Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

De opstand in de nederlanden

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 3202 woorden
  • 4 augustus 2007
  • 184 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
184 keer beoordeeld

De opstand in de Nederlanden 1555- 1588

Hoofdstuk 1.
Amsterdammers, Middelburgers en Gentenaren.
(de Nederlanden omstreeks 1555)

- Het rijk van karel V.
Karel V was heerser van het Habsburgse Rijk. (het rijk waar de zon nooit onderging) het Habsburgse Rijk bestond uit:
- Spanje, een groot deel van Italië en ook de Spaanse koloniën in Latijns Amerika.
- Oostenrijk, (geheel Oostenrijk + delen van Tsjechië en Hongarije.)
- Duitsland, waar Karel V door Duitse vorsten tot keizer was gekozen.

- De Nederlanden, (Nederland + België + Luxemburg.)

De verspreide ligging van het rijk maakte het moeilijk bestuurbaar. Daardoor kreeg hij te maken met verschillende problemen op politiek gebied en op godsdienstig gebied.
Politiek gebied:
- Duitse vorsten trokken zich niets aan van Karel V en deden gewoon wat ze wilden.
- De Nederlandse gewesten (provincies) wilde niet veel te maken hebben met Karel V, ze waren gewend zelf hun zaakjes te regelen.
- Karel de vijfde, had ook oorlog met Frankrijk (omdat de Franse koning Duitsland wilde hebben)
- De Islamitische Turken waren een bedreiging voor Karel zijn rijk en voor het Christendom.
Godsdienstig gebied:
- Karel V was zelf katholiek en zag tot zijn woede en verdriet dat steeds meer mensen de opvattingen van Luther en Calvijn over begonnen te nemen (ze werden protestants.)

In 1555 droeg Karel V de regering van de Nederlanden over aan zijn zoon Filips II. Karel verzocht Filips de eenheid te bewaren en niet toe te geven aan de “ketters.”

- Landsheer Filips II.
De 17 gewesten erkenden Filips II als hun vorst. Omdat de gewesten daarvoor allemaal een graaf of een hertog als vorst hadden, werden deze functies gebundeld: Landsheer. Filips II was dus geen koning maar landsheer.

In de tijd dat Filips II begon waren er verschillende problemen:

- De Nederlanden waren niet een. (Iedereen had een bepaalde taal, bepaalde gewoontes, bepaalde gebruiken, maar ook verschillende wetten en regels.) (Zoiets heet gewestelijk particularisme.)

De Nederlanden wilden het oude systeem behouden, terwijl Filips II een centraal bestuur wilde, iedereen dezelfde regels en wetten, en ook belastingen (hiervoor moest Filips om een “bede” vragen (vragen om geld)

- De sociaal-economische ontwikkelingen.
De meeste mensen woonden in het noorden (het huidige Nederland) Men woonde vooral op het platteland en de steden waren nog niet erg groot. Het ging goed met de Nederlanden, er was genoeg voedsel en met handelde op de stapelmarkt van Antwerpen.

De opbloei van de economie leidde tot een andere maatschappijstructuur. Men werd beoordeeld op zijn rijkdom, en niet meer om zijn afkomst (het werd dus een klassenmaatschappij, het was eerst een standenmaatschappij.)

Maar, in het oosten van de Nederlanden was er wel sprake van armoede, door verschillende invloeden (mislukte oogst, slechte import) leed men honger, ondanks vele grote te korten, kwam er geen opstand.

- De religieuze ontwikkelingen.
De kerk was in de zestiende eeuw erg belangrijk, als je niet naar de kerk ging, betekende dat je niet naar de hemel zou gaan. De kerk had ook invloed op het bestuur en onderwijs. Wie niet bij de kerk hoorde, bestond eigenlijk ook niet meer.

Toch kwam er veel kritiek op de Katholieke kerk: de grote rijkdom van de kerk, de mensen heel erg arm. (Geld, corruptie, en luxe leventje.) Tijdens de zestiende eeuw kwamen er 3 belangrijke hervormers: Maarten Luther (DU), Johannes Calvijn (FR) en Menno Simonz (NL) Deze beweging heet de hervorming of de Reformatie.
De hervormers waren het over een aantal dingen eens:

- De grondslag van het geloof ligt in de bijbel en niet in de aanvullingen op de bijbel door de katholieke traditie.
- Een aantal punten uit de katholieke leer moesten veranderd worden of afgeschaft, er was bijvoorbeeld veel kritiek op de mis, het celibaat (niet trouwen van geestelijken) en op het instituut van het kloosterleven.
- De paus moest weg.

Ondanks de maatregelen van Karel V en Filips II lieten de “ketters” zich niet stoppen. Karel en Filips waren niet alleen bang voor een scheur in het geloof, maar ook het gevolg daarvan: het rijk zou ook kapot gaan.

- Samengevat:
In 1555 trad Karel V af en erfde zijn zoon Filips II o.a. het bestuur over de Nederlanden. Net als zijn vader had Filips II moeite met de eigengereide bestuurders in de Nederlanden onder de duim te houden. In naam was zijn macht veel groter dan in werkelijkheid. De gewesten en de steden in de Nederlanden waren gewend aan grote zelfstandigheid en moesten niet veel hebben van die fanatieke katholiek Filips II.

Hoofdstuk 2. De adel buiten spel.

(groeiende ontevredenheid, 155-1560)

- Het bestuur in den Nederlanden.
Filips wilde het liefst in Spanje blijven, en vanaf daar de Nederlanden regeren, daarom had hij voor Nederland een plaatsvervanger: landvoogdes Margaretha van Parma. Dit was in 1559. Margaretha bestuurde vanuit Brussel en kreeg hulp van drie adviesraden:
- De Raad van State bestaande uit hoge edelen en ook recht geleerden. De raad van State was ook vervanger van de landvoogd.
- De Geheime Raad bestaande uit juristen. De geheime Raad was betrokken bij de wetgeving en het bestuur.

- De Raad van Financiën bestaande uit mensen met verstand over geld. Deze raad hield toezicht op de financiële situatie.

Deze raden bestonden voor een belangrijk deel uit geschoolde mensen. Omdat edelen niet studeerden (dat vonden ze beneden hun stand) verloren ze steeds meer terrein.

Stadhouder is een plaatsvervanger voor de koning (voorbeeld: Willem van Oranje was stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, plaatsvervanger van Filips II. Nog een belangrijke standhouder was Egmont, stadhouder van Vlaanderen.) Een stadhouder was verantwoordelijk voor orde en rust in een gewest.

De steden werden bestuurd door een burgemeester en de vroedschap (gemeenteraad) Rijke burgers gaven ook leiding aan de schutterijen, dat waren gewapende burgerwachten die voor de verdediging van de stad moesten zorgen, deze mensen kwamen uit de middenklasse. (Zoals kleine kooplieden en gildenmeesters.)

Filips II wilde niet alleen de politiek centraliseren maar ook de Kerk. Dit gebeurde in 1559 toen de paus in overleg met Filips een kerkelijke herindeling voor de Nederlanden afkondige.
Vanaf toen waren er 3 aartsbisdommen: Mechelen, Kamerijk en Utrecht, en 15 bisdommen. Van de kerkelijke leiders werd verwacht dat ze een theologische of kerkrechtelijke opleiding hadden gevolgd, de adel kwam hier dus niet voor in aanmerking, want die vonden studeren onder hun stand.

- Oprichting van de Liga.
In 1562 richtten hoge edelen de Liga op waarvan Willem van Oranje, Egmont en Hoorne en anderen lid van waren. De liga eiste vertrek van Grandvelle, een adviseur van de landvoogdes en ook aartsbisschop van Mechelen. Met succes, want in 1564 vertrok Grandvelle. Maar er bleef spanning tussen de hoge adel en Filips: De hoge adel was nog steeds tegen de centralisatiepolitiek en het benoemingsbeleid.
Ook ontstonden er spanningen over de aanpak van de protestanten. Filips steunde het werk van de inquisitie volledig. De vervolging van de protestanten stuitte op veel weerstand, ook bij de katholieken. De lage adel vond dat er gematigd moest worden over het optreden tegen de protestanten, het stadsbestuur vond dat de inquisitie de privileges aantastte. (want zij hadden het recht om de mensen te straffen)
Ook waren er spanningen tussen de Staten-Generaal en Filips. Filips wilde geld voor de oorlog tegen Frankrijk, maar dit weigerde de Nederlanden.


Opmerkelijk was dat er meer verzet was tegen Filips II terwijl Karel V dezelfde politiek handhaafde. Hiervoor zijn een aantal redens:
- De afwezigheid van Filips II, waardoor het zo belangrijke persoonlijke contact ontbrak.
- De toenemende invloed van de Hervorming.
- De voorrang die Filips II gaf aan de bestrijding van de Turken en de Noordafrikaanse piraten. Filips II richtte zich vooral op de positie van Spanje binnen het Middellandse-Zeegebied.
- De economische problemen vanaf 1563. Door een Engels uitvoerverbod op wol ontstond er grote werkloosheid en door de afsluiting van de Sont (een rivier) was er voedselgebrek in 1565.

- De hoofdrolspelers.
Willem van Oranje werd opgevoed aan het katholieke hof in Brussel. Later sloot Willem zich aan bij de calvinisten, maar hij was eerder een voorstander van het idee van gewetensvrijheid (vrijheid om het geloof te belijden dat ze wilden) Willem had verschillende functies zoals stadhouder en lid van de raad van state. Hij was een slimme politicus die nooit het achterste van zijn tong liet zien, vandaar zijn bijnaam: Willem de Zwijger.

Samengevat: Filips II streefde naar een centraal bestuur. Hij probeerde de onafhankelijkheid van de gewesten en steden te breken. Om dit te bereiken stelde hij steeds meer gestudeerde burgers aan op hoge bestuursposten. Dit ging ten koste van de invloed van de hoge edelen, die daartegen heftig protesteerden. De ontevredenheid groeide, ook al door de almaar toenemende kettervervolgingen. De stadhouder Willem van Oranje was een invloedrijke hoge edelman, die zich ontpopte als de belangrijkste tegenstander van Filips II.

Hoofdstuk 3. Slechts een stelletje bedelaars.

(van verzet naar opstand, 1560-1075)


- Het verzet krijg vorm.
In 1565 sloten de lage edelen een verbond: Het Compromis. De meeste van deze lage edelen waren katholiek, maar er waren ook protestanten bij. Dit Compromis ging in 1566 naar Margaretha en bood haar een smeekgeschrift aan. In dit smeekgeschrift stond een verzoek om de aanpak van de ketters te versoepelen en ze moest de Staten-Generaal bij elkaar roepen: er zou oproer komen in het land als de vervolging door zou gaan, de inquisitie moest worden gestopt. Margaretha beloofde voorlopige versoepeling, want ze kon niets beloven zonder het antwoord van Filips.

Calvinisten kregen geen eigen kerk en daarom gaven ze preken in de buitenlucht (hagenpreken) Tijdens zo’n preek werd men opgezweept, tot 10 augustus 1566 in Vlaanderen. Na een hagenpreek trok een aantal mensen naar het klooster om de beelden kapot te slaan (omdat beelden pure afgoderij waren) dit is het begin van de beeldenstorm.
Het is nog steeds niet duidelijk waarom maar er zijn een aantal bekend:
Godsdienstig
- Haat van calvinisten tegen de katholieke eredienst.
- Woede tegenover het optreden van de inquisitie.
- Verlangen naar een eigen kerkgebouw.

Sociaal-economisch
- Grote werkeloosheid.
- Hoge graanprijzen → honger. (Handelaren werden ervan verdacht dat ze graan achterhielden in hun magazijnen.)
- Veel armoede.

Een beeldenstorm werd soms spontaan, maar soms werd het ook georganiseerd door calvinistische leiders. Het waren vooral arme calvinisten die meededen aan de beeldenstorm, maar ook edelen en soms katholieken deden mee. De beeldenstorm was vooral in het zuiden, maar ook in het noorden is er beeldgestormd.

- De komst van Alva.
Toen Filips hoorde dat er een beeldenstorm was, stuurde hij een van zijn beste generaals eropaf: Alva. De taken van Alva waren:

- Roei de ketterij en het verzet tegen het Spaanse gezag en herstel de katholieke kerk in volle glorie.
- Voer vaste belastingen in zoals de tiende penning (Een soort BTW.) zodat de beden overbodig worden.

- Vreemde overheersers.
Alva werd na zijn aankomst in 1567 snel de hoogste leider van de Nederlanden, en margaretha vertrok. Al snel voerde Alva de Raad van Beroerten (bloedraad) in, die mensen ter dood veroordeelde of mensen verbande uit de Nederlanden. In 1568 liet hij Egmont en Hoorne onthoofden. (Willem zat veilig in Duitsland.)

- De eerste aanvallen.
Willem wachtte met zijn leger in Duitsland, en even later viel hij de Nederlanden binnen, zonder succes, want hij moest weer terug naar Duitsland omdat het geld op was. Ook het geld van Alva raakte op, want hij kreeg geen geld meer van Filips, die had het nodig voor de oorlog tussen hem en Turkije. De mannen van Alva zelf hadden het druk met de watergeuzen. (Een groep opstandelingen die actief verzet pleegde tegen Alva. Dit waren zeelieden, stedelingen en edelen. Zij waren fel Anti-Spaans en fel Anti-katholiek.)

- Een echte opstand.
Steun van de watergeuzen was onmisbaar, en omdat zij in 1972 de Nederlandse watersteden veroverden (zoals Den Briel) hielpen ze goed mee voor de verovering. Alva had niet genoeg mannen om op den Briel af te sturen, want hij verwachtte een aanval van de Hugenoten. (Frankrijk) Daardoor kreeg men in het noorden vrijspel: veel steden lieten de watergeuzen binnen en verklaarden zich geus- of prinsgezind. Een aantal van deze steden kwam op een keer bijeen en erkende Willem van Oranje als stadhouder.

- Moeizame oorlog.
Alva kon de Opstand niet onderdrukken, maar wel veroverde hij een aantal steden zoals Mechelen, Zuthpen, Naarden en Haarlem. Maar dit gaf de andere steden juist moed om te blijven volhouden. Filips had nog altijd oorlog in het Middellandse-Zeegebied en riep in 1573 Alva terug, in plaats van Alva kwam Requesens in Nederland, zijn opdracht was om te onderhandelen, maar dit zonder succes. De Opstand kwam in een impasse terecht.


Samengevat: Filips II wilde alle macht over de Nederlanden behouden. Hij duldde geen tegenspraak van Nederlandse bestuurders en eiste een strenge aanpak tegen de ketters, degenen die het katholieke geloof afzwoeren. In de Nederlanden begon het verzet te groeien. Eerst op politiek gebied door de edelen, later met openlijk geweld door de ‘geuzen’. Filips stuurde de hertog van Alva naar de Nederlanden, die streng optrad tegen de opstandelingen. Een algehele opstand was het gevolg.

Hoofdstuk 4. Scheiding tussen noord en zuid
(poging tot bundeling van het verzet 1575 – 1581)

- De pacificatie van Gent.
In 1576 sloten afgevaardigden van de gewesten in Gent een onderling vredesverdrag: de Pacificatie van Gent. Dat hield in:
- De Spaanse troepen moesten het land uit.
- De vervolging van de ketters moet stop worden gezet
- In Holland en Zeeland houdt het calvinisme zijn bevoorrechte positie
- Buiten Holland en Zeeland mag niets worden ondernomen tegen het katholieke geloof.

Dankzij een plundering van Antwerpen werd deze pacificatie sneller ondertekend. (Spaanse furie)

- Scheiding der gelederen.
Oranje hoopte dat dankzij deze pacificatie er een religievrede zou zijn (godsdienstvrijheid) maar sommige katholieken/calvinisten wilden dit niet accepteren. Dat wilde Filips II ook niet. Hij stuurde een nieuwe landsvoogd naar de Nederlanden: zijn half broer Don Juan. Don Juan kreeg als instructies mee dat hij geen concessies (toezeggingen) aan protestanten. De pacificatie hield geen stand, en er ontstond langzamerhand een scheiding tussen de mensen die Filips II trouw wilden blijven en degenen die de Opstand wilden doorzetten.

- Twee unies.
Don Juan overleed in 1578 en Filips II stelde de zoon van Parma aan als landsvoogd. De mensen die Filips trouw wilde blijven sloten in 1579 de Unie van Atrecht. Zij accepteerden Parma als hun landvoogd en de Katholieke kerk zou daar de enige kerk zijn.

De andere helft sloot een Unie van Utrecht. Deze unie was een soort van militair verbond, de leden zouden samen over oorlog, financiën, vrede en toelaten van nieuwe leden overleggen. Iedereen mocht zelf beslissen welk geloof ze wilden belijden.

In 1581 besloot de Staten-Generaal Filips II niet langer als hun landsheer te erkennen. Dit heet De Acte van Verlatinge. Het was een hele stap om dit te doen, maar wel een logische stap, na zo’n lange tijd van opstand. Dit konden ze doen, omdat er een soort contract tussen de vorst en zijn onderdanen was: de vorst belooft een goed bestuur, orde en veiligheid en daartegenover staat dat de onderdanen de vorst gehoorzaamheid beloven. Wordt dit niet gedaan dan mogen de onderdanen hem afzetten als tiran. Kort daarna zocht Nederland een nieuwe vorst, naar lang zoeken werd dit de Franse Anjou, hij werd de nieuwe soeverein (hij kreeg de landsheerlijkheid.)

Samengevat: De opstand was veranderd in een moeizame oorlog, die de Nederlanden een hoop schade toebracht. Daarom probeerden de afgevaardigden van de gewesten vrede te sluiten. Vooral door de reactie van Filips op het eerste verdrag, ontstond er een scheiding tussen de gewesten in de Nederlanden. In de Waalse gewesten erkende men uiteindelijk opnieuw het gezag van Filips II. Maar de noordelijke gewesten wilden de oorlog voortzetten. Ze besloten Filips II niet langer als hun landsheer te erkennen.

Hoofdstuk 5. Republiek tegen wil en dank.

(op het nippertje uit het Habsburgse Rijk 1581 – 1588)

- 1588: het geboorte jaar.
In 1588 ontstond een nieuwe statenbond, de republiek der zeven verenigde Nederlanden. De soevereiniteit lag bij de statenvergaderingen die samenwerkten in de Staten-Generaal.
Maurits van Oranje (zoon van Willem) zijn neef Willem Lodewijk en Johan van Oldenbarnevelt leidde de republiek. Als Filips II het niet zo druk had gehad met frankrijk en engeland (hij liet een grote vloot bouwen (de Aramda) om engeland aan te vallen, maar deze poging mislukte. Na deze nederlaag moest Parma naar de burgeroorlog in Frankrijk om daar te helpen.) en hij had geld geschonken aan Parma dan had Parma het noordelijke deel van de Nederlanden misschien nog wel kunnen overheersen.

Samengevat: In de zuidelijke gewesten, die trouw aan Spanje bleven, wist Filips II zijn gezag te herstellen, vooral door de inbreng van de nieuwe landsheer de hertog van Parma. De opstandige gewesten echter slaagden er niet in een nieuwe soeverein voor hun gebied te vinden. In 1588 ontstond daardoor uiteindelijk de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.


Hoofdstuk 7. Die tirannie verdreven.

(De gevolgen van de Opstand voor de Noordelijke Nederlanden.)

- Het bestuur in de republiek.
Na de acte van verlatinge moest er een nieuw bestuur komen. Men wilde wel samenwerken maar wilde ook zelfstandig blijven. Dus:
- Over zaken van algemeen belang zou regelmatig vergaderd worden: de Staten-Generaal.
- In kwesties van vrede, oorlog, wapenstilstand of belastingen kon er alleen een besluit worden genomen als alle gewesten voor waren.

Kortom: geen centralisme, maar particularisme.

Een stadhouder werd vanaf heden gekozen. Hij was een belangrijk man, want hij was opperbevelhebber van het leger en de vloot.
Elk gewest had een rechtgeleerd ambtenaar in dienst, dit werd in Holland de raadspensionaris of landsadvocaat genoemd. Deze raadspensionaris voerde namens alle gewesten correspondentie met het buitenland. Officieel hadden alle gewesten evenveel invloed maar omdat in Holland ong. 60 % woonde, hadden zij toch wat meer invloed.

In de steden bleef het het oude systeem: er waren vroedschappen deze bestonden uit tientallen rijke burgers (regenten) die de burgemeester kozen en de schepenen.


- Gevolgen voor de economie.
In de loop van de 16de eeuw ging het goed met de economie van het noorden:
- Het Zuiden had meer te lijden onder het oorlogsgeweld.
- Na Parma’s verovering van Antwerpen in 1585 sloot het noorden de Schelde af. Hierdoor werd Antwerpen hard getroffen. Zij verloor haar positie als belangrijkste haven aan Amsterdam.
- Door de opmars van Parma vluchtte veel zuidelijke protestanten naar het noorden. Hierdoor kwamen er vele goede kooplieden en ambachtslieden naar het noorden toe.
- De arbeidskracht van het zuiden was welkom want de economie bloeide op.

- Gevolgen voor de sociale verhoudingen.
In de maatschappelijke verhoudingen was een grote verandering: de geestelijkheid was geen aparte stand meer. De rijke burgers kregen meer invloed en de adel wat minder. Onder rijke burgers verstaand we: ambachtslieden, kleine kooplieden, kleine zelfstandige ondernemers.

- Gevolgen voor de gelovigen.
De gereformeerde kerk werd de officiële kerk. Eigenlijk draaide het verhaal zich nu om, alle dingen waren alleen voor de gereformeerden. (Alleen de kerk van de calvinisten werd toegelaten, je kreeg alleen een baan als je calvinist was etc.) maar de katholieken hadden stiekem wel een kerk. De overheid wist ervan en liet het toe, al moesten ze er soms wel voor betalen. (Er was dus gewetensvrijheid, geen godsdienstvrijheid.)

Samengevat: In de nieuwe republiek veranderde er veel. Op bestuurlijk gebied ontbraken koning en landvoogd. De hoogste macht berustte bij de gewesten, die een grote zelfstandigheid behielden. Op sociaal-economisch gebied werd de rol van de burgerij belangrijker en nam die van de adel af. Behalve op het platteland. De economie in de Republiek bloeide op.

REACTIES

B.

B.

In dit werkstuk is geen hoofdstuk 6 ?
Het springt van 5 naar 7

14 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.