Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 5

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1232 woorden
  • 1 april 2004
  • 27 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
27 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Hoofdstuk 5 De romantiek 1.1. De politieke situatie in Europa 1789  Franse Revolutie. Had als doel om het bewind van de absolute vorsten te beëindigen en de macht van de burgerij te vergroten. Constitutioneel koningschap  de koning moest een eed op de grondwet afleggen
In 1792 werd de republiek uitgeroepen. In deze onrustige tijd kwam Napoleon Bonaparte aan de macht. Zijn regeringsperiode staat in het teken van oorlogen met als doel om zijn macht in Europa te vergroten. In 1814 moet Napoleon afstand doen van de troon. Wener Congres er worden afspraken gemaakt om oude dynastieën weer op hun tronen te plaatsen. Ook wordt er een nieuwe indeling van Europa gemaakt. Halverwege de 19e eeuw ontstonden er in Europa veel revoluties waardoor de internationale verhoudingen onder spanning kwamen te staan. (onder overheersers uitkomen) 1.2. De industriële revolutie 1760-1830  industriële revolutie. Er ontstonden grote vorderingen in de wetenschap waardoor de meeste landen veranderden van agrarische in industriële naties. De Industriële revolutie heeft veel sociale gevolgen gehad: Er ontstond een fabrieksproletariaat met slechte arbeidsomstandigheden. Eigenaren van fabrieken verrijkten zich ten koste van arbeiders. De verhouding in gezinnen kwam onder druk te staan (vrouwen gingen werken waardoor de mannen niet meer de ‘baas’ waren).
2.1. De term ‘romantiek’ In het midden van de 17e eeuw kwam de term ‘romantic’ in Engeland voorlike the old romances. In herderromans kwamen geïdealiseerde herders voor die elkaar hoffelijke toespraken. In werkelijkheid hadden herders het zwaar en konden niet lezen + schrijven
Aan het eind van de 17e eeuw  periode van het rationalisme had de term romantic een negatieve associatie. Het was unnatural met overspannen fantasieën. Begin 18e eeuw  Men gaat inzien hoe groot het belang is van fantasie in kunstwerken. Romantic wordt aantrekkelijk, verbeelding, magisch. ‘je ne sais quoi’  onuitsprekelijke. 2.2. Sentimentaliteit Laurence Sterne volgens hem moest de werkelijkheid niet worden doorgedacht, maar doorgevoeld. Sentimental betekende voor hem niet ‘overgevoelig’ zoals nu. 2.3. Verzet tegen bestaande normen Men zegt dat de tegenbeweging in de Romantiek het sterkst is geweest. Verschillende vormen van verzet: Verzet tegen het rationalisme  men gelooft niet meer dat het menselijke verstand alle problemen kan oplossen. Ook gelooft men niet dat beschaving en ontwikkeling goed is. Rousseau houdt een pleidooi voor het gevoel en de natuurlijkheid. Verzet tegen allerlei politieke en maatschappelijke ontwikkelingen  In landen die door buitenlandse machthebbers worden overheerst groeit het verlangen naar onafhankelijkheid. De belangstelling van het nationale komt tot uitdrukking in de literatuur. Lord Byron (Griekenland) neemt persoonlijk deel aan de onafhankelijkheidsstrijd. Multatuli (Nederland) verzette zich tegen de misstanden van het koloniale systeem. Verzet tegen gevolgen van de industriële revolutie  De slechte arbeidsomstandigheden
Cultureel verzet  tegen de regels van het classicisme. De kunstenaars eisen artistieke vrijheid (geen voorbeelden uit de klassieke oudheid die moeten worden geïmiteerd). TABEL BLZ 166 LEREN!!! 2.4. Creativiteit en originaliteit Tot de 18e eeuw was met ervan overtuigd dat realisme de beste kunst was. Het classisme moest worden nagebootst omdat dat volmaakte kunst was. Kunst kon je leren, het werd beschouwd als een vak. In de romantiek was een echte kunstenaar creatief. Creativiteit was een gave en kon je niet leren. In de poëzie gaan dichters zich in de romantiek vrijer gedragen, meer variatie. Kunstenaars beschikten in de romantiek over verbeeldingskracht. De romantische kunstenaar was ervan overtuigd dat er achter alles wat wij zien nog een onzichtbare, misschien volmaakte werkelijkheid schuilging.  Het goddelijke of oneindige. Een kunstenaar kreeg veel weg van een priester  hij vertaalde het goddelijke voor de gewone mens. Originaliteit werd steeds belangrijker 3.1. Het verleden Veel romantische schrijvers waren niet tevreden met de tijd waarin ze leefden. Ze vluchtten naar een andere periode. Zo ontstond in de 19e eeuw de historische roman. Over de middeleeuwen fantaseerde men alleen over de positieve dingen (niet ziektes).
3.2. Griezel- en gruwelelementen Zwarte romantici  werden vooral geboeid door het gruwelijke en afzichtelijke. Gothic novel  eind 18e eeuw. Donkere middeleeuwen, waarin duistere machten nog een grote rol speelden. De meeste van deze verhalen speelden zich af in adellijke kringen. In de meeste gotische novellen: is er een inleidend verhaal, komt er een gotisch kasteel in voor, ondergronds gangenstelsel, slechte mensen, heksen, geesten. Dit soort thema’s beantwoordt aan eeuwig in de geest van de mens levende oerbeelden: angst voor duisternis, bepaalde dieren, angst voor de dood. Daarom zijn mensen bang voor dit soort films. Richard Wagner  combinatie van dood en opera. Death metal  extreem, oorverdovend geluidsvolume, veel tempowisselingen, teksten die gaan over de dood, hel en verdoemenis. 3.3. De natuur De dichtkunst was voor de romantici een ideaal instrument om zijn gevoelens uit te drukken. Vroege poëzie: mengeling van magie, religie, bezwering en ingeving. Veel romantische dichters hadden het idee dat zij met hun speciale gave in staat waren de diepere betekenis van dingen te begrijpen. Dichters hebben het besef van een opdracht die een hogere macht aan de mens gaf bijzondere gebeurtenissen te bezingen. Zij vonden hun inspiratie vaak in de natuur. 3.4. Het noodlot Voor de romantische mens (die niet rationalistisch is) is het leven een avontuur vol gevaren. Men gelooft in het noodlot waar tegenover de mens machteloos is. Poètes maudits (vervloekte dichters)  dichters die in hun gedichten door het noodlot achtervolgd lijken te worden. Dat noodlot kan zijn ziekte, vroege dood, verslaafdheid. 3.5. Het religieuze gevoel Tot de 18e eeuw was kunst altijd verbonden met religie. De ontwikkeling van de natuurwetenschappen zorgde ervoor dat allerlei zaken op natuurlijke wijze konden worden verklaard. Sinds de franse revolutie richtte de kunst zich steeds meer op de burgers. De kunst diende in de romantiek om het schijnheilige van de burgerlijke samenleving aan te tonen. Er kwam verzet tegen de waarden en opvattingen over geloof. God werd steeds minder een verklaring voor alles. Het anti-rationalisme van de romantic had gezorgd voor een nieuwe belangstelling voor het geloof in god. Men geloofde in een persoonlijke verhouding van de mens tot het Opperwezen (niet in de kerk). 3.6. Humor Gevoel voor humor werd eigenlijk voor het eerst mogelijk in de romantiek. Gevoel van betrekkelijkheid  De wáre kunst bestond niet meer. De romantische mens vond dat elke tijd zijn eigen kunst voortbrengt. De kunst uit de oudheid was niet meer volmaakt. Absolute waarheden, zelfs in de godsdienst werden steeds meer gewantrouwd. Multatuli (Nederlandse schrijver) : “Niets is geheel waar, en zelfs dat niet” Hildebrand (Nederlandse schrijver): romantische ironie. Hij geeft een ironische beschrijving van een negtiende-eeuws burgerlijk gezin. Piet Paaltjens (Nederlander) : Echte romantische humor met zelfspot en ironie.
3.7. Het nationale element In de romantiek was er veel aandacht voor het verleden. Niet alleen voor de historische thema’s en volksverhalen, maar ook voor volksmuziek.  Volkskunde. Oude liederen en verhalen werden in de 19e eeuw voor het eerst opgetekend. Tot het eind van de 18e eeuw bestond er in hogere kringen geen belangstelling voor vreemde verhalen over het platteland. Maar rond 1800 kwam de belangstelling van geleerden. Gebroeders Grimm  verzonnen sprookjes niet zelf. Ze deden vaak niet meer dan oorspronkelijke verhalen (die mondeling verteld werden) na te vertellen in eigen stijl. Cultuursprookje  werden door één bepaalde auteur zelf geschreven. Steekroman (1830)  een roman die gekenmerkt wordt door schilderachtige beschrijvingen. Met bijzondere aandacht voor de problemen van de boerenbevolking. In de 19e eeuw kregen schrijvers belangstelling voor het eigene van hun land (nationale element). De adel werd gezien als ‘overal hetzelfde’ De gewone man van de straat belichaamde het ‘eigene’ van een bepaalde nationale cultuur. Het nationale element speelde vooral een rol in landen die zich losmaakte van buitenlandse overheersing.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.