Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

TECHNOLOGISCH h3

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 1021 woorden
  • 7 april 2006
  • 41 keer beoordeeld
Cijfer 6
41 keer beoordeeld

§1
een ander woord voor vervoer is transport.
1 van de belangrijkste uitvindingen voor transport was de combinatie van wiel en as.
De fiets en de auto noem je transportmiddelen.

§2
- Toen mensen op vaste plaatsen gingen wonen ontstonden er dorpen en steden. Tussen die plaatsen was transport van mensen en goederen nodig.
- Voor de trein kwam er een speciale weg: de rails. Omdat de trein zo zwaar was zakte hij steeds de grond in en met een rails niet meer.
Verbrandingsmotor:

1. inlaatslag: de zuiger gaat naar beneden. De benzine dampen en zuurstof komen in de cilinder.
2. Compressieslag: de zuiger gaat omhoog. De benzinedampen worden samengeperst.
3. Verbrandings of arbeidsslag: de bougie maakt een vonk. Benzinedampen verbranden de zuiger gaat naar beneden.
4. Uitlaatslag: de zuiger gaat omhoog. De verbrandingsgassen gaan naar buiten.

Een ontwerper van een nieuwe auto houdt rekening met:
- prijs: klanten willen goede kwaliteit voor een lage prijs
- comfort: goede vering, weinig lawaai, de stoelen moeten lkr zitten, verwarming, ventilatie
- snelheid: voldoende snelheid
- ruimte: genoeg ruimte voor mensen en bagage
- veiligheid: stevig, goede remmen en een airbag
- duurzaamheid: betrouwbaar en lange levensduur
- milieu: zuinig in brandstof (beter voor milieu), uitlaatgassen die niet al te schadelijk zijn, recyclebare materialen.
- aantrekkelijk uiterlijk: hij moet mooi zijn.

§ 3
Loopfiets: begin vorige eeuw uitgevonden, alleen voor mannen bedoeld
Hoge bi: stoere kerels reden erop, voor kunstjes, mocht geen veilige en makkelijk fiets zijn dus dat is hij ook niet.

Veiligheidsfiets: iedereen moest erop kunnen rijden, hij moest veilig en comfortabel zijn, hij had remmen, luchtbanden en later ook verlichting.
Ligfiets: snelste fiets door laagste luchtweerstand.
Programma van eisen: als je een fiets koopt, heb je allerlei eisen. Zet je die netjes op een rij, dan heb je een programma van eisen.

§ 4
er zijn 4 eigenschappen, die bepalen wat een transportmiddel kan.
- medium: ze gaan ergens over- of doorheen
- energiebron: ze worden ergens door aangedreven
- vrijheidsgraden: je kunt ze 1 of meer richtingen uit sturen
- laadruimte: ze hebben ruimte om mensen, dieren en dingen in op te bergen.

CHECK§ 3.5 TRANSPORT OVER LAND
als je een transportmiddel over land ontwerpt, heb je te maken met de 4 eigenscahppen van een transportmiddel. 1 daarvan ligt al vast: het medium is land. Maar over de andere 3, energiebron, vrijheidsgraden en de ruimte moet je nog beslissen.
energiebron:

- voor transport over land kies je meestal voor chemische of elektrische energie
vrijheidsgraden:
- voor het aantal vrijheidsgraden bij transport over land izjn 2 mogelijkheden:
* 1 veiligheidsgraad: voor en achteruit
* 2 veiligheidsgraden: voor links rechts achter
laadruimte:
De laadruimte moet de mensen en dingen in het transportmiddel beschermen.
Bij het ontwerpen van de laadruimte let je op:
- bescherming: bij botsing moet de landing beschermd worden, moderne autos hebben een “kooi-constructie”.
- Stabiliteit: een transportmiddel mag niet omvallen je noemt het stabiel als dat niet makkelijk gebeurt. Je zort er dan voor dat:
* het zwaartepunt laag ligt ( als het meeste gewicht onderaan zit)
* de (wiel) basis breed is
- Luchtweerstand: hoe minder luchtweerstand, hoe minder brandstof dat wordt verbruikt, dus beter voor het milieu

§ 3.6 TRANSPORT OVER WATER
drijven:
- Als je probeert een plastic bal onder water te duwen, voel je een kracht die de bal weer omhoog wilt duwen. Die kracht noem je opwaartse kracht
- het gewicht van het verplaatste water is de kracht van de opwaartse kracht
- als een voorwerp in het water groter is dan het gewicht van water, zinkt hij
- als de opwaartse kracht even groot is als het gewicht van het schip, blijft het schip drijven.
- Als je schip lading geeft wordt het gewicht groter, dus het schip komt dieper te liggen: opwaartse kracht wordt ook groter: drijven
Energiebron:
Vroeger gebruikte men als energiebron voor ~ vooral spierkracht (roeiboot) en windkracht (zeilboot). Later gebruikte men kolen voor de stoommachine. Nu gebruiken de meeste schepen diesel.
Veiligheidsgraden:
Schepen: 2 (voor achter links rechts)
Duikboten: 3 ( alles)
Laadruimte:
Bij ~ houd je bij de laadruimte rekening met:
- bescherming: dubbele wanden (1 kapot nog 1 te gaan) verschillende tanks.
- Stabiliteit: bijv. gewoon heel breed of aan de onderkant een zware lange punt: moeilijk omvallen maar moeilijk bij ondiep water.
- Waterweerstand: hoe kleinerde waterweerstand hoe minder energie beter milieu

§ 3.7 TRANSPORT DOOR DE LUCHT EN IN DE RUIMTE
lift:

energiebron:
- de energiebron van vliegtuigen is meestal kerosine
- vliegen is bijna altijd slechter voor het milieu dan over land of door water omdat er zoveel brandstof nodig is
veiligheidsgraden:
vliegtuig: 3 voor links rechtes boven beneden
helikopter: 3 alles
laadruimte:
bij transport door de lucht houd je bij de laadruimte rekening met:
- bescherming: hoog in de lucht zijn de temp en luchtdruk laag. Die worden kunstmatig op peil gehouden
- stabiliteit: een vliegtuig moet stabiel zijn. Hij mag bij slecht weer of storm niet uit evenwicht raken.
- Luchtweerstand: met vliegtuig willen we snel dus moet lage luchtweerstand zijn en moet snel voor voldoende lift.
Transport in de ruimte:
- in de ruimte heb je geen lucht dus je hebt niks aan vleugels
- om vooruit te komen en te struen gebruik je een raket
- reactiekrachten: als je een ballon opblaast en dan loslaat gaat de lucht de ene kant op en de ballon de andere kant dat zijn reactiekrachten.
- Hetzelfde gebeurt in een raketmotor. De verbrandingsgassen die uit de motor komt gaan de ene kant op de raket de andere kant.

§ 3.8
minder schadelijk:
ontwerpers doen hun best oplossingen te bedenken voor minder luchtvervuiling zoals:
- een auto die minder brandstof verbruikt
- een verbrandingsmotor die minder schadelijke gassen maakt.
Gedrag van mensen:
Het transport van mensen en goederen zou je kunnen organiseren dat er veel minder vervuiling optreedt, bijvoorbeeld:
- het transport van goederen over land gaat meestal met vr8autos. Als je hiervoor de trein gebruikt, kost dat minder energie.
- Als mensen dichterbij hun werk gaan wonen, hoeven ze minder kilometers te reizen.
- Als je niet meer alleen, maar met meer personen in een auto op en neer naar je werk gaat (carpoolen).
- Als je meer gebruik maakt van het openbaar vervoer.
- Als je meer met de fiets dan met de auto reist.
Transport zorgt ook voor problemen.
Daarom denken mensen na over oplossingen die:
- minder energie gebruiken
- minder schadelijke gassen produceren
- minder ruimte innemen
- minder lawaai maken
- minder transport nodig hebben

REACTIES

A.

A.

Bedankt! Niet heel erg supergoed maar echt niet slecht! Ik heb het nodig want ik ga die toets echt verknallen morgen :p

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.