Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

H4: Wateroverlast

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1976 woorden
  • 30 mei 2017
  • 19 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
19 keer beoordeeld

Paragraaf 2: Rivieren: natuurlijk systeem

Een stroomstelsel van een rivier bestaat uit drie delen:

  1. De bovenloop: waar de rivier ontspringt, meestal op de top van een berg. Door het grote hoogteverschil stroomt de rivier heel snel en is de eroderende kracht groot;
  2. De middenloop: het middelste deel, waar de rivier door een dal loopt. De rivier neemt hier wel stenen mee, maar stroomt niet meer zo wild als in de bovenloop. Er is erosie en sedimentatie.
  3. De benedenloop: waar de rivier uitloopt in de zee; de stroomsnelheid is laag; er vind sedimentatie plaats.

Het hoogteverschil tussen twee plaatsen noem je het verval. Het verhang is het hoogteverschil per kilometer. Je berekent dat door de lengte (van plaats A naar B) te delen door het verval.
Als de energie van een rivier afneemt neemt de stroomsnelheid ook af. Daardoor gaat de rivier sedimenteren en kronkelen. Dat noem je meanderen.

Het stroomgebied van een rivier is het verzamelgebied waarbinnen alle neerslag en grondwater via de zijrivieren uiteindelijk in de hoofdrivier stroomt. Dat is erg groot per rivier. De waterscheiding is de grens tussen twee of meer stroomgebieden is altijd een gebergte of een andere verhoging.

De vertragingstijd is de tijd die het water nodig heeft om van een regenbui uit de lucht in de rivier te komen. Die snelheid hangt af van de ondergrond, de bodem en de vegetatie. Een waterdruppel zakt heel goed weg in zand, maar absoluut niet goed in beton. Op een kale helling die ontstaan is door ontbossing, krijgt de neerslag niet de tijd om in de bodem te trekken, maar stroomt het direct naar de rivier toe. Als er wel bomen staan, nemen die ook nog water op en hebben de druppels dus veel meer tijd nodig.

Rivieren bestaat uit verschillende soorten water: regenwater, smeltwater of een mengeling daarvan. Het verschil in waterafvoer per jaar noemen we het regiem.

  • Een gletsjerrivier bestaat uit smeltwater van de gevallen sneeuw en gletsjers.
  • Een regenrivier bestaat alleen maar uit regenwater, het is dus een soort opvangbak voor de regen.
  • Een gemengde rivier bestaat uit allebei de soorten water, het meeste komt uit de gletsjer maar wordt onderweg aangevuld door regen.

De totale hoeveelheid water die een rivier afvoert noem je het debiet. Het regiem en het debiet kunnen veranderen per jaar. Als het waterpeil in een korte tijd ernstig stijgt, noem je dat een piekafvoer.

Paragraaf 3: Rivieren: invloed van de mens

In de bovenloop snijden rivieren zich vooral in de diepte (verticale erosie), maar in de benedenloop worden de buitenbochten steeds groter (horizontale erosie) terwijl in de binnenbochten materiaal dat uit de boven- en middenloop is meegenomen, wordt gesedimenteerd, afgezet.

Rivieren hebben aan beiden zijkanten oeverwallen, daar wordt zand afgezet en in de lagere gebieden, de kommen, veel klei. De rivierbedding met zijn oeverwallen heet de stroomrug.

Vanaf 2000 voor Christus woonden de mensen op de hoger gelegen gebieden, vanaf de elfde eeuw begon de dijkbouw. De eerste dijken lagen over de rivier heen, later werden ze parallel aan de rivier gezet. Dat zijn de winterdijken. De dijken braken regelmatig door dus bouwde de mensen hun huizen en boerderijen hoger, op terpen of woerden.

Tussen de rivier en de winterdijk lag een gebied dat bij hoogwater kon overstromen, de uiterwaarden. Als er geen water lag kon het vee daar grazen. Om de gebieden beter te beschermen en langer te gebruiken, werden er zomerdijken aangelegd.

In de laatste honderd jaar zijn er veel ingrijpen gebeurd om de dijken veiliger te maken.

  • Om de riviers stroombed te behouden en de bevaarbaarheid te verbeteren zijn er kribben aangelegd, daar kon de rivier zo veel mogelijk in zijn stroomgeul blijven. Ook blijft de geul diep genoeg voor schepen.
  • Op verschillende plekken werden de uiterwaarden bebouwd en de zomerdijken moesten hierdoor worden opgehoogd.
  • Door de aanleg van dijken vind afzetting van sediment alleen nog in de uiterwaarden en rivierbedding plaats. Daardoor verhoogt de rivier zichzelf en moeten wij onze dijken weer verhogen.
  • Grote stukken rivieren zijn gekanaliseerd. Er zijn sluizen aangelegd. Dat heeft als doel om de waterstand te regelen zodat de rivier bevaarbaar blijft.
  • Bochten worden afgesneden, zodat het water sneller stroomt.
  • Langs de grote rivieren is de verstedelijking toegenomen. Neerslag doet er veel langer over om in de rivier te komen dus worden er riolen aangelegd. Daardoor is de vertragingstijd bijna 0. Dat proces heet verstening. Er is dus ook vaker sprake van een piekafvoer

Paragraaf 4: Rivieren: gevolgen van klimaatverandering

Het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change, van de VN) komt tot de conclusie dat het klimaat verandert en de zeespiegel zal stijgen. Hier zijn ook mensen op tegen, ze wijzen op fouten in berekeningen. Daarom heeft de Nederlandse regering alles na laten rekenen en is men ervan overtuigd dat wereldwijd de temperatuur stijgt; het neerslagregiem (schommelingen in de neerslag gedurende het jaar) verandert waardoor bepaalde gebieden droger en andere natter worden. Wat voor gevolgen heeft dat voor Nederland en onze rivieren?

Dus ook in Nederland is er sprake van een onregelmatiger neerslagregiem. Heftige, plotselinge regenbuien zorgen voor piekafvoeren en dus voor overstromingen.

Daarnaast worden de winters warmer en natter; het KNMI voorspelt een grote toename in neerslag. Schaatsen wordt zeldzaam en er komen ook periodes waar het extreem warm en droog wordt. Het drinkwater kan in gevaar komen en rivieren komen zo laag te staan dat schepen niet meer kunnen varen.

Door de temperatuurstijging smelten ook gletsjers; er verdampt meer water. Het gaat dus ook meer regenen en er zal meer sneeuw vallen, die vlak daarna alweer smelt.
Het proces van afsmelten wordt door het absorberen van warmte door gletsjers (door de witte kleur) alleen maar versterkt.

Elke graad temperatuurstijging zorgt voor meer neerslag; dat leidt tot een hoger debiet in de rivieren.
Het lozen van water wordt ook moeilijker; bij een hoge zeespiegel zal het water verder het land in worden geduwd en er ontstaan hoge waterstanden in rivieren en verzilting doordat het zoute water de zoete rivieren binnendringt.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Paragraaf 5: Rivieren: gevolgen van bodemdaling

Door de klimaatverandering stijgt het gemiddelde niveau van de zeespiegel. Dat noem je de absolute zeespiegelstijging.

In Nederland hebben we niet alleen last van het stijgen van de zee maar ook van het dalen van de bodem. Voorbeeld: de zeespiegel stijgt met 2 centimeter en de bodem daalt met 1 centimeter, dan is het verschil 3 centimeter geworden. Die optelsom heet de relatieve zeespiegelstijging. Ook heb je een absolute bodemdaling. Dat is de daling van de bodem ten opzichte van een vast punt, het NAP (Normaal Amsterdams Peil), het gemiddelde zeeniveau.

De Nederlandse bodem is zo lang als ons land bestaat in beweging. Dat komt door de natuur en door de mens. Verschillende oorzaken van deze beweging zijn:

  1. Ons land kantelt. Het zuidoosten komt omhoog en het noordwesten daalt. De belangrijkste oorzaak begon in de laatste ijstijd. Het gewicht van het ijs op Scandinavië drukte het land omlaag en de ijskap drukte op Nederland. Ons land daalt nog steeds twee centimeter per jaar.
  2. Laag-Nederland bestaat vooral uit klei en veen. Door onttrekking van water wordt het volume kleiner en de bodem zakt. Dan noemen we inklinken. Zolang veengrond onder water blijft staan, gebeurt er niets. Maar als het boven water komt, gaat het rotten en krimpt het veen. Dat proces is onomkeerbaar en herstellen is geen optie. Daarom moeten we er nu wat aan doen, veenbodems moeten onder water blijven.
  3. De laatste oorzaak is het winnen van olie, gas en zout uit de grond. Hierdoor ontstaan dus die aardbevingen in Groningen.
  4. De verandering in het neerslagregiem en de bodemdaling hebben gevolgen voor het waterbeheer; het water zakt niet snel genoeg weg wat een groter overstromingsgevaar creëert.

Bodemdaling zorgt voor verziltingsgevaar in West-Nederland; het zeewater komt de zoete rivieren in, wat invloed heeft op de stevigheid van dijken.

Er is nog meer aan de hand…
Door het stijgen van de zeespiegel moeten de dijken worden verhoogd. Als de zeespiegel dan nog meer stijgt, moeten de dijken nog meer worden verhoogd, wat zorgt voor een  te groot hoogteverschil tussen water en land; dat kan gevaarlijk zijn.

Paragraaf 6: Rivieren: maatregelen

Al heel lang proberen inwoners de rivieren te beheersen, dat lukt steeds beter maar de natuur wint altijd.

Na dijkdoorbraken werden de dijken direct versterkt (dijkverzwaringen). Ook werden er gebieden aangewezen waar de rivieren MOGEN overstromen, noodoverloopgebieden, ook wel bergingsgebieden genoemd. Er zijn ook extra rivierlopen gegraven om het overstromingsgevaar te verminderen.
In de vorige eeuw zijn stuwen aangelegd om de rivieren bevaarbaar te houden.

Tot 2015 werd er hard gewekt aan het project ‘Ruimte voor de Rivier’. In het kader van dit project kiest de regering niet alleen voor dijkverhoging, maar ook voor rivierverruiming. Op 39 plaatsen worden projecten uitgevoerd om het riviergebied veiliger en aantrekkelijker te maken. Dat laatste deden de mensen door ontwikkelingen van nieuwe natuur en recreatiemogelijkheden.

Om een rivier meer ruimte gegeven wordt er een nevengeul gegraven. De uiterwaarden worden ook dieper gegraven en obstakels worden verwijderd.

Hier zijn wat maatregelen voor het project ‘ruimte voor de rivier’:

  • Verlaging van uiterwaarden door afgraven;
  • Aanleg van nevengeulen in de uiterwaard: vergroot afvoercapaciteit;
  • Verwijderen of aanpassen van obstakels in het winterbed, zodat het water sneller wordt afgevoerd;
  • Uiterwaardverbreding: dijken landinwaarts verleggen, meer ruimte voor rivier;
  • Bergingsgebieden aanleggen: binnendijkse gebieden waarin water wordt opgevangen;
  • Vermindering van zijdelingse toestroom van rivieren;
  • Kribverlaging: kribben veroorzaken bij hoogwater opstuwing, door ze te verlagen stopt dat;
  • Zomerbedverdieping: daardoor wordt de afvoercapaciteit van de rivier vergroot;
  • Dijkverhoging: niet zo heel handig, omdat je dan blijft stapelen;
  • Ontpoldering: de dijk aan de rivierzijde van een polder meer inwaarts leggen;
  • Bypasses en groene rivieren aanleggen; bedijkte gebieden die van een rivier aftakken en via een andere route naar de zee gaan.

Paragraaf 7: Rivieren: beleid

In het Nationaal Waterplan streeft de regering naar een veilige en leefbare Nederlandse delta. Dat plan richt zich niet alleen op de rivieren maar ook op de zeekust en de wadden. Daarnaast is er aandacht voor de zoetwatervoorziening en de waterveiligheid. Hierbij staat de driestapsstrategie centraal: water vasthouden, bergen en afvoeren.

Het Rijk, de Unie van Waterschappen, de Vereniging van Nederlandse Gemeente en het Interprovinciaal Overleg hebben afspraken gemaakt om in de toekomst bij lokale bouwprojecten en andere ruimtelijke plannen meer rekening te houden met het water. Daarvoor moet gebruik worden gemaakt van de Watertoets, waarin wordt gekeken of de locatie binnen de drietrapsstrategie past, zodat het nieuwe gebouw geen last is voor het water.
Bij het aanleggen van een nieuwe woonwijk moet ook in de plannen worden opgenomen hoe het water naar de rivier kan stromen.

Nederland ligt aan de benedenstroom van de Maas en de Rijn. Wat bovenstrooms gebeurd heeft dus grote gevolgen voor ons. Gif in het water vergiftigd alles wat de rivier tegen komt. Omdat rivieren geen rekening houden met landschapsgrenzen wordt er op een ander schaalniveau naar gekeken: fluviaal schaalniveau. Zo kunnen de landen die de rivier delen goede afspraken maken over wat er met de rivier gebeurd.
Eens in de vijf jaar wordt de Rijnconferentie georganiseerd. Daar wordt gekeken naar hoe het met de Rijn gaat en worden er nieuwe afspraken gemaakt. Er zijn ook zulke afspraken over de Maas. Het actieplan:

  • Tegengaan van overstromingen door water beter vast te houden;
  • Tegengaan van overstromingen door de rivier meer ruimte te geven;
  • Verbetering van de waarschuwingssystemen bij hoogwater. Er is een maatgevende afvoer voor een rivier die aangeeft hoeveel water een rivier kan hebben voordat hij overstroomt. Bij meer water dan de rivier aankan, start de alarmfase.

De Internationale Comissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR) en de EU werken samen in het actieplan ‘Rijn 2020’. Tijdens Rijnconferenties werd duidelijk dat de Rijn erg belangrijk is voor de scheepsvaart, recreatie, voor drink-, koel- en industriewater, en voor opwekking van energie. Om dat alles zo goed te laten verlopen moeten er dus nog betere en duidelijkere afspraken worden gemaakt. Ook om wateroverlast en watervervuiling tegen te gaan is dat erg belangrijk.

De Internationale Comissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR) en de EU werken samen in het actieplan ‘Rijn 2020’. Tijdens Rijnconferenties werd duidelijk dat de Rijn erg belangrijk is voor de scheepsvaart, recreatie, voor drink-, koel- en industriewater, en voor opwekking van energie. Om dat alles zo goed te laten verlopen moeten er dus nog betere en duidelijkere afspraken worden gemaakt. Ook om wateroverlast en watervervuiling tegen te gaan is dat erg belangrijk.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.