Hoofdstuk 1

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 3012 woorden
  • 3 april 2017
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 6
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Scheikunde
PW Hoofdstuk 1

1.1 Zwart goud
aardolie is ontstaan uit plantenresten uit de grond. Aardolie wordt ook wel zwart goud genoemd. Dat komt omdat een groot deel van onze welvaart te danken is aan aardolie. Aardolie is een mengsel van meer dan 100 duizend verschillende stoffen.

In een olieraffinaderij wordt de olie gesplitst in zeven mengsels van een kleiner aantal stoffen. Zo kunnen ze beter gebruik maken van de olie. Die mengsels heten aardoliefracties en het proces wat hiervoor wordt gebruikt heet gefractioneerde destillatie.

1.2 Veilig onderzoeken
Veiligheidsregels:

1.      Draag altijd een bril en laboratoriumjas

2.      Bind lange haren bij elkaar

3.      Neem zo min mogelijk spullen mee

4.      Werk rustig en geconcentreerd

5.      Houd je stipt aan de proefvoorschriften

6.      Twijfel? Raadpleeg docent

7.      Richt een reageerbuis nooit op een persoon of jezelf

8.      Proef niet van stoffen

9.      Raak stoffen niet met je handen aan

10.  Als je moet ruiken aan stoffen, ruik voorzichtig

11.  Eet en drink niet in practicumlokaal

12.  Was je handen na afloop goed

Gele vlam à                 ook wel pauzevlam genoemd. Kan niet gebruikt worden om stoffen mee te
                                          verhitten.
Kleurloze vlam à        als je een kleine hoeveelheid stof voorzichtig moet verwarmen
Ruisende vlam à        heeft een blauwe kern. Gebruik je als je een grote hoeveelheid stof moet
                                          verhitten.

1.3 Stoffen en hun eigenschappen

Een stofeigenschap is een eigenschap die bij een stof hoort. Bijvoorbeeld de smaak, kleur, oplosbaarheid, fase bij kamertemp. Dat zijn allemaal eigenschappen die een stof maken hoe het is.

 Massa
Volume

Stofconstanten à      stofeigenschap(pen) die je met een getal kunt aangeven met een eenheid,
                                          bijv. smeltpunt, kookpunt of dichtheid.

Dichtheid =                         à    de dichtheid is de massa van 1 m3 stof

De eenheid die je hiervoor kunt gebruiken is  kg/m3  of  g/cm3       

Sommige stofeigenschappen maken dat de stof gevaarlijk is. Daarom is het belangrijk dat er dan gevarentekens op het potje van de stof staan.

Naast pictogrammen zijn er ook waarschuwingszinnen voor bijzondere gevaren (‘risk’): R-zinnen
Verder bestaan er ook veiligheidsaanbevelingen (‘safety’): S-zinnen
 

1.4 De bouwstenen van stoffen
Er zijn 2 verschillende soorten stoffen:

·       Zuivere stoffen  à één stof, bestaat uit één soort moleculen.

·       Mengsels             à meerdere stoffen met elkaar gemengd à twee of meer moleculen.

Molecuultekening      à hieronder staat een molecuultekening van een alcoholmolecuul

              zuurstofatoom

                            koolstofatoom
                           
                            waterstofatoom

Atomen à       moleculen bestaan uit atomen. Elk atoom wordt voorgesteld als bolletje, dit heeft
                            Dalton bedacht rond 1805. Elk atoom zijn verschillend van grootte en van massa.
                            Er waren rond die tijd nog maar een paar atomen bekend, maar nu zijn dat er ong.
                            110.

Witte atoom   à waterstof
Rode atoom    à zuurstof
Zwarte atoom à koolstof

1.5 Fasen, faseveranderingen en scheiden van mengsels
Een stof kan in 3 fasen voorkomen:

-          Vaste fase à                     (s)         van solid

-          Vloeibare faseà              (l)          van liqiud

-          Gasvormige faseà          (g)         van gas

De letters s, l en g noemen we een toestandaanduiding.

Bij elke fase van een stof zijn de moleculen hetzelfde, alleen de afstand en plaats van de moleculen veranderd. Hieronder zie je een fasedriehoek van de stoffen:

Temperatuurà soms wordt de temp aangegeven in ˚C. Maar meestal wordt de eenheid kelvin gebruikt, met het symbool K.
Hieronder staat hoe je het het beste kunt omrekenen:

Vanderwaalskrachten à       grootte van de aantrekkingskracht tussen de moleculen

Wanneer meerdere stoffen met elkaar zijn gemengd spreek je van een samenstelling. Bijvoorbeeld melk.

Een stof heeft een bepaald smeltpunt en een kookpunt. Spreek je van een mengsel dan heet het een smelttraject en een kooktraject.

Scheiden van een mengselà

-          Extraherenà      bijv. water toevoegen bij zand (zout is oplosbaar in water en zand niet)

-          Fitreren   à         het filteren van het zand waardoor het water met zout door de filter
                                heengaat.

-          Indampen à       het scheiden van het water en zout door het water te laten verdampen

 

1.6 Atoomsoorten, elementen en verbindingen
Elke atoomsoort heeft een eigen naam en een eigen symbool. In het tabel hieronder staan de symbolen die je moet kennen.

Metalen

Niet-metalen

Naam

Symbool

Naam

Symbool

aluminium

Al

argon

Ar

barium

Ba

broom

Br

calcium

Ca

chloor

Cl

chroom

Cr

fluor

F

goud (aurum)

Au

fosfor (phosphorus)

P

kalium

K

helium

He

kobalt

Co

jood (iodum)

I (i)

koper (cuprum)

Cu

koolstof (carboneum)

C

kwik (hydrargyrum)

Hg

neon

Ne

lood (plumbum)

Pb

silicium

Si

magnesium

Mg

stikstof (nitrogenium)

N

mangaan

Mn

waterstof (hydrogenium)

H

natrium

Na

zuurstof (oxygenium)

O

nikkel

Ni

zwavel (sulfur)

S

platina

Pt

 

radium

Ra

tin (stannum)

Sn

titaan

Ti

uraan

U

wolfraam

W

ijzer (ferrum)

Fe

zilver (argentum)

Ag

zink

Zn


Periodiek systeem
Het periodiek systeem is een overzicht waarin de symbolen van alle atoomsoorten zijn gerangschikt. De verticale rijen in het periodiek syteem noemen we groepen.
De horizontale rijen heten perioden.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

 

                 

Elementen en verbindingen
Elementen/niet ontleedbare stoffen à stoffen waarvan de bouwstenen bestaan uit één
                                                                            atoomsoort.
110 verschillende soorten bekend: bijv. goud, zwavel, zink, koolstof, enz.

Verbindingen/ontleedbare stoffen    à stoffen die bestaan uit meer dan twee atoomsoorten
10tallen miljoenen: bijv. azijnzuur, alcohol, glucose

Kenmerken van metalen
Alle metalen:

·       Hebben een glimmend oppervlak

·       Geleiden warmte en elektrische stroom

·       Kunnen vervormd worden, vooral als ze heet zijn

·       Kunnen in gesmolten toestand gemengd worden met andere metalen

Edelheid van metalen
Corrosiegevoeligheid is een eigenschap die bij metalen belangrijk kan zijn. Corrosie is een proces waarbij de metalen reageren op de stoffen in de omgeving. Ook wel roesten genoemd.

Goud roest niet en ijzer redelijk snel. Niet elk metaal reageert dus hetzelfde.
Op grond van corrosiegevoeligheid onderscheiden we:

·       Edele metalen              à zilver, platina en goud

·       Halfedele metalen      à koper en kwik

·       Onedele metalen        à ijzer, zink en lood

·       Zeer onedele metalenà natrium clacium, barium en kalium

è Buitenkant v.d. zeer onedele metalen is meestal bedekt met een oxidelaagje. Dat ontstaan wanneer de metalen aan de vochtige lucht worden blootgesteld.
Daarom zien die metalen er meestal niet-glimmend uit.

Lichte en zware metalen
lichte metalen à         metalen met een kleine dichtheid.
                                          bijv. natrium, magnesium of aluminium
zware metalen à        metalen met een grote dichtheid.
                                          de meeste metalen horen bij deze groep, verbindingen waarin deze
                                          atomen in voorkomen zijn heel erg giftig.

Legeringen
Hoe zuiverder een metaal is, hoe makkelijker het te vervormen is.
Dat wordt moeilijker als je de stof met een andere stof mengt.

* een legering waarin kwik voorkomt heet een amalgaam

 

Legering            à Een afgekoeld mengsel van samengesmolten metalen.

Legering

Samenstellende metalen

Messing

Koper en zink

Brons

Koper en tin

Soldeer

Tin en lood

Zilveramalgaam*

Zilver en kwik

Duraluminium

Koper en aluminium

Roestvast staal

Chroom en ijzer

Niet-metalen
een niet-metaal is een stof waarin maar één atoomsoort in voorkomt. Het is dus een element. Hieronder zijn de belangrijkste niet-metalen:

Halogenen

Edelgassen

Overige

Fluor

Helium

Koolstof

Chloor

Neon

Fosfor

Broom

Argon

Zwavel

jood

 

Zuurstof

 

 

Stikstof

 

 

Waterstof

 

1.7 Bouw van atomen en bindingen tussen atomen

Eerst hadden we een ander atoommodel, dat was bedacht door Dalton. Een atoom werd voorgesteld als een massief bolletje. Hieronder zie je hoe hij de meest voorkomende atomen weergaf:


om te kunnen verklaren dat atomen samen een molecuul kunnen vormen was het model van Dalton niet gedetailleerd genoeg.
Toen kwam het atoommodel van Ruthford. Hij bedacht dit:

-          Een atoom bestaat uit een kern en een elektronenwolk
 

-          De kern bestaat twee soorten deeltjes à - positief geladen protonen
                                                                                
- ongeladen neutronen
de massa van een proton is gelijk aan die van een neutron
 

-          Een elektronenwolk bestaat uit negatief geladen deeltjes: elektronen
de massa van een elektron is zo klein dat je die kunt verwaarlozen.
 

-          Lading van proton is even groot als die van een elektron
 

-          Atoom is elektrisch neutraal à even veel protonen als elektronen

Stoffen kunnen verschillend van elkaar zijn omdat ze verschillende aantallen protonen en elektronen hebben.
Het aantal protonen (en dus ook elektronen) wordt aangegeven door het atoomnummer. (vind je achterin je boek)

 

Covalente binding/atoombinding à een binding tussen atomen waarin de atomen één of meer gemeenschappelijke (dezelfde) elektronenparen hebben.

Covalentie geeft aan goeveel bindingen een atoom kan vormen (hoeveel er nodig zijn van de andere atoomsoort)
Bijvoorbeeld:  H2O à er zijn 2 ‘H’s’ nodig want de ‘O’ heeft 2
bindingen. (zie afbeelding rechts)

Soms kunnen atomen elektronen opnemen/afstaan. Het aantal protonen verandert dan niet.  Het aantal elektronen dat een atoom kan opnemen/afstaan hangt af van de atoomsoort,
dat heet de valentie van een atoomsoort.

De deeltjes die hierdoor ontstaan heten ionen.
Een ion heeft een positieve lading als het atoom elektronen heeft afgestaan,
een ion heeft een negatieve lading als het atoom elektronen heeft opgenomen.

ionen vormen de bouwstenen van een groep stoffen genaamd ‘zouten’.
ionbinding à binding tussen positieve en negatieve ionen in een zout

Begrippenlijst voor de duidelijkheid

Protonen          à positief geladen deeltjes uit de kern van een atoom

Neutronen       à ongeladen deeltjes uit de kern van een atoom

Elektronen       à negatief geladen deeltjes uit de elektronenwolk om de atoomkern
                                 is gelijk aan het aantal protonen

Atoomnummerà het aantal protonen van een atoom

Atoombinding à binding tussen atomen

Covalentie       à geeft aan hoeveel bindingen een atoom kan vormen (zie afbeelding+vb.)

Valentie            à het aantal elektronen dat een atoom kan opnemen/afstaan

ion                      à is ontstaan uit een atoom:
                                 positieve lading à elektronen afgestaan
                                negatieve lading à elektronen opgenomen

ionbinding       à binding tussen ionen

zout                    à stof opgebouw uit ionen

Nederlands

Frans

Hoe

Comment

Waarom

Pouqoui

Wanneer

Quand

Waar

Wie

Qui

Hoeveel

Combien (de/d’)

Wat

Qu’est-ce que/

Qu’est-ce qu’

Welke

Quel(s), quelle(s)

Metalen

Niet-metalen

Naam

Symbool

Naam

Symbool

aluminium

Al

argon

Ar

barium

Ba

broom

Br

calcium

calcium

Ca

chloor

Cl

chroom

Cr

fluor

F

goud (aurum)

Au

fosfor (phosphorus)

P

kalium

K

helium

He

kobalt

Co

jood (iodum)

I (i)

koper (cuprum)

Cu

koolstof (carboneum)

C

kwik (hydrargyrum)

Hg

neon

Ne

lood (plumbum)

Pb

silicium

Si

magnesium

Mg

stikstof (nitrogenium)

N

mangaan

Mn

waterstof (hydrogenium)

H

natrium

Na

zuurstof (oxygenium)

O

nikkel

Ni

zwavel (sulfur)

S

platina

Pt

 

radium

Ra

tin (stannum)

Sn

titaan

Ti

uraan

U

wolfraam

W

ijzer (ferrum)

Fe

zilver (argentum)

Ag

zink

Zn

 

Legering

Samenstellende metalen

 

Messing

Koper en zink

 

Brons

Koper en tin

 

Soldeer

Tin en lood

 

Zilveramalgaam*

Zilver en kwik

 

Duraluminium

Koper en aluminium

 

Roestvast staal

Chroom en ijzer

 

 

 

Covalentie 1

Covalentie 2

Covalentie 3

Covalentie 4

Waterstof = H

Zuurstof = O

Stikstof = N

Koolstof = C

Fluor = F

Zwavel = S

Fosfor = P

x

Chloor = Cl

 

Broom = Br

Jood = I (i)

           


 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.