Hoofdstuk 3

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 581 woorden
  • 28 januari 2005
  • 23 keer beoordeeld
Cijfer 6
23 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
In een uitzetting: - leg je iets uit - geef je informatie - verklaar je hoe het ene verschijnsel samenhangt met het andere of hoe iets in elkaar zit of werkt - een uiteenzetting is objectief - het gaat erom dat de lezers het begrijpen - eerst begripsomschrijving, daarna toelichting
Delen uiteenzetting (ook de meeste andere teksten hebben deze indeling): 1. Inleiding
2. Middenstuk
3. Slot
Inleiding (meestal maar 1 alinea: 5 functies: - Belangstelling wekken van de lezer - Onderwerp introduceren - Aankondigen hoe de tekst is opgebouwd - De aanleiding tot schrijven noemen - De lezer of luisteraar welwillend stemmen
Middenstuk (meerdere alinea's) Hierin wordt het onderwerp echt behandeld. de hoofdgedachte wordt uitgewerkt in een aantal deelonderwerpen. Meestal per alinea 1 deelonderwerp. Slot (1 alinea) Doel: de tekst afronden. Dat kan op 2 manieren: 1. samenvatting

2. conclusie
Tekstsoorten
1. Informatieve teksten
doel: informeren
bevat controleerbare feiten en zijn objectief
2. Persuasieve teksten
doel: overtuigen
bevat feiten, maar de mening van de schrijver komt naar voren en zijn subjectief
3. Activerende teksten
doel: lezer aanzetten tot actie
bevat mening en zijn dus subjectief
In een betoog probeert de schrijver je over te halen een bepaalde mening met hem te delen. Bevat bewering die in de rest van de tekst wordt toegelicht--> argumenten
2 soorten argumenten - Objectieve argumenten -> argumenten op basis van feiten - subjectieve argumenten -> argumenten op bais van geloof of intuïtie
Voordelen-en-nadelenstructuur

Inleiding: beschrijving verschijnsel/ontwikkeling met positief en negatieve kanten
Middenstuk: overzict voor- en nadelen
Slot: conclusie, samenvatting
Het is een uiteenzetting/beschouwing als er geen verdere uitleg wordt gegeven. Indien wel verdere uitleg: betoog
Vroeger-en-nu-structuur
Inleiding: welk verschijnsel
Middenstuk: wat er veranderd is, wat er zal veranderen
slot: aanbeveling/samenvatting
Het is een betoog als de schrijver een eigen standpunt erover heeft
Problemen-en-oplossingstructuur
Inleiding: probleem
Middenstuk: 1 of meer oplossingen
Slot: geeft aan wat beste oplossing is
Het is een uiteenzetting/beschouwing als schrijver alleen mogelijke oplossingen geeft. Het is een betoog als de schrijver de beste oplossing geeft. Verschijnsel-en-verklaringstructuur
Inleiding: bepaald verschijnsel

Middenstuk: mogelijke verklaringen
Slot: aanbeveling/samenvatting
Uiteenzetting/beschouwing als schrijver alleen oplossingen en verklaringen geeft. Betoog: verklaringen en oplossingen toelicht. Bewering-en-argumentstructuur. Altijd betoog. Inleiding: Waar/waarom
Middenstuk: argumenten
Slot: conclusie
Verschijnsel-en-besprekingstructuur
Inleiding: verschijnsel
Middenstuk: aspecten verschijnsel
Slot: samenvatting
Altijd uiteenzetting of beschouwing
Woorden die aangeven dat het een oorzakelijk verband is: Daardoor, zodat, waardoor, ten gevolge, doordat. Redengevend: want, omdat, immers, daarom
Uitleggend verband: Dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld, ter illustratie
4 soorten beeldspraken: 1. Vergelijking
2. Metafoor - beeld neemt plaats in van de persoon die of datgene wat wordt uitgebeeld
3. Personificatie - zaak wordt als persoon voorgesteld

4. Metonymia - je neemt ipv het geheel, het deel of omgekeerd
Tautologie
Om iets te benadrukken, je zegt 2x ongeveer hetzelfde. Pleonasme
Dmv een bijv nm herhaal je een eigenschap die al in een zelfst nw zit. Antithese
Tegenstelling. Paradox
schijnbare tegenstelling. Hyperbool
Overdrijving. Understatement
Afzwakking-> spottend
Eufenisme
Dmv dit wordt iets wat minder aangenaam/netjes onder verzachtende manier onder woorden gebracht.-> nooit spottend
Woordspeling
Woord/uitdrukking heeft meer dan 1 betekenis. Spelen met klanken: Om teksten mooier te maken. Retorische vraag: Schrijver maakt bewering sterker door deze vraag te stellen. Jargon: om de indruk te wekken dat ze veel van een onderwerp afweten
Ironie: Milde vorm van spot, sarcasme
Foutief tautologie: wanneer binnen de zin een bepaalde begrip 2x wordt uitgedrukt. Foutief pleonasme: wanneer gedeelte van een begrip dat al zit opgesloten in ander woord. Woord te veel: hetzelfde woord wordt zinloos herhaald

Contaminatie: 2 woorden/uitdrukkingen met dezelfde betekenis kunnen door elkaar worden gehaald

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.