Hoofdstuk 2, Theater

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1228 woorden
  • 16 juli 2008
  • 31 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
31 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting hoofdstuk 2: Theater

§2.1 Wat is theater?
Als er op een speelplek meerder personen voor een publiek spelen, is dat theater. Verschillende vormen vroeger: toneelspel, mime, dans, zang, muziek of een combinatie van alles. Ze groeiden uit tot: toneel, opera, operette, musical, cabaret, bewegingstheater. Toneeltheater: kunstvormen worden met elkaar gecombineerd. Theater is een levende werkelijkheid en kan nooit precies herhaald worden.

§2.1.1 De speelplaats
Het lijsttoneel

In traditionele schouwburg, Afgebakend hoog podium, afstand met de zaal, Rood fluwelen voordoek, coulissen, gordijnen, schotten, Achterdoek + bovendoek maken de ruimte.
Vlakke vloertheater
Geen verhoogd podium, Steil oplopende tribune dichte bij het speelvlak, Flexibele opstelling van de tribunes.
Open speelvlak
Speelvlak en zaal vormen één geheel, omgebouwde fabriekshallen, oude kerken, e.d., moeilijk voor de decorontwerper.
Theater op locatie
Niet in een theater: bijv. in trams, onder bruggen, op vlotten in de rivier, in onderaardse gangen van een kasteel, gewoon op straat tussen het winkelend publiek.

§2.1.2 theater is niet alleen amusement
2 categorieën theatervoorstellingen:
- Amuseren, publiek wil ontspannen, meestal het grote publiek.
- Diepere betekenis: theater wil het publiek iets zeggen.

§2.1.3 het doek gaat op: de theatrale middelen
Spel, manier van spreken, zingen en bewegen, Mise-en-scène, beweging van personages over het toneel, decor, kleding en grime, belichting, muziek en geluidseffecten.
Als de theatermaker het stuk nog een diepere betekenis wil geven, kan hij de theatrale middelen gebruiken. Die krijgen dan een symbolische functie.


§2.1.4 hoe komt een stuk tot stand
- Artistiek leider: overlegd wat er in een seizoen gespeeld wordt, stelt repertoire vast.
- Zakelijk leider: beheert de financiën. Hoeveel en waar de voorstellingen gespeeld worden.
- Regisseur: vormgever van de voorstelling
- Dramaturg: geeft informatie over achtergrond van het stuk.
- Decor- en kostuumontwerper: zorgt voor algehele aankleding van het stuk.
- Lichtontwerper: maakt draaiboek voor de verlichting.
- Spelers: spelen stuk volgens aanwijzingen van de regisseur.
- Grimeurs: schminken de acteurs voor hun rol.
- De productieleider: verzorgt tijdsplanning, regelt afspraken met de verschillende betrokkenen en inkoop van materialen, controleert rekeningen, maakt repetitieschema’s.
- De pr-medewerker: regelt publiciteit.
- Geluidstechnici, decorbouwers, kappers, kostuummakers, kleedsters.

Productieproces van een toneelstuk:
- 6 weken tot 2 maanden voor de première: repetitieperiode. Regisseur heeft een regieconcept ontworpen. Bepreekt dat met de dramaturg en decor- en kostuumontwerper.

- Iedereen gaat zelf bezig met wat hij moest doen.
- Na enkele weken wordt het stuk gespeeld zonder onderbrekeningen.
- Lichtplan wordt vastgesteld.
- Tijdens fotorepetitie komt de fotograaf persfoto’s maken. Als alles klopt worden er
try-outs gegeven voor het publiek.
- De première: uur van de waarheid.

§2.1.5 gesubsidieerde en vrije producties
Voorstelling meestal duur. Grote gezelschappen worden gesubsidieerd door het rijk. Kleine groepen krijgen ad-hocproducties: niet gesubsidieerde groepen krijgen dan geld voor één speciale productie. En zijn ook vrije producties. Ze rekenen erop dat ze het geld dat ze in het toneelstuk hebben gestoken, weer terug verdienen.

§2.2 toneel
§2.2.1 tekst in voorstelling
Toneelstuk moet je niet lezen, je moet het zien. Je moet je mening kunnen geven als je naar de schouwburg bent geweest: waar gaat de voorstelling eigenlijk voor en wat vind ik er van.

§2.2.2 personages
Verschillende manieren om te ontdekken hoe personages in een toneelstuk zijn.

Onderscheid in:- mededelingen van anderen
- Zelfkarakterisering: monologen, dialogen, gedrag
- Relatie tot andere personages.
Welk beeld krijg in van een personage uit de voorstelling, hoe is dit tot stand gekomen, en hoe betrouwbaar is dat?
Je moet als toeschouwer je intens kunnen inleven in de personages. Je leert zijn gedachten en gevoelens kennen, en zo leef je je helemaal in in zo’n personages.

§2.2.3 Betekenis en interpretatie
Waar gaat de voorstelling eigenlijk over?
Voorstelling toont meestal dramatisch conflict, dit conflict komt via een handelingsverloop tot een oplossing.
Voorstelling heeft bedoelingen. Welke bedoelingen kan je zien door de volgende punten:
• Verloop en afloop van het conflict
• Personages
• De expliciete boodschap
• De vormgeving
Je moet ook de theatrale elementen in de gaten houden.

§2.2.4 structuur: hoe is een verhaal opgebouwd?
In speelfilms wordt spanning langzaam opgebouwd naar climax. In soaps niet. Bij toneel worden ze allebei gebruikt. Een traditioneel handelsverloop, ook wel aristotelisch, is:
• Voorstelling begint met expositie.

• Het motorisch moment
• Deze gebeurtenissen leiden naar een climax.
• De afloop
er moet hier gestreefd worden naar een eenheid van tijd, plaats en handeling.
Structuur uit soap vind je ook wel in toneel. Dat is episch theater. Plaats,tijd en handeling verschillen per scène.
Absurde toneel: geen normale logischcausale samenhang in de gebeurtenissen.

§2.3

§2.3.1 cabaret kent verschillende verschijningsvormen
Eerste cabaret in 1895. soorten cabaret:
• Literair-satirisch cabaret: humoristische sketches, fraaie liedjes, poëtische en satirische teksten. Bijna verdwenen.
• Geëngageerd, maatschappijkritisch cabaret: volgt ontwikkelingen in de maatschappij, politieke actualiteit.
• Beschouwend-verhalend cabaret: avondvullende voorstelling met zijwegen en liedjes, algemeen beschouwend.
• Muzikaal cabaret: muziek overheerst.

• Nonsenscabaret: ongerijmde onzin.
• Fysiek cabaret: acrobatische grappen, wonderlijke bewegingen van het lichaam.
• Stand-up comedians: improvisatie

§2.3.2 cabaret en toneel
Cabaret anders beschrijven dan toneel. Cabaret heeft geen plot. Bij cabaret presenteert hoofdrolspeler zich op zijn natuurlijke manier.

§2.4 Muziektheater
Theater waar muziek een belangrijke plaats inneemt. Voornaamste genres:opera, operette, musical.
§2.4.1 Opera
Operamuziek wordt steeds populairder. Ontstond rond 1600 in Italië. In Nederland is er De Nederlandse opera. Een voorstelling begint met een ouverture bij een gesloten doek. De personages zingen tegen elkaar in plaats van dat ze zingen. Die gezongen tekst noem je het recitatief. Af en toe zit er nog een aria tussen. Er zijn spectaculaire decors en verrassende licht- en geluidseffecten. Omdat de tekst vaak Italiaans, Russisch of Frans is wordt de Nederlandse tekst geprojecteerd boven het toneel.
De spelers moeten zingen en acteren tegelijk. Veelgebruikte onderwerpen voor een opera zijn:

• Verhalen uit de mythologie, de geschiedenis of de bijbel.
• Verhalen uit het dagelijks leven.
• Bekende liefdesverhalen.
Zonder muziek is de opera heel goed te vergelijken met een toneelstuk.

§2.4.2 Operette
Is ook een zangspel, maar de onderwerpen zijn minder ernstig. Is voor het vermaak. Hoofdstadoperette is belangrijkste beroepsgezelschap in ons land.

§2.4.3 musical
Is realistischer, uitbundige, showachtige presentatie met een ernstige ondertoon. Teamwerk tussen:
tekstschrijver, componist , arrangeur, choreograaf en decor- en kledingontwerper. Grens tussen grote musicals en opera vervaagd.

§2.4.4 overige vormen van muziektheater
Gewoon muziektheater: samenwerking tussen theatermakers - voorstelling waarin gesproken tekst, muziek en beweging zeer nauw op elkaar betrokken zijn.

§2.5 Dans
§2.5.1 van ritueel naar ontspanning naar voorstelling
In de Aziatische Afrikaanse dansgroepen kan je nog iets terugzien van rituele dansen. Men danst ook vaak om zich te ontspannen, zoals volksdansen. Maar dans wordt ook gebruikt om een voorstelling te geven.

De kerk in West-Europa heeft dansen eeuwenlang als zondig veroordeeld. In de 16e en 17e eeuw begon de bloei van het ballet aan de Europese hoven en opera. Na de WOII komt het ballet in ons land in een stroomversnelling.

§2.5.2 Danstechnieken
2 hoofdvormen:
• academisch ballet (klassiek ballet) gaat uit van vaststaand systeem.
• De moderne dans. Put inspiratie uit stijlen van vroeger. Steeds nieuwe bewegingsvormen. Bv: showballet.

§2.5.3 hoe komt een voorstelling tot stand?
• Choreograaf en de voorstelling: maakt choreografie, kiest muziek uit, bespreekt kostuum-, decor- en lichtontwerpers.
• De dansers: zwaar beroep, verschillende groepen: - solisten
- halfsolisten
- corps de ballet
- balletmeester

§2.5.4 genres

• Verhalende of uitbeeldende ballet. (Romeo en Julia, zwanenmeer, doornroosje)
• Thematische ballet. Bv strijd tussen goed en kwaad, macht en onmacht
• Absolute dans (abstracte dans). Bewegingsconstructie


§2.5.5 Waar gaat een dansvoorstelling over?
Thematische balletten geven meestal diepe betekenis. Dansers communiceren dmv bewegingen met het publiek. Je moet proberen te ontdekken wat de choreograaf met de voorstelling wou zeggen.

§2.6 Mime/ bewegingstheater
Witgeschminkte man met bolhoed op kaal toneeltje. Denkbeeldig doet hij van alles. Mime is een kunst van de suggestie. Verhaal zonder tekst. Gebaren, bewegingen en houdingen heel belangrijk. Tegenwoordig vooral groepen.

REACTIES

N.

N.

mooi verslag,
maar bij hoe komt het tot stand staat door wie het tot stand komt.
maar verder is dit handig om voor een toets te leren, zoals ik.

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.