● Het garanderen van de openbare orde en veiligheid, zoals het zorgen voor voldoende agenten, rechters maar ook celruimte
● Het garanderen van mensenrechten
● Het onderhouden van goede buitenlandse betrekkingen, binnen bestaande samenwerkingsverbanden als de Europese Unie en de NAVO, maar ook daarbuiten met een land als China
● Het scheppen van werkgelegenheid, sociale zekerheid, goede arbeidsomstandigheden, infrastructuur en een goed economisch klimaat
● Het zorgen voor welzijn, onderwijs, volksgezondheid, kunst en andere goederen en diensten op sociaal-cultureel gebied
Sinds 1588 Nederland een staat, dat houd in dat:
● De overheid over soevereine macht beschikt
● Er sprake is van een bevolking, waarover geregeerd wordt
● Het grondgebied internationaal erkend is
● De overheid beschikt over een geweldsmonopolie
Soevereiniteit = dit geeft een overheid het recht het land zelf te besturen zonder inmenging van andere staten
Macht = het vermogen om het gedrag van anderen, eventueel tegen hun zin te beïnvloeden
Politieke macht = het vermogen de politieke besluitvorming te bepalen
Soorten machtsbronnen:
● Wetten
● Bevoegdheden
● Morele steun
● Kennis
● Aantal
● Geld
● Charismatisch gezag ( aantrekkingskracht door bijv. uitstraling) ● De mogelijkheid om geweld te gebruiken
Geweldsmonopolie = alleen de overheid mag geweld gebruiken
Gezag = mensen accepteren de macht of zeggenschap van anderen als legitiem
2: Democratie en rechtsstaat
Rechtsstaat = een staat waarin de rechten en plichten van zowel de inwoners als van de overheid zijn vastgelegd zodat burgers beschermd worden tegen machtsmisbruik door de overheid
Democratische rechtsstaat = een staat waarin de macht door of namens het volk wordt uitgeoefend binnen de grenzen van de grondwet, zodat individuele grondrechten worden beschermd
3 kenmerken van een democratische rechtsstaat:
● Er is sprake van een grondwettelijke scheiding van de politieke macht
● De ( politieke) grondrechten worden geëerbiedigd
● Het bestuur van het land is gebaseerd op het legaliteitsbeginsel
Wetgevende macht = stelt de wetten vast waaraan burgers zich moeten houden ( leerplichtwet) . Deze macht is in handen van de regering (staatshoofd en ministers) en het parlement ( eerste en tweede kamer)
Uitvoerende macht = zorgt ervoor dat eenmaal goedgekeurde wetten ook worden uitgevoerd. Deze macht is in handen van ministers die richtlijnen geven aan hun ambtenaren of speciale instanties zoals de kinderbescherming, de belastingdienst of de banken. Het parlement controleert of de uitvoerende macht zijn werk goed doet
Rechterlijke macht = beoordeelt of wetten goed worden nageleefd. Deze macht is in handen van onafhankelijke rechters. Zij beoordelen of iemand een wet overtreedt en kunnen een overtreder bestraffen. Ook oordelen zij in situaties waarin burgers vinden dat hun door de overheid onterecht is aangedaan
Klassieke grondrechten = de rechten die de vrijheid en gelijkheid van burgers moeten garanderen. Deze rechten zijn afdwingbaar bij de rechter. (vrijheid van godsdienst, het recht op een eerlijk proces)
Sociale grondrechten = verplichten de overheid om te zorgen voor voldoende werkgelegenheid, sociale zekerheid, een schone en veilige leefomgeving, goede volksgezondheid, voldoende woonruimte, maatschappelijke en culturele ontplooiingsmogelijkheden en voor iedereen toegankelijk onderwijs. Deze grondrechten zijn niet afdwingbaar bij de rechter.
Legaliteitsbeginsel = alles wat in de wet beschreven staat moet leidend zijn. Hier kan op teruggevallen worden
Constitutionele Monarchie = de koning moet zich aan de grondwet houden
Constitutionele taken van de koning volgens grondwet:
● Lidmaatschap van de regering en voorzitterschap van de Raad van State
● Plaatsen van een handtekening onder alle wetten
● Voorlezen van de troonrede op prinsjesdag
● Benoeming van ministers en staatssecretarissen bij de vorming van een nieuw kabinet
Niet-constitutionele taken van de koning
● Het overleggen met de minister-president over het kabinetsbeleid
● Ons land vertegenwoordigen bij staatsbezoeken
● Het ontvangen van buitenlandse staatshoofden
Onschendbaar = de ministers zijn verantwoordelijk voor alles wat het staatshoofd ( de koning) doet.
Parlementaire democratie = wij stemmen niet zelf, maar kiezen een parlement dat namens ons stemt
Kenmerken van onze parlementaire democratie:
● Het volk wordt vertegenwoordigd door een parlement dat door vrije en geheime verkiezingen wordt gekozen.
(indirecte/representatieve democratie)
● Alle burgers zijn gelijk voor de wet en hebben gelijke invloed op de samenstelling van het parlement
● Ministers zijn verantwoording schuldig aan de gekozen volksvertegenwoordiging
● Het kabinet voert beleid op basis van het vertrouwen van de meerderheid van de volksvertegenwoordiging.
● De macht van de overheid wordt ( indirect) gelegitimeerd door de vrije en geheime verkiezingen, die uiterlijk iedere vier jaar plaatsvinden
● Besluitvorming door regering en parlement vindt plaats bij meerderheid stemmen
● Er is sprake van een tweekamerstelsel, waarbij het primaat bij de direct gekozen tweede kamer ligt
3: Verkiezingen en kiesstelsels
Actief kiesrecht = het recht om te kiezen
Passief kiesrecht = het recht om gekozen te worden
Evenredige vertegenwoordiging = alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels
Kiesdeler = de hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor een zetel
Kiesdrempel = een partij moet dan een bepaald minimumpercentage stemmen halen om mee te delen in de zetels
Kenmerken Nederlands kiesstelsel:
● Vrije en geheime verkiezingen
● Evenredige vertegenwoordiging
● Kiesdrempel is gelijk aan kiesdeler
● Algemeen actief en passief kiesrecht vanaf 18 jaar
Districten- en meerderheidsstelsel ( Engeland, VS):
● Sterke relatie kiezer en gekozene
● Gekozene vertegenwoordigt alle burgers in het district
● ‘The winner takes it all’
● Grote kans op meerderheid van een partij in parlement
● Snelle regeringsvorming
● Kleine partijen hebben weinig kans
Stelsel evenredige vertegenwoordiging ( Nederland): ● Grotere afstand kiezer en gekozene
● Gekozene vertegenwoordigt al zijn/haar kiezers
● Aantal zetels evenredig met het aantal stemmen
● Kleine kans op meerderheid van een partij
● Trage regeringsvorm
● Veel kleine partijen in het parlement
Fractiediscipline = de afspraak om bij wetsvoorstellen hetzelfde te stemmen als de andere partijleden
Representativiteit = de mate waarin standpunten en besluiten van gekozen vertegenwoordigers overeenkomen met de met de wens van de kiezers
Knelpunten die een rol spelen bij representativiteit:
● Partijen vertegenwoordigen niet altijd de ideeën van hun kiezers.
● Vanwege de geringe communicatie tussen kiezer en gekozene weten vertegenwoordigers niet altijd precies wat de kiezers willen
● Actieve kiezers hebben meer kans vertegenwoordigd te worden dan inactieve kiezers
● Er is een groep kiesgerechtigden die zich helemaal niet vertegenwoordigd voelt. Vaak besluiten zij niet te stemmen. Soms omdat zij de politiek niet begrijpen en soms omdat het ze niet interesseert
Verkiezingsprogramma = hierin staan de belangrijkste plannen en opvattingen over de partij
Zwevende kiezers = de mensen die niet elke keer op dezelfde partij stemmen en tijdens verkiezingen vaak nog niet weten op welke partij ze zullen stemmen
Kabinetsformatie = de periode na de verkiezingen waarin de
(winnende) partijen onderhandelen over een nieuw te vormen kabinet
Coalitievorming = een verbond van politieke partijen die dan in een volksvertegenwoordiging samen een meerderheid van de stemmen hebben
De kabinetsformatie in stappen:
1. De nieuwe tweede kamer wordt geïnstalleerd
2. De tweede kamer benoemt na een debat een of meer informateurs die de opdracht krijgen te onderzoeken of een bepaalde coalitie politiek haalbaar is
3. In de weken daarna onderhandelen de informateurs met mogelijke coalitiepartners.
4. De informateur schrijft coalitieafspraken op in een regeerakkoord
5. Tweede kamer fracties van de coalitiepartijen onderschrijven het regeerakkoord, dat betekent dat de partijen beloven dat zij niet dwars zullen gaan liggen in het parlement bij beleidsvoornemens waar zij het eigenlijk niet mee eens zijn, maar die wel in het regeerakkoord zijn afgesproken
6. Als de informateur geslaagd is om partijen bij elkaar te brengen brengt hij verslag uit aan de tweede kamer. De tweede kamer benoemt vervolgens de formateur. De formateur ( minister president) is degene die daadwerkelijk een kabinet gaat vormen en als taak heeft om de ministeries te verdelen en te zoeken naar personen die geschikt zijn voor de ministers en staatssecretaris posten
7. Als de koning de ontslagaanvraag van de vertrekkende bewindspersonen ( ministers of staatssecretarissen) heeft ondertekend, dan kunnen de nieuwe geschikte bewindslieden worden gezocht door de formateur
8. De koning benoemt vervolgens de bewindslieden nadat zij trouw beloofd of gezworen hebben
9. Het kabinet wordt gepresenteerd aan het publiek ( volk)
10. Tot slot legt de minister president namens de regering in de Tweede Kamer verantwoording af over de formatie en volgt een debat over de regeringsverklaring
Soorten kabinetten:
● Meerderheidskabinet > wanneer het kabinet steunt op een parlementaire meerderheid
● Minderheidskabinet > bestaat uit bewindslieden van partijen die samen geen meerderheid in de Tweede Kamer hebben
● Extraparlementair kabinet > een kabinet dat buiten de Tweede Kamer is ontstaan. Dit is omdat de fracties in de tweede kamer zich niet gebonden voelen aan de steun van kabinet en regeerakkoord
● Koninklijk kabinet > worden op gezag van de koning geformeerd zonder dat de fracties in de Tweede Kamer eraan te pas komen. Dit gebeurd als de tweede kamer niet meer functioneert
Kabinetscrisis = het hele kabinet biedt zijn ontslag aan. Dit gebeurt als ministers of partijen in het kabinet een conflict hebben of als de Tweede Kamer het vertrouwen in het kabinet opzegt
2 mogelijkheden kabinetscrisis:
● Er wordt een nieuw kabinet geformeerd, en dus ook een nieuwe (in)formateur benoemd
● Er worden nieuwe verkiezingen gehouden, dit gebeurd als de kwestie onder de bevolking hoog oploopt. Het oude kabinet wordt gevraagd tijdelijk de gang van zaken over te nemen, er wordt dan ook wel gesproken van een demissionair kabinet
Demissionair kabinet = een kabinet zonder missie
Hoofdstuk 4: Besturen in Nederland
Kabinet = bestaat uit de ministers en de staatssecretarissen
Regering = bestaat uit de ministers en de koning
3 hoofdtaken ministers:
● Voorbereiding van overheidsbeleid
● (mede) Wetgeving van overheidsbeleid
● Uitvoering overheidsbeleid
Miljoenennota = bevat per ministerie concrete voornemens met een financiële onderbouwing
Troonrede = hierin staan hoofdlijnen van het te voeren beleid die door het staatshoofd wordt voorgelezen
3 rechten ministers ( mede)wetgevende taak:
● Het indienen van wetsvoorstellen (90 % door ministers)
● Het mede ondertekenen van wetten na goedkeuring door het parlement. Zonder deze handtekening van de minister ( contraseign) is een wet niet geldig
● Het nemen van algemene maatregelen van bestuur om eerder aangenomen raamwetten nader in te vullen
Werkzaamheden ministers uitvoerende taak:
● Het uitvoeren van aangenomen wetten
● Maatregelen die voortvloeien uit eerder aangenomen wetten
● Het nemen van besluiten over zaken waar geen specifieke wetgeving over bestaat en waar geen goedkeuring van het parlement voor nodig is
Staten-Generaal = Volksvertegenwoordiging op landelijk niveau (Eerste en Tweede Kamer)
2 hoofdtaken Tweede Kamer (150 leden)
● (Mede)wetgevende taak
● Controlerende taak
Rechten Tweede Kamer ( mede)wetgevende taak:
● Stemrecht: het recht om wetsvoorstellen goed- of af te keuren
● Recht van amendement : het recht om een deel van een wetsvoorstel te wijzigen
● Recht van initiatief : het recht om zelf wetsvoorstellen in te dienen
● Budgetrecht: het recht om de jaarlijkse begroting aan te nemen of te verwerpen
Formele Rechten Tweede Kamer Controlerende taak:
● Vragenrecht: het stellen van vragen aan de bewindslieden
● Recht van interpellatie : het ter verantwoording roepen van bewindspersonen over het ( voorgenomen) regeringsbeleid
● Recht van motie : de mogelijkheid van de Tweede Kamer om een schriftelijke uitspraak te doen over het beleid van een minister. Bij een motie van afkeuring wordt het beleid van een minister afgekeurd en bij een motie van wantrouwen wordt de minister zelf negatief beoordeeld
● Recht van enquête : de mogelijkheid van de tweede kamer om zelfstandig een onderzoek in te stellen als de kamer naar haar mening onvoldoende informatie van de regering krijgt
Eerste Kamer (75 leden):
● De hoofdtaak van de Eerste Kamer is het controleren of een wetsvoorstel inhoudelijk in overeenstemming is met eerdere wetgeving en met de grondwet ( laatste controle)
● De Eerste Kamer kan alleen een wet in zijn geheel aannemen of verwerpen en kan daardoor geen veranderingen aanbrengen in een wetsvoorstel dus Eerste Kamer heeft geen recht van amendement
● De Eerste Kamer kan ook geen wetsvoorstellen indienen en heeft daarmee geen recht van initiatief
● De Eerste Kamer kan wel schriftelijke vragen stellen of een parlementaire enquête instellen
● De afweging die de Tweede Kamer maakt weegt zwaarder dan die van de Eerste Kamer omdat de Tweede Kamer direct is gekozen door het volk en de Eerste Kamer indirect is gekozen door de Provinciale Staten
Informele middelen Eerste en Tweede Kamer om proces politieke besluitvorming te beïnvloeden ( ook ministers en staatssecretarissen kunnen gebruik maken van deze middelen):
● Lobbyen bij ministers > door persoonlijke contacten de minister overtuigen van jouw standpunten
● Overleggen met ambtenaren en pressiegroepen > kans groter dat een wetsvoorstel wordt aangenomen
● Gebruikmaken van de massamedia ( kranten, opiniebladen enz.) > kamerlid kan zijn/haar visie naar buiten brengen of soms opzettelijk nieuws laten lekken
3 bestuurslagen:
● Rijk
● Provincie
● Gemeente
Gedecentraliseerde eenheidsstaat ( Nederland) = De lagere overheden hebben een relatieve zelfstandigheid
Subsidiariteitsbeginsel = decentraal wat kan, centraal wat moet
Provincie:
● Belangrijkste taken: ruimtelijke ordening en het milieu
● Opstellen structuurvisie > hierin staat aangegeven welke activiteiten in een gebied passen rekening houdend met het rijksbeleid
● Andere taken: welzijn en cultuur ( financiering bibliotheken)
● Zitting in het bestuur van water- gas- en elektriciteitsbedrijven
● Een keer in de 4 jaar provinciale verkiezingen > de gekozen vertegenwoordigers vormen de Provinciale Staten .
● Na de verkiezingen zoeken de leden van de Provinciale Staten met elkaar een coalitie die het dagelijks bestuur vormt, wat de
Gedeputeerde staten wordt genoemd. De voorzitter van de Gedeputeerde staten en de Provinciale staten is de commissaris van de koning . Hij wordt niet gekozen maar officieel benoemd door de koning, maar in praktijk eigenlijk benoemd door de minister van binnenlandse zaken
Gemeente:
● Verantwoordelijk voor het ordelijke verloop van het openbare leven in een gemeente ( huwelijken, geboorten, brandweer, politie enz.)
● Structuurvisies van de provincie gedetailleerd invullen door middel van bestemmingsplannen
● Dagelijks bestuur gemeente is in handen van het college van burgemeester en wethouders (B en W)
● Uitvoerende en ( mede)wetgevende macht > verantwoordelijk voor begroting
● Wethouders worden gekozen door leden gemeenteraad
● Burgemeester is voorzitter van gemeenteraad en ( B en W) en is verantwoordelijk voor de openbare orde in de gemeente
● Burgemeesters van grote steden hebben wekelijks overleg met de korpschef van de politie en de hoofdofficier van justitie
(driehoeksoverleg)
● Burgemeester wordt voor 6 jaar benoemd > Gemeenteraad stelt vertrouwenscommissie in en maakt een profielschets. De Commissaris draagt 1 kandidaat voor aan minister binnenlandse zaken, hij beslist uiteindelijk
● Bestuur van de gemeente wordt gecontroleerd door gemeenteraad. Gemeenteraad heeft bevoegdheden zoals: het recht van interpellatie, vragenrecht, het recht om een motie van wantrouwen in te dienen, stemrecht, recht van amendement en recht van initiatief
● Gemeenteraad wordt eens in de 4 jaar gekozen door de burgers in die gemeente door middel van gemeenteraadsverkiezingen
Hoofdstuk 5: Politieke actoren
Politieke actoren = organisaties en instituties met politieke macht
Mogelijkheden om deel te nemen aan de politiek:
● Electorale participatie > Je kunt je stem uitbrengen bij verkiezingen of inzetten voor een verkiezingscampagne
● Niet-electorale participatie > Je kunt als individuele burger actievoeren door contact te zoeken met de media om een probleem aan de kaak te stellen, een petitie te ondertekenen (40.000 mensen moeten voorstel ondertekenen voordat het burgerinitiatief in de kamer word besproken) of demonstraties te voeren
● Je kunt actief lid worden van een politieke partij of pressiegroep > pressiegroepen zijn vaak vertegenwoordigd in overlegorganen waardoor zij voor de overheid een aantrekkelijk middel zijn om met burgers in gesprek te komen
Pressiegroepen = organisaties en groepen ( belangen- en actiegroepen) die bewust proberen invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming. Pressiegroepen ontlenen hun macht aan de omvang van hun aanhang, hun maatschappelijke positie, hun deskundigheid en hun financiële middelen. ( bijv. ANWB of Greenpeace)
Hoe pressiegroepen de politieke besluitvorming kunnen beïnvloeden:
● Lobbyen bij politici > als organisaties met bepaalde belangen proberen om op een informele manier via direct contact met politieke besluitvormers beleid in een voor hen gunstige richting te beïnvloeden
● Demonstraties organiseren > om maatschappelijke kwesties onder de aandacht te brengen is een demonstratie een geschikt middel ( bijv. ‘stille tochten’ na zinloos geweld)
● Een publiciteitscampagne opzetten > om de publieke opinie te beïnvloeden worden de massamedia ingeschakeld
● ‘Eigen mensen’ op sleutelposities brengen > als leden van een pressiegroep lid worden van een politieke partij of gekozen worden als kamerlid krijgt zo’n pressiegroep meer mogelijkheden om
standpunten bij de politiek onder de aandacht te brengen
● Bezwaarschriften indienen
● Burgerlijke ongehoorzaamheid > door bewust de wet te overtreden wordt een maatschappelijk probleem aan de orde gesteld
Functies politieke partijen voor proces politieke besluitvorming:
● Articulatiefunctie > politieke partijen zetten wensen en eisen die in de maatschappij leven op de politieke agenda
● Communicatieve functie > politieke partijen nemen een standpunt in ten aanzien van verschillende kwesties en informeren daardoor de kiezers ook over het overheidsbeleid
● Aggregatiefunctie > het samenbrengen van ideeën en standpunten tot een partijprogramma, ook wel de integratiefunctie
● Participatiefunctie > door informatie te geven en meningsvorming te bevorderen, proberen partijen burgers over te
halen politiek actief te worden in hun partij. ( bijv lid worden)
● Recruterings- en selectiefunctie > Politieke partijen dragen voor functies in de politiek kandidaten voor
Politieke functies van de media:
● Informatiefunctie > het inventariseren en verstrekken van informatie over allerlei politieke gebeurtenissen en besluiten
(bijv. verslag van kamerdebatten)
● Spreekbuisfunctie > de media fungeert als doorgeefluik voor allerlei standpunten die in de samenleving te horen zijn
● Onderzoeksfunctie > het dieper graven naar de achtergronden van maatschappelijke gebeurtenissen en problemen die bewust of onbewust verborgen zijn gehouden ( bijv. giflozingen door fabrieken)
● Controle- of waakhondfunctie > waarbij de media nagaan wat terecht is gekomen van de beloftes en toezeggingen van ministers en andere bestuurders.
● Commentaar- en opiniefunctie > Politiek heeft in een democratie behoefte aan veel verschillende meningen. Dit bevordert discussie en betrekt meer mensen bij de politiek. ( Programma Nieuwsuur)
Pluriformiteit van de massamedia = er is verscheidenheid aan kranten, tijdschriften, tv-programma’s en websites met ieder een eigen politieke, religieuze en sociaaleconomische achtergrond
Pluriformiteit van de massamedia = er is verscheidenheid aan kranten, tijdschriften, tv-programma’s en websites met ieder een eigen politieke, religieuze en sociaaleconomische achtergrond
Persvoorlichter = alle partijen en veel individuele politici hebben deze persoon die hen zo nodig afschermt. Zo vormt hij een schakel tussen de media en de politici
Spindoctor = een partijstrateeg die vooral bezig is te bedenken hoe de partij de aandacht van het publiek kan trekken
(Ontwerpen van strategieen om politieke tegenstanders aan te vallen)
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden