwen en kinderen moesten man of vader volledig gehoorzamen.

Verschillen tussen de Germanen en het christendom:
- de Germanen vereerden meer goden, zoals natuurkrachten
- elke Germaanse stam gaf zijn goden een eigen naam, het christendom had echter maar een naam.
- Ze verschilden in opvattingen van leven en dood
- Ze hadden andere normen en waarden.

De naam Frankrijk komt is vernoemd naar de Franken.
De Franken waren een van de belangrijkste Germaanse stammen die zich in West-Europa vestigden.

± 800

Karel de Grote, een Frankische vorst brengt weer eenheid in Europa
Zijn familie heet de Karelingers
Hij ontwikkelde een knap regeringssysteem: het leenstelsel/ het feodale stelsel.

Het leenstelsel: bovenaan de leenheer die onder zich de leenmannen had waar hij grond aan verhoorde. Die leenmannen konden op hun beurt ook weer grond gaan verhuren aan andere boeren; de achterleenmannen.

Karel de Grote was een grote vorst, want hij zorgde voor eenheid, alleen hij deed dit met veel geweld en soms moorden.
Hij krijgt wel met problemen te maken:
- voortdurende invasie (binnenvallen)
- de grote verdeeldheid onder de verschillende stammen
- armoede
- geringe ontwikkeling
De oplossingen die hij hiervoor bedacht:
- een ruiterleger tegen de invasie
- voerde een taal in: Latijn voor bestuur en rechtspraak
- bevorderde de opleiding van jonge geestelijken
- hij liet boeken uit de Grieks-Romeinse tijd overschrijven door geestelijken

Par. 2/3/4 De boeren, de edelen en de geestelijken
In de middeleeuwse samenleving was er een standensamenleving:
1e stand: Geestelijkheid: hoge en lage
2e stand: Adel: hoge en lage

3e stand: boeren: vrije en horige / burgers

- Er was een geringe mobiliteit in de standensamenleving: je kon moeilijk veranderen van stand.
- De kerk had in de middeleeuwen een allesoverheersende invloed, want je kon via de kerk alleen in de hemel komen.

Par. 2. De Boeren

- verschil horige en vrije boeren: als horige werk je voor een heer en als vrije boer was je baas over jezelf
- horige boeren hoorden bij de grond en konden niet verhuizen
- verschil tussen slaaf en horige boer: een slaaf was gebonden aan de eigenaar en een horige boer is gebonden aan de grond
- vrije boeren moesten meevechten in de oorlog en horigen hoefden dat niet.

Gelaagdheid binnen de groep van horige boeren:

- de hoeveelheid land: hoe meer land hoe meer kan je had om te overleven
- de hoeveelheid diensten: sommigen moesten meer diensten doen voor de heer en hadden zo minder tijd over voor hen eigen bedrijfje
- de hoeveelheid pacht die men moest betalen: sommigen moesten meer van hun oogst afstaan aan de heer als de ander.

Pachtovereenkomst: moet je een deel van je oogst afstaan aan de heer

Pachten = huren

Par. 3 De edelen

Taken van de adel

1. besturen land
2. oorlog voeren
3. rechtspreken

Lage adel

- leefden in een stins (Friesland) of in een borg (Groningen), stenen huizen geen kastelen
- hadden minder domeinen te besturen, maar verdienden wel meer. Ze moesten dan ook weer meer uitgeven.
- Er waren meer lage adel als hoge adel in de Middeleeuwen

Hoge adel

- leefden in kastelen (Nienoord, Mensinge)
- ze leefden in luxe, ze konden elke dag vlees eten en droegen kleding van bont en zijde.

Het leenstelsel

De hoge edelen bezitten vaak honderden domeinen, ze konen dit niet allemaal zelf besturen en leenden daarom land uit: aan de leenmannen.

Sommige leenmannen hadden zoveel domeinen in leen dat ze het zelf ook weer uitleenden aan de achterleenmannen.
Het leenstelsel = een vorm van besturen.
Verdrag dat gesloten werd tussen de leenheer en zijn leenmannen:
1. de leenheer leende de leenman land
2. de leenheer gaf je leenman bescherming
3. de leenman beloofd de leenheer trouw te zijn
4. de leenman kwam zijn leenheer met gewapende mannen te hulp als deze moest oorlog voeren
5. de leenman gaf zijn leenheer raad als deze erom vroeg en hielp bij de uitvoering van zijn besluiten
6. de leenman sprak recht op zijn leen volgens de richtlijnen van de leenheer
7. de leenman hielp als zijn leenheer in nood zat. (bijvoorbeeld als de leenheer gevangen was genomen en er losgeld werd geëist)
8. de leenheer kon de leenman zijn leen afnemen als deze zich niet aan zijn afspraken hield
9. Als de leenheer of leenman stierf, was het verdrag beëindigd. Met een nieuwe leenheer of leenman werd een nieuw verdrag gesloten.

Blz. 39 De edelen, hun toernooien en hun gevechtscodes

Toernooi = een steekspel

De gevechten werden onsportiever en bloediger toen de steden mee gingen doen: edelen hadden nog wat afspraken maar de steden hadden die niet.

Par. 4 De geestelijken


Twee soorten geestelijken
- de seculiere geestelijken
- de reguliere geestelijken
Ook deze zijn weer onderverdeeld in hoge en lage geestelijken

De seculiere geestelijken

- leefden in de bewoonde wereld: bijvoorbeeld een pastoor
Parochie = een groep gelovigen die meestal samenviel met een dorp in een domein.
Elke parochie had een eigen kerk met een dorpspriester

De reguliere geestelijken

- leefden in afzondering in kloosters ( monniken, nonnen)
- waren lid van een orde.
Kloosters liggen hoog want dan ben je dichter bij God en afgelegen zodat je je goed kan concentreren op god en niet afgeleid wordt van dingen uit de bewoonde wereld.

Par. 5 De grote invloed van het geloof


Geestelijken gaven de informatie over het geloof, omdat zij alleen konden schrijven en lezen.

Geestelijken leiders waren ook politieke leiders omdat ze onmisbaar waren bij besturen van het land. Zij hielpen bij het opstellen van wetten en verdragen.

De paus deed mensen in de ban, als zij niet naar de kerk luisterden.
In de ban gedaan worden/ geëxcommuniceerd = dan mocht niemand meer met je praten, mocht je ook niet meer naar de kerk en dan kon je dus niet in de hemel komen.

Sacrament = heilige handeling ( de doop )
Sacra = heilig

Contemporaine bronnen = bronnen uit de tijd zelf afkomstig

Par. 6 Sociale mobiliteit in de vroege Middeleeuwen


Sociale mobiliteit = op kunnen klimmen op de maatschappelijke ladder
Als je geboren werd stond je stand al vast.
Er was maar 1 manier om op te klimmen: geestelijke worden

Par. 7 Kruistochten tegen de moslims


o De paus Urabanus de 2e riep in 1095 op ten kruistocht om de heilige stad Jeruzalem en het land Palestina waar het christendom was ontstaan uit de handen van de moslims te halen.
o Deze moslims gaven geen verzet.
o Daarna kwamen de seldsjoeken moslims die gaven wel verzet. Ze onderdrukten de christenen.

o Pelgrims gingen met legers daarheen om te vechten. De kruistochten waren bloederig.
o Tussen 1096 en 1270 waren er kruistochten.

Blz. 45 Gevolgen van de kruistochten

Bedoeld gevolg: de pelgrims stichtten tijdens de eerste kruistocht een aantal staten in het Midden-Oosten maar werden na 2 eeuwen weer verdreven door de moslims.
Onbedoeld gevolg: de Europeanen kwamen erachter dat er in het westen veel te leren viel. ( positief voor Europa zo konden ze hun kennis vergroten)
Onbedoeld gevolg: Ze kwamen nieuw voedsel tegen, nieuwe stoffen en nieuwe werktuigen.

Par. 8 Opkomst van steden vanaf de 11e eeuw


De handel herleeft weer. De handel was bijna verdwenen . De weinige kooplieden die nog handel dreven ondervonden vele hindernissen; weinig wegen, weinig bruggen en veel risico op rovers.
Ze wisten in de 11e en 12e eeuw een groot deel van de hindernissen te overwinnen:
- kooplieden gingen samenwerken. Zij sloten zich aaneen bij gilden. Er was nu gewapende begeleiding bij handelsreizen
- ze kregen steun van de landsheer en hoge edelen: verbetering van bruggen en wegen.
De handel herleefde langzamerhand weer op


Oude steden herleefden weer en nieuwe ontstaan.
De stad was is de beste verzamelplaats van ambachtslieden.
Ambachtslieden = mensen die aan nijverheid doen

Stedelingen krijgen stadsrechten

In het begin hadden stedelingen net als horige boerenallerlei verplichtingen, omdat ze leefden op een domein van iemands grondgebied. Vooral handelaars konden dit niet goed combineren met het drijven van handel daarom kwamen er stadrechten.
De stadsrechten van de stedelingen:
- geen verplichtingen
- het zelf mogen regelen van bestuur en rechtspraak
- het zelf mogen bepalen wie stadburger is en wie niet

Gilden

Gilden = beroepsverenigingen
Elk beroep had zijn eigen vereniging.
Gildenbrief = hierin stonden de regels van een gilde
Elke gilde bestond uit leerlingen, gezel en meester
Een gilde had maar een paar meesters anders was er teveel concurrentie
Meesterstuk = een opdracht die je werd gegeven en die je moest maken om een meester te kunnen worden.

Gelaagdheid in de stedelijke samenleving

1e stand: elite ( de hoogste geestelijken en koopliederen)

2e stand: geschoolde ambachtslieden ( gezellen en meesters)
3e stand: ongeschoolde ambachtlieden (leerlingen)
4e stand: onderlaag (bedelaars)

Los van de gemeenschap - de joden

Getto’s = is waar de joden leefden
Ze werden gehaat omdat in hun land Jezus is vermoordt en daar kregen ze de schuld van
- Joden leenden wel geld uit. (christenen deden dit niet, omdat ze van de paus geen rente mochten vragen)
- Joden werden gemeden, ze mochten geen bezittingen hebben en als het even kon werden ze vervolgd.

Spanningen in de middeleeuwse wereld

De gilden werd op slot gedaan. Eigenlijk had iedereen evengrootte kansen om bij een gilde te mogen, maar zonen werden voorgelaten. Zo werden ambachtlieden onderbetaald. Ze kwamen in verzet tegen de stadelite.

Verschillen tussen stads- en plattelandscultuur

Het platteland zorgde voor landbouw producten en de stad voor nijverproducten. De stad werd echter steeds rijker en kreeg contacten met andere landen zo werd de cultuur in de stad steeds gemengder. En het platteland werd nu gezien als boeren.

Par. 9 Opstanden en ketterijen worden onderdrukt

Arbeiders profiteerden niet van de toenemende welvaart en leefden in armoedige omstandigheden.

Ze kwamen in verzet en kregen soms het bestuur in handen, ze wisten niet hoe ze dit moesten doen en werden ook onderdrukt op een bloederige manier.

Ketter = iemand die iets anders gelooft als de officiële kerkelijke leer
De kerk moordden de ketters uit.

Ook al werden de ketterijen hevig onderdrukt, er kwamen steeds nieuwe op.
2 kloosterorden hadden een belangrijk aandeel in de bestrijding hiervan
- De dominicanen
- De franciscanen
Deze monniken konden mensen vervolgen als ketters en ze in de ban doen.
Later werden ketters op de brandstapels gelegd

Par. 10. Andere uitingen van de middeleeuwse cultuur


Scholen en universiteiten

Waren in de Middeleeuwen allemaal verbonden aan de kloosters en kerken
Alleen de geestelijken konden lezen en schrijven.

Teruggang van de invloed van de kerk

Nu konden ook burgers en edelen leren lezen en schrijven. Ze konden ook Grieks/Romeins gaan studeren.

Literatuur

Heiligleven = een verhaal waarin het leven van een heilige man of vrouw wordt beschreven

Epos = een verhaal over een held die geweldige gevaren heeft doorstaan
Epos was een van de bekendste soorten literatuur in de volkstaal
Fabels = korte verhalen waarin kritiek werd geuit op de samenleving

Het Roelantslied

Een lied over de strijd in Spanje tegen de moslims.
Vernoemd naar een medestrijder van Karel de Grote.

REACTIES

-.

-.

in mijn boek staat heeeeel wat anders bij hoofdstuk 2 ;) en dat isde grieks romeinse wereld xx

12 jaar geleden

A.

A.

ik wil weten wat de rechten en plichten zijn van de horige
en voordelen en nadelen van de horige
Van alles 2 minimaal

9 jaar geleden

J.

J.

dikke vinger naar je moeder

5 jaar geleden

S.

S.

prima aleen heeeeeeeeeeele kort

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.