Blok 2 en 3

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1262 woorden
  • 5 augustus 2008
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
8 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Nederlands Samenvatting blok 2

Feiten en meningen onderscheiden:

Feiten: Controleerbare feiten zijn objectief. Deze feiten komen voor in informatieve teksten.
Meningen: Meningen zijn intuïtief, op basis van geloof en subjectief. Deze komen voor in persuasieve en in activerende teksten.

Tekstsoorten en vormen:

Tekstdoel Uitgangspunt Tekstsoort Tekstvormen
Informeren Feiten (=objectief) informatief o Bericht
o Verslag

o Uiteenzetting
o Zakelijke brief
Overtuigen/beschouwen Meningen (=subjectief) persuasief o Betoog
o Beschouwing
o Zakelijke brief
o Recensie
Activeren Mening (=subjectief) activerend o Advertentie
o Folder/brochure
o Affiche/pamflet
o Zakelijke brief
o Recensie
Amuseren/verrijken diverterend o Verhaal
o Toneelstuk
o gedicht

Bericht: er worden op een zakelijke wijze mededelingen gedaan over iets wat pas is gebeurd.
Verslag: je schrijft over een gebeurtenis of activiteit. (wat je ziet en hoort.)
Uiteenzetting: er wordt informatie gegeven, over hoe bepaalde verschijnselen samen hangen.
Betoog: deze teksten brengen de mening van de schrijver uitdrukkelijk naar voren, met argumenten en een conclusie, je wilt iemand overtuigen van je gelijk.
Beschouwing: deze teksten belicht een onderwerp van verschillende kanten (oorzaak, oplossing, voor- en nadelen.)

Folder/brochure: deze tekst opent met een informatief deel, en eindigt met een persuasief of activerend deel.

Intensief lezen:

1: oriënteren, kun je de tekst gebruiken?
2: globaal lezen, hoofdzaken vaststellen. (titel, plaatjes, kopjes.)
3: intensief en kritisch lezen .

Zakelijke brief schrijven:

Maxime
Xxxxxxx 1
4651 XX Xxxxxxx

Xxxxxxx, 17 Januari 2007

Dhr. N. Amhali
Xxxxxx 11
2376 XX Xxxxxxxxx

Betreft: …

Beste Dhr. N Amhali,

Inleiding

Middenstuk

Slot

Ik hoop u voldoende te hebben geïnformeerd,

Handtekening

Maxime

Bijlage:

Alinea-indeling maken:

Een goede alinea bestaat uit een hoofdmededeling of een hoofdbewering en een uitwerking daarvan. Die hoofdmededeling of bewering noemen we een kernzin, hierna volgt meestal een toelichting.

Signaalwoorden herkennen:
verband signaalwoorden

Tegenstellend Maar, daarentegen, toch, echter, integendeel, staar staat tegenover, enerzijds… anderzijds.
Opsommend En, ook, niet alleen… maar ook, bovendien, verder, nog, daarnaast, zowel…als, vervolgens, tevens, ten eerste… ten tweede, eerst, dan, daarna.
Oorzakelijk Doordat, daardoor, zodat, waardoor, ten gevolge van.
Redengevend Omdat, want, daarom, immers.
Uitleggend Dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld.
Concluderend Dus, concluderend.
samenvattend Kortom, samenvattend, om kort te gaan.
Voorwaardelijk Als, indien, op voorwaarde dat, mits, tenzij.
vergelijkend Net als, zoals, evenals.

Meervoud van verkleinwoorden.
Attaché – attachés – attachee
Bacterie – bacteriën – bacterietje
Bikini – bikini’s – bikinietje
Gymnasium – gymnasia – gymnasiumpje
Azalea – azalea’s – azaleaatje
Video – video’s – videootje
Genie – genieën – genietje

Samenstellingen met tussenletter –(e)n-
1: als het eerste deel een meervoud heeft, schrijf je (e)n

vb: bessensap, boekenbon, kattenbak.
2: z.n.w. eindigt niet op een e, heeft wel meervoud, schrijf (e)n
vb: ambtenarencentrale, directeurenoverleg.

Geen (e)n bij:

1: eerste deel heeft geen meervoud
vb: rijstepap, tarwemeel.
2: eerste deel heeft alleen meervoud op –s
vb: aspergesoep, garagehouder.
3: eerste deel heeft dubbel meervoud, een op –n een op –e
vb: gemeentehuis, groentezaak.

Uitzondering:

1: eerste deel is er maar één van
vb: Koninginnedag, zonnestraal.
2: eerste deel is bijv. nw.
Vb: rodekool, blindedarm LET OP - dronkenman.
3: eerste deel is een ww. Vorm
vb: spinnewiel, wiegelied
4: woord is niet goed herkenbaar meer bij tussenvoegsel
vb: ruggespraak, bolleboos, bullebak, hazewind, schattebout.
Samenstellingen met tussenvoegsel –s

1: schrijven waar je deze hoort
vb: dorpsplein, bakkerswinkel, personeelsvereniging.
2: je kunt het niet horen? Voeg er een ander 2e deel bij
vb: bakkersstraat? - bakkersdeeg
LET OP: stadskantoor, vervoermiddel.

Bijvoeglijke naamwoorden:

1: stoffelijk? - altijd + (e)n
vb: papieren zakdoek
2: afgeleid van volt. Deelw.? - één klinker
vb: voetpad is verbreed. - het verbrede voetpad.
3: na te volgt hele werkwoord
vb: de te verwachten opbrengst. De te verbreden voetpaden.

LET OP: achterlijk, belangeloos, beruchtst, burgerlijk, degelijk, dichtstbijzijnd, eigenlijk, erfelijk, ergerlijk, ervarenste, gedachteloos, gezamenlijk, grenzeloos, hopeloos, kosteloos, mogelijk, verraderlijk, vervelendste, welvarendste, wezenlijk, zedeloos.

Aaneenschrijven:

1: zelfst.nw. zo veel mogelijk aan elkaar

vb: kanonneerbootpolitiek, openhartoperatie
2: bijvoeg.nw aaneen
vb: kogelvrij, zwaarbewapend.
3: veel werkwoorden aaneen
vb: achteruitgaan, televisiekijken.
LET OP: deze niet: tot stand komen, in werking treden, zich zorgen maken, ervandoor gaan, trompet spelen, los schrijven.
4: voornaamwoordelijke bijwoorden aaneen
vb: erop, daarmee, hierover, waaromheen
5: getallen tot honderd, samenstellingen met –honderd en –duizend aaneen
vb: tweeëntwintig, negenhonderd

tenminste - in ieder geval
ten minste - op zijn minst
tenslotte - uiteindelijk
ten slotte - aan het eind
teveel - het teveel
te veel - meer dan goed is
LET OP: bijvoorbeeld, dankzij, tezamen, van tevoren, linkerbeen, linkerschoen, linkerverdediger, linker speelhelft, eenmaal, een keer, twee keer.

Het liggend streepje:

1: bij 2 gelijke klinkers

vb: na-apen, mede-eigenaar.
2: bij voorkomen verkeerd lezen
vb: mede-inzittende, gummi-jas.
3: tussen gelijkwaardige delen
vb: journalist-cabaretier, amateur-voetballer.
Gehuwde vrouwen: looijenga-van Dalen
4: cijfers, letters en andere tekens, of met Sint/ St.
vb: 16-jarig, $-teken, St.-Maarten.
LET OP: 1 aprilgrap, 11 juliviering.
5: samengestelde aardrijkskundige namen
vb: Rotterdam-Zuid, Groningen-Centrum.
LET OP: Middellandse Zeegebied.
6: samenstellingen met eigen naam
vb: Miele-wasdroger, Douwe Egberts-koffie.
7: Samenstellingen met privé, pro, ex, niet, non, quasi, semi, vice en oud
vb: privé-kliniek, pro-Duits, ex-verloofde
LET OP - anti-Russisch, antiastmamiddel.
8: Sommige woorden hebben 2 streepjes

vb: doe-het-zelfzaak, glas-in-loodraam, peper-en-zoutstel.

LET OP - adjunct-directeur, aspirant-koper, gouverneur-generaal, all-riskverzekering, no-claimkorting, dive-inwoning, lowbudgethotel, sciencefictionverhaal, softdrugsgebruiker, fiftyfifty, fancyfair, hijvorm, ikfiguur, wijgevoel, he-man.

Het weglatingsstreepje:

Voor- en nadelen
Maag- en darmbezwaren
Tuinaanleg en –onderhoud.

Echt en namaakleer

Grote en kleine problemen
Hoge en lage temperaturen.

Het trema correct toepassen:

1: nieuwe lettergreep
vb: opgeëist, commerciële, mondhygiëniste.
2: sommige meervoudsvormen
vb: orchideeën, melodieën.
3: bij –iee en bij –ii is een trema overbodig
vb: commercieel, gelinieerd, verfraaiing.
4: samengestelde telwoorden en afgeleide woorden krijgen trema
vb: drieënzestig, direënhalf, drieëndertigjarige.
LET OP: elektricien, opticien, petroleum, Parisienne.


Interpunctie:

- puntkomma:
Het elektronicabedrijf moest drastisch inkrimpen; daardoor zullen honderden banen verdwijnen.
Er zijn verschillende soorten huiswerkopdrachten mogelijk: vrije opdrachten, waarin je persoonlijke ideeën en opvattingen kan verwerken; gebonden opdrachten, waarbij je volgens strakke…
- dubbele punt:
Hij zei: ‘jij bent zeker grappenmaker’
Je kunt verschillende hobby’s hebben: tennis, oppassen, robbert.
Ayesha blijft vandaag huis: ze neemt een balansdag.
- aanhalingstekens:
bij wensen, en gedachten geen aanhalingstekens!

Nederlands Samenvatting blok 3


Hoofd- en bijzaken onderscheiden:

Om een hoofdgedachte te kunnen formuleren, kijk je goed naar de titel, de inleiding, het slot en de kernzinnen.

Samenvatten:

Laat weg: details, voorbeelden, anekdotes om aandacht te behouden, uitweidingen die weinig met het onderwerp te maken hebben, herhalingen.

Zo te werk: stel per alinea vast wat het onderwerp en de kernzin is.

Probeer van 2 of mee alinea’s een gezamenlijk onderwerp vast te stellen.
Probeer vast te stellen wat de functie is van het stuk tekst.
Meer onboeiende info over een samenvatting willen jij en ik niet weten.

Stelling formuleren:

a) bewering/stelling
b) waarneming
c) conclusie

a) alle katten miauwen
b) dit dier is een kat
c) dus dit dier miauwt

redeneerfouten:
a) wie pijn heeft, huilt
b) vissen huilen niet
c) vissen hebben geen pijn

griekse/latijnse woorden herkennen:

a(n) = niet/zonder
auto = zelf
co-, col-, com-, con- =samen, met/mee
de- = ont-, weg-
ex- = uit
il-, im-, in-, ir- = niet
inter- = tussen
mono- = alleen, één
neo- = nieuw
pseudo- = vals
re- = opnieuw, weer
sym-, syn- = samen

-cratie = staatsvorm/bestuur
-fiel = houdend van
-foon = geluid, klank
-graaf, -grafie, -gram = schrijven, schrift, geschrift
-logie, -loog = leer, kunde, kenner
-manie = ziekelijke aandrang
-paat, -pathie = lijden, ziekte, gevoel
-scoop =kijken, kijker
-theek = bewaarplaats

storende woordherhaling:

Je kunt het storende woord het beste weglaten, of vervangen door een ander woord, dat hetzelfde betekend, dat leest prettiger. Klinkt logisch hè?

Voornaamwoordelijke aanduiding:

Het woorden - het huiswerk > zijn
Namen van steden > zijn
LET OP > DE nederlandse Antillen > haar
Verkleinwoorden zijn ook het worden.
De woorden ev- mnl > de buurjongen zijn step
Vrl > de lerares zocht haar pen

Abstract? > vrl >> de regering heeft haar plannen.
Onzijdig beroep? De minister vraag of zijn/haar.
De woorden mv- zaken? > ze. De planten waren dood. Ze waren niet mooi.
Personen? Onderw > zij lijd. Vw>hen
Na een voorzetsel altijd hen
Hun kan nooit onderwerp zijn!

Dat en wat - verwezen naar het-woord > dat
Verwezen naar een zin > wat
Na overtreffende trap > wat

Aan wie, met wie, waaraan, waarmee -
Verwijzend naar personen > aan wie, met wie
Verwijzend naar zaken > waaraan, waarmee.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.