Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 4, Elektriciteit

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 653 woorden
  • 31 juli 2008
  • 188 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
188 keer beoordeeld

Natuurkunde H4 Elektriciteit

Par. 1 Lading en spanning

Geladen: dat kun je merken door:
- Een voorwerp trekt andere voorwerpen aan.
- Er kunnen vonkjes overspringen.

Je hebt een positieve en negatieve lading.

Neutraal: als een voorwerp evenveel negatieve als positieve lading heeft is het voorwerp niet geladen.

Elektronen: als kleine negatieve geladen deeltjes overspringen van bijv. een doek naar het voorwerp, dus geen positieve deeltjes. Het voorwerp heeft dan ook een negatieve lading en de doek een positieve lading.

Spanning: als er bijv. tussen een metalen bol A en B, waarbij A negatief is en B positief geladen is. Als er een geleidende verbinding wordt gemaakt, bewegen er elektronen van A naar B, dus een elektrische stroom. Het is maar even, want de bollen hebben dan dezelfde lading.

Spanning meet je met een spanningsmeter, deze moet je parallel schakelen op de spanningsbron. De spanning (U) geef je aan in volt (V).

Par. 2 Elektrische stroom


Gesloten stroomkring: als er van de ene pool van de batterij naar de andere pool een elektrische stroom loopt. De grote stroom meet je met een stroommeter en geef je aan in ampere (A) of milli-amperen (mA).

Serieschakeling: is een schakeling zonder vertakkingen de stroomsterkte is overal even groot, er verdwijnt geen lading, als het op 1 punt wordt onderbroken, werkt de stroomkring niet meer.

Parallelschakeling: is een schakeling met vertakkingen, de stroom wordt verdeelt. Als de stroom wordt onderbroken dan heeft dat geen gevolgen.

It=I1+I2+I3 als je dat optelt heb je weer de totale stroom.

Overbelasting:n als er teveel apparaten zijn aangesloten op een groep, dan wordt de stroomsterkte groot en brand bijv. de zekering door.

Par. 3 Weerstand


Weerstand: hoe groter de weerstand van een draad is, des te moeilijker de elektronen door die draad bewegen.

Weerstand berekenen:
Spanning V
Weerstand= stroomsterkte Ω=A of mA

v.b: op een fietslampje staat 6V;0,1A.
hoe groot is dan de weerstand als het op de juiste spanning staat.
U= 6V
I= 0,1 A
U 6
R= I = 0,1= 60Ω

(I,U)-diagram: is een diagram waarbij de stroomsterke verticaal staat en de spanning horizontaal.

Par. 4 Weerstanden in serie en parallel


De warmte kun je regelen door de weerstand, bijv. bij een elektrische stroomkacheltje, door:

- als je de weerstand groter maakt, neemt de stroomsterkte af. Het apparaat geeft minder warmte af.
- Als je de weerstand klein maakt, neemt de stroomsterkte toe. Het apparaat geeft meer warmte af.

Weerstanden in serie:
Als er meer weerstanden in serie schakelt, krijgt de schakeling als geheel een grotere weerstand. Bij dezelfde spanning wordt de stroomsterkte kleiner.

Hoe bereken je dan de totale weerstand in een serieschakeling?
Rt= R1+R2+R3…
v.b: Bij stand 1 van een kookplaat wordt een gloeidraad was 55 ohm in serie geschakeld met een gloeidraad van 145 ohm.

Hoe groot wordt de totale weerstand van de schakeling?

R1= 55 ohm
R2= 145 ohm
U= 230 volt

Rt=R1+R2= 55 ohm+145ohm= 200 ohm

Hoe groot wordt de stroomsterkte?
230 230
200=I dus 200 =1,15A

Weerstanden parallel:
Als je steeds meet weerstanden parallel aansluit, wordt de totale weerstand niet groter, maar kleiner. De spanningsbron levert bij een grote aantal parallel weerstanden een steeds grotere stroom.

Je berekent de totale weerstand met:

1 1 1 1
Rt = R1 + R2+R3+….
v.b: bij stand 3 van een schakelaar van de kookplaat wordt een gloeidraad van 50 ohm paraller geschakeld met een gloeidraad van 145 ohm.

Par. 5 Vermogen


Vermogen, watt (W): hoeveel elektrische energie een apparaat verbruikt per seconde.
Een klein vermogen - per sec. weinig elektrische energie.
Een groot vermogen - per sec. veel elektrische energie.

Het vermogen van een apparaat berekenen:

Vermogen = spanning x stroomsterkte
P = U x I

De stroomsterkte berekenen:
P= 850 W
U= 230 V
P= U x I
830= 230 x I
I= 850/230 = 3,7 A

Elektrische energie meten:
Kilowattuur (kWh0: hoeveel elektrische energie je in huis verbruikt. Je leest het af op een kilowattuurmeter.

E=PxT
v.b: er branden van 19.00 tot 22.00, 4 lampen van 100 watt en er staat boven een tv van 150 W aan.

Bereken het energieverbruik van de apparaten samen;

P=400W+150W=550W=0,55kW
T=3h
0,55x3=1,65 kWh

Bereken de kosten van 1kWh van 15 cent.
1,65xo,15= o,25 eurocent

REACTIES

J.

J.

Jeujjj deze samenvatting is heel goed! Applausje voor de maker(es) :)
LOLOLOLO

9 jaar geleden

E.

E.

#letterlijk uit het boek overgenomen en niet heel duidelijk.
kan beter het boek gebruiken

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.