H2 & H3 + begrippen

Beoordeling 8.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1562 woorden
  • 29 oktober 2017
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 8.1
14 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 2 Rechtsstaat

 

§1 Recht en rechtvaardigheid

 

Regels en wetten

Er bestaan regels en wetten die ons gedrag bepalen. Rechtsnormen zijn gedragsregels die door de overheid wettelijk zijn vastgelegd. Alle vastgelegde regels bij elkaar heet ‘het recht’. Het is belangrijk dat de rechtsnormen zo goed mogelijk passen bij de opvattingen van de burgers over goed en kwaad. Toch kunnen sommige normen voor sommigen tegen het rechtvaardige zijn. We veranderen daarom de rechtsnormen af en toe. Wat vroeger normaal was, kan nu iets heel vreemds zijn. Wetten veranderen mee met onze opvattingen ‘het recht is in beweging’.

 

Ontstaan van de rechtsstaat

Twee eeuwen geleden ontstond het rechtsstaat om onrechtvaardigheid en misverstanden te voorkomen. Een rechtsstaat is een staat waarin burgers door grondrechten worden beschermd tegen machtsmisbruik en willekeur van de overheid. In het revolutiejaar werd in Frankrijk de “verklaring van de rechten van de mens en van de burger” opgesteld. Veel landen hebben tegenwoordig een grondwet. In de grondwet staat wat de grondrechten zijn en hoe het land geregeerd moet worden. De eerste grondwet van Nederland werd gedateerd in 1798 toen was Nederland bezet door de Fransen. In 1814 werd Nederland een koninkrijk van Willem I. In 1848 werd door Thorbecke een staatsman de macht van de koning grondwettelijk aan banden gelegd en gekozen volksvertegenwoordigers kregen meer invloed. Vrije meningsuiting werd toen geregeld en kiesrecht werd uitgebreid. In 1917 kregen volwassen mannen recht om te stemmen en pas 2 jaar daarna ontstond het vrouwen kiesrecht. Dictaturen hebben vaak ook een grondwet, het wordt niet zo gerespecteerd. In zo een dictatuur bepaalt een machthebber of een partij wat de regels zijn.

 

Rechten en Plichten

Er gelden niet alleen rechten in een rechtstaat, maar er zijn ook plichten “datgene wat je moet doen”. Dit geld voor de overheid en de burgers in een rechtstaat. Zo is er ook leerplicht dat geldt voor alle jongeren en de overheid heeft een plicht om te zorgen voor goed onderwijs. Je bent ook verplicht om iemand in levensgevaar te helpen. Laat je diegene staan en aan het lot over dan ben je strafbaar. Mensen die verdacht zijn van een ernstige strafbare feiten die moeten wangslijmvlies afstaan aan justitie.

 

Rechtsgebieden

Publiek Recht

publiekrecht regelt de inrichting van de staat en de relatie tussen burgers en overheid.

  • Het Staatsrecht: Alle regels voor de inrichting van de Nederlandse staat.
  • Het bestuursrecht: Regelt de verhouding tussen burger en overheid.
  • Het Strafrecht: Alle wettelijke regels die aangeven welk gedrag strafbaar is.

 

Privaat Recht of Burgerlijk Recht

privaatrecht regelt de betrekkingen tussen burgers onderling. Zorgt ervoor dat burgers elkaar rechtvaardig behandelen.

  • Personen- en familierecht: Regels over zaken als het huwelijk, echtscheiding, geboorte, overlijden en het adopteren van kinderen.
  • Ondernemingsrecht: Regels dat bepaalt onder welke voorwaarden je een bedrijf of vereniging mag oprichten.
  • Vermogensrecht: Regels dat alle zaken omvat die te maken hebben met iemands vermogen. Het sluiten van een koop-, huur-, of arbeidsovereenkomst of het regelen van een nalatenschap.

 

§2 De grondbeginselen

 

Basis van de rechtsstaat

Een rechtsstaat heeft als doel om te zorgen voor de veiligheid de burgers beschermen tegen de macht van de overheid, dat de burgers gelijk worden behandelt en in vrijheid kunnen leven.

Deze doelen zijn uitgewerkt in de volgende grondbeginselen:

  • Er is sprake van een verdeling van de macht.
  • De grondrechten zijn vastgelegd in de grondwet.
  • Door het legaliteitsbeginsel mag de overheid alleen beperkingen opleggen aan de vrijheid van burgers als die beperkingen in wetten zijn vastgelegd.

 

Verdeling van de macht

De Franse filosoof Montesquieu (1689-1755) bedacht Trias Politica. Volgens hem moest de macht van de overheid in 3 worden verdeeld. Het doel was dat niet 1 persoon of 1 instantie alle macht zou hebben.

Machtsverdeling in Nederland:

  • De Wetgevende macht: Maakt de wetten waaraan burgers en overheid zich moeten houden.
  • De uitvoerende macht: Zorgt ervoor dat eenmaal goedgekeurde wetten worden uitgevoerd.
  • Rechterlijke macht: Beoordeelt of burgers of machthebbers wetten hebben overtreden en doet uitspraak in conflicten.

Onafhankelijke Rechters

Rechters die neutraal en onafhankelijk zijn zorgt voor bescherming.

  1. Eerlijke rechtspraak, de eigen mening van de rechters spelen in principe niet mee.
  2. Je word beschermd tegen ongeoorloofd optreden van de overheid.
  3. onafhankelijke rechtspraak zorgt ervoor dat mensen geen eigen rechter gaan spelen.

 

Grondrechten en grondwet

De grondwet is het belangrijkste staatsdocument. Er zijn 2 soorten grondrechten:

  • Klassieke grondrechten: Regels zoals gelijke behandeling, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van meningsuiting en het recht op onaantastbaarheid van het lichaam. Dit moet de overheid garanderen.
  • Sociale grondrechten: Regels zoals het recht op werk, op gezondheidszorg en op woongelegenheid. De overheid garandeert dit niet.

 

legaliteitsbeginsel

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Volgens het legaliteitsbeginsel mag de overheid alleen beperkingen opleggen aan de vrijheid van burgers als die beperkingen in wetten zijn vastgelegd. Alles zie je terug in het Wetboek van Strafrecht:

  • Strafbaarheid: Bepaalt dat iets alleen strafbaar is als het in de wet staat.
  • Strafmaat: In de wet staat dat bij ieder strafbaar feit de maximale straf.
  • Ne bis in idem-regel: Na de uitspraak van de rechter kun je in principe niet voor een tweede keer voor hetzelfde feit worden vervolgd.

 

 

§3 Strafrecht: De opsporing

 

Veiligheid en vrijheid

Geweldsmonopolie is dat de overheid meer macht heeft geweld mag gebruiken voor rechtshandhaving en voor veiligheid. De politie mag daarom een wapenstok of pepperspray gebruiken tegen vechtende burgers. De rechtsstaat heeft ook als doel ervoor zorgen dat de regering niet teveel macht krijgt. Agenten mogen je niet zomaar arresteren etc. Rechtsbescherming is dat de grondwet de burgers beschermt tegen andere burgers en tegen machtsmisbruik van de overheid.

 

Misdrijven en overtredingen

In het legaliteitsbeginsel wordt onderscheid gemaakt tussen misdrijven en overtredingen. Misdrijven zijn de meer ernstige strafbare feiten, zoals moord,mishandeling of diefstal. Overtredingen zijn de minder ernstige strafbare feiten, zoals rijden door rood licht en te hard rijden.

 

Wat gebeurt er na een misdrijf?

De politie en officier van justitie leiden het opsporingsonderzoek.

  1. De politie verzamelt informatie over het strafbare feit.
  2. De officier van justitie bepaalt met behulp van het proces-verbaal of er wel of geen rechtszaak moet komen.
  3. De rechter stelt tijdens een rechtszaak vast of de verdachte schuldig is.

 

Opsporingsbevoegdheden politie

Zonder Toestemming

  • .Een verdachte staande houden.
  • Een verachte fouilleren.
  • Een verdachte aanhouden ofwel arresteren.
  • In beslag nemen van bewijsmateriaal zoals een gestolen mobiel.

 

Toestemming nodig

  • Het binnengaan van een woning.
  • Het afluisteren van telefoongesprek en het aftappen van internetverkeer.
  • Preventief fouilleren.
  • Een verdachte langer dan 9 uur vasthouden.
  • Infiltratie in misdaadorganisaties. De undercoveragent mag niet aanzetten tot strafbare feiten.

 

Officier van justitie

De officier heeft na de opsporingsonderzoek 3 mogelijkheden:

  • Seponeren (=afzien van verdere rechtsvervolging): Als er onvoldoende bewijs is, als het gaat om een klein delict of als de officier vindt dat de verdachte genoeg gestraft is.
  • Transactie of strafbeschikking: Bij overtredingen en lichte misdrijven hoef je maar een geldboete te betalen of een taakstraf te doen. Als je allebei afwijst dan moet je voor de rechter verschijnen. Dan krijg je een strafbeschikking.
  • Vervolgen: De officier stuurt het dossier naar de rechtbank en begint een rechtszaak.

Begrippenlijst §1 t/m §3 Wat is maatschappijleer?

 

§1 Wat is maatschappijleer?

Maatschappelijk probleem: Een probleem dat tot gevolg heeft voor grote groepen in de samenleving, als mensen tegengestelde opvattingen hebben over de oorzaken en mogelijke oplossingen, als het veel aandacht krijgt in de media en als het alleen gemeenschappelijk kan worden opgelost, waardoor de overheid zich ermee bezig moet houden.

Politiek probleem: Problemen waarbij gekozen politici de oplossingen moeten bedenken.

Dilemma: Een lastige keuze uit twee dingen die allebei voordelen of juist nadelen hebben.

Rechtsstaat: Een rechtsstaat is een staat waarin burgers door grondrechten worden beschermd tegen machtsmisbruik en willekeur van de overheid.

Parlementaire democratie: De bevolking beslist mee over wetten en regels.

Pluriforme samenleving: Als de bevolking in een land bestaat uit mensen met verschillende leefwijzen en culturele achtergronden.

Verzorgingsstaat: De overheid zorgt voor haar burgers.

 

§2 Basisconcepten en sleutelvragen.

Waarde: Een uitgangspunt of principe dat mensen belangrijk vinden in hun leven.

Norm: Gevolg van een waarde. Regels over hoe je je op grond van een bepaalde waarde behoort te gedragen (sociale plicht).

Sociale verplichting: Een norm.

Sociale controle: De manier waarop mensen anderen stimuleren of dwingen zich aan normen te houden.

Belang: Voordelen dat iemand ergens bij heeft.

Macht: Vermogen om het gedrag of het denken van anderen te beïnvloeden.

Gezag: Gelegitimeerde macht.

Machtsmiddel: Middelen waarmee je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden.

Sociale ongelijkheid: Ongelijke verdeling van maatschappelijke kansen, inkomen, kennis en politieke macht.

Sociale ongelijkheid: Ongelijke verdeling van maatschappelijke kansen, inkomen, kennis en politieke macht.

Sociale cohesie: Hoe sterk mensen zich verbonden voelen met elkaar.

 

§3 Wat is waar, wat is niet waar?

Objectief: Hoe iets werkelijk is.

Subjectief: Wat iemand ergens van vind.

Hoor en wederhoor: Verschillende betrokken zijn gehoord.

Communicatie: Het doorgeven van informatie.

Manipulatie: Feiten worden opzettelijk verdraaid of weggelaten vaak zonder dat de ontvanger hier weet van heeft.

Propaganda: Bewust eenzijdige informatie gegeven met als doel de mening van mensen te beïnvloeden.

Indoctrinatie: De meest extreme vorm van manipulatie waarbij mensen langdurig, systematisch en dwingend eenzijdige opvattingen krijgen opgedrongen met de bedoeling dat zij deze opvattingen kritiekloos overnemen.

Referentiekader: Alles wat je bezit aan kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten.

Selectieve waarneming: Iemand ziet alleen wat hij of zij wil zien.

Stereotype: Een vaststaand beeld van een hele groep mensen.

Vooroordeel: Je oordeelt over iets of iemand zonder dat je die persoon of die zaak kent.

 

 

 

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.