A2-A4, A6 en C2

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 592 woorden
  • 11 augustus 2008
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
8 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
A2 Doelen van de zender + A3 tekstsoorten:
Het informatieve doel: gegevens verstrekken
- informeren: opsomming van feiten
- uiteenzetten: opsomming van feiten + uitleg
Het persuasieve doel: ontvanger aan het denken zetten
- beschouwen: aan het denken zetten + mening laten vormen
- betogen: mening overbrengen m.b.v. argumenten
- activeren: mening overbrengen + in actie laten komen
Het expressieve doel: deelgenoot maken van gevoelens (bijv: ingezonden brief, gedicht, lied/cabaret)
Het diverterende doel: ontvanger vermaken (bijv: sprookje, liefdesverhaal, mop, reisverhaal, avontuur)


A4 Structuur van de boodschap:
Inleiding:
- Aandacht trekken (d.m.v. anekdote, actualiteit of poging tot inleving)
- Onderwerp aankondigen
Kern: 5 tekstpatronen:
- Typering: omschrijving van onderwerp, kenmerken en eigenschappen (informatief doel)
- Ontwikkeling: veranderingen in de loop van de tijd (informatief doel of persuasief doel)
- Verklaring: oorzaken van ‘verschijnsel’ (persuasief doel (beschouwing))
- Probleem oplossing: zender signaleert kwestie en zoekt oplossingen (persuasief doel (beschouwen))
- Argumentatie: onderbouwen van mening (persuasief doel (betogen of activeren))
Slot:
- Samenvatting
- Conclusie

A6 Argumenteren

Argumentatiekenmerken:
- Sociale activiteit
- Verstandelijke activiteit
- Verbale activiteit
- Feiten
- Overtuigen

Argumentatietechnieken:
- Voorbeeld
- Vergelijking
- Oorzaak/gevolg
- Gezag van een ander
- Waarden
- Tegenargument weerleggen
- Emotie
- Spreekwoord
- Dilemma
- Feit
Andere overtuigingstechnieken:
- Bijzonder taalgebruik
- Retorische vragen (vraag die niet beantwoord hoeft te worden)
- Deskundigheid
- Illustraties
- Extra factoren (stem, uiterlijk, stijl, houding)
De aanvaardbaarheid van de argumenten:
Sterke/deugdelijke argumenten hebben overtuigingskracht. Vraag je af wat de waarde is.
Redeneringen:
De inductieve methode: werkt van bijzonder naar algemeen, de conclusie is een generalisatie.
De deductieve methode: werkt van algemeen naar bijzonder (syllogisme ( = sluitende redenering)

Drogredeneringen: redenering die geldig lijkt, maar het niet is
- Op de man spelen: aanval op persoon
- Autoriteitsdrogredenen: een autoriteit wordt ten onrechte gebruikt om een standpunt te ondersteunen
- Daarna dus daardoor: onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
- Bewijslast ontduiken: ten onrechte een ander met de bewijslast opzadelen
- Manipulatie: opzettelijk vaag zijn. Luisteraars kunnen er alle kanten mee op
- Stroman: het verdraaien van woorden van de andere partij
- Cirkelredenering: argument en standpunt komen op hetzelfde neer
- Feit voor mening: doen alsof een bewering een bewezen feit is
- Overhaaste generalisatie: representatieve waarnemingen
- Als-dan-drogredenen: een conclusie trekken uit een valse voorwaarde
- Vals dilemma: ten onrechte de ander voor een keus uit twee plaatsen
- Rechtpraten wat krom is: gemaakte fouten goedpraten
- Retorische vragen: iets beweren in de vorm van een vraag
- Verkeerde vergelijking: vergelijken van niet-vergelijkbare situaties

- Vorm voor inhoud: aanval op de vorm in plaats van op de inhoud van de bewering
Argumentatiestructuren:
- Enkelvoudige argumentatie: met één redenering je standpunt rechtvaardigen of dat van je tegenstander ontzenuwen
- Meervoudige argumentatie: meerdere enkelvoudige argumentaties om je standpunt te verdedigen
- Nevenschikkende argumentatie: alle afzonderlijke enkelvoudige argumentaties kunnen niet zonder elkaar
- Onderschikkende argumentatie: hoofdstandpunt verdedigen met een hoofdargument, ter ondersteuning een subargument, eventueel ter ondersteuning een subsubargument
- Verzwegen argumenten: argumenten weggelaten omdat ze vanzelfsprekend of overbodig zijn
- Een ingewikkelder voorbeeld: de verschillende argumentatiestructuren komen door en naast elkaar voor

C2 Manieren van lezen

Globaal lezen:
1. Kijk naar auteur + bron
2. Wat is de aanleiding? Welke gelegenheid/situatie? (intro)
3. Kijk naar titel, ondertitel, tussenkoppen
4. Lees de inleiding
5. Lees het slot
Intensief lezen: (gedachtegang van de tekst achterhalen)
vervolg op globaal lezen, dus eerst stap 1 t/m 5
6. Lees het middengedeelte van de tekst nauwkeurig en ga na uit welke alinea’s deze kern bestaat

7. Zoek de relaties tussen en binnen de inleiding, de kern en het slot
8. Wat zijn de belangrijkste mededelingen per alinea?
9. Ga na of de uitkomst na het ‘globaal lezen’ veranderd moet worden
Kritisch lezen: (de gedachtegang in de tekst beoordelen)
Vervolg op globaal en intensief lezen, dus eerst stap 1 t/m 9
10. Ga na of de gegevens betrouwbaar/ controleerbaar zijn (bronnen etc.)
11. Beoordeel of de redeneringen in de tekst zuiver zijn

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.