Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Ontwikkelingssamenwerking

Beoordeling 4.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 5018 woorden
  • 6 juli 2007
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 4.7
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Ontwikkelingssamenwerking: Hs 1,2,3,4,5 Hfdst. 1 2 Manieren hoe ons beeld van de derde wereld tot stand komt: - waarnemingen op tv - via directe contacten
welvaart (materieel: wat je aan geld en goederen bezit) welzijn (immaterieel: hoe prettig mensen zich voelen in de samenleving) volgt ontwikkeling
ontwikkeling in verschillende dimensies: - economische dimensies - sociale en politieke dimensies - ecologische dimensies - culturele dimensies
Landen waar dit niet gerealiseerd is zijn onderontwikkeld. Alle landen samen Derde Wereld. Door tv en anderen dingen is het beeld van de derde wereld naar ons toe gehaald dat er voor zorgde dat men hier er over na begon te denken. Zodoende ontwikkelingshulp ontstaan. Theorieën oorzaken van onderontwikkeling: - Evolutionistische theorie, er vanuit gaan dat alle landen zich in een evolutionair proces ontwikkelen. Met als randvoorwaarden: bezit van kapitaal, van kennis, een goede infrastructuur, een hoge scholingsgraad, enz

o Interne factoren: -Sociale structuur van een land -Machtsverdeling in een land -Daarmee samen hangt ook het grootgrondbezit - Afhankelijkheidstheorie, volgens deze theorie is onderontwikkeling een deel ten gevolg van verdergaande economische ontwikkeling in de rijke landen. o Interne factoren: -De marginale positie die deze landen vaak innemen in de wereldeconomie -De afhankelijkheid die ze hebben beide rijke landen is de oorzaak dat de landen hun grondstoffen niet zelf kunnen bewerken, maar voor lage prijzen moeten verkopen en vervolgnes het eindproduct weer inkopen. -Omdat de arme landen die prijzen niet kunnen betalen, steken de arme landen zich vaak diep in de schulden. -Wanneer arme landen toch producten proberen te maken beschermen de rijke landen hun eigen markt door hoge invoerrechten hebben De EU en VS vaak overschot, dus dumpen ze het tegen lage prijzen in derde wereld, waardoor boeren van werk worden beroofd en de Kolonialisme en neokolonialisme internationale politieke verhoudingen spelen een rol Belangrijkste kenmerken/problemen: - laag BNP - nationaal inkomen erg ongelijk verdeeld - grote tegenstelling stad en platteland - snel groeiende steden met krottenwijken - lage scholingsgraad - lage algemene levensverwachting - snelgroeiende bevolking door religie, financiële redenen en gebrek aan kennis - politieke problemen - sociale problemen - economische problemen - culturele problemen - demografische problemen - ecologische problemen Hoofdstuk 2 2.3 Wij moeten derde wereld landen helpen omdat wij voor een deel onze welvaart aan hun danken en ook voor andere motieven moeten wij ze helpen zoals: Ethisch/humanitaire motieven: principiële gelijkwaardigheid van mensen, solidariteit, naastenliefde, gerechtigheid, vrijheid voor iedereen. Universele verklaring van de rechten van de mens: hierin komen de ethisch/humanitaire motieven terug. Ondertekent door bijna alle landen. Soorten motieven en belangen die ook uit zelfbelang spreken: - economische en commerciële motieven en belangen: Bilaterale hulp: ene land ontwikkelingshulp aan het andere. Ontwikkelingslanden kunnen het geld vaak niet vrij besteden maar moeten het in het donorland besteden zodat het hun economie stimuleert. - politieke en/of strategische motieven en belangen: Zie bij de koude oorlog gaven russen steun aan Cuba want wilden comm blok. Amerika gaf steun aan Egypte om blok tegen te houden en controle over het suezkanaal te houden. - Militaire motieven en belangen: een land als Turkije kon rekenen op de steun van westen vanwege de militair-strategische belangrijke ligging tot de zwarte zee waardoor ze de Russische scheepvaart konden controleren op de Middellandse Zee. - culturele motieven en belangen: landen geven soms voorkeur aan landen waarmee ze culturele overeenkomsten hebben. - ecologische motieven en belangen: ze helpen landen die veel vervuiling veroorzaken die ook hun treft zoals de industrie in polen was ook vervuilend voor Nl. - het vluchtelingenvraagstuk als motief/belang: om de vluchtelingen stroom te verminderen gaan ze de omstandigheden in die landen beter maken zodat wij minder overlast van hun hebben. 2.4 Voor ontwikkelingssamenwerking zijn vier modellen ontwikkeld: - het kapitalistische model: dit model gaat uit van vrije ondernemingsgewijze productie. Ondernemingen moeten zonder belemmeringen handel kunnen drijven met ontwikkelingslanden. Zo kan er ook in deze landen meer ec groei komen. De rest van de achterstanden is niet belangrijk zoals slecht natuur, inkomensverdeling enz. Of ontwikkelingslanden profiteren van de liberalisering van de wereldhandel hangt af van: - zijn er elders op de wereld handelsbelemmeringen waardoor ontwikkelingslanden die wel producten hebben om te exporteren toch beperkt worden in hun mogelijkheden. - is de internationale gemeenschap wel bereid om kapitaalverkeer en buitenlandse investeringen te binden aan de voorwaarde dat er voldaan wordt aan minimumnormen van sociale en economische aard. - zijn de nationale overheden wel bereid de toenemende marktwerking te ondersteunen met beleid gericht op een eerlijkere verdeling van de baten van de groei en met publieke investeringen in onderwijs, gezondheidszorg en anders basisvoorzieningen, die noodzakelijk zijn om duurzame groei mogelijk te maken. - gaat de liberalisering niet te snel voor de ontwikkelingslanden. En ontwikkelingslanden kunnen vaak veel minder besteden omdat ze hoge schulden hebben aan het westen. Dus hun winst vloeit zo weg. En rijke ondernemers vluchten ook naar het westen. - het socialistische model: wil ec groei bereiken door staatsbedrijven en corporaties sterker te maken. Want overheid kan groei eerlijk verspreiden over bevolking. Maar wel lastig want botst met systeem van het westen. - basisbehoeftenstrategie: de allerarmsten moesten voedsel, onderdak, schoon water, hygiene, gezondheidszorg en onderwijs hebben. Geld uit het westen moest hiervoor zorgen maar zo wordt de ec niet beter en blijven ze geld pompen in een bodemloze put. - model van structurele armoedebestrijding en het scheppen van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling: het vinden van een meer structurele oplossing voor armoede staat centraal. Dit model is voortzetting van self-reliance model. Self-reliance model: niet op een ander aangewezen te zijn. Ze moesten zelf gaan denken over oplossingen. En wij zouden hun daar dan een beetje bij helpen. Meer aandacht voor het bevorderen van goed bestuur, goed sociaal ec beleid, democratie en mensenrechten. 2.5 Kapitaalstromen gaan aan lage inkomenslanden grotendeels voorbij. Want ontwikkelingshulp is maar een klein gedeelte van de totale kapitaalstroom. Transnationale ondernemingen vestigen zich in de derde wereldlanden door lage lonen, belastingvrijdom en gebrek aan milieueisen, dus niet voor hulp. Het functioneren van die ondernemingen in de derde wl heeft voor en nadelen: Voordelen: ze zorgen door kapitaal investeringen voor werkgelegenheid, voor belastingopbrengsten, voor overdracht van technologische kennis en voor ec groei. Nadelen: de winst vloeit weg naar rijke westen, wegconcurreren van lokale producten dus ook werkgelegenheid, vergroten verschil tussen stad-platteland, en grotere tegenstelling tussen arm en rijk. Ontwikkelingshulp blijft noodzakelijk van de ondernemingen besteden geen geld aan onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur.
2.6 Economische belangen van ontwikkelingslanden: - toegang tot westerse wetenschappelijke kennis - tegen gunstige rente en voorwaarden kapitaal lenen op de internationale geldmarkt - schulden verlichten of kwijtschelden - een gunstige ruilvoet zodat ze voor hun eigen producten voldoende westers producten terug krijgen. - stimulering eerlijke handel zodat winst ook bij de bevolking terecht komt. - hun eigen deskundigen inschakelen bij het opzetten en uitvoeren van ontwikkelingsprojecten want hun kennen de cultuur en bevolking - vrije toegang tot westerse markten geen invoerheffingen. - afspraken maken over redelijke prijzen voor hun grondstoffen - rijke landen moeten stoppen met het dumpen van overtollige landbouwproducten want die zijn goedkoper dan de inheemse producten en helpen zo de boeren daar omzeep. - rijke landen moeten landbouwsubsidies beëindigen en exportsubsidies afschaffen - ontwikkelingslanden die zelf weinig te beiden hebben omdat ze bv weinig grondstoffen bezitten of landbouwproducten kunnen verkopen willen langdurige technische en financiële hulp om toch eigen middelen van bestaan te kunnen op bouwen. - ontwikkelingslanden willen wel dat particulieren ondernemingen naar hen toekomen, als ze hun winsten maar in de ontwikkelingslanden blijven investeren waardoor de werkgelegenheid toeneemt en ec groei wordt bevorderd. Belangen van ontwikkelingslanden van strijdig met donorlanden over milieu en cultuur behoud. Ontwikkelingslanden moeten hun land ook aantrekkelijk maken voor de ondernemingen door aan de infrastructuur de werken en bv kartels aan te bieden. Voordelen ontwikkelingssamenwerking: ec groei, betere positie op de wereldmarkt, betere scholingsgraad, betere huisvesting, betere gezondheidszorg en betere infrastructuur. Nadelen: afhankelijkheid van de westerse landen, afhankelijk van anderen op gebied van technische kennis en van onderdelen van door donorlanden geleverde machinerieën,. Hierdoor wordt sociale ongelijkheid vergroot. 2.7 Met ontwikkelingslanden kun je twee soorten contact onderhouden: - het kan kennis, kapitaal en goederen exporteren - het kan er eindproducten, halffabrikaten en grondstoffen vandaan halen. Dit kan alleen als het land ook echt wat te bieden heeft. Voor uitgaven aan ontwikkelingshulp krijgen we ook wat terug: beperkt aantal arbeidsplaatsen. En derdewereldlanden vormen nieuwe afzetgebieden voor onze ondernemingen. Maar derdewereldlanden zorgen ook voor verlies van werkgelegenheid omdat veel arbeidsintensieve productieprocessen daarheen verhuizen omdat daar de lonen lager zijn. Hoofdstuk 3 3.3 etnocentrisme: het centraal stellen van de eigen cultuur
Bewustzijn van culturele diversiteit: het besef dat onze eigen normen, waarden en gewoontes ook plaats en tijdgebonden zijn. Etnocentrisme staat een bewustzijn van culturele diversiteit in de weg. Hoe kun je de cultuur van de ontwikkelingslanden centraal stellen en de waarden, normen, gewoontes en structuren van die landen als uitgangspunt voor ontwikkelingssamenwerking nemen: - lokale ontwikkelingswerkers in dienst nemen. Zij kennen de gewoontes veel beter. - gebruik maken van kennis en ervaring van de lokale bevolking. Hun manier van genezen enz. - mensen en organisaties uit de ontwikkelingslanden zelf verantwoordelijkheid geven voor de uitvoering van ontwikkelingsprogramma’s. hun weten beter hoe de voedselproductie vergroot kan worden. 3.4 Twee visies op de samenleving: - cultuurrelativisme: een cultuur bekijken met die normen en waarden die in die cultuur gelden. Dus je eigen cultuurbril afzetten en de andere op. Want eigen normen en waarden zij relatief en niet beter of slechter dan die van andere sm. - cultureel universalisme: er zijn algemene normen en waarden die overal zouden moeten gelden. Zoals de rechten van de mens. Gelijkwaardigheid, vrijheid van meningsuiting, geloof enz. zij vinden dat je moet optreden tegen landen die ingaan tegen de mensenrechten ook al hoort dat bij hun cultuur. Ook van ontwikkelingslanden mag je dus eisen dat ze naast klassieke rechten als vrijheid van meningsuiting, geloof, organisatie en van vergadering, recht op inspraak, recht op eerlijk proces en gelijkwaardige behandeling ook oog hebben voor sociale rechten als: - reproductieve gezondheidszorg. Toegang tot voorbehoedsmiddelen enz. - verbetering van de positie van arbeiders. Minimum loon, veilige werkplek enz. - zeggenschap van vrouwen over het eigen lichaam en leven.
3.5 De erkenning van het recht op het hebben van een eigen cultuur betekent niet dat culturen elkaar niet zouden kunnen beïnvloeden; deze beïnvloeding is vooral eenrichtingsverkeer. Want ontwikkelingslanden bekijken alles door het oog van de westerse media omdat ze die zelf niet hebben. Door al die beelden uit de westerse wereld zien ze het contrast met eigen wereld en gaan veranderingen doorvoeren aangaande: waarden , normen, producten, ze verwesteren en worden afhankelijk van het westen. Dit leidt tot een uniforme cultuur.(allemaal 1 cultuur) deze culturele internationalisering word globalisering genoemd. Globalisering: de wereld wordt door de moderne massacommunicatietechnologieën en door de toegenomen mogelijkheden te reizen steeds meer een global village
Moderne informatiemaatschappij met internet, telefoon en massamedia heeft ook in de derde wereld zijn intrede gedaan. Dit verstekt de verwestering en globalisering. Negatief: ontwikkelingslanden geen invloed op de media, alleen rijke mensen profiteren
positief: mensen kunnen over meer kennis beschikken, moeilijker voor dictatoriale regimes om informatiestromen te controleren. Dat wij steeds mee contact hebben met owl beinvloed ook onze cultuur wij drinken max havelaar koffie, laten ons inspireren door hun kunst en kledingdracht. Hoofdstuk 4 4.3 Vormen van ontwikkelingssamenwerking: 1 multilaterale hulp: is hulp afkomstig van meerdere landen. Nl geeft bv financiele bijdrage aan VN-organisaties, aan de wereldbank, het internationale monetaire fonds en aan de EU. Voordelen van dit soort hulp: doordat het via internationale organisaties komt spelen politieke en economische belangen van donorlanden minder een rol. En soms maken de ontwikkelingslanden zelf ook deel uit van de organisaties. En een aantal multilaterale organisaties hebben zich via deskundigen uit het gebied zelf gespecialiseerd in ows. Hierdoor kunnen efficiënt en hulp bieden. Nadelen. Nog veel rijke landen in de top van organisaties die alles bepalen. 2 bilaterale hulp : hulp van land tot land. Dus land geeft in zn eentje hulp. Kan varieren van incidentele noodhulp bij rampen tot meer structurele hulp. Nadeel: politieke en ec belangen van donorlanden spelen vaak een rol. 3 hulp via particuliere organisaties: zoals Novib, Hivos, Icco en Bilance is overheid belangrijke financieringsbron. Op grond van de doelen heb je volgende soorten hulp: - noodhulp: bij hongersnood, aardbevingen en overstromingen. Geven ze tenten voedsel enz. - structurele hulp: hulp gericht op het verbeteren van de ec situatie in een land. Men gaat ervan uit dat de zwakste uiteindelijk ook zullen profiteren van deze verbetering. Vb: kwijtschelding of verlichting schulden, aanpassingsprogramma’s van het IMF, afspraken over het bevorderen van eerlijkere wereldhandel, afschaffen van protectisme. - programmahulp of sectorhulp: is een vorm van bilaterale structurele hulp die nl veel gebruikt. Nl geeft geld voor projecten die door mensen daarzelf worden uitgevoerd. - themahulp : vorm van structurele hulp waarbij hulp word onderverdeeld in thema’s bv ec, werkgelegenheid enz. - gebonden hulp: hulp waaraan voorwaarden zijn verbonden. De hulp ontvangende landen moet het geld besteden in de donorlanden op inschakelen bij het uitvoering van de hulp projecten. 4.4 tot 1945: geen ontwikkelingshulp. De landen waren toen nog kolonies en werden door het westen alleen maar uitgebuit. 1945 – 1972: de hulp kwam langzaam op gang en voorkeur aan multilaterale hulp. En vanwege de koude oorlog hulp uit politiek-strategische overwegingen. In jaren 60 komt er liberale hulp. Dus met ec en commerciële motieven. En om deze te verwezenlijken gaat nl meer geld aan bilaterale hulp uitgeven. 1973 - 1977 Pronk, self-reliance ontwikkelingshulp moest vooral naar de armste gaan en moest welvaartsongelijkheid worden bestreden. Dus geen ec en politieke belangen meer. 1977 – 1989 tweesporenbeleid, bleef gericht op armste mondig maken en eerlijkere inkomensverdeling maar ook moest er meer worden samengewerkt worden met particuliere organisaties en met het bedrijfsleven. Er kwam meer structurele armoedebestrijding: blijvende verbetering van de leefomstandigheden van de meerderheid van de bevolkingen in de owl. Grote rol bedrijven. Mensenrechten minder belangrijk
1989 – 1998 Pronk, mensenrechten weer belangrijker. Structurele armoedebestrijding werd duurzame armoedebestrijding: armoede moet bestreden worden door de productie te laten groeien, rechtvaardigere inkomensverdeling te bewerkstelligen en de milieugebruiksruimte in stand houden. Ook werd het beleid beter en minder omslachtig en ging het ministerie van ows. Samenwerken met die van ec. en defensie om zo de immateriele doelen van het buitenland beleid meer in evenwicht te brengen met de ec van nl. Herfkens 1998 en verder: deze probeerde efficienter te zijn en versnippering tegen te gaan. En besloot slechts een aantal landen nog maar te gaan steunen. Langlopende programma’s kregen de voorkeur. Maar ze bleven eisen stellen aan het ontvangende landen wat betreft het naleven van de mensenrechten en voeren van goed bestuur. De hoofddoelen zijn nog steeds: armoedebestrijding, duurzame ontwikkeling. Criteria van Nl om in Aanmerking voor hulpverlening te komen: - sociaal-economisch beleid moet zo zijn dat de hulp te goede komt aan een groot deel van de bevolking en/of aan bepaalde doelgroepen. De regering moet met de hulp zorgen voor gezonde ec, vrouwen emancipatie, goed milieu,goed onderwijs, werkgelegenheid enz. - kwaliteit bestuur land moet goed zijn. Dus openheid van bestuur, ambtenaren integer werken en niet corrupt zijn, eerlijke rechtspraak, bevolking zicht mag organiseren in vakbonden, mensenrechten worden nageleefd enz. - landen moeten behoren tot de allerarmsten - behoefte aan hulp: voor landen die langdurige hulp krijgen gelden volgende criteria: - kwaliteit van lopende hulpprogramma’s. moet wel goed bijdragen aan betere ec. - rol van land in het ondersteunen van de rechtsorde in de eigen regio, landen die goed kunnen bemiddelen tussen conflicten in nagelegen landen krijgen sneller hulp. - de relaties met Nederland op sociaal-economisch of cultureel gebied en het bestaan van historische banden. Vooral voormalige kolonies komen dan in aanmerking tenzij de mensenrechten schenden. budget 1997 volgende prioriteiten: - 20% besteed aan basissociale voorzieningen - 4% besteed aan gezondheidszorg dat te maken heeft met voortplanting(reproductieve gezondheid) - 0,1% besteed aan internationaal natuur en milieu beleid - deel besteed aan behoud tropisch regenwoud - 0,25% besteed aan hulp voor de minst ontwikkelde landen

door VN norm gesteld dat landen 0.7 van BNP moeten besteden aan OH. 4.5 Veranderingen beleid komen door de omgeving van het politiek systeem: - Politieke ontwikkelingen in Nederland zelf. Cda en vvd denken anders dan PvdA - Beleid van internationale organisaties. Veel hulp komt van deze organisaties dus nl zal zich daaraan moeten aanpassen. - Internationale ontwikkelingen. Koude oorlog afgelopen, communisme weg, conflicten in de owl. Veel oorlogen waardoor alles weer verwoest wordt en noodhulp gewenst is van VN. - Globalisering van de economie. Economien raken steeds meer vervlochten de wereldhandel is afhankelijk van van de ec ontwikkelingen die doorwerken tot over de hele wereld dus 1 minister uit Nl kan weinig uitvoeren met zijn beleid hij is erg beperkt. En mutinationals doen wat ze willen zij investeren rustig in een land dat het thuisland niet zo erg mag. En als het slecht gaat met de ec van een land besteed het automatisch minder aan owh. Sinds 1990 belangrijkste veranderingen: - rol van medefinancieringsorganisaties is groter geworden (NOVIB) - meer aandacht gekomen voor de kwaliteit en de effecten van de hulp - bedrijfsleven es een andere rol gaan spelen. Ze willen nu dat de owl profiteren in de eerste plaats in plaats van de bedrijven van het hulpgevende land. - meer aandacht voor andere problemen in 3de wereldlanden dan armoede. Bv milieu, positie van de vrouw, mensrechten. - nieuwe inzichten in ontwikkelingsstrategieën hebben geleid tot meer nadruk op marktgerichtheid. Men wil situatie creëren waardoor de owl beter functioneren op de wereldmarkt. - meer samenhang in buitenlands beleid(meerder problemen tegelijk aanpakken) armoede en veiligheid. Bv. - idealisme en pragmatisme worden gecombineerd. Er is niet genoeg geld om iedereen die arm is te helpen daarom geld aan minder landen gegeven zodat ze aan langlopende projecten kunnen worden gegeven. En bij geven hulp gelet op bestuur en beleid en op de naleving van de mensrechten. Dus nl laat andere landen vallen maar daarvoor zijn afspraken gemaakt met organisaties. Hoofdstuk 5 5.3 De belangrijkste factoren in de discussie over ows zijn steeds meer internationaal bepaald. Individuele landen hebben er steeds minder grip op. - Ec internationalisering: ec van derdewereldlanden en westerselanden steeds meer afhankelijk worden van mondiale processen en structuren. Transnationale ondernemingen(ondernemingen in meerdere landen) en internationale organisaties zoals IMF en de Wereldbank gaan hierin steeds meer de diens uit maken. Niet regeringen maar internationale concerns bepalen wat er gebeurt. Maar het feit dat het ec proces nu gekoppeld is aan ondernemingen i.p.v. aan landen maakt het probleem wel lastiger. Want ook in rijke landen zijn er arme regio’s en in arme landen ook rijke regio’s. - internationalisering van machtsverhoudingen: uitgangspunten en randvoorwaarden voor ec politiek en ontwikkelingsbeleid dat steeds meer op internationaal niveau gebeurt. Gebeurt onder andere in de G8(VS, Du, Canada, japan , Fa, Italie , rusland en groot britannie) in de EU en in de OESO(organisatie voor ec samenwerking en ontwikkeling) IMF(internationale monetaire fonds). En de wereldbank. - Internationalisering van de cultuur: culturen elkaar steeds meer beïnvloeden dor toegenomen communicatie en communicatiemogelijkheden. De derdewereldlanden verwesteren en in westerse landen kom je steeds meer hun cultuuruitingen tegen. Komt doordat een beperkt aantal internationale persbureaus en uitgeverijen de hele nieuwsvoorziening in handen hebben. Dat alles nu in organisaties is geregeld wil nog niet zeggen dat ze dan alle problemen kunnen oplossen. Want in die organisaties zitten nog steeds zelfstandige landen die allemaal hun eigen belangen behartigen. Niemand kan gedwongen worden tot instemming. Want landen houden hun soevereine macht. Maar het is wel in heb belang want het is de manier om grootschalige problemen aan te pakken zoals milieu, armoede. Maar het korte termijnbelang blijft voor het lange termijn belang gaan. 5.4 VN heeft 188 leden. Heeft als doel: handhaven internationale vrede en veiligheid, het smeden van vriendschappen tussen naties voor sociale vooruitgang, betere leefomstandigheden en naleving van de mensenrechten bevorderen. Op dit moment 70% van VN activiteiten bestaat uit ontwikkelingswerk en noodhulp. Onder de vlag van de VN werken een aantal gespecialiseerde internationale organisaties in belang van de derde wereld zoals: - FAO: organisatie voor landbouw. Hongersnood voorkomen. - Unctad: organisatie voor handel, hulp en ontwikkeling. Handelsbetrekkingen met westen verbeteren. - WHO: de wereldgezondheidsorganisatie. Gezondheidszorg verbeteren. - Unesco: organisatie voor onderwijs, wetenschappen en cultuur. - Unicef: organisatie die zich het lot van de derde wereld kids aantrekt. - Unhcr(hoge commissariaat voor de vluchtelingen): opvang voor vluchtelingen regelen. - UNEP: organisatie voor milieu. Of VN hun werk goed kan doen hangt af van: - de mate van overeenstemming. Rijke en arme landen lid van VN allebei andere belangen en als ze het niet eens worden kan er ook niks gedaan worden. - De beschikbare machtsmiddelen. Heeft niet echt mogelijkheden om iets af te dwingen geen eigen leger, kan hoogstens conferenties organiseren om te hopen dat de landen het daar eens worden. - Internationale karakter van de problemen. Hongernoden en epidemieën beperken zich niet tot 1 land. En kunnen ook niet opgelost worden door 1 land. Dit vereist samenwerking zoals in de VN maar daar is veel bureaucratie en te weinig geld. 5.5 Nog meer organisaties naast VN die doen aan ontwikkelingshulp. Maar rijke landen hebben daar veel meer te vertellen en kunnen daardoor hun eigen ec en politieke belangen een veel grotere rol laten spelen dan die van de arme landen. Nl geeft veel geld aan IMF en aan de Wereldbank. - IMF(internationale Monetaire Fonds): taak stabiliteit van het internationale geldstelsel bevorderen. Verleend hiervoor krediet aan landen met betalingsproblemen. Landen die steun krijgen moet aanpassingsprogramma’s opstellen om de ec organisatie en infrastructuur van een land te versterken en ec groei mogelijk te maken. Sociale situatie is niet belangrijk. En door de programma’s neemt armoede vaak alleen maar toe. Geld gaat naar trugdringen staatsschuld en projecten die ec moeten steunen. - Wereldbank: eigendom van de lidstaten van de VN. Is om ontwikkelingsprojecten en aanpassingsprogramma’s te financieren.vooral projecten die marktgerichtheid stimuleren worden gesteund. Programma’s gericht op basisbehoeften niet gesteund. Leningen zijn aanvulling op IMF aanpassingsprogramma’s. Zijn om ec structureel te verbeteren. - Wereldhandelsorganisatie(WTO:World Trade Organization): internationale handel te bevorderen, protectisme tegen gaan, het dumpen van landbouwoverschotten bestrijden en handelsconflicten tussen landen oplossen. Er is een meningsverschil over hoe dit bereikt moet worden rijke landen vinden door liberalisering van de markt. Maar zijn bang dat dit kleine ondernemingen in owl kapot maakt.
5.6 Door EU oprichting zijn er binnen de EU geen handelsbelemmeringen meer maar voor landen buiten de EU die willen handelen met de EU zijn die belemmeringen veel groter geworden. De bescherming van de EU markt maakt het haast onmogelijk voor 3de wL om naar EU te exporteren. Maar EU geeft ook veel multilaterale owh. Hun doelstellingen in verdrag van Maastricht: duurzame ec en sociale ontwikkeling met name in de armste landen, integratie van owl in de wereldec, armoedebestrijding, het waarborgen van democratie, rechtstaat, mensenrechten en fundamentele vrijheden. In verdrag staat ook dat als je beleid maken ze rekening moet houden met deze beloften want milieu staat vaak op gespannen voet met ec in arme landen. In verdrag van Lome staan speciale afspraken over betrekkingen met voormalige kolonies. Want hun mochten geen concurrerende ec structuur met de EU landen hebben. Dit levert de owl voordelen op. Maar ook de EU deze is verzekert van invoer van grondstoffen met weinig concurrentie van handelspartners. Telkens als beleid verandert wordt gekeken naar belangen EU en van de owl. Ook met middenlandse zee heeft EU afspraken. Maar toch ook tegenstrijdigheden in beleid van de EU: EU streeft naar conflictbeheersing maar levert wel wapens aan 3de wl. Ook is het streven naar integratie van owl in de wereldhandel vaag als je bedenk dat EU producten van andere landen afstoot om eigen ec te beschermen. En ook hun hulp aan allerarmste is niet helemaal echt waar. Want geven veel geld aan landen rond Middellandse Zee en Oostbloklanden omdat daar goede afzetmarkten en ec mogelijkheden schuilen. Hoofdstuk 6 Het particulier initiatief: de rol van de medefinancieringsorganisaties en de burgers
De rol van medefinancieringsorganisaties
Ongeveer eenderde deel van het budget voor ontwikkelingssamenwerking gaat naar particuliere organisaties. Het grootste deel daarvan gaat naar de zogenaamde medefinancieringsorganisaties. Dat zijn particuliere ontwikkelingsorganisaties die hun gelden ontvangen uit fondswerving (lidmaatschappen, donaties, acties) van de overheid en van de EU. Vier organisaties opgericht vanuit de oude zuilen, hebben in Nederland de status van medefinancieringsorganisatie gekregen: de Novib (neutraal), het ICCO (protestants), Cordiad (katholiek) en het Hivos (humanistisch). Vanaf 1999 kunnen meer organisaties de status van medefinancieringsorganisatie verkrijgen. De overheid kiest ervoor geld via deze organisaties door te sluizen naar ontwikkelingslanden, waarmee ze niet op overheidsniveau wil samenwerken. De medefinancieringsorganisaties hebben vaak hun eigen contacten met particulieren partnerorganisaties in de ontwikkelingslanden, waarmee ze buiten de overheden hun projecten kunnen opzetten, dat heeft veel voordelen. De partnerorganisaties staan dichter bij de mensen die hulp nodig hebben. Zo kunnen ze meer doen aan directe armoede bestrijding en duurzame ontwikkeling. De medefinancieringsorganisaties richten zich op de armste bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden. De projecten zijn zodanig dat de bevolking geholpen wordt zelf in haar bestaan te gaan voorzien. Daarbij wordt de eigen culturele identiteit van deze groepen ondersteund. De mogelijkheden van individuele burgers
Veel mensen zijn lid van en van de medefinancieringsorganisaties. Daarnaast zijn er nog veel andere mogelijkheden om een bijdrage te leveren aan het oplossen van de onderontwikkeling. De belangrijkste mogelijkheden zijn: - Financieel bijdragen aan Artsen zonder Grenzen, Mensen in Nood, Memisa (medische projecten opzetten in ontwikkelingslanden), Terre des Hommes (helpen van kansarme kinderen), het Nederlandse Rode Kruis (geven van noodhulp), etc. De bijdragen kunnen de vorm hebben van vaste donaties of van losse giften. - Meedoen als vrijwilliger aan activiteiten van maatschappelijke organisaties die voor een ander doel zijn opgericht, maar die zich ook met de Derde Wereld bezig houden. Er zijn veel van deze organisaties. Via deze contacten kunnen goederen geleverd worden en vormen van samenwerking worden opgezet, die voor de Nederlandse instellingen leerzaam en voor de buitenlandse instellingen lucratief kunnen zijn. - Participeren in organisaties en politieke partijen die zich met derdewereldlanden bezig houden. Er zijn bijv. in tal van steden en dorpen Wereldwinkels te vinden die, naast de verkoop van producten, ook informatie verschaffen over de Derde Wereld. Politieke partijen hebben vaak werkgroepen of stichtingen die zich buigen over ontwikkelingsvraagstukken. - Veranderen van de eigen levensstijl, waardoor de Derde Wereld meer kansen krijgt. Er zijn steeds meer mogelijkheden om producten uit derdewereldlanden (Max Havelaar-koffie) te kopen, waarvan de winsten goed terechtkomen. Ook de winst die in de Wereldwinkels gemaakt wordt gaat volledig naar de boeren en de makers in de ontwikkelingslanden die daarmee in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Armoede wordt zo effectief en structureel bestreden. Ook het aanmeten van een levensstijl waarin overconsumptie en verspilling wordt vermeden, kan op den duur gunstig zijn voor ontwikkelingslanden. Er is niet genoeg voedsel en grondstoffen voor iedereen dus daar moet verstandig mee worden omgegaan. Uit het aanpassen van de eigen levensstijl blijkt meer daadwerkelijke betrokkenheid bij wat er in de Derde Wereld gebeurt, dan door af en toe wat geld te geven bij een nationale rampenactie. - Ook daadwerkelijk deelnemen aan ontwikkelingssamenwerking is een optie. Hoofdstuk 7 Opvattingen over ontwikkelingssamenwerking
De visies van de politieke partijen
Ontwikkelingssamenwerking is een onderwerp waarmee de politieke partijen zich utstekend kunnen profileren. Sociaal-democraten, christen-democraten en liberalen hebben de afgelopen 50 jaar beurtelings hun stempel gedrukt op het ontwikkelingsbeleid. Hun verschillen in opvattingen waren mede oorzaak van het feit dat het ontwikkelingsbeleid steeds is aangepast. ~ Sociaal-democraten gaan vooral uit van gelijkwaardigheid. Solidariteit met de armen is nodig om een meer gelijkwaardige samenleving te creëren, het is belangrijk dat zij zelfstandig zijn. Hierbij mag de overheid best een grote rol spelen. Aandacht voor democratische ontwikkelingen en mensenrechten past bij het streven naar meer gelijkwaardigheid. ~ Christen-democraten gaan uit van de gespreide verantwoordelijkheid (de steun aan particuliere ontwikkelingsorganisaties) en van de christelijke naastenliefde (solidariteit met de armen). ~ Liberalen kiezen voor vrijheid en marktgericht denken. Zij gaan ervan uit dat ontwikkelingslanden baat hebben bij een marktgerichte benadering. Ontwikkelingssamenwerking moet vooral bestaan uit het stimuleren van vrije prijsvorming, van particulier initiatief, van doorbreken van overheidsmonopolies, etc. Liberalen geloven dat ook de burger uiteindelijk gebaat is bij een vrijemarkteconomie, omdat die werkgelegenheid en dus ook inkomen en welvaart biedt. Zij zullen de prioriteit niet bij het bestrijden van de armoede leggen, maar bij het opbouwen van een gezonde economie, ook al gaat dat in eerste instantie ten koste van de allerarmsten. De trefwoorden van de politieke partijen: - CDA: rentmeesterschap – gespreide verantwoordelijkheid – naastenliefde/ solidariteit - PvdA: gelijkwaardigheid – meer overheidssturing - VVD: vrijheid – zo weinig mogelijk overheidssturing - D66: pragmatisme – links/ liberalisme – meer democratie - Groen Links: gelijkwaardigheid – overheidssturing – kleinschaligheid - SP: gelijkwaardigheid – eerlijker verdeling - Kleine christelijke partijen: bijbelse waarden en normen
Veel gehoorde argumenten tegen ontwikkelingssamenwerking

Alle politieke partijen zijn het met elkaar eens over de noodzaak van een goed ontwikkelingsbeleid, al verschillen ze onderling van mening over de inhoud van het beleid. Maar buiten de politiek zijn er ook mensen of groeperingen die tegen elke vorm van ontwikkelingshulp zijn. Dit kan uit rechtse kringen, maar ook uit linkse. Argumenten uit de linkse hoek: - Ontwikkelingshulp schaadt de inheemse cultuur en daarmee de traditionele bestaansmogelijkheid. - Ontwikkelingshulp en met name agrarische hulp verstoort vaak ecologische evenwichten. - Ontwikkelingshulp vergroot de kloof tussen arm en rijk in het ontvangende land, omdat de allerarmsten te weinig profiteren van de hulp. - Ontwikkelingshulp is een vorm van neokolonialisme, terwijl de arme landen zich juist zouden moeten bevrijden van het westerse juk. - Ontwikkelingssamenwerking is principieel een instrument van handelsbevordering en daarmee een uiting van kapitalisme. - Ontwikkelingshulp maakt arme landen alleen maar onzelfstandig. Argumenten uit de rechtse hoek: - Ontwikkelingshulp maakt arme landen alleen maar onzelfstandig. - Ontwikkelingshulp neemt in de Derde Wereld de prikkel weg om zelf inventief te zijn. - Het ontwikkelingsbeleid is niet doelmatig en kan haar verwachtingen niet waarmaken. Moet je er dan nog geld instoppen? - De invloed van ontwikkelingssamenwerking op de economische groei van een ontvangende landen is marginaal. Alleen meer marktwerking en afslanken van de overheid werkt. - Handel is van veel meer gewicht dan hulp die in de praktijk vaak meer kwaad dan goed doet. De argumenten zijn vaak niet valide, omdat ze het ontwikkelingsbeleid vaak zwart/wit zien en geen oog hebben voor de accenten en details van het beleid. Natuurlijk kan ontwikkelingshulp bijv. inheemse culturen schaden als je met die culturen geen rekening houdt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.