Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Boek 2, Unidad 1

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2378 woorden
  • 18 oktober 2007
  • 38 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
38 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Unidad 1


* Deze foto herinnert me aan mijn vakantie --> Esta foto me recuerda mis vacaciones
*Deze jongen doet me denken aan mijn zoon  Ese chico me recuerda a mi hijo
*Dit gerecht doet me denken aan iets dat ik in Marokko gegeten heb  Este plato me hace pensar en uno que probé en Marruecos
*iemand ergens aan herinneren  recordar algo a alguien
recordar en acordarse de  betekenen allebei “zich herinneren” (recordar geeft een vage herinnering aan)

*Deze foto doet me aan Juan denken --> Esta foto me recuerda a Juan

*Ik kan me Juan niet herinneren --> No recuerdo a Juan
*Ik herinner me Juan --> Me acuerdo de Juan


Omstandigheden: Imperfecto Gebeurtenis: Indefinido
* Toen ik op vakantie was.. ..heb ik een heerlijke paella gegeten.
Cuando estaba de vacaciones.. ..comí una paella deliciosa.


*Ik stel je Carlos voor  Te presento a Carlos
*Kent u de heer Peña?  ¿Conoce al señor Peña?
*Dit is mevrouw Pérez  Ésta es la señora Pérez
*Dit is Luis  Éste es Luis

*Aangenaam  Encantado/-a of Mucho gusto
*Welkom op de cursus  Bienvenida al curso of Bienvenido

ww presentar en voorzetsel a  als ze samen in een zin staan, kan de zin meerdere betekenissen hebben. Bv:
Te presento a Carlos  Ik stel je Carlos voor  of  Ik stel je aan Carlos voor.

Encantado/-a  richt zich op de spreker.. ( o of a )

Bienvenido/-a/-os/-as  richt zich naar degene die men welkom heet ..
Mucho gusto  onveranderlijk


achtervoegsels bij verklein woorden:
•-ito / -ita  kan de betekenis “klein”, “schattig” of “lief”aangeven; maar kan ook de betekenis van het grondwoord versterken
zinnen:
*We hebben een klein huisje  Tenemos una casita chiquitita
*Elena, schat, ik kom er zo aan  Elenita, ahorita voy
*Kom ‘ns gauw!  ¡ Ven, pero rapidito!
*Werkelijk alle mannen zijn egoïsten  ¡ Toditos los hombres son egoístas!
*Elena is een beetje mollig  Elena es un poco gordita.
• -illo/ -illa  geeft de betekenis “klein” en “schattig” aan; maar kan ook een negatief oordeel van de spreker weergeven
zinnen:
*Pepe is een aardig jochie  Pepe es un chiquillo muy simpático
*Dit is een onbenullig boekje  Éste es un librillo sin importancia

Vergrotende achtervoegsels: -ote/ota, -azo/aza, -ón/ona, -zote/zota
Zinnen:
*Luis is een beer van een vent  Luis es un hombrón
*Wat een kast van een huis  Qué casona
*Wat een kolenschoppen ( van handen )  Qué manazas
*Nacho is een echte vrijgezel  Nacho es un típico solterón
*Luis is bij zijn maten  Luis está con sus amigotes


estar + gerundio
*Anita zit een ijsje te eten  Anita está comiendo un helado

andere werkwoordsconstructies zijn: met de infinitivo :
*empezar a hacer algo ( met iets beginnen ) : Elena ha empezado a hacer una dieta
*volver a hacer algo ( iets opnieuw doen ) : Silvia vuelve a llegar tarde
*dejar de hacer algo ( met iets ophouden ) : Paco ha dejado de fumar
*acabar de hacer algo(iets net gedaan hebben):Ed acaba de comprarse un teléfono móvil
met de gerundio:

*llevar…haciendo algo ( iets al een tijdje doen) : Ana lleva 10 años estudiando español
*seguir haciendo algo ( iets nog steeds doen ) : Antonio sigue usando corbatas originales


Hoe je iets vraagt en hoe je daarop antwoord geeft:
*Mag ik je potlood even?  ¿Me das el lápiz, por favor?
*Ja, natuurlijk; hier heb je het  Sí, claro, tómalo
*Mag ik je woordenboek even lenen?  ¿Puedes dejarme el diccionario, por favor?
*Sorry, maar ik heb het zelf net nodig  Lo siento, es que lo necesito ahora
*Kun je me de schaar even aangeven?  ¿Te importa pasarme las tijeras?
*Natuurlijk, je krijgt hem zo  Por supuesto, ahora mismo
*Kun je het raam even opendoen?  ¿Podrías abrir la ventana?
*Nou, ik heb het juist een beetje koud  Mira, es que yo tengo un poco de frío
*Zou u het erg vinden om het raam dicht te doen?¿Le importaría cerrar la ventana?
*Natuurlijk niet  No faltaba más

*Zou u de deur dicht willen doen?  ¿Me hace el favor de cerrar la puerta?
*Met alle plezier  Con mucho gusto
*Zou u me de liniaal aub willen aangeven?  ¿Sería tan amable de pasarme la regla?
*Ja, natuurlijk! Alstublieft!  Sí, ¡c;omo no! Aquí la tiene.
 dejar (laten, toestaan) betekent ook weleens “uitlenen”(of je kunt prestar gebruiken)


• het moeilijke  lo difícil het mooie  lo bonito
• het moeilijkste  lo más difícil het interessante  lo interesante
• het minst moeilijke  lo menos difícil het beste  lo mejor

Ook van andere woordsoorten kan met LO een zn worden gemaakt:
*Bez. Vnw  Grammatica is mijn lievelingsonderwerp Lo mío es la gramática
*Onb. Vnw  De rest is erg makkelijk Lo demás es muy fácil
*Telw.  Gezond zijn is het belangrijkste Lo primero es la salud
*Vd.  Ik breng het geleerde graag in de praktijk Me gusta practicar lo aprendido

*Bw.  Het is verbazend hoe snel hij spreekt Me sorprende lo rápido que habla

Lo de  wordt in ’t spaans gebruikt als vervanging voor uitdrukkingen als la idea de, el plan de, enz. Het geeft aan dat het besprokene al eerder aan de orde is geweest.

*Morgen naar de film, dat vind ik niks Lo de ir mañana al cine no me gusta
*Het scheiden van jongens en meisjes op school is idioot Lo de separar a los niños de
las niñas en la escuela es una
tontería
*Dat van het theater is een goed idee Lo del teatro es una buena idea

Lo que  is in ‘t nederlands “(dat) wat “
*Wat jij nodig hebt is vakantie  Lo que necesitas son unas vacaciones
*Vertelt u mij alles wat u weet  Dígame todo lo que sabe


Subjuntivo  vaste uitdrukkingen in ’t nederlands ( Leve de koninging)
Indicativo  ( “aantonende wijs “)
*Op onze school werken de leerlingen samen  En nuestra escuela los alumnos trabajan
juntos.
*Het is belangrijk dat de leerlingen samenwerking  Es importante que los alumnos
trabajen juntos.

Subjuntivo van reg. Ww.:
-AR: -ER/-IR:
e a
es as
e a
emos amos
éis áis
en an



Subjuntivo van ww met: e > ie / o > ue / e > i
Empezar: e > ie Poder: o > ue Pedir: e > i
Empiece Pueda Pida
Empieces Puedas Pidas
Empiece Pueda Pida
Empecemos Podamos Pidamos
Empecéis Podáis Pidáis
Empiecen Puedan Pidan
Spelling veranderd  uitspraak blijft dan gelijk:
*empezar  empiece, empieces ..
*explicar  explique, expliques ..
*llegar  llegue, llegues ..
*corregir  corrija, corrijas ..



onpersoonlijke uitdrukkingen + que (in de hoofdzin) staat de bijzin in Subjuntivo!
( deze regel geld alleen als de bijzin een eigen ond. heeft. Anders Infinitivo!
Es fundamental  Het is van het grootste belang … que
Es importante  Het is belangrijk … que
Es necesario  Het is noodzakelijk … que
Es increíble  Het is niet te geloven … que
Es una pena  Het is jammer … que


Na ww die een mening inleiden staat meestal de Indicativo. Maar als ze ontkennend worden gebruikt, volgt in de bijzin de Subjuntivo.

*Yo creo ( ik geloof) que los niños cuando son pequeños aprenden mejor un idioma.
*Yo no creo (ik geloof niet) que los niños de cuatro años aprendan mejor un idioma.
Pienso  ik denk.. No pienso  ik denk niet..
Opino  ik ben van mening.. No opino  ik ben niet van mening..
Es mi opinión  naar mijn mening..


Tapijten  alfombras
Kussens  almohadas
Alchemisten  alquimistas
Amandelen  almendras
Katoen  algodón
Suiker  azúcar
Sinaasappels  naranjas



Woordjes 1:
hernieuwde kennismaking el reencuentro
iemand voorstellen presentar a alguien
(iemand) een gunst vragen pedir (i) un favor (a alguien)
Een gunst el favor
Het herinnert me aan me recuerda
Het doet me denken aan me hace pensar en
Woordjes 1A:
Frequent, veel voorkomend frecuente
De handtekening la firma
Uit genegenheid de cariño
Vriendelijk, lief cariñoso/a
Wennen (aan) acostumbrarse (a)
Het eens worden ponerse de acuerdo
De heilige el Santo

Wat betreft en cuanto a
De behandeling el tratamiento
Een prettige dag! i Que lo pases bien!
De nationaliteit la nacionalidad
Gelukkig afortunadamente
Verrassen sorprender
De trots el orgullo
Amerikaans; buitenlands gringo/a
Toegestaan zijn estar permitido/a
Woordjes 1B:
De (mobiele) telefoon el (teléfono) móvil
Iets opnieuw doen volver (ue) a
Al… jaar studeren llevar estudiando … años
Nog steeds gebruiken seguir (i) usando
Herschrijven reescribir
Het rooster el horario
De balpen el bolígrafo
Het schrift el cuaderno
De gum la goma
Het potlood el lápiz
De lineaal la regla
De schaar las tijeras
Toebehoren pertenecer (zc)

Stoppen in meter en
Houden quedarse con
Laten, toestaan, uitlenen dejar
Het spijt me; sorry lo siento
Zou u het erg vinden..? ¿te/le importa..?
Iets aan iemand aangeven pasar algo a alguien
Doet u (me) het plezier (me) hace el favor
Met alle plezier con mucho gusto
Lenen prestar
Het klaslokaal el aula (V)
Het huiswerk los deberes
Het cijfer la nota
Het vak la asignatura
Blijven zitten repetir el curso
De tram el tranvía
Goede cijfers halen sacar buenas notas
De leerling; student el/la alumno/a
Het moeilijkst lo más difícil
Gemakkelijk fácil
Saai aburrido/a
Bekend staan om tener fama de
De reactie la reacción
Vreemd extraño/a
Nodig zijn hacer falta
Grappig gracioso/a

Het lachen la risa

Unidad 2:


De Presente de subjuntivo van onregelmatige werkwoorden:
Bij onr. Ww  1e persoon ev + uitgang

Tener: Hacer: Ofrecer: Traer:
Tengo Hago Ofrezco Traigo

Tenga haga ofrezca traiga
Tengas hagas ofrezcas traigas
Tenga haga ofrezca traiga
Tengamos hagamos ofrezcamos traigamos
Tengáis hagáis ofrezcáis traigáis
Tengan hagan ofrezcan traigan
Nog meer:
Conocer  conozca;
Traducir  traduzca;
Poner  ponga;
Salir  salga;
Decir  diga;
Venir  venga;
Construir  construya;
Oír  oiga.

Overige werkwoorden:
Ir: Ser: Estar: Dar: Saber:
Vaya sea esté dé sepa
Vayas seas estés dés sepas

Vaya sea esté dé sepa
Vayamos seamos estemos demos sepamos
Vayáis seáis estéis deis sepáis
Vayan sean estén den sepan


Na werkwoorden die een wens, verzoek of eis uitdrukken (querer, pedir, desear, exigir) staat het ww in de bijzin in de Subjuntivo:
De toeristen willen graag uitrusten  Los turistas desean descansar.
De toeristen willen dat het strand schoon isLos turistas desean que la playa esté limpia.
Goede reis!  ¡Que tengas buen viaje!
Hopelijk is het goed weer!  ¡Ojalá haga buen tiempo!


Aangeven dat men de beslissing aan de ander overlaat:
Vamos adonde quieras  We gaan waar je maar heen wilt.
Salimos cuando lo digas tú  we gaan uit wanneer je maar zegt.
Lo hacemos como te guste a ti  We maken het zoals jij leuk vindt.
Cenamos con quien te apetezca  We eten met wie je maar wilt.

Lleva la maleta que quieras  Neem de koffer die je maar wilt.
Vaste uitdrukkingen met dubbele subjuntive :
Hoe dan ook...  Sea come sea...
Wat het ook kost,...  Cueste lo que cueste,...


De windrichtingen:
In het noorden = en el norte
In het zuiden = en el sur
In het oosten = en el este
In het westen = en el oeste
In het centrum = en el centro
Ten noorden = al norte
Ten zuiden = al sur
Ten oosten = al este
Ten westen = al oeste
Ten noord-oosten = al noreste




Klachten uiten en reacties daarop:
Problemas:
Quisiera pedirle un favor  ik wilde u om een gunst vragen
Si me hace el favor..  als u zo goed wilt zijn..
Tenemos un problema  we hebben een probleem
¿No tendría otra habitación?  Heeft u geen andere kamer?

¡Hay mucho ruido!  deze is erg lawaaiig!
¿Cómo es posible que no haya toallas?Hoe is het mogelijk dat er geen handdoeken zijn.
¿Y qué voy a hacer ahora?  En wat moet ik nu (doen)?
Reaccionar:
Ahora mismo me encargo de eso  ik ga er meteen wat aan doen
No se preocupe, aquí tiene  maakt u zich geen zorgen, hier heeft u er een.
Tranquilícese.  maakt u zich niet druk.
Lo único que puedo hacer es..  het enige wat ik kan doen is...
La lamento de verdad, pero..  het spijt me echt, maar ..
Vamos a ver qué se puedo hacer  laten we ‘ns kijken wat eraan te doen valt.


VD in samengestelde tijden:
Pero, ¿es que han desconectado el teléfono?
Maar hebben ze de telefoon dan afgesloten?
¿Has abierto la ventana?
Heb je het raam opengedaan?
¿Quién ha roto los platos?
Wie heeft de borden gebroken?

¿Por qué no has hecho las camas?
Waarom heb je de bedden niet opgemaakt?
VD als bn:
El teléfono está desconectado.
De telefoon is afgesloten.
La ventana está abierta.
Het raam staat open.
Los platos están rotos.
De borden zijn gebroken/kapot.
Las camas no están hechas.
De bedden zijn niet opgemaakt.
Voltooid deelwoorden (onregelmatig):
Abrir  abierto
Romper  roto
Hacer  hecho
Escribir  escrito
Decir  dicho
Poner  puesto
Ser  sido
Volver  vuelto
Ver  visto


Subjuntivo na ww die een gevoel uitdrukken:
Le alegra  het verheugt hem
Le gusta  het bevalt hem
Le interesa  het interesseert hem
Le preocupa  het baart hem zorgen

Le molesta  het ergert hem
Le enfada  het maakt hem boos


Subjuntivo in formele brieven:
In formele brieven worden ww als roger, agradecer gebruikt met een Subjuntivo zónder que ervoor:
Les rogamos nos expliquen la causa del retraso:
Wij verzoeken u ons de oorzaak van het oponthoud te verklaren.
Les agradeceríamos nos comuniquen cómo piensan arreglar el asunto:
Wij zouden het op prijs stellen als u ons meedeelde hoe u deze kwestie denkt op te lossen.


Woordjes Unidad 2:
De toerisme el turismo
De consequentie/gevolg la consecuencia
Klagen (over) quejarse (de)
Voorkeurs- preferido/-a
Samengevat resumido/-a
Eisen exigir
De gids el/la guía
Afscheid nemen despedirse (i)
Goede Reis! ¡Que tengas buen viaje!
Veel plezier! ¡Que te diviertas!

Slaap lekker! ¡Que duermas bien!
Welterusten! ¡Que descanses!
Hopelijk…! ¡Ojalá…!
De vriendelijkheid la amabilidad
Essentieel esencial
Wat je maar wilt lo que tú quieras
Waarheen adonde
Plannen planear
Het fototoestel la cámara
Het Paradijs el paraíso
Goedkoop económico/-a
De orkaan el huracán
VVV la agencia de turismo
Het landschap el paisaje
Oosten el este
Westen el oeste
De berg el monte
De brug el puente
Het bos el bosque
De haven el puerto
De vallei el valle
De rots la roca
Noordoosten el noreste
Zeker zijn estar seguro/-a
Iemand ergens dankbaar voor zijn agradecer (zc) algo a alguien
De reservering la reserva
Verontschuldigen disculpar

Toestaan/permitteren permitir
Het spijt me lo lamento
Betreuren lamentar
Vol zijn estar completo/-a
Moe cansado/-a
Wat een ramp! ¡Qué desastre!
Rustig worden tranquilizarse
Teruggeven devolver
Vies sucio/-a
(het) is op no queda
Vol lleno/-a
Kapot roto/-a
Warm water el agua caliente
De Spiegel el espejo
De handdoek la toalla
De bedden opmaken hacer las camas
Opnieuw de nuevo
Oplossen solucionar
De uitvinding el invento
Het klimaat el clima
Met zich meebrengen traer consigo
Het voordeel la ventaja
Het nadeel la desventaja
De vernietiging la destrucción
De plaats el puesto
Beperken limitar
De verantwoordelijkheid la responsabilidad

Het milieu el medio ambiente
De lening el préstamo
De regering el gobierno
Overwegen/oordelen considerar
De deelnemer el/la participante
Verantwoord responsable
Het onderdak el alojamiento
De bezoeker el/la visitante
Het reservaat/natuurgebied la reserva
Plaatselijk local
Het voedsel la alimentación
Imiteren imitar
Dat wil zeggen es decir
Beïnvloeden afectar
In overweging nemen tomar en cuenta
Het feit el hecho
De imitatie la imitación
De aandacht trekken llamar la atención
Dansen bailar
De houding la actitud

REACTIES

K.

K.

leuk document om te gebruiken voor spaans

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.