Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Sprookjes van Grimm

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 1982 woorden
  • 17 augustus 2004
  • 293 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
293 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
10 Sprookjes uit het boek: Sprookjes van Grimm ~1~ Roodkapje ~2~ De kabouters ~3~ De wolf en de zeven geitjes ~4~ Het lammetje en het visje ~5~ De drie talen ~6~ Assepoester ~7~ De arme molenaarsknecht en het katje ~8~ De stukgedanste schoentjes ~9~ De 12 jagers ~10~ De drie spinsters Van de eerste vijf sprookjes heb ik een samenvatting gemaakt. Samenvattingen: Roodkapje
Er was eens een lief klein meisje dat door iedereen erg geliefd was. Op een dag kreeg ze van haar oma een rood fluweel mutsje. Omdat ze het mutsje elke dag droeg werd ze roodkapje genoemd. Op een dag vroeg roodkapje’s moeder of roodkapje bij haar zieke grootmoeder, diep in het bos, een fles wijn en een stuk koek wilde brengen. Haar moeder zei tegen roodkapje dat ze niet van de weg af mocht gaan, omdat ze dan misschien kon vallen. Toen roodkapje in het bos was kwam ze de wolf tegen. De wolf vroeg waar ze heen ging en waar haar overgrootmoeder dan woonde. Na een tijdje naast roodkapje gelopen te hebben zei de wolf tegen roodkapje wat een mooie bloemen. Roodkapje zag de mooie bloemen en kon de verleiding niet weerstaan om van de weg af te gaan en die mooie bloemen te plukken voor overgrootmoeder. Terwijl roodkapje de bloemen plukte ging de wolf naar het huisje van overgrootmoeder hij klopte aan en deed net alsof hij roodkapje was, grootmoeder liet hem binnen. De wolf at grootmoeder op en ging in bed liggen. Ondertussen had roodkapje heel veel bloemen geplukt en was ze weer onderweg naar grootmoeders huisje. Bij het huisje aangekomen zag ze dat de deur openstond, ze vond het erg vreemd. Ze ging naar binnen. Ze zag grootmoeder en dacht wat ziet ze er raar uit. Ze vroeg: Grootmoeder wat heeft u grote oren! De wolf zei: Dan kan ik je beter horen, mijn kind
Roodkapje vroeg: Grootmoeder wat heeft u grote ogen! De wolf zei: Dan kan ik je beter zien, mijn kind. Roodkapje vroeg: Grootmoeder wat heeft u een grote mond! De wolf sprong uit bed en zei: Dan kan ik je beter opeten. Toen de wolf roodkapje opgegeten had was hij zo moe van al dat eten dat hij op bed ging liggen en in slaap viel. Na een tijdje kwam de jager langs het huisje. Hij vond het raar dat de deur van grootmoeder openstond en ging naar binnen. Daar zag hij de wolf liggen. Hij schrok want hij zag wat bewegen in zijn buik. Hij pakte een schaar en knipte de buik van de wolf open. Daar kwam een klein meisje uit, het was roodkapje. Ook kwam grootmoeder uit de buik. Roodkapje zocht naar stenen in het bos ze gaf ze aan de jager. De jager deed de stenen in de buik van de wolf en naaide de buik waar dicht. Toen de wolf wakker werd wilde hij opspringen en wegrennen. Maar de stenen in zijn buik waren zo zwaar dat hij dood neerviel. Roodkapje was zo geschrokken van dit hele gebeuren dat ze zei nooit meer van de weg af te gaan als haar moeder dat tegen haar zei.
De kabouters Er was eens een schoenmaker die heel arm was. Hij was wel schoenmaker maar hij had nog geen eens geld voor nog wat leer om schoenen te maken. Op een avond had hij schoenen klaar gezet die hij de volgende dag af wilde maken. Hij ging naar zijn bed. Toen hij de volgende morgen wakker werd stonden de schoenen netjes en af op tafel. Na een tijdje kwam er een koper die meer betaalde voor de schoenen dan dat ze koste, hiervan kon de schoenmaker weer wat nieuw leer kopen. Diezelfde avond zette hij weer schoenen klaar om de volgende dag af te maken. En ja hoor de volgende morgen stonden er weer wat schoenen netjes en af op tafel. Dit ging zo een tijdje door, de schoenmaker kreeg een goed bestaan en verdiende steeds meer. Op een dag zei hij tegen zijn vrouw, laten we wakker blijven en ons in een hoekje verstoppen om te kijken wie mij elke nacht helpt. Zo gezegd zo gedaan. Na middernacht kwamen er 2 kleine naakte mannetjes binnen. Ze gingen aan de tafel van de schoenmaker zitten en gingen daar aan het werk. De volgende morgen naaide de vrouw van de schoenmaker kleertjes voor de kleine naakte mannetjes en legde die ’s avonds op tafel. Ze verstopte zich weer om te kijken hoe de mannetjes reageerde op de geschenken. Toen ze na middernacht kwamen, waren de mannetjes eerst heel verrast en daarna heel erg blij. Ze sprongen en danste op de tafel. Na die nacht zijn de mannetjes nooit meer teruggekomen. Maar de schoenmaker en zijn vrouw leefde nog lang en gelukkig. De wolf en de zeven geitjes Er was eens een geit die zeven jonge geitjes had. Op een dag ging moedergeit naar het bos om eten te halen, ze verbood haar kinderen om voor niemand anders open te doen dan voor hun moeder. Het duurde niet lang of er werd geklopt en iemand riep: Maak open lieve geitjes, hier is jullie moeder. Maar de geitjes deden niet open want ze hoorde aan de rauwe harde stem dat het hun moeder niet was. De wolf ging naar een marskramer en kocht daar een groot stuk krijt. Hier werd zijn stem fijn van. De wolf ging weer terug naar het huis en klopte opnieuw aan en zei: Maak open lieve geitjes, hier is jullie moeder. Maar de geitjes deden niet open, omdat ze zagen dat het hun moeder niet was, want onder de deur zagen ze 2 zwarte poten staan. De wolf liet zijn poten met deeg bestrijken bij de bakker en liet er wat meel op doen bij de molenaar. Opnieuw ging de wolf naar het huis van de geitjes en klopte aan, hij zei: Maak open lieve geitjes, dit is jullie moeder. De geitjes hoorde een fijne stem en zagen witte poten, ze dachten dat het hun moeder was en deden open. Tot hun schrik zagen ze dat het hun moeder was, iedereen verstopte zich snel. Maar na een tijdje had de wolf iedereen gevonden en opgegeten. Hij had alleen het jongste geitje niet gevonden, omdat hij heel diep verstopt zat in de klokkast. De wolf was voldaan en ging buiten op de weide onder een boom liggen en viel in slaap. Toen de moeder thuis was, was ze erg geschokt. De deur stond wagenwijd open en alles lag overhoop. Het ergste was dat haar kinderen nergens te bekennen waren. Ze riep en riep, totdat het jongste geitje te voorschijn kwam en vertelde wat er was gebeurd. Moedergeit liep naar buiten,. Toen ze op de weide kwam zag ze de wolf liggen. Ze vroeg aan het jongste geitje of hij schaar, naald en draad wilde halen. Nadat het geitje terug kwam knipte de moeder de buik van de wolf open. Eén voor één kwamen de geitjes eruit. De moeder vroeg aan de geitjes of ze steenblokken wilde zoeken. De moeder deed de stenen in de buik van de wolf en naaide de buik weer dicht. Nadat de wolf wakker was geworden had hij zoveel dorst gekregen van al die geitjes die hij had opgegeten dat hij naar de put liep, om wat water te drinken. De wolf boog over het water om te gaan drinken. Maar jammerlijk viel hij voorover en verdronk. Iedereen was blij en bekomen van de schrik. Ze maakte een rondedans en riepen daarbij: De wolf is dood! De wolf is dood! Het lammetje en het visje Er waren eens een broertje en een zusje, die heel veel van elkaar hielden. Maar ze hadden een stiefmoeder die niet goed voor ze zorgde en hen veel verdriet deed. Op een dag speelde ze met wat andere kinderen op de weide voor het huis. Omdat ze zo blij en leuk speelde ergerde de stiefmoeder zich aan hun. Ze toverde met haar heksenkunsten het broertje in een vis en het zusje in een lam. Op een dag kwamen er onverwachts gasten. Omdat ze niks te eten hadden zei de stiefmoeder tegen de kok dat hij een lammetje uit de wei moest halen en die moest slachtte. De kok haalde het lammetje en bond haar vast. Toen hij het mes pakte om het lammetje te slachtte zag hij dat de vis in de vissenkom heel verdrietig keek. Het lammetje riep: Ach broertje, in het diepe meer, wat doet mijn kleine hartje zeer. Het mes is scherp, het mes is groot en aanstonds steekt de kok mij dood. Het visje antwoordde: Ach zusje/lief daarboven, je moet me echt geloven, mijn hartje doet ook zeer. De kok was zo ontdaan door wat het lammetje en het visje gezegd hadden, dat hij het lammetje vrij late. Hij bracht ze onder bij een aardige boerin. Voor de gasten bereide hij iets anders voor. Omdat de boerin vroeger de voedster geweest was van het zusje, wist ze wie dit waren. Ze ging met de diertjes naar een wijze vrouw die een zegewens over hun uitsprak. Hierdoor veranderden ze weer in mensen. Ze leefde nog lang en gelukkig. De drie talen Er was eens een oude graaf in Zwitserland. De graaf had één zoon, maar die zoon kon niks leren en was heel dom. De graaf stuurde de jongen naar een beroemde leermeester. Na een jaar weggeweest te zijn, kwam de zoon terug. De graaf vroeg wat de jongen geleerd had en de zoon antwoordde: Ik heb geleerd hoe honden blaffen. De graaf stond versteld van het slechte werk en stuurde de zoon naar een andere leermeester in een andere stad. Na een jaar kwam de zoon terug en opnieuw vroeg de graaf wat zijn zoon geleerd had, de zoon antwoordde: Ik heb geleerd hoe de vogels spreken. De graaf werd kwaad en vond zijn zoon een nietsnut. De graaf stuurde de zoon weer opnieuw naar een andere stad en een andere leermeester. Weer bleef de zoon een jaar weg. De graaf vroeg wat hij geleerd had en de zoon antwoordde: Ik heb geleerd wat de kikvorsen kwaken. De graaf werd woedend en zei tegen zijn dienaren dat hij hem niet langer als zijn zoon beschouwd en dat ze hem moesten doodden in het bos. Toen de dienaren en de zoon in het bos waren kregen de dienaren medelijden met de zoon en lieten hem lopen. Ze namen de ogen en de tong van een ree mee, omdat de graaf hen anders niet geloofde. Ondertussen kwam de zoon aan bij een burcht hij vroeg daar onderdak. De kasteelheer zei dat hij alleen onderdak had in de kelder bij de huilerige en blaffende honden waar iedereen bang voor was. De zoon zei dat hij daar wel wilde slapen en dat hij niet bang was voor de honden. ’s Morgens kwam de zoon heelhuids boven, terwijl iedereen toch dacht dat de honden hem hadden verslonden. De zoon vertelde waarom de honden zo blafte en hoe hij dat moest stoppen. De kasteelheer zei tegen de zoon: Als jij de honden steel kan krijgen zal ik jou als mijn zoon herkennen. Zo gezegd zo gedaan. De zoon kreeg de honden steel en de kasteelheer herkende hem als zijn zoon. Op een dag kreeg de jonge graaf zin om naar Rome te reizen. Onderweg kwam hij langs een moeras vol met droevige kikvorsten. Hij vroeg wat er aan de hand was. De kikvorsten vertelde dat net de Paus was gestorven en dat de kardinalen het er nog steeds niet over eens zijn wie zijn opvolger word. Eindelijk kwam de jonge graaf in Rome aan en stapte de kerk binnen. Plotseling vlogen er twee sneeuwwitte duiven naar binnen en gingen op zijn schouders zitten. Daarin zagen de geestelijken een teken van god en vroegen of de jonge graaf de nieuwe paus wilde worden. Eerst twijfelde de jonge graaf, maar doordat de duiven hem toespraken stemde hij toe en werd hij de nieuwe paus.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.