Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Onregelmatige werkwoorden

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 699 woorden
  • 2 juli 2008
  • 130 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
130 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Onregelmatige werkwoorden

To be - was/were - been (zijn, worden)
To beat - beat - beaten ((ver)slaan)
To become - became - become (worden)
To bet - bet - bet (wedden)
to bind - bound – bound (binden)
to bite - bit - bitten (bijten)
to blow - blew - blown (blazen, waaien)
to break - broke - broken (breken)
to bring - brought - brought (brengen)
to broadcast - broadcast - broadcast (uitzenden)
to build - built - built (bouwen)
to burn - burnt - burnt ((ver)branden)

to buy - bought - bought (kopen)
to catch - caught - caught (vangen)
to choose - chose - chosen (kiezen)
to come - came - come (komen)
to cost - cost - cost (kosten)
to cut - cut - cut (snijden, knippen)
to deal - dealt - dealt (zaken doen, (uit)delen)
to dig - dug - dug (graven)
to do - did - done (doen)
to draw - drew - drawn (trekken, tekenen)
to drink – drank – drunk (drinken)
to drive - drove - driven ((aan)drijven, rijden (auto))
to eat - ate - eaten (eten)
to fall - fell - fallen (vallen)
to feed – fed – fed ((zich)voeden, voeren)
to feel - felt - felt ((zich)voelen)
to fight - fought - fought (vechten)
to find - found - found (vinden)
to flee – fled – fled (vluchten)
to fly - flew - flown (vliegen)

to forget - forgot - forgotten (vergeten)
to forgive – forgave – forgiven (vergeven)
to freeze – froze – frozen ((be)vriezen)
to get - got - got (krijgen, worden)
to give - gave - given (geven)
to go - went - gone (gaan)
to grow - grew - grown (groeien, worden)
to hang - hung - hung (hangen)
to have - had - had (hebben)
to hear - heard - heard (horen)
to hide - hid - hidden ((zich)verbergen)
to hit – hit – hit (slaan, raken)
to hold – held – held ((vast)houden)
to hurt – hurt – hurt (pijn doen)
to keep - kept - kept (houden, bewaren)
to know - knew - known (weten, kennen)
to lay – laid - laid (leggen)
to lead – led – led (leiden)
to learn – learnt – learnt (leren)
to leave - left - left ((ver)laten)

to let - let – let (laten, verhuren)
to lie - lay - lain (liggen)
to lose - lost - lost (verliezen)
to make - made - made (maken)
to mean - meant - meant (bedoelen, betekenen)
to meet - met - met (ontmoeten)
to pay - paid – paid (betalen)
to put - put - put (zetten, leggen)
to quit – quit – quit (ophouden (met))
to read - read - read (lezen)
to ride – rode – ridden (rijden (fiets/paard))
to ring - rang - rung ((op)bellen)
to rise – rose – risen (opstaan, stijgen)
to run - ran - run (rennen)
to say - said - said (zeggen)
to see - saw - seen (zien)
to sell - sold – sold (verkopen)
to send - sent – sent ((ver)zenden, (ver)sturen)
to set - set – set (zetten, plaatsen, instellen)

to shake – shook – shaken (schudden)
to shoot - shot - shot (schieten)
to show - showed – shown (tonen, laten zien)
to shut - shut - shut (sluiten, dichtdoen)
to sing – sang – sung (zingen)
to sit - sat - sat (zitten)
to sleep - slept - slept (slapen)
to smell – smelt – smelt (ruiken)
to speak - spoke - spoken (spreken)
to spell – spelt – spelt (spellen)
to spend - spent - spent (doorbrengen, uitgeven)
to split – split – split (splijten)
to stand - stood – stood (staan)
to steal - stole – stolen (stelen)
to stick – stuck – stuck (plakken)
to strike – struck – struck (slaan, staken)
to swear – swore – sworn (zweren, vloeken)
to sweep - swept – swept (vegen)
to swim - swam - swum (zwemmen)

to take - took - taken (nemen, brengen)
to teach - taught – taught (onderwijzen)
to tear - tore - torn (scheuren)
to tell - told - told (zeggen, vertellen)
to think - thought - thought (denken)
to throw - threw – thrown (gooien)
to understand - understood - understood (begrijpen, verstaan)
to wake - woke – woken (wakker maken, wakker worden)
to wear - wore – worn (dragen (kleding))
to win – won – won (winnen)
to write – wrote – written (schrijven)

REACTIES

S.

S.

handig om te weten.

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.