Hoofdstuk 2: water
1. De massa van één liter ijs is kleiner dan de massa van één liter water.
2. …Daardoor is de dichtheid van ijs kleiner dan de dichtheid van water.
3. soortelijke warmte betekend dat er veel warmte nodig is om één kg water een graad warmer te maken.
4. Adsorptiemiddel: koolstof (norit)
5. Adsorptie: kleur, geur en smaakstoffen verhuizen vanuit water naar koolstof en blijven ze er aan vast plakken, zo wordt het water weer schoon.
6. fijn verdeelde koolstof wordt ook wel norit genoemd.
7. een oplossing is een mengsel dat altijd helder (doorzichtig) is. opgelost.
8. een suspensie is een mengsel dat altijd troebel (ondoorzichtig) is. niet opgelost.
9. vaste stoffen: hoe hoger de temp. des te groter wordt de oplosbaarheid.
10. gassen: hoe hoger de temp. des te kleiner wordt de oplosbaarheid.
11. als stof is opgelost in alcohol noemen we die oplossing ook wel een tinctuur.
12. bijv. jodiumtinctuur: een oplossing van 1% jood in alcohol.
13. oppervlaktewater: het water in rivieren en zeeën.
14. grondwater: het water dat in de grond zit.
15. ADI-waarde: aanvaarbare dagelijkse inname = gevarengrens.
16. water waar opgeloste kalk in zit, heet hard water.
17. DH = Duitse Hardheidsgraden.
18. Een emulsie is een mengsel van twee vloeistoffen die eigenlijk niet goed mengbaar zijn. = altijd troebel.
19. Hulpstof die een emulsie in stand kan houden, noem je een emulgator.
20. emulgatormolecuul heeft een lange staart (koolstof en waterstof atomen) en een kleine kop(zuurstof atomen)
21. emulgatormolecuul kop is hydrofiel omdat kop goed oplosbaar is in water. Staart alleen in olie en heet hydrofoob.
22a. Zure oplossing: pH = minder dan 7
22b. Neutrale oplossing: pH = 7
22c. Basische oplossing: pH = meer dan 7
22d. Je kunt de pH van een oplossing meten met een strookje universeel indicatorpapier.
23. Zeep is een emulgator.
1. De massa van één liter ijs is kleiner dan de massa van één liter water.
2. …Daardoor is de dichtheid van ijs kleiner dan de dichtheid van water.
3. soortelijke warmte betekend dat er veel warmte nodig is om één kg water een graad warmer te maken.
4. Adsorptiemiddel: koolstof (norit)
5. Adsorptie: kleur, geur en smaakstoffen verhuizen vanuit water naar koolstof en blijven ze er aan vast plakken, zo wordt het water weer schoon.
6. fijn verdeelde koolstof wordt ook wel norit genoemd.
8. een suspensie is een mengsel dat altijd troebel (ondoorzichtig) is. niet opgelost.
9. vaste stoffen: hoe hoger de temp. des te groter wordt de oplosbaarheid.
10. gassen: hoe hoger de temp. des te kleiner wordt de oplosbaarheid.
11. als stof is opgelost in alcohol noemen we die oplossing ook wel een tinctuur.
12. bijv. jodiumtinctuur: een oplossing van 1% jood in alcohol.
13. oppervlaktewater: het water in rivieren en zeeën.
14. grondwater: het water dat in de grond zit.
15. ADI-waarde: aanvaarbare dagelijkse inname = gevarengrens.
16. water waar opgeloste kalk in zit, heet hard water.
17. DH = Duitse Hardheidsgraden.
18. Een emulsie is een mengsel van twee vloeistoffen die eigenlijk niet goed mengbaar zijn. = altijd troebel.
19. Hulpstof die een emulsie in stand kan houden, noem je een emulgator.
20. emulgatormolecuul heeft een lange staart (koolstof en waterstof atomen) en een kleine kop(zuurstof atomen)
21. emulgatormolecuul kop is hydrofiel omdat kop goed oplosbaar is in water. Staart alleen in olie en heet hydrofoob.
22b. Neutrale oplossing: pH = 7
22c. Basische oplossing: pH = meer dan 7
22d. Je kunt de pH van een oplossing meten met een strookje universeel indicatorpapier.
23. Zeep is een emulgator.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
S.
S.
Hey goedzo. Heel mooi gedaan
9 jaar geleden
Antwoorden