Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Politiek in de jaren 50

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 604 woorden
  • 8 juni 2003
  • 61 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
61 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
H1 Politiek in de jaren 50 * In 1956 waren er verkiezingen. Het ging tussen de PvdA en KVP, 1 van hun zou de grootste partij worden. PvdA  Willem Drees
KVP  Carl Romme
Propaganda gevoerd via: - Radio - Film - Lichtbeelden - Bioscoopwagens “wonderwagens” Er werd van beide partijen veel gemaakt. Het was 1 van de felste verkiezingscampagnes van de jaren 50. Na de verkiezingen was er wel gewoon weer rust. Winnaar  PvdA
Regering  PvdA + KVP (rooms-rode-coalitie). Ze moesten samen werken aan de wederopbouw. Consensuspolitiek  Dat er naar een oplossing werd gezocht waar de meeste mensen tevreden mee waren. Overleg tussen: - Staat - Politieke partijen - Maatschappelijke belangengroepen

Carl Romme: - Actief politicus - “Verzuild” katholiek politicus - Krachtig - Autoritair - Vaderlijk
Willem Drees: - Streng - Rustig - Zuinig
Waarom drongen de leiders van de verschillende zuilen aan op een gevoel van saamhorigheid? De Nederlanders moesten samen hun land weer opbouwen. Doorbraakgedachte  Nieuwe politici dachten dat er pas een eenheid kon ontstaan als de verzuiling werd doorbroken. Zij vonden namelijk dat het parlementaire systeem slecht functioneerde door de verzuiling. Parlementaire democratie= Burgers kiezen parlement, zijn verantwoordelijk voor bestuur. Verzuiling= Indeling van de samenleving: - Protestanten - Liberalen - Katholieken - Socialisten
De “doorbraakgedachte” hoorde bij de sociaal-democraten + deel van de katholieken. Wat was hun ideaal? Oprichting van een nationale vooruitstrevende partij. Poging om de verzuiling te doorbreken liep vast, waardoor? - Vernieuwers hadden te weinig politieke ervaring - Vage ideeën - Burgers hadden weinig interesse in de vernieuwingsplannen. Ook maatschappelijke organisaties gingen weer deel uitmaken van de verschillende zuilen, er kwamen weer: - Soc, kath, prot vakbonden - Jeugdverenigingen - Sportclubs - Ziekenhuizen
Politieke en maatschappelijke gezagdragers= Leiders van de verzuilde partijen en organisaties
Evenredige vertegenwoordiging= Een partij die bijv 25% van de stemmen kreeg, kreeg ook 25% van de zetels in het parlement. De burgers speelden nauwelijks een rol in de politiek, het enige wat ze deden was stemmen. Uitslag verkiezingen was niet verrassend: KVP  Katholieken
ARP  Protestanten
CHU  Protestanten
PvdA  Socialisten
VVD  Liberalen
Zwevende kiezers= Besloten pas op het laatste moment op wie ze gingen stemmen (waren er niet veel). Journalisten maakten deel uit van het verzuilde stelsel. Zedenverwildering= Muurschilderingen van Karel Appel, hij schilderde schokkende kinderen met onbeantwoorde vragen. Er was industrialisatie, daardoor zag het land er heel anders uit. Asfaltjeugd= Verwilderde jongeren. In de jaren 50 viel de geestelijke verwildering wel mee. Mensen hadden na de oorlog behoefte aan orde en rust. Drees had de leiding in de regering van 1948 tot 1958. Hij was zuinig, werkte hard, toonde zelfbeheersing. Dit waren precies de eigenschappen die volgens veel mensen nodig waren om het land er weer bovenop te krijgen. Hij was tegen: - Polaristie - Stakingen
Hij vond sluiten van compromissen noodzakelijk. Zijn motto= Het ned volk moest zijn kracht vinden in verdraagzaamheid, ondanks de grote tegenstellingen. Rooms-rode-coaltie= Samenwerking, KVP + PvdA meerderheid. Ook CHU,ARP,VVD waren betrokken bij de regering. Jaren 30  Economische crisis, nu moesten ze sneller ingrijpen. Regering + vakbonden moesten zorgen dat: - Iedereen werk had - Sociale zekerheid (ziek + oud  niet aan lot overlaten) - Arbeidsrust (geen stakingen door onvrede, enz) Belangrijk voor economische wederopbouw waren lage lonen. 1945  Stichting vd Arbeid: - Vertegenwoordigers vakbonden - Werkgevers - Landbouwsector - Middenstand

Regering is verplicht om aan deze stichting advies te vragen over loonbeleid
1950  Sociaal-Economische Raad (SER): - Vertegenwoordigers vakbonden - Werkgevers - Onafhankelijke deskundigen die door de regering zijn benoemd (kroonleden) SER geeft regering advies over allerlei sociaal-economische kwesties. 1952  Ministeries van Maatschappelijkwerk in 1956 o.l.v. Marga Klompé (KVP). Doel  richtte zich op problemen in gezinnen die waren veroorzaakt door de snel veranderde maatschappij. Succesvol!! Steeds meer mensen trouwden en hoogste geboortecijfer in Europa.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.