Nederlands H3
Begrippen
Renaissance = Wedergeboorte
Statenbijbel = De eerste officiële bijbelvertaling
Purisme = De taal moet vrij zijn van vreemde invloeden
Clair – obscur = De tegenstelling licht – donker in de schilderkunst(Nachtwacht!)
Sonnet = Een gedicht bestaande uit twee kwatrijnen en twee terzetten.
Puntdicht/epigram = Een kort, meestal vierregelig gedicht met een spitse inhoud.
Aforisme/spreuk = Een korte, krachtige zin met een spitse inhoud.(filosoof Multatuli)
Humanisten = Geleerden die de Griekse en Latijnse teksten bestudeerden.(Erasmus)
Antropocentrisch = Het menselijk leven op aarde is niet alleen een voorbereiding op het hiernamaals maar het is ook op zichzelf waardevol.
Individualisme = Mens maakt niet deel uit van groep, maar is uniek door eigen verstand en wilskracht.
Estheticisme = Kunst dient allereerst iets moois te zijn.
Classicisme = Kunst moet gebaseerd zijn op de Griekse en Romeinse kunt.
Index = Lijst van de door de Kerk verboden boeken.
Anamorfose = Schilderij of tekening waarvan de voorstelling alleen op een bepaalde manier te zien is.
Absolute monarchie = Staatsvorm waarbij de volledige macht bij de vorst berust.
Empirisme = Wetenschap moet gebaseerd zijn op waarnemingen.
A-capella/motet = Zonder instrumentale begeleiding zingen.
Klassieke rijk = De periode 500 vóór Chr. tot 500 na Chr.
Homo universalis = Iemand die op (vrijwel)alle gebieden uitblinkt (Leonardo da Vinci)
Archaïsme = Een ouderwets woord.
Essay = Een korte tekst waarin de auteur zijn visie op een onderwerp geeft.
Hekeldichten = Een gedicht waarin iets fel aangevallen wordt. (Vondel!)
Terzet/Terzine = Een strofe van 3 regels.
PC Hooftprijs = De Nederlandse staatsprijs voor letterkunde.
Tempera-verven = Verf waarin eierdooiers het bindmiddel zijn.
Volta/wending/chute/val = De overgang naar een andere gedachte in een sonnet.
Realisme = De overheersende stroming in de Nederlandse schilderkunst van de 17e eeuw.
Burgerlijk realisme=Kunst bedoeld voor de rijke koopliedenstand(Rembandt v. Rijn)
Kwatrijn = Een strofe van 4 regels.
Barok = De stroming die een soort emotionele reactie op de Renaissance was.
Geesteswetenschappen = Verzamelnaam van alle a- of alfa-vakken.
Neologismen = Een nieuw verzonnen woord.
Oratorium = Een groot zangstuk voor orkest, koor en solisten zonder toneel-enscenering.
Sneldicht = Huygens’ eigen term voor ‘epigram’.
Perspectief = De diepte in een schilderij of tekening.
Aemulatio = Het verbeteren van de kunst van de Grieken en Romeinen.
Maniërisme = De stroming die een soort verstandelijke reactie op de Renaissance was. (Huygens)
Staten generaal = De gezamenlijke vergadering van de vertegenwoordigers van alle Nederlandse gewesten.
Polyfoon = De meerstemmige wijze van componeren.
Hervorming/Reformatie/Protestantisme = Beweging die kerk wilde hervormen. (Luther & Calvijn)
Bouwkunst Beeldhouwkunst Schilderkunst
Realisme - - Anatomie van mens
- Natuurgetrouw
- Naakt
- Portretten - Anatomie van mens
- Naakt
- Perspectief
- Kijkrichting/verhouding
Estheticisme Symmetrie - - Kunst = mooi
- Symmetrie
Classicisme - Koepel = symbool
- Zuilen
- Klassieke elementen - Aparte kunstvorm
- Klassieke mythologie - Olieverf
- Geschiedenis
Technische vernieuwing De koepel - Olieverf
Belangrijke verschillen Middeleeuwen vs. Renaissance:
Wereldbeeld Mensbeeld/
religie Wetenschap Kunst/literatuur
Middeleeuwen - Theocentrisch
- Vroege ME = Ridderlijk
- Late ME = Burgerij in opkomst - Theo
centrisch
- Katholieke kerk - Weinig aandacht voor
- Gilden = Overdracht vakkennis - Gericht op de adel of kerk
- Theocentrisch
- Bevat altijd les
- Gemeenschapskunst
- Didactisch
- Schrijvers = troubadours - jongleurs.
Renaissance - Antropocentrisch = Mens in midden, mogelijkheden op alle gebieden
- Mens even belangrijk als het goddelijke
- Protestantisme ontwikkelt - Empirisme
- Experimenteren(humanisten belangrijke rol ontwikkeling) - Realisme
- Estheticisme
- Classicisme
- Konden lezen
- Didactisch = Opvoedend
- Naam eronder!
De weg van kunstenaar:
1 Translatio (=vertalen)
2 Imitatio (= imiteren van genres, opbouw, stijl)
Aemulatio(= overstijgen van je klassieke voorgangers)
Gerbrand Adriaensz Bredero (Amsterdam 1585- Amsterdam 1618)
Hij komt uit de middenstand, behoorlijke opleiding, beroepsopleiding tot schilder. Amsterdam (zijn woonplaats) speelt grote rol in zijn literaire werk.
Bundel van hem: Boertig, amoureus en aandachtig groot liedboek (1622)
Toneelstuk: Spaansen Brabander Jeolimo (1617) = komedie.
Pieter Conelisz Hooft (Amsterdam 1581- Den Haag 1647)
Hij wilde kunstenaar zijn, na zijn grandtour (Frankrijk+Italië) als voor bereiding op loopbaan in de handel, wilde hij alleen maar kunstenaar zijn.
Rechtenstudie – drost+baljuw (bestuurlijke+rechterlijke functie) Hij was de eerste niet edelman die deze ambten bekleedde.
1e periode van zijn schrijversschap = lyriek (liefdespoëzie)
Hij trouwde met Christina van Erp, later met Leonora Hellemans.
Belangrijkste prozawerk = Nederlandse historiën - classicisme, puristisch, archaïsmen, neologismen.
Toneelstuk = Ware nar (1617) = blijspel = bewerking Aulularia (Plautus)
Constantijn Huygens (Den Haag 1596 – Den Haag1687)
Getrouwd met Susanne van Baerle (Sterre naar voorbeeld van Petrarca's Stella)
Vader van fysicus Christiaan Huygens
Autobiografie = “mijn jeugd”
Gedichten = korenbloemen(1658/1672) Titel geeft aan: Het werk was een tijdverdrijf tussen zijn echte werk door. Korenbloemen maken akker slechts mooier, terwijl graan het product is. Mar hij bleef het wel telkens bijwerken.
Autobiografisch gedicht: Dagwerk(1638)
Maniërist – denk aan zijn puntdichten(=epigram)
Joost van den Vondel (Keulen 1587 – Amsterdam 1679)
Weinig schoolopleiding, zelf bijscholen Grieks en Latijn.
Hekeldicht: Politieke en religieuze twisten begin 17e eeuw. Vondel gematigde protestant. Het stoksen = gedicht = Woedende gedichten Maurits vs. Oldenbarnevelt.
Gijsbrecht van Aemstel (1637) = tragedie.
Begrippen
Renaissance = Wedergeboorte
Statenbijbel = De eerste officiële bijbelvertaling
Purisme = De taal moet vrij zijn van vreemde invloeden
Clair – obscur = De tegenstelling licht – donker in de schilderkunst(Nachtwacht!)
Sonnet = Een gedicht bestaande uit twee kwatrijnen en twee terzetten.
Puntdicht/epigram = Een kort, meestal vierregelig gedicht met een spitse inhoud.
Aforisme/spreuk = Een korte, krachtige zin met een spitse inhoud.(filosoof Multatuli)
Humanisten = Geleerden die de Griekse en Latijnse teksten bestudeerden.(Erasmus)
Individualisme = Mens maakt niet deel uit van groep, maar is uniek door eigen verstand en wilskracht.
Estheticisme = Kunst dient allereerst iets moois te zijn.
Classicisme = Kunst moet gebaseerd zijn op de Griekse en Romeinse kunt.
Index = Lijst van de door de Kerk verboden boeken.
Anamorfose = Schilderij of tekening waarvan de voorstelling alleen op een bepaalde manier te zien is.
Absolute monarchie = Staatsvorm waarbij de volledige macht bij de vorst berust.
Empirisme = Wetenschap moet gebaseerd zijn op waarnemingen.
A-capella/motet = Zonder instrumentale begeleiding zingen.
Klassieke rijk = De periode 500 vóór Chr. tot 500 na Chr.
Homo universalis = Iemand die op (vrijwel)alle gebieden uitblinkt (Leonardo da Vinci)
Archaïsme = Een ouderwets woord.
Essay = Een korte tekst waarin de auteur zijn visie op een onderwerp geeft.
Hekeldichten = Een gedicht waarin iets fel aangevallen wordt. (Vondel!)
Terzet/Terzine = Een strofe van 3 regels.
Tempera-verven = Verf waarin eierdooiers het bindmiddel zijn.
Volta/wending/chute/val = De overgang naar een andere gedachte in een sonnet.
Realisme = De overheersende stroming in de Nederlandse schilderkunst van de 17e eeuw.
Burgerlijk realisme=Kunst bedoeld voor de rijke koopliedenstand(Rembandt v. Rijn)
Kwatrijn = Een strofe van 4 regels.
Barok = De stroming die een soort emotionele reactie op de Renaissance was.
Geesteswetenschappen = Verzamelnaam van alle a- of alfa-vakken.
Neologismen = Een nieuw verzonnen woord.
Oratorium = Een groot zangstuk voor orkest, koor en solisten zonder toneel-enscenering.
Sneldicht = Huygens’ eigen term voor ‘epigram’.
Perspectief = De diepte in een schilderij of tekening.
Aemulatio = Het verbeteren van de kunst van de Grieken en Romeinen.
Maniërisme = De stroming die een soort verstandelijke reactie op de Renaissance was. (Huygens)
Staten generaal = De gezamenlijke vergadering van de vertegenwoordigers van alle Nederlandse gewesten.
Hervorming/Reformatie/Protestantisme = Beweging die kerk wilde hervormen. (Luther & Calvijn)
Bouwkunst Beeldhouwkunst Schilderkunst
Realisme - - Anatomie van mens
- Natuurgetrouw
- Naakt
- Portretten - Anatomie van mens
- Naakt
- Perspectief
- Kijkrichting/verhouding
Estheticisme Symmetrie - - Kunst = mooi
- Symmetrie
Classicisme - Koepel = symbool
- Zuilen
- Klassieke elementen - Aparte kunstvorm
- Klassieke mythologie - Olieverf
- Geschiedenis
Technische vernieuwing De koepel - Olieverf
Belangrijke verschillen Middeleeuwen vs. Renaissance:
Wereldbeeld Mensbeeld/
religie Wetenschap Kunst/literatuur
Middeleeuwen - Theocentrisch
- Vroege ME = Ridderlijk
centrisch
- Katholieke kerk - Weinig aandacht voor
- Gilden = Overdracht vakkennis - Gericht op de adel of kerk
- Theocentrisch
- Bevat altijd les
- Gemeenschapskunst
- Didactisch
- Schrijvers = troubadours - jongleurs.
Renaissance - Antropocentrisch = Mens in midden, mogelijkheden op alle gebieden
- Mens even belangrijk als het goddelijke
- Protestantisme ontwikkelt - Empirisme
- Experimenteren(humanisten belangrijke rol ontwikkeling) - Realisme
- Estheticisme
- Classicisme
- Konden lezen
- Didactisch = Opvoedend
- Naam eronder!
De weg van kunstenaar:
1 Translatio (=vertalen)
2 Imitatio (= imiteren van genres, opbouw, stijl)
Gerbrand Adriaensz Bredero (Amsterdam 1585- Amsterdam 1618)
Hij komt uit de middenstand, behoorlijke opleiding, beroepsopleiding tot schilder. Amsterdam (zijn woonplaats) speelt grote rol in zijn literaire werk.
Bundel van hem: Boertig, amoureus en aandachtig groot liedboek (1622)
Toneelstuk: Spaansen Brabander Jeolimo (1617) = komedie.
Pieter Conelisz Hooft (Amsterdam 1581- Den Haag 1647)
Hij wilde kunstenaar zijn, na zijn grandtour (Frankrijk+Italië) als voor bereiding op loopbaan in de handel, wilde hij alleen maar kunstenaar zijn.
Rechtenstudie – drost+baljuw (bestuurlijke+rechterlijke functie) Hij was de eerste niet edelman die deze ambten bekleedde.
1e periode van zijn schrijversschap = lyriek (liefdespoëzie)
Hij trouwde met Christina van Erp, later met Leonora Hellemans.
Belangrijkste prozawerk = Nederlandse historiën - classicisme, puristisch, archaïsmen, neologismen.
Toneelstuk = Ware nar (1617) = blijspel = bewerking Aulularia (Plautus)
Constantijn Huygens (Den Haag 1596 – Den Haag1687)
Getrouwd met Susanne van Baerle (Sterre naar voorbeeld van Petrarca's Stella)
Autobiografie = “mijn jeugd”
Gedichten = korenbloemen(1658/1672) Titel geeft aan: Het werk was een tijdverdrijf tussen zijn echte werk door. Korenbloemen maken akker slechts mooier, terwijl graan het product is. Mar hij bleef het wel telkens bijwerken.
Autobiografisch gedicht: Dagwerk(1638)
Maniërist – denk aan zijn puntdichten(=epigram)
Joost van den Vondel (Keulen 1587 – Amsterdam 1679)
Weinig schoolopleiding, zelf bijscholen Grieks en Latijn.
Hekeldicht: Politieke en religieuze twisten begin 17e eeuw. Vondel gematigde protestant. Het stoksen = gedicht = Woedende gedichten Maurits vs. Oldenbarnevelt.
Gijsbrecht van Aemstel (1637) = tragedie.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden