Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Module 8: Van Nederlands-Indië tot Indonesië

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 2711 woorden
  • 26 november 2003
  • 92 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
92 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Geschiedenis. Module 8: Van Nederlands-Indië tot Indonesië. Hoofdstuk 1: Van VOC-koopman tot bestuursambtenaar. Inleiding. Concurrerende Nederlandse handelsorganisaties gingen vanaf 1602 samenwerken in de VOC, Verenigde Oost-Indische Compagnie. Ze bemoeiden zich alleen met de politiek van het land als de handelsmonopolie in gevaar kwam. In 1796 ging de Compagnie ter ziele, maar Nederland bleef in Indië en breidde haar gezag uit. 1.1. De Indonesische Vorstendommen. In 1596 kwam Nederland voor het eerst in Java. Het was toen al erg ontwikkeld in de rijstteelt. Mensen leefden in desa’s (dorpsgemeenschap) en het gezag was geregeld als Vorst --> Adel --> Burger. Burgers moesten delen van oogst betalen aan koning, maar als de oogst was mislukt kregen ze wel economische hulp. De vorst had ook veel macht vanwege de Adat (vorst stond in verbinding met goden). Vanaf 1300 kwam de Islam in Indië, maar de Adat bleef. Havenvorstendommen aan de Indische kust hadden ook veel macht. Daar had men cargadoors, waar mensen móesten handelen. Na 1596 ontwikkelde de handel in Azië snel. Nederland wou een groot aandeel in de specerijenhandel hebben, maar Portugal ook. Dus werden de krachten gebundeld in de VOC (1602). De VOC kreeg van de Staten-Generaal ook alleenrecht op Indië. In 1610 wou de compagnie een bestuur in Indonesië, dus werd er een gouverneur-generaal ingesteld. De centrale vestiging was Batavia. Jan Pieterszoon Coen was van 1619-1623 en 1627-1623 GG daar. Hij zorgde ervoor dat de VOC een enorme macht kreeg op het gebied van handel. Zo liet hij de contract onderduikende Bandanezen uitroeien. Zijn ideaal: een compagnie die de handel tussen India, Indonesië en de Chinese Zee zou beheersen.
1.2. Ontstaan van een koloniaal bestuur. In de 18e eeuw werden Frankrijk en Engeland steeds machtiger. In 1780 raakte de Republiek in oorlog met Engeland (tot 1784). Engeland blokkeerde nu de verbinding tussen NL en de Indonesische Archipel. De VOC in Batavia raakte ook in geldnood. In 1795 werd Nederland veroverd door Frankrijk en kwam daardoor aan de Franse kant te staan in de oorlog tussen FR en EN. De toenmalige stadhouder van NL (Willem V) vluchtte naar EN, zette daar de brieven van Kew (Engels gezag moest worden toegelaten in Indië) op. Dit gebeurde ook en de archipel kwam in Engelse handen. 24-12-1765 werd de VOC opgeheven. In 1795 kwam de Bataafse Republiek, volgens de Franse Revolutie ideeën, tot stand. Maar vrijheid, gelijkheid en broederschap was er niet voor de mensen in de VOC-kolonie. Er kwam wel een grondwet in Indië, maar die was alles behalve vooruitstrevend. Maar vanaf dat moment ging Nederland wel de baas zijn in Indië, niet de VOC. In 1806 stichtte Napoleon het Koninkrijk Nederland. Herman Willem Daendels werd de leider in Indië. Hij reorganiseerde het ambtenarenapparaat totaal. Hij had alleen vertrouwen in westers gezag en dat kwam er dus. Ook legde hij de Grote Postweg aan (van west naar oost door Java) m.b.v. herendiensten (veel werken voor weinig geld). Veel doden door uitputting. Daendels was niet zo geliefd om zijn optreden. In 1811 werd hij, onder druk van andere landen, ontslagen door Napoleon. In 1811 was Nederland ook niet meer in staat Java af te schermen van Engelse mensen. Dus die namen het over, o.l.v. Thomas Stamford Raffles. Boeren moesten aan de regering jaarlijks een pacht betalen die vaststond volgens wetten en regels. Hij bedoelde het goed, maar het kon niet worden gerealiseerd wegens de andere regels in desa’s. 1.3. Verzet tegen Hollands bestuur. Pas in 1816 had Nederland het koloniaal gezag hersteld. Vooral op de Molukken, die wilden de soepele Engelsen i.p.v. de strenge Hollanders. Thomas Matoelesia veroverde met Molukkers Fort Duurstede (mei). Al snel werden de Molukken een centrum voor anti-Nederlanders. Na een paar maanden pas werd het verzet gebroken en werd Matoelesia opgehangen en in de bomen gegooid. In die periode werd de basis gelegd voor het koloniale beleid zoals het tot in de 20e eeuw is gevoerd. Nederlanders stonden anders tegenover de binnenlandse vorsten (ze buitten het volk uit, dacht NL). Nederland moest zich dus meer bemoeien met het bestuur. Mede daardoor brak in 1825 de Java-Oorlog uit. Dipanegara werd leider van een nieuw verzet. In het begin was dat succesvol, maar later werd Dipanegara gevangen genomen. In 1830 was de oorlog voorbij met de grootste verliezen aan Javaanse kant. 1.4. Het Cultuurstelsel. Het duurde niet lang voordat de kolonie Nederland meer geld kostte dan opbracht. Daarom werd in 1830 het cultuurstelsel ingezet: boeren moesten verbouwen voor de Nederlandse markt en 1/5e deel van de oogst moest worden afgestaan (in ruil voor een vergoeding). Schadeloosstelling werd pas ingevoerd na 1850. Om alles goed te laten verlopen werd er een goed wegennet aangelegd, boeren werden hiervoor in herendienst aangenomen. Voor NL was het een echte goudmijn. Maar de positiviteit erover nam al snel af want men zag in dat het voor de Indonesiërs alles behalve positief was. Vanaf 1870 mochten ondernemers zich vestigen in Indië, vanaf 18910 hoefde men niet meer verplicht suikerriet te verbouwen en vanaf 1915 was alleen koffie nog maar verplicht. 1.5. Organisatie van het bestuur. Tussen 1816 en 1910: In Den Haag had de minister van Koloniën de macht, die was weer een gezagdrager over de gouverneur-generaal. Die was verantwoordelijk voor het algemene bestuur. Het bestuur was verdeeld in 8 departementen, waaronder het Binnenlands Bestuur. Er waren 6 gouvernementen met een gouverneur die verantwoording moest afleggen aan de GG. Indonesisch bestuur was ondergeschikt. Regent was de hoogste Indonesische bestuurder, hij had direct macht over het volk. Patih was een plaatsvervanger. Er waren nog ongeveer 300 vorstendommen met enige zelfstandigheid. Het volk had ontzag voor gezag, dus was hun macht groot. Nederland liet dit zo, maar controleerde wel of ze niet te hard op de bevolking drukten, maar het volk deed dan meer voor NL dan voor de vorsten. Het Indonesische bestuur moest gehoorzamen aan NL en macht hebben over het volk. Aloes, Adil, Sabar. 2. Ondernemers, ethici en nationalisten. Inleiding. Multatuli schreef in 1859 in zijn boek Max Havelaar dat Nederland een roofstaat was met als slachtoffer Indonesië. Hij is de ‘uitvinder’ van de ethische politiek vanaf 1900. Vanaf toen was er bijvoorbeeld beter onderwijs. Maar dat was ook meteen de ondergang van het westerse gezag…
2.1. Nederland breidt zijn gezag uit. Vanaf 1870 kregen Nederlandse bedrijven interesse om vestigingen in Indië te starten. Personeel kwam uit Nederland en Indonesië. Voor de Nederlandse welvaart werd Indonesië dan ook steeds belangrijker. Het gezag van NL moest worden gewaarborgd en verstevigd, dat werd o.a. bewerkstelligd door een groot leger. Snel werden alle binnenlandse vorsten onder Nederlands gezag geplaatst en was het enorm grote gebied van Indonesië gecentraliseerd, de macht lag in Batavia. Die bedrijven die zich vestigden waren voor de Nederlanders erg positief: geld enzo. Maar de Indonesische arbeiders kwamen er een stuk minder goed van af. Ze werden slaven en behandeld als vee. Maar van de andere kant: de bedrijven hadden geschoolde arbeiders nodig dus werden scholen opgericht. Ook wilden ze gezonde arbeiders, dus ging de gezondheidszorg vooruit. 2.2. De etnische periode. Door de economische groei kwamen meer Nederlandse arbeiders naar Indonesië. Die zagen hoe belabberd de situatie voor de inheemse bevolking was en kwamen in opstand. Nederland moest boeten voor wat ze de Indiërs hadden aangedaan. Onder druk van de bevolking en de economie werd het beleid dan ook een stuk ethischer. Vooral dus op het gebied van onderwijs. Het onderwijs zoals het al aan de elite werd gegeven werd uitgebreid naar het gewone volk in desascholen. Er kwam ook beroepsonderwijs. Maar juist die vooruitgang was een struikelblok voor ondernemers. Voorheen waren de arbeiders goedkoop, nu werden ze meer waard! 2.3. Opkomst van het Indonesisch nationalisme. Vooral het westerse onderwijs sprak de Indonesiërs aan. Er kwamen nieuwe klassen in de samenleving: (semi-) intellectuelen. Door de meer kennis die ze hadden, zagen ze ook in dat hun situatie daar nog steeds slecht was. Het nationalisme kwam op. Groot voorbeeld was Japan (oorlog met Rusland). Ook de WOI en Russische Revolutie gaven een impuls. In het begin was het nationalisme nog onschuldig. Boedi Oetomo, Indische Partij en Sarekat Islam. Gelijkheid en samenwerking stond centraal. Zo werd door Soewardi Soerjaningrat de Taman-Siswaschool opgezet. Daar werd ook nationalisme gegeven. Daar gingen Non-coöperatieve leerlingen naartoe. De Sakret Islam was een stuk minder braaf: die werden anti-overheid en kapitalisme. Maar de partij verscheurde en zwakte toen enorm af. De ISDV werd opgericht door een Nederlander om socialisten te verenigen. Mensen werden verbannen en de partij veranderde in de PKI: de eerste communistische partij van Azië. Nederland kwam haar beloften niet na zoals de bewoners hadden gehoopt door de ethische politiek. Zo kreeg de Volksraad ook veel minder invloed dan gehoopt/verwacht. In de jaren ’30 was er een wereldcrisis. De economie was kwetsbaar en de welvaart was niet meer zo goed. Er werd véél bezuinigd en er werden enorm veel mensen ontslagen. Gouverneur-generaal de Jonge was nogal conservatief en ook tegen ethische politiek en Indonesische onafhankelijkheid. 2.4. De nieuwe nationalisten. Vanaf 1927 kwamen er nieuwe nationalisten die streefden naar 1) één nationalistische beweging 2) geen medewerking van koloniale overheid en 3) onafhankelijkheid. Hatta en Soekarno stonden aan kop van de PNI. Soekarno was een goed spreker en trok veel mensen aan. Soekarno werd daarom ook opgepakt en opgesloten. Toen hij vrijkwam heette het PNI Partindo. Concurrentie van PNI-Baroe. De Jonge was hier allemaal niet blij mee en maakte er een einde aan door mensen te verbannen (Boven-Digoel). Daardoor verdween de non-coöperatieve beweging, maar het nationalisme niet. De gematigden kregen meer kansen en kwamen in de Volksraad. Ze wilden ook een conferentie met de Nederlandse Staten-Generaal en zelfstandigheid wegens de NL grondwet. NL vond dat Indonesië nog niet rijp was voor zelfstandigheid. Daarom werd in 1939 de Gapi opgericht (pleitte voor een volledig Indonesisch parlementair bestuur). Ook na het begin van WOII kwam geen verandering in de Nederlandse houding. 2.5. Japan. Sinds 1950 kreeg Japan een steeds machtigere positie binnen Azië en wilde die macht vergroten. Ze dreigden dan ook allerlei landen (ook Indië) met dat ze zouden gaan binnenvallen. Vanaf 7-12-1941 (Pearl Harbor) was Indonesië betrokken bij WOII. NL verklaarde Japan de oorlog, maar Japan ging door en beheersde een groot deel van Zuid-Azië. Op 27 januari won Japan de slag bij Javazee en kreeg zo toegang tot Java. 8 maart gaf het leger zich over en al snel was heel Nederlands-Indië in Japanse handen.
3. Nederlands-Indië wordt Indonesië. Inleiding. In 1936 zei De Jonge dat hij dacht dat Indonesië nog wel 300 jaar onder Nederlands gezag zou vallen. Negen jaar later riep Soekarno onafhankelijkheid uit. Toen Japan Indonesië had ingenomen maakten zij het land in feite klaar voor die stap. Maar er was nog 4 jaar oorlog voordat Indonesië echt onafhankelijk was… 3.1. Nationalisme en de Japanse bezetting. Voor de Japanners was hun eigenbelang groter dan dat van de Indonesiërs. Ze mochten op beperkte schaal meewerken aan de politiek. Maar veel Indonesiërs waren tegelijkertijd ook bezig met het nationalisme. Ze moesten ook Romoesja (slaaf) laten worden. Maar al snel werd duidelijk dat het lang niet zo goed ging als de Japanners hadden beloofd. Ruim 2 miljoen mensen stierven een hongerdood. Nederlanders werden opgesloten in kampen en de Japanners namen hun werkzaamheden over. Dit ging goed, wat leidde tot zelfvertrouwen. In 1942 waren ongeveer 40.000 Nederlanders krijgsgevangene. Op 29 april werden veel KNIL-militairen vrijgelaten, maar de Zuid-Molukkers niet, ze zagen hen als NL-handlangers. Indo-europeanen werden eerst als Indonesiërs gezien, later als Nederlanders. Dus die werden ook opgesloten. Mannen en vrouwen werden apart gevangen gezet en de omstandigheden in een kamp waren heel slecht. Een enorm deel van de gevangenen overleefde het Jappenkamp dan ook niet. 3.2. De onafhankelijkheidsverklaring. Premier Koiso van Japan beloofde op 7-9-1944 onafhankelijkheid op een nader te bepalen datum. 7 augustus een jaar later (een dag na de atoombom op Hirosjima) werd een speciaal comité opgezet voor de onafhankelijkheid. Oorspronkelijk zo op 18 augustus de datum zijn, maar omdat Japan zich overgaf kwam Indonesië weer in westerse handen. Soekarno en Hatta wilden toen niet de onafhankelijkheid uitroepen, maar na ontvoerd te worden deden ze het op 17-8-1945 toch. Omdat ze bang waren dat het westen het niet zou accepteren heerste er een agressieve stemming >>> Bersiap-periode. Hierin werden vrijgelaten Nederlanders en aanhangers vermoord. 3.3. De strijd om onafhankelijkheid van Indonesië. Nederland wou haar macht weer herstellen in Indonesië, maar had daarbij de hulp van Engeland nodig. In september kwamen Engelse troepen de rust herstellen en toen kwam GG van Mook ook aan. Batavia heette toen Djakarta en de Indonesiërs waren nogal anti-Nederlands. Het was moeilijk voor Nederland om hard op te treden en bovendien stonden de Engelsen sympathiek tegenover de Indonesiërs. Ze erkenden NL alleen als het ging onderhandelen over de toekomst met Indonesië. Ook de VS was tegen het herstel van koloniale verhoudingen (communisme). Van Mook stelde voor om de Verenigde Staten van Indonesië te maken, bestaande uit Java, Sumatra, Borneo en oost-Indonesië. In maart 1948 mislukten de eerste besprekingen, door ruzie over de positie van de republiek binnen de federatie. Van Mook ging door en in december werd Oost-Indonesië opgericht. 15 november 1946 werd het Akkoord van Linggadjati getekend. NL erkende het gezag van de Indonesische Republiek over Java en Sumatra en zou gaan meehelpen aan de VSI (De Republiek, Borneo, Oost-Indonesië, Nederland, Suriname en Curaçao). Nederland moest eerst overleggen om dit te tekenen, het wantrouwen groeide aan Indonesische kant, toen de Republikeinen veel afspraken schondden groeide het wantrouwen weer aan Nederlandse kant. Ook de economie ging erg achteruit. Daarom werd van 21-7-47 tot 4-8-47 de eerste Politionele actie gehouden. NL veroverde daarbij rijke gebieden. Op 4 augustus kwam, onder druk van de veiligheidsraad, een wapenstilstand. De VN stelde een Commissie van Goede Diensten in die ging bemiddelen. 17-1-48 kwam er een nieuwe overeenkomst (Renville), met voordelen voor Nederland. Van Mook installeerde een regering zonder de Republiek erin. Vanuit NL kwam hier protest tegen van de minister van Buitenlandse zaken, maar omdat Indonesië nog steeds de wapenstilstand schond werd de Renville-overeenkomst verbroken en van 19-12-48 tot 3-1-49 was de tweede politionele actie, waarbij het grootste deel van het republikeinse gebied werd ingenomen. Republikeinse leiders Hatta en Sjahir werden gevangen genomen. Maar de VN eiste een nieuw staakt-het-vuren en vrijlating van de leiders. Pro-nederlandse Indonesiërs veroordeelden de politiek ook. Nederland en Indonesië stonden lijnrecht tegenover elkaar. Indonesië kon Nederland niet verdrijven, Nederland kon Indonesië niet verdrijven. Veel meer Indonesiërs dan Nederlanders sneuvelden in de strijd. 3.4. Rondetafelconferentie. De opvolger van de CGD, de UNCI, volgde nieuwe besprekingen tussen NL en Indonesië, van 14-4-49 tot 7-5-49. Ze spraken af van 23-8-49 tot 2-11-49 in Den Haag een Rondetafelconferentie te houden. Daar werd afgesproken hoe NL en Indonesië uit elkaar zouden gaan. Belangrijk punt was Externe Zelfbeschikking (als een gebied niet tot het VSI wou horen, dat het dan een aparte band met NL kreeg). Dat ging om Minahasa en de Zuid-Molukken. Nederland stond dit niet toe. Nieuw-Guinea kreeg als eerste soevereiniteit. Dit was nodig om een grondwetswijziging erdoorheen te krijgen. 27-12-1949 werd in Amsterdam de soevereiniteit officieel. In 1962 eindigde het gezag over Nieuw-Guinea pas, omdat Nederland eerst weigerde dit over te dragen aan Indonesië. De VS en VN gingen zich ermee bemoeien en in 62 droeg NL het gezag over aan de VN, die een jaar later het overdroeg aan Indonesië. Toen werden de diplomatieke banden tussen NL en Indonesië ook hersteld.
3.5. De Koloniale erfenis. Al snel na de vorming van de Verenigde Staten van Indonesië begon Djakarta de deelstaten op te heffen tot een groot land. Vooral de Zuid-Molukkers stuitte dit tegen de borst. Ze vonden ook dat NL, dat ze altijd hadden gesteund, hen in de steek liet. 25-4-1950 riepen ze dan ook de Repoeblik Maloekoe Selatan uit. Pas in November lukte het Indonesië deze opstand te onderdrukken. In datzelfde jaar werden de KNIL-militairen opgeheven. Er kwam een regeringsleger. De Zuid-Molukkers hadden veel liever demobilisering. Maar dit lukte niet, daarom vluchtten veel gezinnen in die tijd naar Nederland. Ook de Indo-europeanen waren niet blij na de soevereiniteitsoverdracht. Ze hadden nog steeds trauma’s over gehouden aan de bersiap-periode. Bovendien hadden ze een slechte positie in Indonesië. Daarom kwamen ook die naar Nederland. Het duurde ook lang voordat Indo-europeanen weer naar hun roots terug wilden keren. Nog steeds ligt Indonesië bij veel Nederlanders erg gevoelig. Heeft Nederland oorlogsmisdaden begaan? Mag de koningin Indonesië bezoeken op onafhankelijkheidsverjaardagen? Ook in Indonesië ligt het nog gevoelig. Vooral als Nederland kritiek heeft op Indonesië. Nog steeds is de verhouding tussen de twee landen dus apart en gevoelig.

REACTIES

J.

J.

waar is paragraaf 9 tm 16 ik heb echt een kloten geschiedenis leraar die helemaal kwaad wordt als je het niet maakt maar ze legt het geen eens uit -.- help me !

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.