Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Module 4 China: van Confucius tot Mao Zedong

Beoordeling 7.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 2708 woorden
  • 29 oktober 2004
  • 96 keer beoordeeld
Cijfer 7.9
96 keer beoordeeld

China. Van Confucius tot Mao Zedong. 1. Het confucianisme. 1.1. Meester Kong. Het woord Confucius is de verlatiniseerde naam van Kongfuzi, wat meester Kong betekent. Hij leefde van 551 tot 479 v. Chr., in de Zhou-dynastie (1050-221 v. Chr). China was toen een grote chaos: overal waren oorlogen, ruzies en moorden. Deze periode (500 tot 221 v. Chr.) noemen we het tijdperk van de Strijdende Staten. Confucius was een wijsgeer met ideeën voor een betere maatschappij. In het begin van de Zhou-dynastie was er een centraal gezag, wat iedereen respecteerde. Confucius wilde terug naar deze tijd. Dit kon alleen als in de relatie tussen hoger- en lagergeplaatste de hogere aan de lagere ren (liefde, medemenselijkheid) gaf, en de lagere aan de hogere yi (verplichting om je plaats te kennen). Je had vijf relaties: 1. Vorst (ren: zo goed mogelijke vorst zijn) en onderdaan (yi: loyaliteit). 2. Vader (ren: zo goed mogelijke vader zijn) en zoon (yi: kinderlijke piëteit). 3. Man (ren: zo goed mogelijke man zijn) en vrouw (yi: volgzaam en gehoorzaam). 4. Broers (yi: jongere broer moet respect hebben voor de oudere). 5. Vrienden (ren en yi: de vriendschap moet gebaseerd zijn op vertrouwen). De wijste en deugdzaamste persoon zou de vorst moeten zijn, die dan heel deugdzame bestuurders verzamelt. Deze zijn dan een voorbeeld voor het volk, dat ook blij is met een ideale vorst. 1.2. Het confucianisme en de staat. Tijdens de Han-dynastie (206 v Chr. – 220 n. Chr.) werd het confucianisme staatsideologie, tot de val van het keizerrijk in 1912. In de praktijk werd niet de ideaalste man vorst, maar er kwam erfopvolging. Zo ontstonden de dynastieën. De rechtvaardiging hiervan lag in het hemels mandaat. De keizer was vertegenwoordiger van de hemel op aarde, de zoon des hemels. De hemel gaf de keizer de volmacht om de aarde te besturen. Het uitbreken van een hongersnood, of een andere ramp, was een teken dat de hemel het mandaat had opgegeven: het huidige vorstenhuis kwam ten val en er moest een nieuwe komen. Ambtenaren hielpen de keizer in het regeren. Ook ambtenaren moesten heel deugdzaam zijn. In het vroege keizerrijk werden rijke grootgrondbezitters ambtenaar, na 1000 moesten ambtenaren een examen afleggen in de Zhou-dynastie en boeken van Cunfucius en Mencius. De klassieken. Zo wisten ze zeker dat de ambtenaren kennis hadden van het juiste gedrag, bestuursvorm en ordening van de maatschappij. Zo’n opleiding was erg zwaar en duur (zo’n 1% slaagde). De kennis waar ze examen in hadden gedaan hadden ze in de praktijk niet vaak nodig. De hoogste vorm van ambtenaren waren de Mandarijnen. De ambtenaren regelden zo ongeveer het hele dagelijkse leven: van de economie tot het vervoer en van de gebouwen tot de rechtspraak. Als de vorst en zijn ambtenaren niet goed regeerden ontstond er chaos.
1.3. Confucianisme en het volk. De Chinezen waren voor zo’n 90% boeren. De boeren waren in de Chinese standenmaatschappij belangrijk, omdat ze het voedsel verzorgden. Ambtenaren – boeren – ambachtslieden – handelaars. Handelaars werden gezien als profiteurs van boeren en ambachtslieden. Boeren moesten vaak torenhoge belastingen betalen aan de bestuurders. De familie was belangrijker dan het individu. Gehoorzaamheid aan de hogergeplaatste was ook van groot belang. De familie was, net als de staat, hiërarchisch en totalitair. De vrouw was ondergeschikt aan de man en hoorde binnenshuis te werken (het Chinese woord neiren voor vrouw betekent ook ‘de persoon die binnen is’.) Bij meisjes werden de voeten vaak ingebonden: met zwachtels werd ervoor gezorgd dat de tenen (behalve de grote) onder de zool van de voet kwamen. Dit was een schoonheidsideaal: met zo’n voeten hoefde je niet veel te lopen, bleef je binnenshuis en het was een statussymbool. Dit heette gouden lotussen. 1.4. Ontsnappingswegen. Het confucianisme had een verstikkende werking op de mensen. Mensen ontsnapten hiervan door middel van het boeddhisme of het taoïsme. De mens verliest door regels zijn aangeboren spontaniteit en raakt verwrongen door de strakke banden. Dit kan leiden tot waanzin. Een klein kind is nog spontaan, omdat het vrij is van de regels, en heeft de oerkracht, de tao in zich. Tao staat ook voor harmonie in de natuur, deze wordt verstoord door de regels. Kennis is de bron van alle ellende. Meester Zhuang (uit de laatste fase van de Zhou-dynastie) schreef de boeken Daodejing (Boek van de Weg en de Deugd) en Zhuangzi. Hij weigerde minister te worden, want dat was in strijd met het streven naar vrijheid en eenwording met de eeuwigdurende levensstroom tao. 2. Het Rijk van het Midden en de barbaren. 2.1. Het welvarende Rijk van het Midden. In 221 v. Chr. kwam de eerste keizer aan de macht. Verschillende keizerhuizen kwamen aan de macht. In 960 n. Chr. was er een belangrijke machtswissel: de belangrijke militair Zhao Kuangyin greep de macht. De macht van hem en zijn familie duurde tot 1279 n. Chr., de Song-dynastie. Hij zorgde o.a. voor de staatsexamens en een indamming van de macht van militaire macht: soldaten zouden slechte burgers zijn. Voor 1000 n. Chr. waren steden vooral bestuurlijke en militaire centra waar de wijken werden afgeschermd met muren. Je mocht alleen bepaalde tijden handelen. Tijdens Song werd dit afgeschaft: steden ontwikkelden zich, cultuur werd belangrijker en het werd er levendiger. De handel nam toe en het wegennet werd verbeterd. Hierdoor konden de boeren zich gaan specialiseren in een bepaald gewas. Zijde en thee waren erg populair. 2.2. De barbaren. Chinees voor China is Zhong-Guo. Dit betekent Rijk van het Midden. De Chinezen zagen China als centrum van de wereld, andere volken waren barbaren. Je had gekookte barbaren (randvolkeren, cultuur leek op de Chinese) en rauwe barbaren. Tot de westerse imperialisten uit de 19e eeuw woonden de meest gevreesde barbaren in het noorden. Om hen tegen te houden werd de Chinese Muur gebouwd tijdens de Qin-dynastie (221-206 v. Chr.). Het noorden van China bestond uit steppes, daar trokken nomaden rond. De Chinese Muur was niet altijd genoeg qua verdediging. Om de barbaarse ruiters op de steppen te houden werden daarom soms hoge titels uitgedeeld aan stamhoofden ofzo. Het volk der Mongolen was zo’n stam. In de 13e eeuw werd Djengis Chan leider, die een goed militair systeem op poten zette. Hun rijk ging zelfs richting Europa, veel Chinese uitvindingen belandden zo in Europa. In 1276 veroverde Koebilai Chan Hangzhou (de Song-hoofdstad) en in 1279 hadden de Mongolen heel China in hun handen. Hun rijk ging van Vietnam tot Europa. In het begin plaatsten de Mongolen hun bestuur boven het Chinese, met Marco Polo als een van de bestuurders, maar in de loop van de tijd werd de invloed van het confucianisme (en de Chinezen) op het bestuur groter. De Mongoolse leiders werden de Yuan-dynastie. In 1315 werden de staatsexamens weer ingevoerd. De Mongolen werden langzaam Chinezen. Dit heet sinificatie. Midden 14e eeuw kwamen er een boel rampen in China. Zhu Yuanz-Hang joeg de Mongolen China uit en werd zelf keizer (Ming-dynastie). 2.3. Het tribuutstelsel en de Roodharige Barbaren. In 1644 werd het tijd voor de Qing-dynastie, die zou duren tot 1912. Peking werd toen de hoofdstad van China. Door hun ervaringen met de Mongolen was de afkeer voor barbaren nog groter geworden. De contacten met het buitenland werden strenger gecontroleerd, buitenlandse handel ging via het tribuutstelsel en de Chinese Muur werd versterkt. China was het centrum van de wereld en het beste volk. De keizer zou ook omliggende volkeren in toom kunnen houden, mits ze gezanten naar de keizer sturen en voor de keizer zouden buigen. Dit waren tribuutgezantschappen. Hoe meer gezantschappen, hoe meer deugd de keizer had. De volkeren kregen als geschenken o.a. zijde. Andere vormen van handel waren niet toegestaan. Nabije volkeren mochten maar 1x per jaar komen, verre volkeren zelfs maar 1x per acht jaar. Ook de VOC probeerde handelsbetrekkingen met China te beginnen, maar China ging niet akkoord.
2.4. De jezuïeten en hun missiestrategie. De Middeleeuwen waren in Europa voorbij en de ontwikkelingen gingen snel. China richtte zich naar binnen, Europa naar buiten. Er kwamen ontdekkingsreizen. Naast het zoeken naar nieuwe handelsgebieden werden er ook missionarissen naar verre landen gestuurd om het Christendom te verspreiden. In Zuid-Amerika was dit succesvol, maar China was een stuk moeilijker te bekeren. Chinezen zagen Europeanen als barbaren die nog veel te leren hadden. De Europeanen waren hierdoor gefascineerd en stichtten op Macao (een handelssteunpunt van Portugal in Zuid-China) een studiecentrum. Hier werden jezuïeten onderwezen tot sinologen. In 1540 werd de elitegroep binnen de kerk ‘Societas Jesu” gesticht. Deze groep werd ingezet tijdens de moeilijke missie China. Van de sinologen leerden ze dat ze moesten beginnen met de confucianistische leiders te bekeren tot het Christendom. Matteo Ricci (1552-1610) was de bedenker van de missiemedothiek Accommodatio, wat wilde zeggen dat jezuïeten zich moesten aanpassen aan de gebruiken van de literati. Ze vergeleken Chinese met Christelijke gebruiken en gebruikten de westerse wetenschap als lokmiddel. Dat werkte. Sommige literati bekeerden zich tot het Christendom. Rond 1660 waren er zo’n 150.000 bekeerden. Adam Schall von Bell (1592-1666) en Verbiest (1623-1688) kwamen zelfs tot het keizerlijke hof. Zij kwamen aan het hoofd van de astronomie te staan, waar vast kwam te staan wanneer er werd gezaaid en wanneer feestdagen waren. Keizers werden echter niet bekeerd tot Christenen, maar zagen het wel als aanvulling op hun cultuur. Jezuïeten werden meer en meer technici en prediken kwam niet meer aan bod. De Chinezen waren niet onder de indruk van Europeanen, maar andersom wel. De Franse filosoof Voltaire zag in China een model voor Frankrijk en hogere klassen lieten zich schilderen als Mandarijnen. De interesse voor de Chinese cultuur in de 17e en 18e eeuw werd chinoiserie genoemd. Het confucianisme had China dus én de Mongolen én de Europese jezuïeten doen overleven. 3. Het einde van het keizerrijk: moderne tijden breken aan. 3.1. De Opiumoorlog. De Qing-dynastie bracht veel welvaart: tussen 1644 en 1800 verdubbelde de Chinese bevolking tot 300 miljoen. Door de beperkte ruimte voor landbouw was er voor veel mensen te weinig voedsel, waardoor onvrede en opstanden ontstonden. Dit was de bedreiging voor het bestuur van binnenuit. Van buitenaf kwamen er nog meer bedreigingen. Door de rust tijdens de Qing-periode werd het leger feitelijk verwaarloosd. De Engelsen hadden door de industriële revolutie veel meer economische en militaire kracht en wilden van het tribuutgezantschap af. Chinezen hadden helemaal niet zo’n behoefte aan Europese producten, alleen opium vonden ze wel lekker. De Engelse East India Company (EIC) smokkelde Opium China in en kocht met de opbrengst thee. De handelsbalans van China werd negatief. Er was een tekort aan Zilver (munten werden van zilver gemaakt). De Chinese overheid greep daarom in: de opiumvoorraad werd ingenomen en Engelsen mochten nooit meer smokkelen. Daarop stuurden de Britten oorlogsschepen naar China. De opiumoorlog (1839-1842) was uitgebroken. De Engelsen waren in de minderheid, maar waren sterker en wonnen, waardoor het Verdrag van Nanjing werd afgesloten: Engeland kreeg rechtstreekse vrije handel, openstelling van bepaalde havens, Hongkong en recht op elk recht dat andere landen in China hadden. De opiumhandel bloeide op. 3.2. Nog meer nederlagen, er klinken roepen om moderniseringen. In 1860 werd China nogmaals verslagen door de Engelsen, dit keer in samenwerking met de Fransen. Bij een nieuw verdrag moest China nog meer concessies doen. China werkte veel van deze afspraken toch tegen. Toen de keizer het Verdrag van Tianjin wilde tegenwerken door ze te zien als tribuutgezanten en ze te beschieten als ze van het protocol afweken. Maar de Fransen en Engelsen kwamen terug en staken het Zomerpaleis in brand. China werd dus weer verslagen door westerse machten. Sommige confucianisten wilden met behulp van de westerse ontwikkelingen China versterken (de zelfversterkingsbeweging). Schepen werden gebouwd, Chinezen gingen in het westen studeren en spoorwegen werden aangelegd. Toch bleven de ambtenaren het hoogst in aanzien. Westerse bedrijven in China mislukten vaak, omdat hun manier van werken niet in de Chinese maatschappij paste. In Japan lukte de modernisering wel en werd geïndustrialiseerd. In 1894 kregen Japan en China ruzie over Korea: de Chinees-Japanse oorlog. Het grote China werd verpletterend verslagen door Japan. China was in shock. Men zag in dat fundamentele hervormingen noodzakelijk waren. 3.3. Hoe moest China verder? Na de nederlaag moest China Taiwan aan Japan afstaan en geld betalen. Hierdoor gingen andere landen ook op jacht naar zo’n concessiegebieden. Engeland, Frankrijk, Duitsland en Rusland hadden hiermee succes, maar de VS verzetten zich hiertegen en wilden dat China zelfstandigheid behielden. Chinese geleerden maakten zich ook zorgen om de concessiegebieden. Op 2-5-1895 bood Kang Youwei de Tienduizend-woordenmemorie aan, waarin hij zei dat de vredesvoorwaarden van Japan verworpen moesten worden. Hij werd gesteund door 1300 kandidaten voor staatsexamens die zeiden dat de klassieken van Confucius waren vervalst. Keizer Guangxu vertrouwde Kang na een tijdje en kondigde hervormingen aan: moderne scholen zouden er komen, het leger zou gemoderniseerd worden, enzovoorts. Deze maatregelen troffen de ambtenaren en hierdoor werden de hervormingen geen succes. Keizerin-weduwe Cixi herriep deze dan ook, keizer Guangxu kreeg huisarrest en Kang en aanhangers vluchtten naar Japan. 3.4. De Bokseropstand, het keizerrijk komt ten einde. De conservatieven wilden dat alle barbaren weer uit China weggingen. In 1899 brak in oost-China een opstand uit. Deze taoïstische opstandelingen dachten onschendbaar te zijn en het liep uit op een slachtpartij (de Bokseropstand): vele missionarissen en andere buitenlanders werden vermoord. De legers van de Qing-dynastie kozen de zijde van deze Boksers. Maar ook deze oorlog werd verloren en China werd weer vernederd. Westerse mensen werden steeds machtiger in China. Hierdoor zag keizerin Cixi ook in dat hervormingen moesten. Weer een nieuw onderwijssysteem mislukte door te weinig geld en goede leraren. Daarom vertrokken veel studenten naar het buitenland. Deze kwamen tot het inzicht dat China sterk zou worden door moderner te worden: feminisme (in strijd met het confucianisme). Zo ontstond in het buitenland een revolutionaire sfeer. In 1906 werd het examensysteem afgeschaft. De regionale legers moderniseerden, met dank aan Yuan Shikai. In 1908 overleed keizerin-weduwe Cixi, en even later Guangxi ook (onder verdachte omstandigheden). Hij werd opgevolgd door de 3 jaar oude Henry Pu Yi. De prins die namens hem regeerde was niet veel waard, en daardoor werd Yuan Shikai de machtigste man in China. Op 10-10-1911 brak in de stad Wuhan muiterij uit. Het leger kwam in centraal en zuid-China in opstand. Shikai zou alleen ingrijpen als de dynastie ten val zou komen. Op 12-02-1912 gebeurde dit. Het keizerrijk was afgelopen, na 2133 jaar. Een tijdje was Sun Yat-Sen president, maar al snel werd Shikai dit.
3.5. Een tijd van verdeeldheid en intellectuele gisting. In 1915 probeerde Shikai het keizerschap weer in te voeren, maar omdat hij in 1916 stierf, was dit niet gelukt. De militaire machthebbers luisterden steeds minder goed naar Peking, wat leidde tot warlords (oorlogsheren) die eigen grondgebieden regeerden en anderen bestreden. Dat duurde van 1916-1928. Tjiang Kai-Sjek greep in en herstelde de eenheid in China met zijn Nationalistische Partij Guomindang. De politiek mocht dan wel niet meer confucianistisch zijn, de maatschappij was dit nog wel. Vooral op het platteland was dit het geval. In 1915 startte Chen Duxiu (latere communist) het tijdschrift Nieuwe Jeugd op, waar de jeugd praatte over andere manieren om een land te regeren en te functioneren, waar ook westerse filosofen bij werden betrokken. Nog meer moderniseringen: Na de WOI wilde Japan de Duitse concessiegebieden in China hebben, maar China wilde die zelf ook hebben. In het Verdrag van Versailles werd opgenomen dat Japan ze zou krijgen. Dit leidde tot een opstand in China. Op 4-05-1919 demonstreerden 4000 studenten bij het Plein van de Hemelse Vrede, ook tegen hun eigen slappe regering. Deze protesten sloegen over naar andere delen van het land. Deze protesten en de nasleep waren de Beweging van de Vierde Mei. China tekende het Verdrag niet, maar het imperialisme in China bloeide verder op. Het nationalisme werd ook steeds krachtiger en het confucianisme werd steeds minder populair. Jongeren en vrouwen kwamen in opstand. In navolging van Nieuwe Jeugd kwamen er ook veel nieuwe tijdschriften waaruit bleek dat men wilde bouwen aan een nieuw, modern China. Dit nieuwe denken werd de Nieuwe Cultuur Beweging genoemd. Na de Russische Revolutie in 1917 werd China steeds meer aangetrokken tot het marxisme-leninisme, Rusland was immers ook een agrarische maatschappij en het anti-imperialistisch denken van de communisten werd ook toegejuicht. In 1921 werd in Shanghai de Chinese Communistische Partij opgericht. Maar toch was het confucianisme nog niet helemaal weg: vooral op het platteland bleef dit. Pas na de communistische machtsovername in 1949 werd in het hele land het confucianisme aangevallen. Sommigen denken dat de economische macht van China, Japan en Korea nu juist te danken is aan Confucius.

REACTIES

D.

D.

er staat bij 2.3:
In 1644 werd het tijd voor de Qing-dynastie, die zou duren tot 1912. Peking werd toen de hoofdstad van China.

Dit klopt niet, want Peking werd de hoofdstad van china in de Ming-dynastie.
In het boek staat namelijk: Tijdens de beginjaren van de Ming werd PEKING - het huidige Beijing -voor het eerst de hoofdstad van China.



17 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.