Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Scheidsrechter of zedenmeester

Beoordeling 8.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 2269 woorden
  • 8 november 2004
  • 45 keer beoordeeld
Cijfer 8.4
45 keer beoordeeld

Samenvatting Geschiedenis Scheidsrechter of Zedenmeester? 1 Invloed van het volk Door de invoering van de grondwetsherziening van 1848 werd de mate van directe volksinvloed op de regering in Nederland een belangrijk onderwerp van discussie. Thorbecke in een redevoering= - Als in een staat de hele nijverheid in bezit is van enkele grote kapitaalbezitters, terwijl 90 van de 100 tevergeefs zwoegen om ooit rijk genoeg te worden voor het stemrecht, dan komt de economie op gespannen voet te staan met de politieke beginselen. De politiek eist gelijkheid maar de economie maakt de ongelijkheid juist groter. Wat hebben wij aan een wetgeving die het staatsburgerschap aan iedereen aanbiedt, als aan de ene kant de rijken steeds rijker worden en aan de andere kant de armen steeds armer worden. Tussen 1848 en 1887 werd de Tweede Kamer gekozen via censuskiesrecht ( belasting kiesrecht ). De grens van het belasting bedrag dat je minstens moest betalen om kiezer te worden, werd in die jaren een paar keer verlaagd. Desondanks had omstreek 1880 nog maar ongeveer 12 % van de mannen kiesrecht en van de vrouwen nog niemand. Die leidde tot ontevredenheid . Wat waren de oorzaken? Door het kleine aantal kiezers waren de liberalen heer en meest in het parlement. De liberalen steunden een vrije economische politiek die in het belang was van het bedrijfsleven. Op grond van hun politieke principes zouden liberalen eigenlijk voor een uitgebreid kiesrecht moeten zijn: - Een uitgebreid kiesrecht zou echter betekenen dat de liberalen hun machtspositie in de Kamer zou verliezen. - Ook waren sommige Liberalen bang voor de onbezonnen manier waarop de massa zijn stem zou kunnen uitbrengen : in dat opzicht leken ze op Thorbecke. In de grondwet van 1887 werd het censusrecht afgeschaft. Voortaan zou iedereen mogen stemmen. Rijkdom bleef de maatstaf bij het verlenen van kiesrecht. Pas in 1896 kwam er een wet die wel een aantal soorten kiezers onderscheidde : - bepaald minimumbedrag aan betaalde belasting - bepaalde huur - bepaald bedrag op bankrekening - bepaald loon - behalen van bepaalde examens. Daarmee steeg het aantal kiezers tot ongeveer de helft van de mannen. Nog steeds had geen enkele vrouw kiesrecht. De uitbreiding van het kiesrecht kwam tot stand onder stevige druk van sociaal-democraten en confessionelen. In het laatste kwart van de negentiende eeuw ontstond daarnaast een feministische beweging die zich onder andere inzette voor vrouwenkiesrecht. Al deze groepen streefden naar emancipatie : volledig meetellen als mens en als burger. Liberale, ‘verlichte’ standpunten speelde een hoofdrol in de samenleving. Zo’n standpunt was bijvoorbeeld de liberale mening over het onderwijs : de overheid diende te zorgen voor de openbare scholen, waar leerlingen volgens rationele, verlichte principes werden opgevoed en algemeen christelijke en maatschappelijke deugden leerden. De confessionele waren niet blij met het overheidsonderwijs. - De roomskatholieken wilden de nieuwe vrijheid van de negentiende eeuw aangrijpen om hun kinderen katholiek onderwijs te geven. - Othodoxe, protestantse konden zich evenmin vinden in de rationele ‘verlichte’ geest in het onderwijs. Zij wilden streng gelovige protestantse scholen. Alleen als ze meer invloed kregen in de politiek, zouden protestantsen en katholieken hun doel bereiken. Het censuskiesrecht vormde daarvoor een opstakel, want de meeste orthodoxe gelovigen waren niet erg rijk. De sociaal-democraten hoopten via algemeen kiesrecht een eind te kunnen maken aan de sociaal-economische achterstelling van de arbeidsklasse. Confessionele en sociaal- democraten waren elkaars felle tegenstanders. Deze verschillende opstellingen maakte het moeilijk om een gezamelijk front te vormen voor algemeenkiesrecht. Ook daarom heeft de strijd lang geduurd. 2 Invloed op het volk Een manier van drankbestrijding die in die tijd gebruikelijk was : verslaafden kregen daarbij drank voorgezet die stiekem door een lijkdoek was gezeefd of waarin men een hagedis of kikker had laten stikken. Hierdoor zouden alcoholisten alleen maar meer op hun hoeden zijn. In plaats daarvan moesten zij via geleidelijke onthouding van de drank geholpen worden. Het eigen verstand en goede raad van vrienden moesten daarbij de hoofdrol spelen. De heropvoeding van drankverslaafden diende dus ook een maatschappelijk doel, aldus Dürcks. De aanpak van Dürcks was een typisch ‘verlichte’ methode. Ook op andere manieren werd het volk in zijn tijd via onderwijs en opvoeding door particulieren beïnvloed. In de jaren twintig van de negentiende eeuw steeg het gebruik van sterke drank tot een absoluut record. De gegoede burgerij kwam in actie. In 1842 volgde de landelijke Nederlandse Vereeniging tot afschaffing van Sterke Drank. Belangrijke middelen in de strijd waren propaganda bij een komsten, pamfletten en prentenboeken. In 1838 begon de Maatschappij tot Nut van ‘Algemeen een vetrouwelijke briefwisseling met de regering. Dat leverde niets op. Enkele jaren later pakte de Nederlandsche Vereeninging het grootscheeps aan : ze organiseerde een volkspetitionnement. Dit leverde ook niets op. De afwijzende reacties van de regering op de verzoeken van ’t Nut en de Vereeniging zijn opmerkelijk. Waren politici in de eerste helft van de negentiende eeuw ongevoelig voor de ellende die het alcoholisme teweeg kon brengen? In de eerste plaats waren dat de verdediging van het land en de zorg voor openbare orde en veiligheid. De overheid had als taak de vrijheid van de burgers te garanderen. Vanaf 1813 werd Nederland geregeerd door koning Willem 1 paste zijn optreden binnen de nieuwe Liberalen opvattingen. - Omstreeks 1820 stelde de koning drie commisies in om het armoedeprobleem te onderzoeken. Om revolutie te voorkomen was het dus belangrijk iets te ondernemen aldus deze commisie. - De koning meende dat armoede het best kon worden bestreden met maatregelen die de economie stimuleerden. - Via het opschroeven van accijnzen werd geprobeerd de overheid middelen te geven om de economie te sturen. Ook op alcohol werden accijnzen geheven. - Verandering van de mentaliteit van de arbeiders beschouwde de koning vooral als een taak van de kerken. - In een wet werd vastgelegd welke christelijke feestdagen nationaal gevierd moesten worden. Na 1848 waren de politieke verhoudingen radicaal veranderd. Betekende dat ook een andere situatie voor de drankbestrijding? In 1855 organiseerde ze weer een handtekeningenactie met als doel een drankverbodswet wel ingevoerd te krijgen naar het voorbeeld van de Amerikaanse staat Maine. Thorbecke, op dat moment kamerlid, meende dat het geen taak was van de overheid om het drankgebruik via wetten te regelen. In 1881 kwam er tenslotte een drankwet, het aantal drankgelegenheden werd beperkt en er kwamen strafbepalingen op openbare dronkenschap.
3 Het heft in eigen hand Het lijkt wel duidelijk dat het drankgebruik sterk samenhing met de slechte sociaal-economische positie van de arbeidersklasse. Die armoede was een structureel sociaal-economisch probleem. Mensen in die tijd hadden de visie van armoede en ellende vaak eigen schuld was. Wie zo over armoede denkt, gaat niet alleen proberen om de sociaal – economische structuren in de samenleving te veranderen, maar probeert ook de oorzaken door ‘eigen schuld’ aan te pakken. Emancipatie betekende niet alleen streven naar kiesrecht en maatschappelijke hervormingen, maar ook zelf werken aan ‘verheffing’ en opvoeding van eigen achterban. Als armoede gedeeltelijk werd veroorzaakt door een gebrekkige opvoeding en ontwikkeling, zouden andere wel eens kunnen gaan denken dat het godsdienstig en opvoedkundig peil van een groep waaronder zich veel armen bevonden niet veel kon voorstellen. Het was logisch dat die groepen zich ongerust maakten over hun reputatie en zich steeds bewuster werden van de achtergestelde positie die zij in de samenleving innamen. In alle opzichten was je ‘katholiek’ , ‘protestants christelijk’ of ‘socialistisch’. Deze opsplitsing van de samenleving in Nederland noemt men verzuiling. Naast de confessioneel of socialistisch gekleurde organisaties waren er ook ‘algemene’ alleen de Liberalen burgers bleven daarvoor over. Die vormde zo eigenlijk tegen wil en dank een vierde zuil. De verzuiling had ook gevolgen voor de drankbestrijding. Er kwamen meerdere organisaties tegen drankbestrijding maar hoe kunnen die nou een ander doel hebben? 4 Heiligt het doel de middelen? In de jaren tussen de beide wereldoorlogen werd er heel wat gemarcheerd en gedemonstreerd in Nederland door de aanhangers van alle zuilen. De verzuiling was in deze periode op haar hoogtepunt. Jeugdbewegingen waren voor iedere zuil erg belangrijk. De gereformeerde hadden hun jongelingsverenigingen. Op allerlei manieren vormden de zuilen gesloten wereldjes op zichzelf. Men schermde zich af voor de invloed van andere richtingen en stelde zich zo goed mogelijk op de hoogte van informatie uit de eigen bronnen. Ook sportbeoefening bood de mogelijkheid zich in verzuild verband te organiseren. Gedurende de hoogtij van de verzuiling waren er ook mensen die kritiek hadden op wat er gebeurde. De verzuilde organisaties hadden hun aanhang stevig in de greep. Wat zijn de gevolgen daarvan geweest voor de normen en waarden onder het volk? Hebben de zuilen wel bereikt wat de liberale overheid in de negentiende eeuw op principiële gronden weigerde te doen? Drankbestrijding werd door alle zuilen erg serieus genomen. Daarbij stond het aanleren van zelfbeheersing voorop. - De socialisten wilden de levensomstandigheden van de arbeiders verbeteren. - Bij de confessionelen ging het om vorming of behoud van de ‘zedelijke identiteit’ - Liberalen vonden het belangrijk om de openbare orde te handhaven en de productiviteit op te voeren. Vanaf 1900 hebben de diverse drankbestrijdingsorganisaties een enorme groei doorgemaakt. De verenigingen kregen ruimere financiële middelen. De jaren twintig betekende een keerpunt. De verenigingen vergrijsden en gingen zich naast het eigenlijke drankbestrijding steeds meer op de nevenactiviteiten richten. 5 De verzuilde overheid Na de invoering van het algemeen kiesrecht in de jaren 1917 en 1922 was het definitief gedaan met de liberale heerschappij in de politiek. De naar emancipatie strevende groepen van sociaal-democraten en confessionelen behaalde verreweg de meeste stemmen. Die situatie zou voorlopig zo blijven. Je kunt dus in de periode tussen de twee wereldoorlogen een overwegende confessionele invloed in de politiek verwachten. De confessionelen en de liberalen vonden dat de overheid zich niet teveel moest mengen in het huiselijk en persoonlijk leven. Dat was volgens hen namelijk een taak van de kerken en van de vele verzuilde organisaties zelf. Net als de liberalen waren de confessionele van mening dat de overheid moest waken over zaken als landsverdeling en veiligheid op straat. In het algemeen diende de staat de ‘openbare orde’ te handhaven. Daaronder viel in de ogen van confessionelen echter iets anders dan wat de liberalen eronder verstonden. -De gereformeerde dachten zo over de overheid : Op de overheid rust de plicht te waken over de publieke eerbaarheid op de weg en op publieke plaatsen. -De protestants: Wie zichzelf niet beschermen kan, wordt beschermd door de overheid, wie het niet kan.. moet dus worden beschermd.. wie niet wil moet worden gestraft. De meningvorming onder het publiek in de jaren twintig en dertig stond bij het confessionele volksdeel natuurlijk onder sterke invloed van kerkelijke en verzuilde organisaties.Om dit soort redenen werd ervan confessionele zijde door stromingen op aangedrongen een zedelijkheidsinspectie door de overheid te laten instellen. Zo ver kwam het niet. In de jaren twintig en dertig stond de drankwetgeving herhaaldelijk op de politieke agenda. De regering voerde vooral een vergunningen beleid : behalve de verkoop van gedestilleerde sterke dranken werd ook die van bier en wijn aan vergunningen gebonden. De eerste tijd na de Tweede Wereldoorlog maakten veel Nederlanders zich zorgen over de ontwikkelingen op het terrein van de goede zeden en openbare eerbaarheid. Ook de zorgen over alcoholgebruik namen toe. Het tijdperk van de verzuiling bleef na de Tweede Wereldoorlog voortduren. Een verschil met de tijd voor de oorlog was, dat regeringen na de oorlog waren samengesteld uit coalities van confessionelen en sociaal-democraten. Gezamenlijk bouwden deze stromingen aan de opbouw van een verzorgingsstaat in Nederland. - In zo’n staat heeft de overheid uitgebreidere taken dan volgens Liberale en vooroorlogse confessionele opvattingen wenselijk was. 6 Ontzuiling en democratisering De jeugd van 1965-1970 wilden vooral ‘provoceren’: het gezag van de ouderen ‘uitdagen’. Ook in de politiek zag je na 1965 belangrijke veranderingen. De jongeren namen de levensbeschouwing van hun ouders niet zomeer meer klakkeloos ovre. In die tijd kwam ook D66 . De bestaande verzuilde partijen, die alles tegenhielden moesten volgens D66 ‘ontploffen’ om plaats te maken voor geheel nieuwe politieke verhoudingen. De veranderingen in de jaren zestig betekende dat men anders ging aankijken tegen de voorafgaande periode van verzuiling. Bij de ontzuiling van de jaren zestig speelde de media een grote rol, vooral de televisie. In de jaren tot 1960 haalden men zijn informatie voornamelijk uit bronnen van de eigen zuil. De televisie maakte dit allemaal anders. Omdat er eerst maar een zender was, keek iedereen naar dezelfde programma’s. Als je je eigen omroep dan trouw wilde blijven zou dat betekenen dat je je kostbare toestel meer dan de helft van de tijd uit zou moeten laten. Dat deden de televisiekijkers niet. Via de televisie kwam men dus in aanraking met ideeën van de ‘andere’. De overheid heeft sinds de jaren zestig te maken met tegenstrijdige eisen. Aan de ene kant werd bevoogding en betutteling door de burgers niet langer geaccepteerd. - Aan de andere kant moest de overheid in de verzorgingsstaat het welzijn van alle burgers zo goed mogelijk behartigen. Daarbij hoorde ook het waken over de gezondheid van de burgers. In 1964 kwam er een nieuwe drankwet, daarin bleken geen regels meer voor te komen betreffende een maximum aantal vergunningen voor verkooppunten van alcoholhoudende dranken. Het ging de overheid altijd om het handhaven van de openbare orden, niet zozeer om het bestrijden van een verslaving. De democratisering heeft belangrijke veranderingen gebracht in de verhouding tussen burgers en bestuurders. Alleen al het kiezersgedrag waarbij mensen niet meer traditioneel op verzuilde partijen stemmen, maar gewoon op de partij of politicus van eigen voorkeur, heeft politieke leiders minder zeker gemaakt van hun positie. Een andere grens aan de directe invloed van de burgers op het bestuur was het bestaan van Europese samenwerking. In Nederland was sinds de jaren zestig een sfeer van tolerantie ontstaan rond het gebruik van zogenaamde softdrugs. Door softdrugs toe te laten en harddrugs te bestrijden zou het risico verminderen dat gebruikers van softdrugs zouden overstappen op de gevaarlijke en verslavende harddrugs.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.