Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Alles

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 21053 woorden
  • 20 maart 2017
  • 39 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
39 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Geschiedenis
Samenvatting H1 – H10 + HC1 – HC3
Tijdvak 1: Prehistorie

Hoofdstuk 1: Tijd van jagers en boeren, tot 3000 v.C.
De belangrijkste ontwikkeling voor de mensen in tijdvak 1 is dat zij van jagers en verzamelaars boeren worden: de landbouwrevolutie. De mens gaat op een vaste plaats wonen, waar zij onder andere potten van aardewerk maken om landbouwproducten in te bewaren.

Hoofdstuk 1.1
Kenmerkend aspect: De levenswijze van jagers-verzamelaars

Vrijwel alle jagers-verzamelaars leven in kleine groepen als nomaden. Zij trekken rond en komen aan hun voedsel door te jagen, te vissen en noten en vruchten te verzamelen. Zij slapen in bomen en op beschutte plekken, later in tenten en hutten.

De vruchtbare halve maan met uitbreiding naar Egypte: de oudste landbouwgebieden en oudste steden van de wereld liggen, in de vorm van een halve maan, in het Midden-Oosten en Egypte.

Hoofdstuk 1.2
Kenmerkend aspect: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen

Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen is geleidelijk gegaan maar de veranderingen die dit voor de mensheid betekenden zijn zo groot geweest dat er toch wordt gesproken van een landbouwrevolutie. Landbouw is omstreeks 10.000 V.C. ontstaan.

Hoofdstuk 1.3
Kenmerkend aspect: Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen

Dankzij de landbouw kunnen boeren zich vestigen op vaste woonplaatsen. Wanneer de landbouw genoeg oplevert gaan een aantal bewoners zich bezighouden met ambachten, handel, bestuur en godsdienst.

Sommige dorpen ontwikkelen zich tot een stedelijke landbouwsamenleving met stenen huizen en stadsmuren. (ongeveer 8000 V.C.)

De eerste landbouw stedelijke gemeenschappen (stadstaten) met een agrarisch-urbane samenleving ontstaan in het zuiden van Mesopotamië (tegenwoordig Irak).

Jagers/verzamelaars
Kleine groepen nomaden  

Mensen worden afhankelijk van elkaar: grotere sociale verbanden
Beschaving groeit: ontwikkeling godsdienst (polytheïsme) en wetgeving (bestuur en rechtspraak)

 

Ontwikkeling landbouw (gemeenschappen)
Vaste woonplaats

Voedseloverschot
Innovaties (bijvoorbeeld de ploeg)

Stedelijke gemeenschappen
Specialisatie in beroepen en opkomst handel

Tijdvak 2: Oudheid

Hoofdstuk 2: Tijd van Grieken en Romeinen, 3000 v.C. – 500 n.C.
In de prehistorie verspreidt de landbouw zich vanuit het Midden-Oosten naar het vasteland van Europa, als eerste in Griekenland rond 6000 V.C.

In Griekenland ontstaan diverse landbouwsamenlevingen die uitgroeien tot stedelijke gemeenschappen. In deze zo geheten stadstaten, ook wel poleis/polis genoemd, staan filosofie en wetenschap in hoog aanzien en komen ideeën over burgerschap en politiek tot ontwikkeling.

- Cultuur komt tot bloei in de Griekse stadstaten, die ieder een eigen bestuur, eigen wetten en een eigen leger hebben.
- Er ontstaan verschillende politieke bestuursvormen in de stadstaten, zoals monarchie, aristocratie en democratie.
Door verhuizingen van Grieken verspreidt de Griekse cultuur zich naar Zuid-Italië, Sicilië en de kust van Klein-Azië.

Hoofdstuk 2.1
Kenmerkend aspect: De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.

De oude Grieken geloven in meerdere goden (polytheïsme), maar dit weerhoudt ze er niet van grote waarde te hechten aan het verstandelijk beredeneren. In navolging van filosofen uit Klein Azië ontwikkelen de Grieken een ‘liefde voor de waarheid’.

Talrijke filosofen en geleerden houden zich bezig met het onderzoek op het gebied van wiskunde, natuurkunde en geneeskunde.

Diverse Griekse wetenschappers, zoals Archimedes en Pythagoras hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het wetenschappelijk denken.
Ook op het gebied van politiek en burgerschap ontwikkelen de Grieken vele ideeën en theorieën.

Verschillende vormen van politiek bestuur ontstaan in de poleis. Soms verandert het bestuur in de loop van de tijd in een polis. Athene bijvoorbeeld, de grootste en een van de invloedrijkste poleis van Griekenland, heeft achtereenvolgens een monarchie, een aristocratie, een tirannie en een democratie als bestuursvorm.

Bestuursvorm

Wat

Monarchie

Koning, erfelijk

Aristocratie

Bestuurt door een paar wijze oude mannen

Tirannie

Eén leider

Democratie

Macht in de handen van het volk

Hoofdstuk 2.2
Kenmerkend aspect: De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.

Wanneer de Romeinen Griekenland veroveren zijn zij onder de indruk van de Griekse cultuur. Griekse beelden worden als oorlogsbuit meegenomen naar Rome.

De Romeinen nemen veel over van de Grieken en velen van hen worden meegenomen naar Rome en Italië om daar te werken (architecten, beeldhouwers, schilders, medici, leraren Grieks enz.)

Er ontstaat een nieuwe Grieks-Romeinse cultuur, die door de uitbreiding van het Romeinse Rijk verspreid wordt in Europa.

Hoofdstuk 2.3
Kenmerkend aspect: De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidt.

Verandering: Door de groei van het Romeinse Rijk worden de volkeren in Europa beïnvloed door de Grieks-Romeinse cultuur: romanisering.

De hoogontwikkelde Grieks-Romeinse beschaving verspreidt zich over Europa.

Door de imperialistische veroveringsoorlogen van de Romeinen verspreidt de Grieks-Romeinse cultuur zich over Noordwest-Europa en het gebied rond de Middellandse zee.

 

Hoofdstuk 2.4
Kenmerkend aspect: De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa.

De meeste Romeinen hebben geen hoge dunk van de Germaanse cultuur. De Romeinen zijn wel onder de indruk van de dapperheid van de Germanen in de strijd. In het algemeen kijk de Germanen wel op tegen de Romeinse cultuur.

De Germaanse cultuur wordt sterk beïnvloed door de Grieks-Romeinse cultuur.

De Romeinse overheersing en romanisering betekent veel voor de latere bloei en ontwikkeling in de gebieden in het noorden. In de Nederlandse gebieden bijvoorbeeld hebben de Romeinen als eersten wegen aangelegd, kanalen gegraven en dijken gebouwd.

Hoofdstuk 2.5
Kenmerkend aspect: De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.

Verandering: De joden zijn het eerste volk die geloven in het bestaan van maar één god: Jahweh. Onder koning David (rond 1000 V.C.) wordt Jeruzalem de hoofdstad van het joodse rijk. Volgens het geloof van de joden heeft Jahweh dit land aan de joden beloofd. In Jeruzalem bouwen de joden de eerste tempel ter ere van Jahweh. Het jodendom is dus de oudste monotheïstische godsdienst ter wereld. Het christendom is voortgekomen uit het jodendom.

Beide godsdiensten hebben daardoor veel overeenkomsten, maar ook verschillen.

De verschillen hebben in de loop van de geschiedenis geregeld tot grote spanningen en gewelddadige conflicten tussen joden en christenen geleid.
De islam ontstaat later. Naast tijden van harmonie en goede samenwerking zijn er geregeld gewapende conflicten geweest tussen de drie, elkaar beconcurrerende, monotheïstische godsdiensten.

Kenmerken

Jodendom

Christendom

Islam

Ontstaan

1500 v.C.

100 n.C.

700 n.C.

God

Jahweh

God

Allah

Belangrijkste profeet

Mozes

Jezus

Mohammed

Heilig boek

Tenach

Bijbel

Koran

Regels

Thora en Tien geboden

Tien geboden

Vijf Zuilen

 

Begin van een nieuwe periode: de Middeleeuwen
Op de plek van het verdwenen West-Romeinse Rijk ontstaan nieuwe Germaanse Rijken.
Christendom breidt zich uit over Europa.

West-Romeinse Rijk heeft steeds grotere binnenlandse en buitenlandse problemen

 

Splitsing Romeinse Rijk in westelijk en oostelijk deel   

Verspreiding cultuur over Europa          

Bloeitijd van de Grieks-Romeinse cultuur in het Romeinse Rijk

Volksverhuizingen van Hunnen en Germanen

Verval en ineenstorting van het West-Romeinse Rijk

Bloeitijd van de Griekse cultuur                          

Griekenland veroverd door de Romeinen

Tijdvak 3: Middeleeuwen

Hoofdstuk 3: Tijd van monniken en ridders, 500-1000
De vroege middeleeuwen: na het uiteenvallen van het machtige Romeinse Rijk breekt in Europa een tijd aan waarin steden en wegen verdwijnen en de handel tot stilstand komt. Toch kent de periode machtige vorsten, zoals Karel de Grote, een indrukwekkende verspreiding van het christendom over Europa en de opkomst van een nieuwe wereldgodsdienst: de islam. De geestelijkheid en de adel bezetten de belangrijke posities in de samenleving. De boeren zoeken ondertussen naar nieuwe manieren om te overleven in een ruwe, barbaarse tijd. Diverse volksstammen razen plunderend en veroverend door Europa. Vikingen en de Noormannen zorgen voor veel chaos en vernielingen. Er is praktisch geen geldverkeer en nauwelijks sprake van bevolkingsgroei.

Hoofdstuk 3.1
Kenmerkend aspect: De verspreiding van het christendom in geheel Europa

Oorzaak: Keizer Theodosius I maakt aan het eind van de 4e eeuw het christelijk geloof staatsgodsdienst in het Romeinse Rijk.

Hoewel het West-Romeinse Rijk niet lang daarna uiteenvalt, behoudt het christendom haar kracht.
Reden: Het wordt door diverse vorsten en geestelijken gebruikt als middel om eenheid te creëren: een gemeenschappelijk geloof zorgt voor meer saamhorigheid en minder onderlinge conflicten.

Adel en christelijke geestelijken werken nauw samen op bestuurs-, economisch en levensbeschouwelijk gebied.
Kloosters spelen een grote rol in het dagelijks leven en zijn centra van onderwijs en cultuur.

Hoofdstuk 3.2
Kenmerkend aspect: het ontstaan en de verspreiding van de islam

In diverse visioenen openbaart Allah zich aan de profeet Mohammed (ca. 570-632), een handelaar uit Mekka die naar Medina is gevlucht. De boodschappen van Allah worden na Mohammeds dood vastgelegd in de 114 soera’s van de Koran.
Verandering: Aan het begin van de 7e eeuw is Mohammed erin geslaagd een groot deel van de Arabische wereld te verenigen in een nieuw geloof, de islam.

Net als het christen- en jodendom kent de islam slechts één almachtige god en een heilig boek. In minder dan 100 jaar zijn Noord-Afrika, het Midden-Oosten en grote delen van Azië veroverd door de islamitische Arabieren.
Oorzaak: De snelheid van de veroveringen heeft meerdere oorzaken:
- De oorlogen die het Byzantijnse rijk en het Perzische rijk in hun greep hebben, waardoor ze weinig kracht overhouden om zich tegen de Arabieren te verdedigen.
- De Djihad (Jihad), de religieuze verplichting die islamieten hebben om ‘zich in te spannen om het geloof te verspreiden en goede werken te doen’.
- De volbloed Arabische paarden, wier kracht en snelheid ervoor zorgen dat grote afstanden in korte tijd worden afgelegd.

Hoofdstuk 3.3
Kenmerkend aspect: de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane samenleving door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.

In de tijd van monniken en ridders kent Europa weinig steden van formaat. De steden die er nog zijn, zijn grotendeels voortgekomen uit oude Romeinse steden en bevinden zich vaak in het kerngebied van het Frankische, later het Karolingische, rijk.
Het overgrote deel van Europa wordt bevolkt door zelfvoorzienende (autarkische) en geïsoleerde gemeenschappen. De meerderheid van de boerenbevolking leeft op de domeinen van kloosters of kastelen, onder de hoede van geestelijken of heren van adel. Het domein- of hofstelsel heeft een heldere hiërarchie van rechten en plichten:

Wie

Rechten

Plichten

Eigenaar van het domein (abt van een kloosterorde of edele)

-       Deel van de opbrengst innen

-       Land van de eigenaar (vroonland) wordt bewerkt door de boeren

-       Bescherming bieden

-       Voorzieningen als molen, smidse bakkerij, weverij faciliteren

Horige boer

-       Bescherming

-       En eigen stukje land om voor eigen gebruik te verbouwen

-       Eigen woning / hoeve

-       Onderhouden en bewerken van het vroonland (herendiensten)

-       Afstaan van oogst (belasting in natura)

Vrije boer

-       Eigen land en hoeve op het domein of eigendom van de heer

-       Heer bijstaan tijdens militaire veldtochten

-       Afstaan van oogst (belasting in natura)

Lijfeigenen

-       Kost en inwoning

-       Bewerken van het vroonland

-       Werken in dienst van de heer op het domein


Reden: Door samen te werken zorgen de boeren ervoor dat het domein een relatief veilige haven is in een onrustige omgeving.

Domeinen ontwikkelen zich tot autarkische leefgemeenschappen met heel weinig contact met de buitenwereld.

Het hofstelsel is een economisch systeem.

Hoofstuk 3.4
Kenmerkend aspect: het ontstaan van feodale verhouding in het bestuur

Na het uiteenvallen van het Romeinse rijk slagen diverse vorsten en stamhoofden erin om grote gebieden in Europa met elkaar te verbinden en als rijk te besturen. Beroemde voorbeelden zijn Clovis in de 5e eeuw en Pepijn in de 8e eeuw.
Reden: Door het slechte wegennet en de gebrekkige communicatiemiddelen zoeken deze vorsten naar effectieve manieren om hun rijk als geheel te besturen.
Zij proberen hun machtspositie te verstevigen door edelen – leenmannen – van privileges en vooral grond te voorzien.

Hiermee verzekeren de vorsten – leenheren – zich van de steun en loyaliteit van de edelen binnen hun rijk.

 

Leenheer

Leenman

Leengebied (bestuur, belasting, rechtspraak, verdediging tegen indringers van buiten)

Eed van trouw
Militaire diensten

 

De vorst moet blijven veroveren om de edelen aan zich te binden, de edelen moeten hun eed van trouw aan de vorst waarmaken op het slagveld.

Dit feodale stelsel (of leenstelsel) is een politiek systeem dat in de tijd van Karel de Grote vrijwel in heel Europa is doorgevoerd.

Hoofdstuk 4: Tijd van steden en staten, 1000-1500
Hoge en late Middeleeuwen: de tweede helft van de Middeleeuwen kenmerkt zich door een toenemende centralisatie van de macht en de terugkomst van de agrarisch-urbane samenleving. De geldeconomie komt weer op, waardoor steden zicht tot handelscentra kunnen ontwikkelen en wereldlijke vorsten hun macht en invloed uitbreiden. Als gevolg daarvan  ontstaat een strijd tussen de wereldlijke en de geestelijke machthebbers over wie nu het laatste woord heeft in het wereldlijk bestuur. De investituurtijd, die draait om de vraag wie bisschoppen en andere hoge kerkelijke leiders mag benoemen (de investituur), is daarvan een duidelijk voorbeeld. Hoewel er nooit een echte winnaar uit de strijd komt, maken de kruistochten in de 11e en 12e eeuw duidelijk dat de greep van de kerk op de samenleving onverminderd groot blijft. Een neveneffect van de kruistochten is dat handelsnetwerken tussen Europa en de rest van de wereld zich snel uitbreiden. In de steden komt een nieuwe, ondernemende burgerij op die in financiële status en macht niet onderdoet voor de feodale adel op het platteland. In Italië worden de eerste stappen gezet naar een andere kijk op kunst, wetenschap en politiek, gebaseerd op de klassieke kennis die in de kloosters zo goed bewaard is gebleven. Een nieuwe tijd dient zich aan.

Hoofdstuk 4.1
Kenmerkend aspect: De opkomst van handel en ambacht die de basis legt voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving

Het nieuwe millennium in de Middeleeuwen brengt ook een nieuwe tijd voor Europa. Er komt langzaam aan een einde aan de invasies van Vikingen en andere agressieve stammen en volkeren, de bevolking begint te groeien en nieuwe landbouwtechnieken – het drieslagstelsel – zorgen voor toenemende voedseloverschotten. Er komt weer handel op gang en de oude Romeinse steden bloeien op. Veel nieuwe steden ontstaan langs de grote waterwegen van Europa, waar de nieuwe markten gemakkelijk via het water voorzien kunnen worden van handelsgoederen. In de steden vestigen zich ambachtslieden, specialisten die gebruiksartikelen maken maar ook luxe artikelen als de vraag daarnaar toeneemt. Vlaamse steden als Gent en Brugge worden internationale handelscentra. De Duitse Hanze speelt een hoofdrol in de internationale handel naar de Oostzee. Wat het wegennet was voor de Romeinen, wordt het netwerk van waterwegen voor de handelaren in de hoge Middeleeuwen.

 

Hoofdstuk 4.2
Kenmerkend aspect: De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden

De stedelingen krijgen van de leenheren eigen rechten. Voorbeelden van zulke privileges of voorrechten zijn tolvrijheid of vrijstelling van dienstplicht. Beter is het nog als de leenheer een stad stadsrecht toekent.
Reden: Stedelingen met stadsrecht mogen zelf de regels voor bestuur maken en hun eigen rechtspraak houden, oftewel recht op eigen bestuur en rechtspraak.

De macht van de steden neemt toe, er ontstaan zelfs volledig onafhankelijke stadstaten.

De landsheer wil hier wel wat voor terug: de stedelingen moeten hem financieel (via belastingen) en militair steunen.

Hoofdstuk 4.3
Kenmerkend aspect: Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoort te hebben.

Rond 1100 gaan de paus in Rome en diverse West-Europese vorsten steeds openlijker de strijd aan over wie nu de hoogste wereldlijke macht in handen heeft.
Inzet is wie het recht heeft om bisschoppen te benoemen (de investituur). De paus vindt dat hij op dat gebied het laatste woord (het primaat) heeft.
Reden: Bisschoppen zijn in dienst van de kerk, ze maken deel uit van de geestelijke macht en vallen dus onder de bevoegdheid van de geestelijk leider van de christelijke wereld: de paus in Rome.
Verandering: De vorsten trekken echter de wereldlijke macht steeds steviger naar zich toe, benomen in hun eigen gebied de machthebbers (leenmannen), waaronder bisschoppen, en tolereren daarin geen inmenging van de paus.
Reden: Bisschoppen hebben vaak een machtige positie in het gebied waar ze werken. Vorsten bepalen graag zelf wie ze op deze machtige posities neerzetten.

Uiteindelijk wordt een compromis gesloten waarbij de paus de macht over de kerk en het geloof behoudt, maar de vorsten over alles wat daarbuiten valt.

 

Hoofdstuk 4.4
Kenmerkend aspect: De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten

Rond het jaar 1100 vraagt de keizer van het Byzantijnse rijk hulp bij de paus in Rome tegen de Turkse stammen die in een halve eeuw grote delen van de Arabische wereld veroverd hebben. Omdat deze ook het christendom bedreigen, roept de paus vrijwilligers op voor een kruistocht.
De kruistochten hebben als doel:
- Terugdringen van de Turkse invallen in het Byzantijnse rijk
- Bevrijden van het Heilige Land Palestina van de islam

Grote aantallen gelovigen, edelen en avonturiers melden zich aan voor deze heilige oorlogen.
De redenen hiervoor zijn:
- De bevolkingsgroei in Europa leidt ertoe dat land en macht verdeeld moeten worden, velen hopen in Palestina een beter bestaan te krijgen.
- De paus belooft alle deelnemers vergeving van zonden, zodat ze in de hemel zouden komen.
- Voor edelen en ridders is er de mogelijkheid om macht te verwerven buiten Europa.

Hoofdstuk 4.5
Kenmerkend aspect: Het begin van staatsvorming en centralisatie

In de tijd van ridders en monniken reizen koningen voortdurend van het ene naar het andere hof om zo hun macht te tonen aan hun onderdanen. Ze regeren met steun van leenmannen die gebieden onder hun hoede nemen in de naam van de leenheer. Dit politieke systeem nomen we leenstelsel of feodalisme.
Verandering: Het leenstelsel op basis van trouw maakt langzaam plaats voor dienstenverbanden op basis van financiële beloning.
Verandering: Met behulp van ambtenaren voeren de koningen een landelijk bestuur in.

Het gebied van een koning wordt, vanuit een hoofdstad, meer centraal als een eenheid bestuurd door een overheid die zo veel mogelijk dezelfde regels en wetten toepast.
Centralisatie lukt in het ene land beter dan in het andere:
- Duitse vorsten zijn verenigd binnen het Heilige Roomse Rijk, maar zij behouden hun onafhankelijkheid ten opzichte van de keizer.
- In Engeland neemt de koning sheriffs in dienst om zijn beleid uit te voeren.
- De Franse koningen zijn het meest succesvol in het centraliseren van hun macht. Door huwelijken, erfenissen en veroveringen breiden Franse koningen snel hun macht en grondgebied uit. Opstandige leenmannen worden resoluut aan de kant gezet.

 

Hofstelsel
(Economische systeem)

Begin Vroegmoderne tijd: in de handelssteden van Italië ontstaat een samenleving waar cultuur en bestuur een nieuwe invullig krijgen, geïnspireerd door de denkers en kunstenaren uit de Klassieke Oudheid

Hernieuwde opkomst van handel en geldeconomie

Concurentie tussen wereldlijke en geestelijke machthebbers

Verspreiding van de islam in het Midden-Oosten en Azië

Verstedelijking

Centralisatie van de macht  

Kruistochten

Feodalisme
(Bestuurlijke systeem)

Toenemende macht van adel en geestelijken

Verspreiding van het christendom in Europa

 

Tijdvak 3: Tijd van monniken en ridders, 500-1000
Tijdvak 4: Tijd van steden en staten, 1000-1500
Tijdvak 5: Tijd van ontdekkers en hervormers, 1500-1600

 

 

Tijdvak 4: Vroegmoderne tijd

Hoofdstuk 5: Tijd van ontdekkers en hervormers, 1500-1600
Rond 1500 worden in Europa de tekenen steeds duidelijker dat er een nieuwe tijd is aangebroken. Nieuwe staten hebben machtige koningshuizen die hun landen centraal besturen. De eenheid binnen het christendom komt tot een einde met de komst van hervormers en nieuwe stromingen binnen de kerk. De invloed van Europa op de rest van de wereld neemt verder toe. Waar de kruistochten ervoor zorgden dat Europa vleugels uitsloeg naar ‘de Oost’, zorgt de ontdekking van de Amerika’s voor verdere uitbreiding van Europese en christelijke invloedssferen in de wereld. De Renaissance in Italië en Vlaanderen veroorzaakt een ongekende ontwikkeling van de beeldende kunst en literatuur in West-Europa. Carpe diem (pluk de dag) neemt de plaats in van het memento mori (gedenk te sterven). Voor de Nederlanden brengt te Vroegmoderne tijd zowel onrust als welvaart. Onder invloed van hervormers als Luther en Calvijn, en als protest tegen de toenemende centralisatiepolitiek van het Habsburgse hof, komen de Nederlanden in opstand tegen de katholieke Spaanse koning.

Hoofdstuk 5.1
Kenmerkend aspect: Het begin van de Europese overzeese expansie

Oorzaak: In 1415 heroveren de Portugezen de Marokkaanse havenstad Ceuta op de Moren. Daarna varen ze steeds zuidelijker langs de Afrikaanse kust, richting de later zo beroemd geworden Goudkust onder de Sahara.

Daar worden de eerste voor Portugal zo winstgevende plantages gesticht waar vooral de oorspronkelijke bevolking van Afrika als slaven te werk wordt gesteld.
Oorzaak:
- De handel met Indië is stevig in handen van Arabische tussenhandelaren die goederen en specerijen uit de Oost via de Rode Zee en Constantinopel aan de kooplieden uit Venetië en Genua doorverkopen voor de Europese markt.
- De succesvolle Portugezen zien kansen om zelf een route naar Indië te vinden via Afrika. Ook de Spanjaarden, Engelsen en later de Nederlanders zien mogelijkheden voor alternatieve routes.
- De routes naar Indië over land zijn kwetsbaar geworden door de kruistochten, de strijd tussen christenen en moslims in het Midden-Oosten. Europa zoekt daarom naar onafhankelijke, veilige handelsroutes over zee.

Hoofdstuk 5.2
Kenmerkend aspect: Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling

De Middeleeuwen kenmerken zich door een groot vertrouwen in en ontzag voor de dogma’s van de christelijke kerk. Het leven op aarde staat in het teken van het leven na de dood, mensen willen op aarde vooral een plaatsje in de hemel veiligstellen: memento mori – gedenk te sterven.

Verandering: Met de opkomst van rijke steden, handel en culturele uitwisseling groeit bij de bestuurlijke en economische elite van Europa het besef dat het individu een eigen rol kan spelen in de samenleving.
De regels van de kerk blijven belangrijk, maar moeten wel aansluiten bij wetenschappelijke ontdekkingen op basis van observatie, zoals de Griekse wetenschappers ooit bepaald hebben.

Er vindt een wedergeboorte (renaissance) plaats van de Grieks-Romeinse filosofie, literatuur en kunst, waarbij het individu een vooraanstaande plaats mag innemen.
Verandering: Het karakter van de mens verandert langzaam van volgzaam naar (onder)zoekend. Religie blijft een vooraanstaande rol spelen in het dagelijks leven maar de burgerlijke elite in de steden krijgt meer oog voor het aardse leven: Carpe Diem (pluk de dag).

Hoofdstuk 5.3
Kenmerkend aspect: De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de Klassieke Oudheid

Oorzaak: Dankzij de oplevende economie en handel ontstaan in Europa enkele verstedelijkte gebieden waar de burgerlijke cultuur een steeds grotere rol gaat spelen.

Vooral in Noord-Italië brengt dit een hernieuwde belangstelling voor de culturele prestaties in de Klassieke Oudheid met zich mee.
Reden: Daar worden mensen letterlijk omringd door de indrukwekkende overblijfselen uit die Oudheid.

Kunstenaars en schijvers bestuderen de klassieke vormentaal en vinden hierin inspiratie voor een nieuwe kunststroming. Kunsthistoricus Giorgio Vasari (1511-1574) noemt deze stroming de Renaissance, oftewel wedergeboorte: de klassieke kunst is weer tot leven gekomen. In de literatuur krijgt de heroriëntatie op het klassieke erfgoed de naam humanisme.

Hoofdstuk 5.4  INDEX MOET NOG GEDAAN WORDEN
Kenmerkend aspect: De protestantse reformatie die de splitising van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg heeft

Aanleiding: Maarten Luther laat in het Duitse Wittenberg weten dat hij de machtsaansrpaken en de zelfgemaakt wetten en regels van de kerk onjuist vindt.
Reden: Alleen de Bijbel is volgens hem richtingsgevend in het geloof.

De godsdienstdiscussie leidt tot grote spanningen, strijd en een splitisng van de kerk in een rooms-katholieke en een protestantse richting.

In de Nederlanden krijgt hervormer Johannes CCalvijn meer volgers dan Luther.
Reden: Calvijn vindt dat lagere overheden zich mogen verzetten tegen een hogere overheid, bijvoorbeeld een landsheer of keizer, als deze de geboden van God niet geoed navolgt. Het geloof hoort volgens Calvijn bij het bestuur.

Hoofdstuk 5.5 INDEX MOET NOG GEDAAN WORDEN
Kenmerkend aspect: Het conflict in de Nederlanden dat resulteert in de stichting van een Nederlandse staat

Voor het uitbreken van de opstand in 1568 in de Nederlanden zijn twee belangrijke oorzaken aan te wijzen:
- De centralisatiepolitiek van Karel V en Filips II waardoor privileges van edelen en steden in de Nederlandse gewesten worden bedreigd.
- De afkeer onder Nederlandse protestanten én katholieken tegen de steeds geweldadiger en intersiever wordende kettervervolging in de Nederlandse gewesten.

Verandering: Het conflict met Spanje loopt dermate hoog op dat in 1581 het Plakkat van Verlatinge wordt opgesteld waarin Nederlandse edelen vastleggen dat zij het gezag van de Spaanse koning niet langer erkennen.

Na enkele pogingen een andere vorst voor de Nederlanden te vinden, besluiten de Staten-Generaal in 1588 dat het gebied ook zonder vorst bestuurd kan wordne. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden wordt uitgeroepen.

Hoofdstuk 6: Tijd van regenten en vorsten, 1600-1700
In de 17e eeuw bereikt de macht van de vorsten in Europa een hoogtepunt.
Oorzaak: De absolute soevereiniteit van de koning wordt algemeen geaccepteerd. In Frankrijk krijgt dit bij uitstek vorm in de persoon van Lodewijk XIV, de Zonnekoning om wie het universum lijkt te draaien.
Verandering: De vorstenhoven worden meer dan voorheen invloedrijke centra van bestuur en cultuur. De Nederlandse Republiek is een uitzondering.
Oorzaak: De Nederlanden hebben geen vorst, de touwtjes van het bestuur en cultuur liggen in handen van de regenten die zich inzetten voor de burgerij. Economische belangen staan voorop en de 17e eeuw gaat de geschiedenis in als de Gouden Eeuw voor de Republiek.
Verandering: Er ontstaat een wereldeconomie waarin Nederlanders, Engelsen en later de Fransen een hoofdrol spelen.
Verandering: De wetenschappelijke belangstelling uit de 16e eeuw mondt uit in de ontwikkeling van een revolutionaire moderne natuurwetenschap.

Hoofdstuk 6.1
Kenmerkend aspect: Het streven van vorsten naar absolute macht

In de Vroegmoderne tijd staat de machtsverhouding tussen koning en parlement vaak ter discussie.
Oorzaak: De koning wil graag centraliseren om de samenleving veilig en ordelijk in te richten.

Het parlement, met vertegenwoordigers uit verschillende staten of standen van een land, wil zijn invloed op het bestuur niet inleveren.
Verandering: Eind 16e eeuw groeit in diverse Europese staten de behoefte aan een stevig en stabiel koningschap.
Oorzaak: De strijd tussen katholiek en protestant zorgt voor veel chaos en geweld. Nieuwe politieke opvattingen stellen dat de soevereiniteit in een staat haar meest stevige vorm kan krijgen in handen van een absolute vorst die eenduidig de wetten voor het hele land kan maken.
Doel: Alleen dan stijgt de staat boven alle tegenstellingen uit en wordt het belang van alle onderdanen beschermd en gewaarborgd.

Hoofdstuk 6.2 INDEX MOET NOG GEDAAN WORDEN
Kenmerkend aspect: De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek

In de 15e en 16e eeuw maken de Hollandse steden al een snelle economische ontwikkeling door. De 17e eeuw gaat de geschiedenis in als de Gouden Eeuw voor de Republiek.

Belangrijkste oorzaken:
- De moedernegotie: graanhandel via de Oostzee die Holland veel winst oplevert en van Amsterdam een belangrijke stapelmarkt van West-Europa maakt.
- Het ontbreken van een feodale traditie in de landbouw waardoor ondernemerschap veel ruimte krijgt (commerciële landbow en handel komen al vroeg tot ontwikkeling in de Republiek).
- De aanwezigheid van bruikbare waterwegen.

De belangen om geld te verdienen zijn groot, omdat de oorlog met Spanje bekostigd moet worden.

Religieuze tolerantie levert de steden veel migranten op die de handel en nijverheid verder laten groeien.

Er ontstaat een burgerlijke cultuur met veel aandacht voor luxeartikelen, kunst en wetenschap.

Hoofdstuk 6.3 INDEX MOET NOG GEDAAN WORDEN
Kenmerkend aspect: Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie

Verandering: De Europese overzeese expansie leidt in de 16e en 17e eeuw tot wereldwijde handelscontacten. West-Europese kooplieden zoeken contact met handelaren in Azië, Amerika en Afrika.

Hier komt het handelskapitalisme uit voort dat ervoor zorgt dat winsten weer worden geïnvesteerd in nieuwe, misschien nog winstgevender ondernemingen.

De wereldeconomie komt in de 17e eeuw van de grond en producten uit de hele wereld worden door handelaren uit alle werelddelen met elkaar uitgewisseld met Europa als handelscentrum.
Verandering: Overheden gaan private ondernemingen dwingen om meer samen te werken.
- Engeland richt de East India Company op
- In de Republiek worden de VOC en later de WIC opgericht.

Naam

Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC)

West-Indische Compagnie (WIC)

Oprichtingsjaar

1602

1621

Monopolie

De handel ten oosten van Kaap de Goede Hoop

De handel tussen de kust van West-Afrika en Noord- en Zuid-Amerika

Doel / Belangrijkste producten

Specerijen, later ook textiel, thee en koffie

Kaapvaart (aanvallen en buitmaken van koopvaardijschepe van de vijand), slaven, goud, tabak en suiker

Hoofdstuk 6.4
Kenmerkend aspect: De wetenschappelijke revolutie

Verandering: De wetenschappelijke revolutie is een periode in de geschiedenis van de wetenschap waarin klassiek-religieuze ideeën plaatsmaken voor modern-wetenschappelijke ideeën. Eeuwenlang waren bijbelteksten en de wetenschappelijke bevindingen uit de Oudheid bepalend geweest voor wetenschappers. In de 17e eeuw neemt de twijfel over deze kennis steeds meer toe.

Wetenschappers vertrouwen liever op eigen waarnemeing, proeven doen en logisch nadenken.

Tijdens de wetenschappelijke revolutie vinden ingrijpende veranderingen plaats in de inzichten op het gebied van de natuurkunde, wiskunde, sterrenkunde scheikunde en biologie.

Wetenschappers doen de ene na de andere ontdekking: Galileo Galilei bewijst dankzij de telescoop dat de aarde echt om de zon draait, zoals Copernicus zestig jaar daarvoor al had beweeerd. Galilei kan nu met wetenschappelijk bewijs komen.

Er ontstaat een compleet nieuw (wetenschappelijk) wereldbeeld.

oofdstuk 7: Tijd van pruiken en revoluties, 1700-1800
De 18e eeuw laat een boeiende mengeling zien van uiterlijk vertoon van de aristocratie en innerlijke verdieping van invloedrijke wetenschappers en denkers.
Reden: Terwijl de gepoederde pruiken en elegante buitenhuizen vooral de status en positie van de aristocratie tonen, denken de filosofen na over godsdienst, politiek, normen en waarden, de veelbelovende toekomst.

Door verspreiding van verlicht denkbeelden ontstaat bij de gegoede burgerij steeds meer behoefte deel te nemen aan het bestuur van hun land. De roep om inspraak neemt toe.

Sommige vorsten proberen de verlichtingsidealen door te voeren in de absolute regeringsvorm.

Andere vorsten, zoals de Franse Lodewijk XVI en zijn echtgenote Marie-Antoinette, krijgen te maken met opstand en revolutie.
Verandering: De rechten van burgers worden belangrijker en worden uiteindelijk vastgelegd in grondwetten.

Hoofdstuk 7.1
Kenmerkend aspect: Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat wordt toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.

In de loop van de 17e eeuw komen filosofen tot de stellige overtuiging dat mensen zelf alles met gezond verstand kunnen beredeneren.

Het rationalisme viert hoogtij, alles lijkt mogelijk, de blik op de toekomst is doordrenkt van optimisme. Verlicht denken houdt zich bezig me alle onderdelen van de samenleving en heeft veel invloed op de beleving van godsdienst, de inrichting van bestuur, de verdeling van bestaansmiddelen in de economie en de veranderende sociale verhoudingen.

-       Kant: iedereen moet zijn verstand gebruiken: “Mens durf te denken”

-       John Lo>-       Rousseau: mensen dragen hun vrijheid over aan de staat. Staat moet “algemene wil” uitvoeren.

-       Voltaire: deïst – God had de wereld geschapen, maar verliep volgens natuurwetten. God bemoeide zich hier verder niet mee.

-       Spinoza: geld en natuur zijn hetzelfde. Geloof was in strijd met de rede. Mens moet afgaan op zijn eigen verstand en niet God.

-       Adam Smith: vrijemarkteconomie

-       Montesquieu: trias politica

 

Hoofdstuk 7.2
Kenmerkend aspect: Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijke bestuur op eigentijds verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)

Door de Verlichting groeit de kritiek op het absolutisme.
Oorzaak: Verlichte denkers zien in het ancien régime te veel machtsvertoon en machtsmisbruik dat ten koste gaat van een evenwichtige samenleving die zich als geheel verder kan ontwikkelen.

Sommige vorsten die zich verdiepen in de ideeën van verlichte denkers trekken zich deze kritiek aan.

Zij gaan ‘modern’ regeren, dat wil zeggen meer in dienst van het staat en volk. Bij hen zijn de onderdanen er niet meer alleen ter meerdere eer en glorie van de vorst, maar is de vorst er ook voor het welzijn van de onderdanen.
Verandering: Er ontstaat een nieuwe bestuursvorm: het verlicht absolutisme.
Maar: Inspraak door het volk wordt ook door deze vorsten niet op prijs gesteld: ‘alles voor het volk maar niets door het volk’.

Voorbeeld verlichte, absolute vorst: Frederik de Grote van Pruisen.

Hoofdstuk 7.3
Kenmerkend aspect: Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekolonies en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme

Begin 17e eeuw komen de eerste Engelse kolonisten aan bij de oostkust van Noord-Amerika en maken van Virginia de eerste Engelse kolonie van Amerika. Niet lang daarna volgen Duitsers, Zweden, Fransen en Nederlanders; ook zij stichten hier hun kolonies. In de 18e eeuw breiden de Spanjaarden hun gebied vanuit Mexico verder uit richting het westen van Noord-Amerika.
Oorzaak: Het zuidelijke deel van Amerika en de Caraïben zijn door hun klimaat zeer geschikt voor landbouw.

Er ontstaan grote plantagekolonies, die luxeproducten voor de moederlanden in Europa produceren en het werk laten doen door Afrikaanse slaven.
Verandering: Onder invloed van het christendom en de Verlichting ontstaat een beweging die streeft naar afschaffing (=abolitionisme) van de slavernij.

Hoofdstuk 7.4
Kenmerkend aspect: De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap

Oorzaak: De Verlichting veroorzaakt grote veranderingen in het denken over sociale verhoudingen, politiek, economie en religie.

Rijke burgers willen meer invloed op het bestuur en arme burgers willen een beter bestaan.
Verandering: Burgers zijn niet langer bereid zich in te zetten voor of belasting te betalen aan een overheid die zich bezighoudt met militaire conflicten en machtsvertoon.

Er breken een aantal democratische revoluties uit waarin hervormingen worden geëist:
1. De Verenigde Staten nemen het initiatief door zich los te maken van de Engelse monarchie. Op 4 juli 1776 krijgen de Verenigde Staten hun onafhankelijkheidsverklaring, hierin worden een aantal grondrechten vastgesteld.
2. Het Franse volk volgt door in 1789 in opstand te komen tegen koning Lodewijk XVI.
3. In Nederland, tweede helft van de 18e eeuw, maakt de Bataafse revolutie een einde aan de oligarchie van de regenten en de geld verspillende stadhouder Willem V.

Toenemende aandacht voor het individu, de wetenschap en het leven op aarde.

De rechten van burger worden belangrijker en uiteindelijk vastgelegd in grondwetten.

De verlichtingsfilosofen denken na over politiek, normen en waarden, etc.

Revolutionaire moderne natuurwetenschap.

Otstaan van een wereldeconomie (handelskapitalisme).

uropese machtsuitbreiding in Amerika en Azië.

Absolute soevereiniteit van de koning (in de Republiek regenten).

Begin Moderne tijd: nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen veroorzaken een industriële revolutie. Door het industrieel kapitalisme ontstaat een felle discussie over de rol van de overheid, inspraak in de politiek door burgers en de sociale kwestie.


Tijd van ontdekkers en hervormers, 1500-1600
Tijd van regenten en vorsten, 1600-1700
Tijd van pruiken en revoluties, 1700-1800
Tijd van burgers en stoommachines, 1800-1900

 

Tijdvak 5: Moderne Tijd

Moderne tijd
Vanaf 1800 vinden er in ruim twee eeuwen tijd ingrijpende veranderingen plaats in de wereld. Wetenschappelijke uitvindingen zorgen ervoor dat mensen zich met treinen, auto’s en vliegtuigen steeds sneller en makkelijker kunnen verplaatsen. Industriële revoluties maken massaconsumptie mogelijk. De verzevenvoudiging van de wereldbevolking zorgt voor enorme sociaaleconomische veranderingen. De invloed van mensen op de politiek wordt langzaam groter dankzij democratisering en de enorme groei van het onderwijs.
Aan het einde van de 19e zorgt het moderne imperialisme voor uitbreiding van de koloniale rijken van het machtige Europa, maar twee vernietigende wereldoorlogen in de 20e eeuw verzwakken Europa dusdanig dat de dekolonisatie vanaf 1945 niet tegen te houden is. Nieuwe politieke stromingen leiden soms tot ideologische oorlogen. De grote uitvindingen in de tweede helft van de 20e eeuw – computers, televisie, internet, sociale media en mobiele telefoons – maken contacten tussen mensen van alle culturen eenvoudiger. Globalisering, Europese eenwording en de groei van multiculturele samenlevingen met een steeds pluriformer karakter brengen nieuwe uitdagingen met zich mee voor een steeds sneller veranderende wereld.

Hoofdstuk 8: Tijd van burgers en stoommachines, 1800-1900
De industriële revolutie die eind 18e eeuw in Engeland is begonnen, verspreidt zich in de 19e eeuw over de westerse wereld. De industrialisatie verloopt traag, maar zorgt wel voor blijvende veranderingen in Europa en de Nieuwe Wereld op economisch, sociaal en politiek gebied.
Verandering: Economisch – in de lijn van de wetenschappelijke revolutie en het verlichte denken staat de uitvinding van de stoommachine aan de basis van de moderne industriële samenleving.
Verandering: Politiek-maatschappelijk – in de lijn van het verlichte denken den de Franse Revolutie laten de Europese burgers (zowel mannen als vrouwen) zich, na het revolutiejaar (1848), definitief gelden in de politiek (democratisering) en de maatschappij (opkomst van emancipatiebewegingen).

Hoofdstuk 8.1
Kenmerkend aspect: De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving

Belangrijke voorwaarden die de industriële revolutie in de westerse wereld mogelijk maken:
- Er is, dankzij de Verlichting, veel wetenschappelijke belangstelling voor experimenten en uitvindingen.
- Er zijn veel koopman-ondernemers, die willen investeren en commercialiseren.
- Er is voldoende kapitaal aanwezig.
- De bevolking groeit, dus er is voldoende aanbod van personeel.

 

Kenmerkende veranderingen

Voor de industriële revolutie

Na de industriële revolutie

Handwerk

Machinearbeid

Thuiswerk

Fabriekswerk

Nijverheid

Industrie

Kleinschalig

Grootschalig

Productie voor lokale markt

Productie voor (inter)nationale markt

Kolonialisme

Modern Imperialisme

Agrarisch-urbane samenleving

Industriële samenleving


De industrialisatie heeft ook grote invloed op:
- de landbouw: machines zorgen voor een agrarische revolutie

Overbodig geworden landbouwwerkers trekken naar de stad op zoek naar werk in fabrieken.
- het transport: de behoefte van fabrikanten en handelaren aan snellere verbindingen zorgt met de komst van stoomschepen en stoomtreinen voor een transportrevolutie.

De aanleg van vele kanalen en duizenden kilometers spoorbaan.
- de behoefte aan grondstoffen (vooral kolen en ijzer) en afzetgebied

Modern Imperialisme
- Europese regeringen zetten de bevolking in hun koloniën onder druk om meer te produceren en meer grondstoffen te leveren voor de Europese industrieën
- een intensieve zoektocht naar nieuwe koloniale gebieden in Azië en Afrika o.a. om als afzetmarkt te kunnen gebruiken.

Hoofdstuk 8.2
Kenmerkend aspect: Discussies over de ‘sociale kwestie’

Verandering: Industrialisatie leidt tot urbanisatie (verstedelijking).

Ontstaan van een grote klasse fabrieksarbeiders.

Door de snelle groei van de steden en de bevolking is er woningnood.

- Overvolle buurten me veel mensen in kleine huizen (krottenwijken)
- Sociale spanningen en besmettelijke ziektes

De arbeidende klasse leeft onder erbarmelijke omstandigheden, maar heeft nog veel meer problemen:
- erg lange werktijden (10-12 uur per dag, zes dagen per week)
- gevaarlijke en ongezonde werkomstandigheden in de fabrieken
- kinderarbeid, noodzakelijk om als gezin rond te komen

Hoge kindersterfte en lage levensverwachting voor de arbeidende klasse.

Maatschappelijke discussie over deze zogeheten ‘sociale kwestie’.

De fabrikanten, de handelaren, de kerkelijke en politieke leiders willen lange tijd niets aan de sociale kwestie doen.
Reden: De overtuiging dat het probleem vanzelf zou oplossen.
Liberalen hebben in de loop van de 19e eeuw in veel landen de politieke macht in handen. Zij geloven, geïnspireerd door de Engelse econoom Adam Smith, dat de economie en de samenleving het beste functioneren wanneer er een zo groot mogelijke vrijheid is.

De overheid wil liever niet ingrijpen in de economie.

Sociale wetgeving komt traag op gang.
1874: Kinderwetje van Houten is de eerste sociale wet in Nederland.
Inhoud: Kinderen onder de 12 jaar mogen niet in fabrieken werken, wel op de boerderij of in de huishouding.

Hoofdstuk 8.3
Kenmerkend aspect: De moderne vorm van imperialisme die verband houdt met de industrialisatie

Eind 19e en begin 20e eeuw komt de industrialisatie in de westerse wereld in een stroomversnelling.

Toenemende productie en later massaproductie.

Dalende prijzen.

- Toenemende consumptie en later massaconsumptie
- Toenemende behoefte aan grondstoffen en afzetgebieden

Moderne vorm van imperialisme: Europese regeringen proberen
- de opbrengst uit bestaande koloniën te verhogen
- zo snel mogelijk hun koloniale imperium uit te breiden
- als nieuwkomers, bijvoorbeeld Duitsland, ook koloniën te veroveren

Politieke spanningen en soms koloniale oorlogen tussen westerse landen.

Hoofdstuk 8.4
Kenmerkend aspect: De opkomst van emancipatiebewegingen

Het revolutiejaar 1848 leidt ertoe dat de liberale burgerij in veel Europese staten een overheersende invloed krijgt ten koste van de oude conservatieve machthebbers.

Groepen die zich achtergesteld voelen komen vanaf de tweede helft van de 19e eeuw op voor gelijke rechten.

Opkomst van emancipatiebewegingen in Europa van:
- arbeiders: zij gaan zich organiseren in vakverenigingen en later politieke partijen.
- vrouwen: zij gaan zich organiseren in verenigingen die strijden voor kiesrecht voor vrouwen en voor toegang tot onderwijs voor vrouwen.

In Nederland geeft koning Willem II, uit angst voor een volksopstand, aan Thorbecke toestemming een liberale grondwet te ontwerpen.

Grondwetswijziging van 1848.

- Macht van de koning wordt beperkt: begin van de parlementaire democratie.
- Vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en vrijheid van vereniging en vergadering.

Opkomst van emancipatiebewegingen van arbeiders en vrouwen (begin van de Eerste Feministische golf) in Nederland.

Verandering: De grondwet van 1848 maakt een eind aan de overheersende invloed van de protestantse Nederlandse Hervormde kerk (calvinisten).

Opkomst van de emancipatiebewegingen van de katholieken.

De protestanten reageren door de oprichting van organisaties speciaal voor protestanten: eigen scholen, politieke partij, krant, enz.

Katholieken gaan hetzelfde doen.

Toenemende invloed van confessionele groepen op de politiek.

Hoofdstuk 8.5
Kenmerkend aspect: Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces

1815: Congres van Wenen: restauratie in Europa na de val van Napoleon.

De belangrijkste vorsten en politiek leiders herstellen hun oude machtspositie uit de tijd voor de Franse revolutie.
Conclusie: het conservatisme wordt de overheersende ideologie in Europa.

Het verlichte denken en de liberale ideeën van de Franse revolutie worden hardhandig onderdrukt.
Verandering: 1848 is een revolutiejaar: liberale burgers komen in veel landen aan de macht.

- liberale grondwetten zorgen voor meer vrijheid en maken een einde aan de standensamenleving
- de politieke invloed van de burgers wordt langzaam groter door verruiming van het kiesrecht.

Oprichting politieke partijen.

Door gebruik te maken van de politieke verdeeldheid tussen bestaande en nieuwe politieke stromingen slagen een aantal vorstenhuizen erin hun machtspositie tot in de Eerste Wereldoorlog te behouden: de Romanovs is tsaristisch Rusland, de Hohenzollern in het keizerrijk Duitsland en de Habsburgers in de Dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije.

Hoofdstuk 8.6
Kenmerkend aspect: De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme

De Restauratie na het Congres van Wenen (1815) brengt een herstel van de traditionele standenmaatschappij. Burgers komen hiertegen in verzet.

De opkomst van nieuwe politiek-maatschappelijke stromingen:
1. Opkomst van het liberalisme.
          Doel: een samenleving met een zo groot mogelijke individuele vrijheid op        politiek, economisch, sociaal en cultureel gebied.
2. Opkomst van het ‘wetenschappelijk’ socialisme.
          Doel: een rechtvaardige samenleving met een zo groot mogelijke gelijkheid           voor alle mensen op aarde.
          Politieke vijanden: het liberalisme, het nationalisme en het confessionalisme
3. Opkomst van het confessionalisme. In Europa komt dit vooral sterk tot ontwikkeling in Nederland.
          Doel: een christelijke samenleving, waarin protestanten en katholieken zich,     los van elkaar, zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen.
          Politieke vijanden: het liberalisme en het socialisme
4. Opkomst van het feminisme. Strijd voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen.

Confessionelen richten eigen verenigingen en organisaties op zoals politieke partijen, vakbonden, scholen, werkgeversorganisaties, sportverenigingen en kranten.

De socialisten gaan zich ook organiseren.

De overgebleven liberalen worden min of meer gedwongen dit ook te doen.

De Nederlandse samenleving wordt een verzuilde samenleving.

Napoleon heeft door de invoering van de dienstplicht en de ‘strijd voor de Fransen’ voor de verspreiding van de ideeën van de Franse Revolutie het nationaal gevoel versterkt. Het nationalisme wordt ook aangewakkerd bij het streven van Italiaanse en Duitse nationalisten naar een eenheidsstaat. Eind 19e eeuw zijn er vele volkeren die vanuit nationalistische gevoelens, een eigen staat wensen.
In de 20e eeuw is het nationalisme een belangrijke oorzaak voor het uitbreken van beide wereldoorlogen.

 

Hoofdstuk 9
Hoewel er rond 1900 nog genoeg politieke en sociaaleconomische problemen zijn, kijken de meeste mensen in Europa met optimisme naar de toekomstige eeuw. Uitbreiding van de sociale wetgeving en invoering van het algemeen kiesrecht staan voor de deur en de goed op gang gekomen industrialisatie zal voor meer en goedkopere producten gaan zorgen en het leven voor iedere burger makkelijker maken. De wereldtentoonstelling in Parijs verrast de bezoekers met de vele nieuwe producten die ondernemers aan het ontwikkelen zijn.
De machtigste Europese mogendheden (Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk-Hongarije en Rusland) hebben wel hun (koloniale) conflicten, maar er bestaat ook een soort machtsevenwicht, waardoor een grote oorlog niet verwacht wordt. Het optimisme is achteraf niet terecht gebleken, want de eerste helft van de 20e eeuw is met twee wereldoorlogen de bloedigste periode uit de geschiedenis van de mensheid. Hoe kon dit toch gebeuren?

Hoofdstuk 9.1
Kenmerkend aspect: De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie

Democratisering, leerplicht, algemeen kiesrecht en toenemend nationalisme vergroten de politiek-maatschappelijke belangstelling van de snelgroeiende bevolking in de westerse wereld.

Dankzij moderne communicatiemiddelen wordt de massa sneller en makkelijker geïnformeerd.
Film, fotografie, pers (kranten en posters) en radio bereiken een groot publiek.

- Ontstaan van massaorganisaties: vakbonden, jeugdverenigingen en politieke partijen.
- De publieke opinie gaat een grotere rol spelen in de samenleving.

- Communicatie met de eigen organisatie en de burgers wordt belangrijker.
- Om de massa te mobiliseren krijgen voorlichting en propaganda meer aandacht

Propaganda wordt een invloedrijk middel om de mening van het volk te sturen, vooral in totalitaire staten.

 Hoofdstuk 9.2
Kenmerkend aspect: Het in de praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme / nationaalsocialisme

Het verband tussen de Eerste Wereldoorlog en het ontstaan van totalitaire staten met totalitaire ideologieën:

1.    Communisten (bolsjewieken) grijpen tijdens de Oktoberrevolutie in 1917 de macht in Rusland; belangrijk programmapunt: de communisten willen de deelname van Rusland aan de oorlog zo snel mogelijk beëindigen.
Hoofddoel communisten: proletarische wereldrevolutie.

2.    Fascisten komen aan de macht in Italië; nationalisten en oud-strijders vinden elkaar in hun woede en teleurstelling over de Vrede van Versailles.

3.    Nationaalsocialisten komen aan de macht in Duitsland; belangrijk programmapunt: het ongedaan maken van de gehate Vrede van Versailles.
Hoofddoel fascisten en nationaalsocialisten: verspreiding van het fascisme en nationaalsocialisme door territoriale expansie van hun rijken.

Overeenkomst tussen de drie ideologieën: de leiders vestigen een totalitaire staat.

Algemene kenmerken totalitaire staat

Toepassing in de Sovjet-Unie (politiek links)

Toepassing in Duitsland

Toepassing in Italië

Alle macht in handen van één groep/partij of klasse met dezelfde ideologie (collectief is belangrijker dan het individu)

Macht in handen van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie

NSDAP, Nazi’s

Nationale fascistische partij

Eén leider

Partijleider Lenin, na zijn dood Stalin

Hitler

Mussolini

Systeem van controle en terreur (geheime politie)

Geheime dienst: KGB en gebruik van strafkampen (Goelags)

 

 

Censuur en geen vrijheid van meningsuiting

Censuur; gelijkschakeling van alle organisaties. Alleen Socialistische-realistische kunst is toegestaan

 

 

Ideologie

Marxisme-Leninisme (communisme)

Nationaalsocialisme

Fascisme

Speciale aandacht voor de jeugd

Communistische jeugdbeweging

Hitlerjugend

Jeugdgroepen

Kenmerken

Tegen:
- Kapitalisme
- Racisme
Voor:
- Gelijkheid
- Wereldrevolutie
- Planeconomie

Tegen:
- Democratie
- Vrede van Versailles
- Joden
-Communisme
Voor:
- Militarisme
- Racisme

Tegen:
- Democratie
- Racisme
Voor:
- Nationalisme
- Verheerlijking geweld

Symbool

Hamer en sikkel, kleur rood

Hakenkruis

Fasces

 

Hoofdstuk 9.3
Kenmerkend aspect: De crisis van het wereldkapitalisme

1929: Beurskrach in Wall Street

Financiële crisis en begin van de grote depressie in de VS.

- bankencrisis
- veel ondernemingen gaan failliet
- enorme groei van de werkloosheid

Voor Europa en de rest van de wereld:
- de Amerikaanse vraag naar Europese producten neemt snel af
- de Verenigde Staten stoppen met leningen aan Europese landen; vooral Duitsland leidt hieronder

De economische crisis slaat over naar Europa en de rest van de wereld.

In de kapitalistische landen krimpt de economie en groeit de werkloosheid.
1933: De Democraat Roosevelt wordt president van de VS.
Verandering: Roosevelt kiest voor een actieve rol van de overheid in de economie.

Overgang van het vrijemarktkapitalisme naar het geleidemarktkapitalisme.

Hoofdstuk 9.4
Kenmerkend aspect: Het voeren van twee wereldoorlogen

Belangrijkste oorzaken Eerste Wereldoorlog (1914-1918):
- militaire bondgenootschappen
- ‘Weltpolitik’ van het Duitse keizerrijk
- militarisme en nationalisme
- 1914: moord in Sarajevo op troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije (Franz Ferdinand)

Kenmerken WO I:
- massale legers met miljoenen soldaten
- industriële oorlog (belangrijke rol van de trein)
- vernietigende kracht van enorme kanonnen, gebruik van gifgas
- duikbotenoorlog op zee

Gevolg van WO I: miljoenen doden en gewonden onder soldaten en burgers, vooral in Europa.

Fascisme / Nationaalsocialisme / Extreem nationalisme
                              De Driehoek

Afloop WO I:
- Rusland sluit na de Oktoberrevolutie een wapenstilstand en aparte vrede met de Centralen.
- Wapenstilstand in treinwagon in Compiègne: 11-11-1918
- Vrede van Versailles tussen Centralen (Duitsland) en de geallieerden: 1919

De Vrede van Versailles wekt enorm veel weerstand in vooral Duitsland, Italië en Oostenrijk.

Vrede van Versailles is een van de oorzaken voor de Tweede Wereldoorlog.
Andere oorzaken Tweede Wereldoorlog (1939-1945):
- Agressieve expansiepolitiek van bondgenoten: Duitsland en Italië (As-mogendheden) en Japan (Driehoek)
- Nationalisme en ideologische tegenstellingen:

Communisme / Marxisme

 

Vrijheid / Liberalisme / Democratie
                   

De Geallieerden

 

De Geallieerden strijden, ondanks hun ideologische tegenstellingen, samen tegen de Driehoek.

Een andere aanleiding van de Tweede Wereldoorlog: September 1939 – Duitsland valt Polen aan.

Kenmerkend WOII:
- WOII is een echte wereldoorlog, door gevechten op vele fronten in meerdere continenten.
- Hoofdrol voor tanks en vliegtuigen.
- Gebruik van nieuwe wapens: raketten en atoombommen

Miljoenen doden en gewonden: meer burgerslachtoffers dan militairen door totale oorlog en bombardementen.

Afloop WOII:
- Geallieerden eisen, door ideologische strijd, onvoorwaardelijke capitulatie van de landen van de Driehoek.
- Mei 1945: Duitsland capituleert ( Italië capituleert al in 1943)
- Augustus 1945: Japan capituleert.

Nationaalsocialisme en fascisme gaan ten onder.

Oorlogsprocessen tegen de leiders van Duitsland (proces van Neurenberg), Italië en Japan.
Verandering: Er komt, door onderlinge verdeeldheid, geen gezamenlijk vredesverdrag zoals na WOI.
Oorzaak: Ideologische tegenstelling tussen Vrijheid / Liberalisme / Democratie en Communisme / Marxisme laait weer op.

Koude oorlog.

Hoofdstuk 9.5
Kenmerkend aspect: Racisme en discriminatie leiden tot genocide, in het bijzonder op de joden

Een ontstaat een verband tussen nationalisme en racisme.
Oorzaak: Racisme groeit eind 19e eeuw als een extreme vorm van verheerlijking van de eigen natie en het eigen volk.

De overtuiging groeit, het sterkst in westerse landen dat het eigen volk en het eigen ras superieur is aan andere volkeren en rassen.
Extreem nationalisme en racisme komen samen in de totalitaire ideologie van het nationaalsocialisme.
Hitler en zijn aanhangers willen geloven dat binnen het blanke ras ‘het Arische ras’ het meest begaafd en superieur is.

Discriminatie en minachting van andere volkeren en rassen.

1933: Hitler en de nazi’s komen aan de macht en beginnen gelijk met antisemitische maatregelen.
1935: Racistische Neurenberger wetten worden ingevoerd: huwelijken tussen joden en niet-joden worden verboden.
1938: Reichskristallnacht: pogrom tegen joden, waarbij duizenden joodse winkels en bedrijven worden geplunderd en verwoest. Ongeveer 30.000 joden worden gearresteerd en in Duitse concentratiekampen opgesloten.

De Duitsers volgen tijden de Tweede Wereldoorlog, in de bezette gebieden een bepaald patroon van racistische en antisemitische maatregelen:
- registratie: wie zijn er jood?
- isolement: beperkende maatregelen voor joden en invoering van de Jodenster
- concentratie: joden concentreren in Jodenbuurten en later in (werk)kampen
- deportatie naar concentratiekampen en van daaruit naar vernietigingskampen.
1942: Wannsee conferentie: nazitop vergadert over ‘de definitieve oplossing van het Jodenvraagstuk’: Endlösung.

Besloten wordt tot genocide, in het bijzonder op de joden.

Hoofdstuk 9.6
Kenmerkend aspect: De Duitse bezetting van Nederland

10 mei 1940: Duitsland valt Nederland aan; koningin Wilhelmina en haar regering vluchten naar Engeland.
14 mei 1940: Nederland capituleert.
Begin Duitse bezetting van Nederland.

Bezettingsfase 1: Duitsers proberen de Nederlanders met zachte hand te nazificeren (periode van de fluwelen handschoen).
Reactie:
- zowel aanpassing als passief verzet
- Februaristaking (1941): Nederlanders gaan in staking als reactie op Duitse razzia, waarbij enkele honderden joden met harde hand worden opgepakt.

Bezettingsfase 2:
- Nederlandse bevolking wordt met harde hand onderdrukt.
- Ongeveer 100.000 Nederlandse joden zijn vanaf 1942 via kamp Westerbork gedeporteerd naar vernietigingskampen; ongeveer 5000 zijn maar levend teruggekeerd.
- Nederlandse economie komt volledig in dienst van de Duitse oorlogvoering te staan.

Actief verzet groeit, maar blijft beperkt van omvang.

1944: Geallieerden bevrijden het zuiden van Nederland.
1944-1945: Hongerwinter
5 mei 1945: Duitse bezetter capituleert: Nederland is bevrijd.

Hoofdstuk 9.7
Kenmerkend aspect: Verwoesting op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering

De schade door verwoestingen en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij de oorlogvoering is in de Eerste Wereldoorlog al heel groot, maar is in de Tweede Wereldoorlog nog veel omvangrijker.
Oorzaak:
- De talloze bombardementen op steden, uitgevoerd door beide oorlogvoerende partijen (bijvoorbeeld Rotterdam, Warschau, Londen, Stalingrad, Dresden, Tokyo en Berlijn)
- De Duitse raketaanvallen.
- De inzet van een nieuw massavernietigingswapen: de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki.


De burgerbevolking wordt op vele manieren bij de oorlogvoering betrokken in deze ‘totale oorlog’:
- de oorlogseconomie zorgt voor grote veranderingen in het aanbod van producten en voor grote tekorten
- de oorlogseconomie vraagt extra grote arbeidsinspanningen van zowel mannen als vrouwen
- de (dreigende) bombardementen en raketaanvallen zaaien dood en verderf
- vele families krijgen door de massale gevechten van de miljoenenlegers te maken met oorlogsslachtoffers
- een deel van de bevolking in bezette gebieden, wordt ingezet als dwangarbeiders
- de wreedheden van vooral de Duitse en Japanse bezetters ten opzichte van de burgerbevolking

Hoofdstuk 9.8
Kenmerkend aspect: Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme

1904-1905: Overwinning van Japan in de Russisch-Japanse oorlog.

Opleving van het nationalisme in Azië.
De nationalisten in Azië zijn beïnvloed door:
- het communisme dat zich keert tegen het kolonialisme/imperialisme en opkomt voor de armen in de samenleving
- het Japanse streven ‘Azië voor de Aziaten’
- de snelle overwinningen van Japan in de Tweede Wereldoorlog op de Europese koloniale legers

Augustus 1945: Japan capituleert.

Onafhankelijkheidsbewegingen in Nederlands-Indië, Brits-Indië en Vietnam verzetten zich tegen de terugkeer van de West-Europese koloniale machten.

Vrijheidsstrijd en onafhankelijkheidsoorlogen in Azië.

Dekolonisatie:
1947: Onafhankelijkheid van India en Pakistan erkend door Groot-Brittannië
1949: Onafhankelijkheid van Indonesië erkend door Nederland
1954: Frankrijk trekt zich terug uit Vietnam, maar na een korte onderbreking, en onder invloed van de Koude Oorlog, begint er een (burger)oorlog tussen Noord en Zuid-Vietnam, die tot 1975 zal doorgaan.

De dekolonisatie van Afrika komt in de jaren 50 op gang.

 

Kenmerkend aspect:
De dekolonisatie die een eind maakt aan de westerse hegemonie in de wereld.

 

Hoofdstuk 10.1

Na de dekolonisatie in Azië begint in de jaren vijftig de dekolonisatie van Afrika en daarna die in het Caribische gebied.
Ook in Afrika krijgen de westerse mogendheden te maken met toenemend verzet van nationalistische en politieke bewegingen.

De strijd voor onafhankelijkheid leidt tot geweld tegen de Europese koloniale overheersers. Een van de bloedigste oorlogen is de onafhankelijkheidsstrijd tussen Frankrijk en Algerije (1954 – 1962), waar toen meer dan een miljoen Fransen woonden. Ook na het verlenen van de onafhankelijkheid breken er in Afrikaanse landen nog geregeld gevechten uit tussen rivaliserende politieke of religieuze bewegingen. Een enkele keer wordt daarbij de hulp ingeroepen van de voormalige koloniale machthebber of de VN.
Verandering: Afrika is rond 1914 vrijwel volledig gekoloniseerd, maar zo’n halve eeuw later zijn vrijwel alle Afrikaanse koloniën onafhankelijke staten geworden.

In het Caribische gebied wordt de Nederlandse kolonie Suriname in 1975 onafhankelijk. Deze dekolonisatie verloopt geweldloos. Voor de politiek-economische opbouw van het land krijgt Suriname van Nederland een aanzienlijk bedrag.
Inwoners van Suriname kunnen kiezen voor het Nederlands staatsburgerschap. In de periode 1970-1980 emigreren zo’n 300.000 Surinamers naar Nederland, dat is bijna de helft van de Surinaamse bevolking. 

Hoofdstuk 10.3

Kenmerkend aspect:
De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig aanleiding geeft tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.

 Na de Tweede Wereldoorlog schakelt de Amerikaanse economie met succes over van een oorlogseconomie naar een vredeseconomie.

Jaren vijftig: Amerikaanse economie groeit sterk
Oorzaak:
- Impuls van de babyboom
- Nieuwe productietechnieken en automatisering

Het herstel van de economie in het zwaar gehavende Europa begint later.
1949 – 1973: onafgebroken periode van economische groei in West-Europa.

Vanaf eind jaren vijftig begint er een ongekende welvaartstoename.
Door automatisering, rationalisme, het werken in ploegendiensten en schaalvergroting in de landbouw en het bedrijfsleven stijgt de jaarlijkse productie in alle sectoren. Er treedt wel een verschuiving op in de werkgelegenheid van landbouw naar industrie en aan het einde van de 20e eeuw van industrie naar dienstensector.

Politiek-economische veranderingen vanaf de jaren zestig:
- overheid neemt in de omvang toe en haat een grotere maatschappelijke rol spelen
- uitbreiding van de sociale wetgeving: opbouw van de verzorgingsstaat
- sterke toename van het aantal jongeren dat onderwijs volgt. Door verlenging van de leerplicht wordt het onderwijsniveau hoger.

Sociaal-culturele veranderingen vanaf de jaren zestig:

1.    Veel jongeren van de babyboomgeneratie groeien op in een tijd van toenemende welvaart.

Er ontstaat, vooral in de steden, een nieuwe jongerencultuur met een eigen leefstijl.

Een groeiende generatiekloof en minder respect voor ouders, leraren, politie en politici. Een deel van de jongeren gaat de straat op voor het organiseren van uiteenlopende acties: protestgeneratie.

2.    Tweede feministische golf: jonge vrouwen willen gelijke kansen in de maatschappij voor vrouwen ten opzichte van mannen, bijvoorbeeld op het gebied van werk buitenshuis en loon.

3.    Vrijere opvattingen over huwelijk en seksualiteit.

De seksuele normen worden vrijer, wat nog versterkt wordt door de komst van de anticonceptiepil.

Een grotere variatie aan relatievormen.

De ingrijpende sociaal-culturele verandering, ingezet in de jaren zestig, leiden in de decennia erna tot:
- verdergaande democratisering en individualisering
- deconfessionalisering, ontkerkelijking en ontzuiling
- een grotere arbeidsparticipatie van vrouwen
- liberale opvatting over (huwelijks)relaties, scheidingen, seksualiteit en drugsgebruik.

Hoofdstuk 10.4

Kenmerkend aspect:
De eenwording van Europa

Ideeën en plannen voor een verenigd Europa bestaan al voor de Tweede Wereldoorlog. Plannen voor meer eenheid en samenwerking tussen de Europese staten worden verstoord door het uitbreken van een economische crisis (1929) en het aan de macht komen van Hitler.

Na de verwoestende Tweede Wereldoorlog is in vrijwel alle Europese staten de behoefte aan verandering en vernieuwing voelbaar.
De meeste Europese regeringen gaan daarbij uit van nationale oplossingen voor de naoorlogse problemen.
Uitzondering: 1948: België, Nederland en Luxemburg starten een douane-unie: de Benelux.
Verandering: Door de Koude Oorlog komt er een deling van Europa met als grense het IJzeren gordijn. De VS bieden de Marshallhulp aan.
Voorwaarde voor het ontvangen van hulp is dat de Europeanen gezamenlijk een Europees herstelprogramma opstellen.

1948: Oprichting van de ‘Organisatie voor Europese Economische Samenwerking’ (OEES).

Bijna 13 miljard dollar vloeit naar Europa. De landen achter het IJzeren Gordijn weigeren onder druk van de Sovjet-Unie de aangeboden Marshallhulp.
De landen in West-Europa zijn rijp voor meer samenwerking.

1951: Oprichting van de ‘Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal’ (EGKS).
Zes leden: Frankrijk, Italië, de Benelux en West-Duitsland
Kenmerk EGKS: de deelnemende landen hebben geen eigen beheer meer over de ‘grondstoffen voor oorlog’.
De EGKS wordt gezien als een eerste stap naar Europese integratie, maar de voortgang van het proces verloopt moeizaam.
Reden: de voortdurende twijfel en onzekerheid bij veel Europese regeringen om hun nationale bevoegdheden over te dragen aan een Europees orgaan. De meeste kansen op succes liggen op het gebied van economische integratie.

1957: Oprichting van de:
- Europese Economische Gemeenschap (EEG)
- Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom)
Uiteindelijke doel van de EEG: de invoering van een gemeenschappelijke markt.

1967: EGKS, EEG en Euratom fuseren tot Europese Gemeenschap (EG).

De EG is een economisch succes en draagt bij aan een sterke economische groei in alle zes de landen.

Meer Europese landen willen lid worden van de EG.

1973 – 1986: EG verdubbelt naar 12 landen, door aansluiting van Groot-Brittannië, Ierland, Denemarken, Griekeland, Spanje en Portugal.

1989: Val van de Berlijnse Muur.

Opening van het IJzeren Gordijn en einde Koude Oorlog.

Kansen voor uitbreiding van de EG.
1992: EG verandert de naam in EU – Europese Unie.
Reden: Europa streeft naar samenwerking en eenwording

1995 – 2013: EU breidt zich uit tot 28 landen
Verandering: 2002: invoering Euro in 11 landen.
De twijfels en weerstanden tegen (nog) meer eenwording zijn in vele EU-staten gebleven.

De EU is een samenwerkingsverband van in feite soevereine landen, die allen op financieel, economisch en milieukundig gebied bevoegdheden hebben overgedragen te worden aan ‘Brussel’.

Hoofdstuk 10.5

Kenmerkend aspect:
De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.

 Uit de voormalige koloniën komen door de dekolonisatie veel inwoners naar Europa. Door de sterke economische groei in de jaren vijftig en zestig is de vraag naar arbeidskrachten in West-Europa groter dan aanbod. Vooral voor laaggeschoold productiewerk zijn arbeidskrachten nodig.

Bedrijven gaan buitenlandse werknemers ronselen binnen en buiten Europa.
De verwachting is dat deze gastarbeiders, meestal jonge mannen, na enige tijd zullen terugkeren naar hun vaderland. Dit gebeurt meestal niet door de slechtere economische en sociale omstandigheden in de landen van herkomst.
Verandering: Door gezinshereniging neemt het aantal inwoners van buitenlandse afkomst in de meeste West-Europese landen toe.

Vanaf de jaren tachtig groeit het aantal mensen dat, op de vlucht voor oorlog, vervolging en ellende, in Europa asiel aanvraagt.
Door de grotere welvaart, de verzorgingsstaat, de sterk verbeterde gezondheidszorg en gestegen levensverwachting groeit de Europese bevolking in de tweede helft van de 20ste eeuw vooral in de steden aanzienlijk.
Verandering: Door alle demografische en sociaal-culturele ontwikkelingen zijn de meeste West-Europese staten in de laatste halve eeuw veranderd in multiculturele samenlevingen met aanzienlijk meer inwoners. Het zijn pluriforme samenlevingen waarbinnen mensen met verschillende waarden, normen en leefstijlen samen leven en werken.

Positief: een grotere culturele verscheidenheid op velerlei gebied, zoals kunst, muziek, voedsel, kleding, religie en taal.
Negatief: problemen rond de integratie tussen de verschillende culturen, vooral in de armere wijken van de grotere steden.

Europese politieke partijen die zich afzetten tegen immigratie en islam krijgen meer aanhang.

Integratieproblemen krijgen meer aandacht in media en (Europese) politiek.

 HC 1: Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden 1515-1648

Hoofdstuk 1.1

 

 

Kenmerkende aspecten:

·       De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden

·       Het begin van staatsvorming en centralisatie

·       De protestantse Reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had

·       Het streven van vorsten naar absolute macht

 

Waardoor breekt de Opstand uit in de Nederlanden? (1515-1572)

1.    De centralisatiepolitiek van Karel V en Filips II waardoor privileges van edelen en steden in de Nederlandse gewesten worden bedreigd.

2.    De afkeer onder Nederlandse protestanten én katholieken tegen de steeds gewelddadiger en intensiever wordende kettervervolging in de Nederlandse gewesten.

De Nederlanden in de 15e en 16e eeuw
In 1515 werd Karel V heerser over een deel van de Nederlanden, in de decennia die volgden voegde hij de andere gewesten toe aan zijn rijk. Zo werd hij in 1543 heer over alle zeventien gewesten der Nederlanden. Karel was ook keizer van het Duitse rijk.
In de Nederlanden wonden relatief veel mensen in een stad. In de 15e eeuw hadden die steden geprofiteerd van de oplevende handel en geldeconomie, waardoor ze waren gegroeid. In de 16e eeuw ging die groei nog steeds door. Stedelingen moesten belasting (in geld) afdragen aan Karel V, in ruil hiervoor kregen ze privileges.
Gevolg: steden en burgers kregen een sterkere positie.
Maar Karel V wou net als andere vorsten sinds de late middeleeuwen centralisatiepolitiek invoeren. Er werden drie Collaterale Raden ingevoerd om hem te ondersteunen. De hervormingen zorgden voor ontevredenheid onder burgers en edellieden die vonden dat hun vrijheden en rechten werden bedreigd.

Protestantisme in het Habsburgse rijk
Er ontstond ook onrust op religieus gebied. Eeuwenlang was de grote meerderheid van West-Europa katholiek geweest, maar in de 16e eeuw ontstond de Reformatie. Een groeiende groep gelovigen vond dat de katholieke kerk vele misstanden had. De bekendste critici waren de monniken Maarten Luther en Johannes Calvijn. Karel V liet Luther verschijnen op een Rijksdag in Worms om hem de kans te geven zijn kritiek te herroepen, maar dit deed hij niet.
Luther en Calvijn moedigden gelovigen aan om zelf de Bijbel te lezen, de Bijbel moest dus ook verspreid worden in de volkstaal (iets wat makkelijker werd dankzij de boekdrukpersen uit de 15e eeuw). Dit zorgde voor een splitsing van het geloof in de Katholieke en de protestante kerk.
Karel V bleef echter katholiek en vond dat de protestanten de orde en rust in zijn rijk verstoorden en liet hen daarom vervolgen. In het Duitse rijk waren er echter al vele lutherse vorsten en moest Karel zich er in 1555 bij neer leggen.
In de Nederlanden kreeg Calvijn meer volgers dan Luther. Calvijn vond dat lagere overheden zich tegen een hogere overheid mochten verzetten als deze Gods geboden niet juist diende. Calvijn vond ook, in tegenstelling tot Luther, dat onderdanen zonder toestemming van hun vorst een kerk mochten beginnen. Dat deden calvinisten in de Nederlanden dus ook.
In 1550 stelde Karel V nog eens duidelijk dat ketters (mensen die een ander geloof aanhangen dat het algemeen geldende) in de Nederlanden de doodstraf moesten krijgen. Die verordening kreeg al snel de bijnaam Bloedplakkaat.

In 1555 volgde Filips II zijn vader op als heer van de Nederlanden en hij zette de kettervervolgingen door. Veel inwoners waren het daar niet mee eens. In april 1566 diende een groot aantal edellieden een Smeekschrift in, met een verzoek om de kettervervolgingen te stoppen. De landvoogdes nam het aan en zette de kettervervolgingen tijdelijk stop. Hierdoor durfden veel mensen die zomer naar de calvinistische hagenpreken te gaan. De situatie escaleerde echter aan het einde van de zomer, sommige calvinisten sloegen heiligenbeelden en andere versieringen aan stukken in katholieke kerken: de Beeldenstorm.
Voor Filips was dit een bewijs dat de kettervervolgingen door moesten gaan. Volgens hem had de adel de schuld aan de chaos, omdat die hadden aangedrongen op een mildere opstelling. Hij stuurde de hertog van Alva naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen. Direct na zijn komst richtte Alva een speciale rechtbank op om alle schuldigen va de Beeldenstorm (1566) te straffen. De Raad van Beroerten kreeg al gauw de bijnaam Bloedraad (1567). Duizenden ontvluchtten Nederland.

Uitbreken van de Opstand in de Nederlanden (1568)
Willem van Oranje vluchtte ook, hij was een hoge edelman en stadhouder (plaatsvervanger) van Filips in Holland, Zeeland en Utrecht. Hij was zelf nog katholiek maar er wel op tegen en vond dat Filips te veel macht naar zich toetrok. Hij legde zijn stadhouderschap neer en riep vanuit zijn Duitse familiekasteel op tot verzet. Hij bracht ook legers op de been die de Nederlanden binnenvielen, maar zijn veldtochten liepen grotendeels uit tot mislukkingen. De watergeuzen hadden wel succes, in 1572 veroverden ze Den Briel. Vanaf dat moment sloten steeds meer mensen zich aan bij de Opstand. Willem van Oranje werd nu de onbetwiste leider en de Staten van Holland erkenden hem opnieuw als stadhouder. Officieel was die titel bestemd voor de plaatsvervanger van de vorst, maar in feite was Oranje nu (namens de Staten van Holland, Zeeland en Utrecht en later ook namens andere Statenvergaderingen) aanvoerder tegen de Spaanse troepen, en dus tegen Filips II.

Belangrijke personen

·       Karel V: heer der Nederlanden, keizer Duitse rijk, aartshertog Oostenrijk, koning Spanje

·       Hertog van Alva: landvoogd van de Nederlanden

·       Filips II: heer der Nederlanden, koning Spanje, koning Portugal

·       Willem van Oranje: prins van Orange, graaf van Nassau, stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, lid van de Raad van State

Belangrijke gebeurtenissen

·       Luther verschijnt voor de Rijksdag in Worms (1521): tijdens deze bijeenkomst van alle Duitse vorstendommen krijgt Luther de kans zijn mening over het geloof te herzien, maar hij houdt vast aan zijn standpunt en gaat in ballingschap bij een gem gunstig gezinde Duitse vorst.

·       Instelling door Karel V van drie Collaterale Raden (1531) die de vorst van advies moeten voorzien:
- Raad van State: buitenlandse politiek en oorlogsvoering
- Geheime raad: binnenlandse aangelegenheden en rechtspraak
- Raad van Financiën

·       Instelling van de Bloedplakkaten (1550): de protestanten maken dankbaar gebruik van de relatief nieuwe media pamflet en boek, mogelijk gemaakt door de boekdrukkunst. De Bloedplakkaten verbieden de verspreiding van ketterse boeken en afbeeldingen. Op het helpen van ketters staat de doodstraf.

Belangrijke jaartallen
1555   Vrede van Augsburg: cuius regio eius religio = de vorst van een gebied   bepaalt welk geloof zijn onderdanen volgen. Bepaling geldt binnen het Duitse rijk.
1566   Smeekschrift der edelen: verzoek om de kettervervolging op te heffen.
1572   De watergeuzen veroveren den Briel.

 

 

Hoofdstuk 1.2

Kenmerkende aspecten:

·       Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat

 


Waardoor resulteert de Opstand in het ontstaan van de Republiek? (1572-1588)
De Spaanse troepen zijn niet bij machte de opstand in de Nederlanden te stoppen. In 1581 zweren de noordelijke gewesten definitief het gezag van de Spaanse koning af. Na de moord op Willem van Oranje en enkele vruchteloze pogingen een nieuwe vorst te vinden, kiest de Unie van Utrecht in 1588 voor een republikeinse staatsvorm en roept De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden uit.

Een ‘nationale’ opstand
Toen de opstand in 1572 ontstond, besloot Alva hard militair in te grijpen. Binnen de Nederlanden kwamen verschillende groepen tegenover elkaar te staan: de radicale calvinisten en de gezagsgetrouwe katholieken. De calvinisten wouden dat iedereen protestants werd en de katholieken wilden de orde onder Filips II herstellen.
Willem van Oranje probeerde de twee kampen te vriend te houden, om zo veel mogelijk volgers te krijgen. Dit deed hij ook door propaganda.

Willem van Oranje benadrukte de eenheid van de Nederlanden, in brieven, pamfletten en liedjes verspreidden opstandelingen die boodschap onder de bevolking. Filips was het niet eens met de propaganda en hield zijn legers in de Nederlanden. Alva keerde wel terug, want hij kon de opstand niet neer slaan.

Spanje kwam echter in geldnood en ging in 1575 bijna bankroet. Hierdoor werden de Spaanse troepen in Nederland slecht betaald, dit leidde tot opstanden (muiterijen). Hier werd geplunderd en gemoord, waar de bevolking veel onder te leiden had. Dit was een van de belangrijkste redenen dat de twee kampen in de Nederlanden samen gingen werken. In 1576 eiste een groot deel van de gewesten in de Pacificatie van Gent dat de Spaanse troepen zouden vertrekken, zelfs de gezagsgetrouwe katholieken ondertekenden.

Bij deze onderhandelingen van de Pacificatie van Gent werd besloten dat bijna alle gewesten katholiek bleven, behalve Holland en Zeeland. In Holland kwam er na het Ontzet van Leiden (1574) steeds meer steun voor de Opstand en later – na de Alteratie van Amsterdam (1578) – waren zelfs alle Hollandse steden in verzet.

Een voorwaarde van de pacificatie van Gent is dat het katholicisme in de Zuidelijke Nederlanden wordt gehandhaafd, maar (net als in de noordelijke gewesten) krijgen ook hier calvinistische bestuurders meer machtsposities in handen. Het gevolg hiervan is dat Brabant en Vlaanderen in 1579 alsnog vrede sluiten met de Spaanse koning.

10 Zuidelijke gewesten: Unie van Atrecht
7 Noordelijke gewesten: Unie van Utrecht (1579)

Filips was het hier niet mee eens in verklaarde Willem van Oranje in 1580 vogelvrij.

Vorming van de Republiek
1581: Plakkaat van Verlatinghe – Unie van Utrecht neemt officieel afstand van de Spaanse koning.
Er volgen enkele moeilijke jaren in de opstand:
1584: Willem van Oranje wordt vermoord
1585: De rijke stad Antwerpen valt weer in Spaanse handen
De noordelijke gewesten zoeken naar een nieuwe vorst maar zowel de Franse graaf van Anjou als de Engelse koningin voldoen niet aan de eisen.
In 1588 besluiten de zeven noordelijke gewesten een republiek te vormen: De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

Ondertussen voert Spanje oorlog met meerdere Europese mogendheden, hierdoor moeten ze hun leger verdelen. Dit heeft als gevolg dat de Republiek veel terrein terug kan winnen en de macht van Spanje afneemt.

1596: Engeland en Frankrijk erkennen de Republiek als staat. (pas met de Vrede van Munster volgt algemene internationale erkenning).

Belangrijke personen

·       Hertog van Alva: generaal en landvoogd van de Nederlanden (1567-1573)

·       Elizabeth I: koningin Engeland en Ierland

Belangrijke gebeurtenissen

·       Het Ontzet van Leiden (1574): Leiden was een belangrijke stad, waardoor Alva het met een leger beschermde vanaf 1572. In 1574 werd Leiden bevrijd door de geuzen.

·       Alteratie van Amsterdam (1578): het katholieke stadsbestuur van Amsterdam bleef jaren trouw aan Filips II. In 1578 werd het bestuur afgezet en Amsterdam werd ook opstandig.

·       Plakkaat van Verlatinghe (1581): hierin staat beschreven dat de Unie van Utrecht afstand neemt van de Spaanse koning. Zij accepteren hem niet als vorst.

·       De Spaanse Armada wordt verslagen (1588): De Nederlanden gingen samenwerken met de protestantse Elizabeth I. Filips besloot hun beste vloot/armada naar Engeland te sturen. Hij was ervan overtuigd dat het zou lukken en liet zelfs de herovering van de Nederlanden stilleggen. Hij had al zijn mannen nodig voor de aanval op Elizabeth. Maar de Engelsen overwonnen de vloot. Na deze vernedering staakte Filips ook de herovering van de Nederlanden.

Belangrijke jaartallen
1576   Pacificatie van Gent
1579   Pacificatie valt uiteen: Unie van Utrecht en Unie van Atrecht
1581   Plakkaat van Verlatinghe
1584   Willem van Oranje wordt vermoord door de katholieke Balthasar Gerards.
1585   Antwerpen valt weer in handen van Spanje.
1588   Vorming van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
1596   Engeland en Frankrijk erkennen de Republiek
1648   Met de Vrede van Munster wordt de Republiek internationaal erkend als staat.

Hoofdstuk 1.3

Kenmerkende aspecten:

·       De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek

·       Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie

 

Waardoor ontstaat in de Republiek de Gouden Eeuw? (1588-1648)

De moedernegotie en het ontbreken van een feodale traditie in de landbouw zorgen voor een snelle economische ontwikkeling in de Hollandse steden. De belangen om geld te verdienen zijn groot: de oorlog met Spanje moet bekostigd worden.
Religieuze tolerantie levert de steden veel migranten op die de handel en nijverheid verder laten groeien. Er ontstaat een stedelijke cultuur met luxeartikelen en veel burgerlijke aandacht voor kunst en wetenschap.

Economische en culturele groei
Terwijl het conflict met Filips II en zijn opvolgers decennialang voortsleepte, maakte de Republiek vanaf haar ontstaan een opmerkelijke economische bloei door. Vooral in Holland en Zeeland was sprake van een Gouden Eeuw.
Oorzaken:
- Moedernegotie: de moeder van alle handel in de Republiek. Graan wordt in overvloed ingevoerd via handel met de Oostzeestaten, het overschot wordt verhandeld met andere Europese Staten.
- Het ontbreken van een feodale traditie in de Nederlanden heeft tot gevolg dat de agrarische sector zich makkelijker kan ontwikkelen. Landarbeiders werken voor hun eigen inkomen en laten zien dat ze beschikken over een ondernemend karakter. Deze twee dingen leiden tot de snelle groei van nijverheid, scheepsbouw en handel in de Zeeuwse en Hollandse steden.
- De val van Antwerpen (1585) zorgde voor de afsluiting van de schelde, een extra stimulans van de Hollandse economie.
Amsterdam werd de stapelmarkt van Europa.

Staatsinrichting
Een gevolg van de economische groei is dat er een groep rijke burgers ontstond, regenten, die de steden bestuurden. Samen zaten ze in de Gewestelijke Staten: vergaderingen die vanaf 1588 in de Noordelijke Nederlanden de soevereiniteit bezaten. Vooral in Holland en Zeeland waren de steden dominant.
De Gewestelijke Staten vaardigden wetten uit, hieven belastingen en waren verantwoordelijk voor de rechtspraak.
De regenten kwamen sterk op voor de oorlogskas en handel. De handel en economie hadden veel baat bij een grote toestroom van migranten. Om de handel hoog te houden waren er goede omstandigheden voor deze migranten, zoals religieuze tolerantie.

 

Staten-Generaal
Sommige zaken konden de gewesten niet zelfstandig regelen. In de Staten-Generaal namen vertegenwoordigers van de gewesten gezamenlijk besluiten over defensie en buitenlandse politiek. Na verloop van tijd breidden de Staten-Generaal hun invloed uit. De Republiek voegde stukken grond toe aan hun grondgebied, zoals delen van Vlaanderen, Brabant en Limburg. Dit werden geen zelfstandige provincies, maar deze Generaliteitslanden werden gezamenlijk door de Staten-Generaal bestuurd.
Holland was het machtigst in de Staten-Generaal, ze hieven ruim de helft van de algemene belastingen, maar er wordt nog steeds onderhandeld. Een grote rol daarbij werd weggelegd voor de raadpensionaris van Holland. Oorspronkelijk was hij gewoon een hoge ambtenaar, maar Johan Oldenbarnevelt, de eerste raadpensionaris van de Republiek, wist zijn positie uit te bouwen en werd erg machtig. Tegenover de raadspensionaris stond vaak de stadhouder, die werd gekozen door de Gewestelijke Staten. De stadhouders van Holland en Zeeland voerden het gezamenlijke Staatse leger aan. Dat gaf hun veel macht. Prins Maurits, zoon van Willem van Oranje, speelde als legerleider een grote rol in de strijd tegen Filips en zijn opvolgers. 

Staten-Generaal:
- Defensie (militair beleid)
- Buitenlands beleid

 

Vergadering met afgevaardigden uit de zeven Staten.

 

Stadhouder: opperbevelhebber van het Staatse leger.

Holland

Raadspensionaris / landsadvocaat: politiek leider van de Republiek.

 

Taken van de zeven zelfstandige gewesten:
- Wetgeving
- Rechtsspraak
- Belastingheffing

 

Statenvergadering met edelen en stedelingen (vooral in Holland en Zeeland) als belangrijkste afgevaardigden.

Zeeland

Utrecht

Gelderland

Friesland

Overijssel

Drenthe

Generaliteitslanden

 

Machtsstrijd tussen de Staten en de Staten-Generaal
De verantwoordelijkheid van de Staten-Generaal breidt zich begin 17e eeuw uit:
- Oprichting van de Vereenigde Oostindische Compagnie / VOC (1602) met een handelsmonopolie voor producten uit Azië.
- Bestuur van de Generaliteitslanden (op Spanje veroverde en heroverde gebieden).
Verandering: Tijdens het twaalfjarig bestand (1609-1621) met Spanje verliest de Staten-Generaal tijdelijk haar rol als oorlogsleider.
Gevolg: Er ontstaat ruimte voor binnenlandse discussies op het gebied van geloof en bestuur: in hoeverre mag de Staten-Generaal zich uitspreken over religieuze en bestuurlijke zaken binnen de afzonderlijke Staten?
- De gematigde calvinisten vinden steun bij raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt. Hij staat voor de soevereiniteit van de afzonderlijke staten. Holland brengt eigen stedelijke legers in stelling.
- De streng reformatorische calvinisten weten zich gesteund door stadhouder Maurits van Oranje, fel pleitbezorger voor een machtige Staten-Generaal en opperbevelhebber van het Staatse leger.
Maurits, met in zijn kielzog de Staten-Generaal, komt als winnaar uit de strijd. Van Oldenbarnevelt wordt veroordeeld wegens landverraad en ter dood gebracht in 1619.
Verandering: in 1621 eindigt het Twaalfjarig bestand waarna tot 1648 weer oorlog wordt gevoerd tussen Spanje en de Republiek.

Stedelijke cultuur in de Republiek
Rond het midden van de 17e eeuw was de Republiek tot grote groei gekomen. Door de rijkdom was er veel werk voor specialistische handelslieden, zoals drukkers, die grote hoeveelheden boeken produceerden. Er was ook grote vraag naar schilderijen, want zelfs bij gewone burgers thuis hingen die. Schilders als Rembrandt van Rijn en minder bekende tijdgenoten moeten er samen zeker een miljoen hebben gemaakt. Omdat ze werkten voor burgers, kozen ze onderwerpen die deze groep aanspraken. Daardoor heeft de kunst in de Gouden Eeuw een duidelijk burgerlijk karakter. Er zijn in die tijd bijvoorbeeld veel portretten gemaakt van regenten.

De ongekende bloei van vooral Holland en Zeeland zou nog enige tijd aanhouden. Maar tegen het einde van de 17e eeuw kreeg de Republiek politiek en economisch grote concurrentie van met name Engeland en Frankrijk. Uiteindelijk raakte ze haar leidende positie kwijt.

Belangrijke personen

·       Johan van Oldenbarnevelt: raadspensionaris van Holland.

·       Maurits van Oranje: stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelre, Overijssel, Groningen en Drenthe en legeraanvoerder.

·       Rembrandt van Rijn: schilder uit de 17e eeuw.

Belangrijke gebeurtenissen

·       Coen verplaatst het bestuurscentrum van de VOC naar Batavia (1619): de Staten-Generaal geeft de VOC ruime bevoegdheden in de handel met ‘de Oost’ en stelt het bestuur van nieuwe handelsgebieden onder de hoede van VOC-bestuurders.

·       Johan van Oldenbarnevelt wordt onthoofd (1619): als voorvechter voor het behoud van de soevereiniteit van de zeven onafhankelijke staten wordt Van Oldenbarnevelt door prins Maurits beschuldigd van hoogverraad en ter dood veroordeeld. Het vonnis wordt uitgevoerd voor het gebouw van de Staten van Holland in Den Haag.

·       Bouw Portugees-joodse synagoge in Amsterdam (1639): religieuze tolerantie blijkt een succesvolle manier om immigranten naar de Republiek te krijgen. Zo verhuizen veel joden uit Spanje en Portugal naar Amsterdam, onder meer resulterend in de bouw van de Portugees-joodse synagoge.

Belangrijke jaartallen
1602             De Staten-Generaal van de Republiek richten de VOC op, deze krijgt                     het monopolie op de handel met Azië.
1609-1621    Twaalfjarig bestand, wapenstilstand tussen Spanje en de Republiek.
1648             De Vrede van Munster maakt een einde aan de oorlog tussen Spanje                  en de Republiek. Spanje erkent de Republiek als soevereine staat.

 

HC 2: Duitsland 1871-1945

Verklaring van de begin- en eindtijd
1871: Tijdens de Frans-Duitse oorlog wordt in Versailles het Duitse Keizerrijk uitgeroepen. De vorming van deze grote staat verandert het machtsevenwicht in Europa en heeft grote invloed op het verloop van de geschiedenis in en buiten Europa.
1945: De capitulatie van nazi-Duitsland betekent het einde van het Derde Rijk van Hitler en het einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa. Op de puinhopen van het verwoeste Europa proberen de leiders van de ‘Grote Drie’ (VS, Sovjet-Unie en GB) samen met de Europese regeringen een stabiel en vreedzaam Europa op te bouwen. Door het uitbreken van de Koude Oorlog komt er van de eenwording van Europa weinig terecht.

Hoofdstuk 2.1

Kenmerkende aspecten:

·       De Industriële Revolutie die in de westerse wereld de basis legt voor een industriële samenleving

·       De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie

·       De opkomst van de politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme

·       Het voeren van twee wereldoorlogen

·       Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij de oorlogvoering


Wat betekent de vorming van het Duitse Rijk voor het machtsevenwicht tussen de Europese grootmachten? (1871-1918)

Twee gevolgen:
1. Groot-Brittannië is in de 19e eeuw het machtigste land in de wereld. Op het vasteland van Europa is Frankrijk als eeuwen een van de machtigste landen. Door de vorming en snelle industrialisatie van het Duitse Rijk na 1871 komen er grote veranderingen in het machtsevenwicht in Europa.
2. Met de troonbestijging van keizer Wilhelm II in 1888 verandert de buitenlandse politiek van het Duitse Keizerrijk. Zijn zogeheten Weltpolitik heeft grote gevolgen voor de politieke verhoudingen tussen de Europese staten. Er ontstaan tussen de Europese staten een toenemende rivaliteit, een groeiend nationalisme en meer politieke, militaire en economische spanningen, uitlopend op de Eerste Wereldoorlog (1914-1918).

 

 

De Duitse eenheid (1871)
Verandering: Onder de aanvoering van de kanselier van Pruisen Otto von Bismarck wordt met succes gewerkt aan de vorming van een Duits Rijk, waarin de verschillende Duitse staten zich verenigen.

1867: 25 Duitse staten vormen de Noord-Duitse Bond.

Frankrijk maakt zich zorgen over de groei van zo’n sterke macht aan haar grenzen.

1870: Frankrijk forceert een oorlog om de macht van de Noord-Duitse Bond te verminderen.

- De Frans-Duitse oorlog wordt gewonnen door de Duitse staten onder leiding van het militair sterke Pruisen.
- De Frans-Duitse oorlog versnelt de ontwikkeling naar eenheid van Duitsland.
In 1871 wordt in de Spiegelzaal van het paleis van Versailles het Duitse Keizerrijk uitgeroepen.

De Duitse vorsten kiezen de koning van Pruisen als eerste keizer van het (tweede) Duitse Rijk: Wilhelm I.
Ook de Zuid-Duitse staten sluiten zich bij het Duitse Keizerrijk aan.

Behalve de vernedering van de keizerskroning in Versailles moet Frankrijk ook het gebied Elzas-Lotharingen afstaan aan Duitsland.

Sterke wraakgevoelens in Frankrijk tegenover het Duitse Rijk.
 

 

Beleid van keizer Wilhelm I en rijkskanselier Bismarck
Bismarck heeft veel invloed op het politieke beleid van het nieuwe Duitse Rijk.

Doel binnenlandse politiek: versterking van de politieke en economische eenheid tussen de verschillende Duitse Staten.

Het Duitse Rijk maakt een snelle economische en industriële groei door.

Doel buitenlandse politiek:
- Nieuwe Duitse grenzen en machtsevenwicht in Europa handhaven.
- Voorkomen dat Frankrijk sterke bondgenoten krijgt die zich kunnen keren tegen Duitsland.
- Bescheiden rol voor Duitsland in de Europese jacht naar koloniën om vooral Groot-Brittannië te vriend te houden.
Middel: Bismarck sluit allianties (verdragen) met verschillende Europese staten.

Periode van vrede voor het Duitse Rijk in de tijd van Wilhelm I en Bismarck.

Beleid van keizer Wilhelm II en ontslag van Bismarck
1888: Wilhelm II wordt keizer van het Duitse Rijk en gaat een ander politiek beleid voeren.

Doel binnenlandse politiek: het Duitse Rijk ontwikkelen tot een economische en militaire grootmacht.
- Veel aandacht voor de industriële ontwikkeling, vooral in het westen van het Duitse Rijk, weinig aandacht voor het platteland en de boeren.
- Enorme groei van de industrie, de steden en de bevolking.
- Groeiend nationalisme door voorspoedige economische ontwikkeling.

Doel buitenlandse politiek: Wilhelm II gaat een Weltpolitik voeren.
- Duitse Rijk gaat een overzeese imperialistische politiek voeren: jacht op koloniën.
- Sterke uitbreiding van de Duitse vloot.

Binnenlands: Rijkskanselier Bismarck komt door nieuwe politieke koers in botsing met keizer Wilhelm II en neemt ontslag.
Buitenlands: Groeiende angst voor de dreigende machtspolitiek van het Duitse Rijk, vooral bij de koloniale grootmachten Groot-Brittannië en Frankrijk.

- Frankrijk sluit een militair bondgenootschap met Rusland, waar Groot-Brittannië zich laten bij aansluit: Triple Entente.
- Groot-Brittannië verzet zich openlijk tegen uitbreiding van de Duitse vloot en de koloniale Weltpolitik.

- De Duitse Keizer verbindt het Duitse Rijk met de Dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije.
- De Duitse regering gaat de aandacht meer op Europa richten, met name het oostelijk deel.

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog
Oorzaken:
- Groeiend nationalisme in Europa, zowel van nationale staten als bij volkeren die streven naar onafhankelijkheid of gebiedsuitbreiding (bijvoorbeeld de Servische inwoners binnen Oostenrijk-Hongarije).
- ‘Modern imperialisme’ van veel Europese staten.
- Toenemend militairisme.
- Bondgenootschappen.
- Wapenwedloop.
Aanleiding: 1914: De kroonprins van Oostenrijk-Hongarije wordt in Sarajevo vermoord door een Servische nationalist.

Gesteund door het Duitse Rijk verklaart Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Servië.

Kettingreactie door de bondgenootschappen, waardoor steeds meer Europese staten met elkaar in oorlog raken.
 

Eerste Wereldoorlog (1914-1918) tussen de:

Centralen

Geallieerden

Duitse Keizerrijk

Tsaristisch Rusland

Oostenrijk-Hongarije

Frankrijk

Ottomaanse Rijk

Groot-Brittannië

Bulgarije

Italië (vanaf 1915)

 

Verenigde Staten (vanaf 1917) enz.

 

Het verloop van de Eerste Wereldoorlog voor Duitsland
Westfront: Blitzkrieg van het, door België oprukkende, Duitse leger mislukt.
Oorzaak: De Duitse legers worden tot staan gebracht in Noord-Frankrijk: slag bij de Marne.

De vijandelijke legers graven zich in.

Loopgravenoorlog met weinig beweging in de frontlijnen, ondanks zware aanvallen, met vaak grote verliezen.

Oostfront: Duitse en Oostenrijks-Hongaarse legers dringen Russische leger ver terug.

1917: Twee revoluties in Rusland.
Verandering: Tsarenrijk stort in en de communisten (bolsjewieken) komen aan de macht.

De communistische regering sluit een wapenstilstand en aparte vrede met de Centralen.

 

Het einde van de Eerste Wereldoorlog
De Eerste Wereldoorlog is een totale oorlog.
- Behalve miljoenen soldaten wordt ook het thuisfront volledig betrokken in deze omvangrijke oorlog.
- De oorlogsindustrie ontwikkelt nieuwe en steeds zwaardere wapens.
- Er vallen miljoenen doden en gewonden onder burgers en soldaten en er ontstaat enorme schade in Europa.

1918: Snel afnemend vertrouwen in de politiek van Wilhelm II en het Keizerrijk.
Oorzaken:
- Er ontstaat een groeiend tekort aan consumptiegoederen als gevolg van de blokkade van de Duitse havens door de geallieerden.
- De VS gaan meedoen in de oorlog aan de kant van de geallieerden.
- De oorlog verloopt steeds slechter voor de Duitse legers.

Toenemend aantal Duitsers wil dat er een einde komt aan de uitzichtloze oorlog.

Novemberrevolutie: op veel plaatsen uit Duitsland breken rellen uit en nemen arbeiders- en soldatenraden de macht over.

Keizer Wilhelm II wordt onder druk gezet om af te treden.

9 november 1918: republiek wordt uitgeroepen in Berlijn.

Er komt een nieuwe voorlopige regering met daarin vooral veel sociaaldemocraten.
Keizer Wilhelm II vlucht naar het neutrale Nederland en treedt af.

Duitse Keizerrijk wordt de Republiek van Weimar.

11 november 1918: de voorlopige regering van de Duitse Republiek sluit een wapenstilstand met de geallieerden.

Belangrijke personen

·       Wilhelm I: koning van Pruisen en keizer van het Duitse Keizerrijk

·       Otto von Bismarck: minister-president van Pruisen, bondskanselier van de Noord-Duitse Bond en rijkskanselier van het Duitse Keizerrijk

·       Wilhelm II: koning van Pruisen en keizer van het Duitse Keizerrijk, beide tot 1918

Belangrijke gebeurtenissen

·       Conferentie van Berlijn (1884 – 1885): onder leiding van Bismarck wordt er een koloniale conferentie georganiseerd, die als doel heeft een eerlijke verdeling van het werelddeel Afrika over Europese staten. Het doel van Bismarck op deze conferentie is handhaving van het machtsevenwicht in Europa en versterking van de positie van Duitsland. Het verkrijgen van meer Duitse koloniën was van ondergeschikt belang.

·       Vlootwet (1898): om de ‘Weltpolitik’ mogelijk te kunnen maken wordt op aandringen van keizer Wilhelm II de Duitse (oorlogs)vloot aanzienlijk uitgebreid. Na 1898 volgden er meer vlootwetten, die samen zorgden voor een uitbreiding van de Duitse vloot met honderden oorlogsschepen.

·       Slag bij de Marne (1914): de slag bij de rivier de Marne maakt een einde aan de Duitse militaire opmars in Noord-Frankrijk.

Belangrijke jaartallen
1870-1871    Frans-Duitse oorlog
1871             Tijdens de oorlog komen in het Franse paleis van Versailles de vorsten                   van de verschillende Duitse staten bijeen. Zij roepen het Duitse                            Keizerrijk uit           en kiezen de koning van Pruisen als eerste Duitse keizer               Wilhelm I.
1888             Wilhelm II wordt keizer van het Duitse Rijk en heeft als doel Duitsland             een belangrijke plaats in de wereld te bezorgen.
1914-1918    Eerste Wereldoorlog.

  

Hoofdstuk 2.2

Kenmerkende aspecten:

·       De  rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie

·       Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme / nationaalsocialisme

·       De crisis van het wereldkapitalisme

 

 Welke factoren leidden tot de ondergang van de Republiek van Weimar? (1919-1933)

1.    Een groot deel van het Duitse volk is, na vele eeuwen geleid te zijn door vorsten, nog niet vertrouwd met een parlementaire democratie.

2.    De Republiek van Weimar, voortgekomen uit de Novemberrevolutie, wordt verantwoordelijk gehouden voor de slechte afloop van de Eerste Wereldoorlog en de gehate Vrede van Versailles.

3.    De economische wereldcrisis (1929) treft de Republiek van Weimar extra hard.

Eerste problemen voor de nieuwe Republiek van Weimar
Politieke leiders van de Duitse Republiek stellen een nieuwe grondwet op in Weimar omdat het in Berlijn nog te onrustig is.

De Republiek van Weimar maakt van Duitsland een parlementaire democratie.

Grote verdeeldheid in Duitsland.
- Democraten zijn blij met de parlementaire democratie.
- Conservatieve elite uit het oude Keizerrijk, extreem rechtse groepen en communisten willen de parlementaire democratie omverwerpen.

De Weimarrepubliek krijgt te maken met vele opstanden en rellen.

De Weimarregering kan niet overleven zonder de steun van het oude keizerlijke Duitse leger.
1919: Spartakusopstand: communistische opstand in Berlijn die hardhandig wordt neergeslagen.

De kritiek op de Weimarrepubliek blijft groot door:
- De ondertekening van de Vrede van Versailles met voor Duitsland veel harde voorwaarden, zoals hoge herstelbetalingen en verlies van stukken grondgebied.
- De economische problemen en tekorten na de oorlog.
- De vele regeringswisselingen.
- De voortdurende onrust veroorzaakt door antidemocratische groeperingen.

 

De eerste democratische regering van de Weimarrepubliek wordt door de nationalisten verantwoordelijk gesteld voor de slechte afloop van de oorlog en de voor Duitsland harde Vrede van Versailles. Dit wordt ook wel de ‘Dolkstootlegende’ genoemd.

 

Roerbezetting en grote economische en politieke crisis
1923: Franse en Belgische troepen bezetten het Roergebied.
Oorzaak: Duitse regering heeft niet alle afgesproken herstelbetalingen voldaan.
Reden: Volgens de Duitse regering kan het niet alles betalen.

Duitse arbeiders worden opgeroepen tot passief verzet en gaan in staking.
De Duitse regering belooft de stakers door te betalen.
Middel: geld bijdrukken.

Hyperinflatie.
Grote problemen voor kleine ondernemers, mensen met spaargeld of een vast pensioen.

Groeiende onvrede over de Weimarregering.

1923: Adolf Hitler, de leider van de Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij (NSDAP) pleegt met zijn SA (Sturm Abteilung) een staatsgreep in München.
De staatsgreep mislukt door ingrijpen van het leger, maar Hitler wordt bekend in heel Duitsland.

Hitler wordt een jaar vastgezet en schrijft ‘Mein Kampf’ (Mijn strijd). Hij besluit dat een machtsgreep beter langs de parlementaire weg kan worden gedaan.

Vreedzame politiek en economische opleving 1924-1929
De Weimarregering staakt het verzet in het Roergebied en gaat proberen het vredesverdrag van Versailles na te leven.

Deze vreedzame politieke houding leidt tot een soepeler opstelling van de geallieerden.

Dawesplan: Duitsland wordt geholpen met hoge Amerikaanse leningen en krijgt uitstel van de herstelbetalingen.

 

Naast het Dawesplan zijn andere oorzaken van de verbeterende economie in de Weimarrepubliek:
- De invoering van een nieuwe Duitse munt
- Een periode met stabielere regeringen
Nadeel is wel dat de Duitse economie door het Dawesplan sterk afhankelijk wordt van steeds weer nieuwe Amerikaanse leningen.

Crisis van het wereldkapitalisme treft Duitsland hard
1929: Beurskrach in de VS.

Economische crisis in de VS en de kapitalistische landen van de wereld.

Duitsland krijgt geen nieuwe leningen, maar moet de eerdere leningen wel aflossen.

Duitsland wordt extra zwaar getroffen door de economische crisis.
Het langzaam toegenomen vertrouwen in de Weimarrepubliek neem hierdoor snel af.

Sterke groei van extreem rechts (NSDAP) en extreem links (KPD = communisten).

NSDAP wordt de grootste partij
De Weimarrepubliek wordt beheerst door een felle politieke strijd tussen extreem links en extreem rechts.

Strijd gaat via de stembus, maar ook op straat zijn er veel rellen en knokpartijen.

De NSDAP groeit nog veel harder dan de KPD.
Oorzaken:
- redenaarstalent van Hitler
- krachtige partij propaganda onder leiding van Joseph Goebbels
- militaristische aanpak (SA)
- aansprekend politiek programma

Hitler en de NSDAP beloven:
- economisch herstel
- verwerping van het verdrag van Versailles
- sterk leiderschap en einde aan de verdeeldheid
- strijd tegen ‘de ontbindende krachten’ in het Duitse Rijk: communisten en joden.

NSDAP wordt een massapartij.

Januari 1933: Hitler wordt rijkskanselier van een rechtse coalitieregering.

Ondergang van de Weimarrepubliek
Februari 1933: In Berlijn wordt het parlementsgebouw, de Rijksdag, in brand gestoken.

De communisten krijgen hiervan ten onrechte de schuld.

De regering komt met een noodverordening:
- Politieke leiders van de KPD en duizenden tegenstanders van Hitler worden opgepakt.
- Recht van vrije meningsuiting en persvrijheid worden sterk beperkt voor links groeperingen en partijen.

Maart 1933: Rijksdagverkiezingen.

De Duitse keizers zijn massaal beïnvloed door de rechtse partijpropaganda en rijkskanselier Hitler.

NSDAP behaalt bijna 44% van de stemmen.

Er komt een nationalistische meerderheidsregering onder leiding van Hitler.
Verandering: De nationalistische regering dient een machtigingswet in bij de Rijksdag.
Inhoud: regering mag wetten uitvaardigen zonder goedkeuring van het Duitse parlement.
Reden: De noodsituatie en communistische dreiging in Duitsland volgens rijkskanselier Hitler.
Werkelijke reden: Hitler en zijn partij willen de absolute macht en afschaffing van de democratie.
Uitslag: alleen de socialistische partij (SPD) stemt tegen de machtigingswet (de communistische partij zou ook tegengestemd hebben, maar de parlementsleden van de KPD waren gearresteerd of ondergedoken).

Machtigingswet wordt met de vereiste twee/derde meerderheid aangenomen.
Verandering: einde van de Duitse democratie en de Weimarrepubliek, begin van nazi-Duitsland.

 

Belangrijke personen

4.    Adolf Hitler: partijleider van de NSDAP en rijkskanselier van Duitsland

Belangrijke gebeurtenissen

5.    Spartakus-opstand (1919): gewapende communistische opstand in Berlijn naar het voorbeeld van de Russische revolutie. De opstand die een week duurt, wordt hardhandig neergeslagen door regeringstroepen en vrijwilligers. De leiders van de mislukte opstand, Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht, werden gedood.

6.    Het Dawesplan (1924): dit is een financieel hulpprogramma voor Duitsland. Doel is de Duitse economie er met leningen bovenop te helpen en de herstelbetalingen aan de geallieerden op gang te brengen. In ruil trekken Franse en Belgische troepen weg uit het Roergebied.

7.    Rijksdagbrand (1933): een maand voor de Rijksdagverkiezingen wordt het Rijksdaggebouw in Berlijn in brand gestoken. De Rijkspresident Von Hinderberg ondertekent hierna op verzoek van de regering onder leiding van Hitler een noodverordening, die grote gevolgen heeft.

Belangrijke jaartallen
1919   De Weimarregering voelt zich gedwongen de, voor Duitsland harde, Vrede     van Versailles te ondertekenen. De Weimarrepubliek verliest hierdoor veel vertrouwen onder de Duitse bevolking.
1923   Grote economische crisis in Duitsland door extreem hoge inflatie en politieke crisis door een poging tot staatsgreep van Hitlers NSDAP.
1924   Begin van het herstel van de economie in de Weimarrepubliek, mede dankzij   financiële hulp van de VS (Dawesplan).
1929   De ineenstorting van de Amerikaanse beurs leidt tot een ernstige        economische crisis in de VS en uiteindelijk tot een wereldcrisis. De Duitse      economie wordt extra zwaar getroffen door de stopzetting van de          Amerikaanse leningen.
1933   De NSDAP wint de verkiezingen en Hitler wordt benoemd tot rijkskanselier. De          machtigingswet maakt een einde aan de parlementaire democratie en de       Weimarrepubliek. Begin van het zogenaamde Derde Rijk.

 

Hoofdstuk 2.3

enmerkende aspecten:

·       De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en massaorganisatie

·       Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme / nationaalsocialisme

·       Het voeren van twee wereldoorlogen

·       Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de Joden

 

Welke gevolgen heeft het nationaalsocialisme voor Duitsland en Europa? (1933-1945)

·       Duitsland verandert in een extreemrechtse, totalitaire staat, waarin alleen ruimte is voor de ideologie nationaalsocialisme.

·       Duitsland sluit een bondgenootschap met het fascistische Italië en voert een op expansie gerichte buitenlandse politiek.

·       De agressieve buitenlandse politiek van het naziregime leidt tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en grote verwoestingen in Europa.

·       Het racistische wereldbeeld van de nationaalsocialisten leidt tot genocide op de joden.

Vestiging van de totalitaire staat
Na het aannemen van de machtigingswet verandert Duitsland in korte tijd in een totalitaire staat. Dit houdt in dat het politieke, economische, sociale en culturele leven van bovenaf door de staat (partij) wordt bepaald. Iedere vorm van verzet wordt met geweld de kop in gedrukt.

Algemene kenmerken totalitaire staat

Toepassing in nazi-Duitsland (politiek rechts)

Alle macht in handen van één groep/partij of klasse met dezelfde ideologie (collectief is belangrijker dan het individu)

Totalitaire ideologie: nationaalsocialisme; macht in handen van de NSDAP

Eén leider

De Führer (Adolf Hitler)

Syteem van controle en terreur (geheime politieke)

Gestapo en concentratiekampen

Censuur en geen vrijheid van meningsuiting

Censuur; afgedwongen gelijkschakeling en nazificering van de samenleving

Ideologie

Nationaalsocialisme (in Italië fascisme)

Speciale aandacht voor de jeugd

Hitlerjugend

 

Binnenlandse doelen
Doel 1: nazificering of gelijkschakeling van de maatschappij.
Middel:
- Alle bestaande organisaties zoals vakbonden en politieke partijen, opheffen en vervangen door één nieuwe naziorganisatie.
- Politieke tegenstanders (communisten en socialisten) opsluiten in een concentratiekamp of uit de weg ruimen.
- Verbieden van werk van bepaalde schrijvers en kunstenaars en openbare boekverbrandingen.
- Stimuleren van het gemeenschapsgevoel: de ‘Volksgemeinschaft’.
- Organiseren van massabijeenkomsten, effectief gebruik van radio en film voor de verspreiding van de nazipropaganda.

Doel 2: propageren van het racistische wereldbeeld van de nazi’s en aanval op de joden.
Middel:
- Door indoctrinatie Duitsers laten geloven dat de joden in Duitsland geen echte Duitsers zijn, en dat ze niet toebehoren tot het superieure Arische ras.
- Joden systematisch discrimineren in de samenleving, door het ontslaan van joodse ambtenaren, het weren van joodse studenten op de universiteiten, diverse beroepsverboden voor joden en op te roepen tot een boycot van joodse winkels.
- Wetten uitvaardigen die speciaal gericht zijn tegen joden, zoals de Neurenberger wetten uit 1935.

Doel 3: economisch herstel, met nadruk op de aanpak van werkloosheid.
Middel:
- Investeren van grote kapitalen in omvangrijke werkverschaffingsprojecten, zoals Autobahnen, Olympisch stadion in Berlijn en talrijke regerings- en partijgebouwen.
- Grote investeringen doen in de bewapening.
- Geven van overheidssubsidies voor de uitbreiding en modernisering van de Duitse industrie en landbouw.
- Het ambtenarenapparaat en het leger uitbreiden.

Werkloosheid vermindert zeer snel.

De economische successen die nog grootser worden gemaakt door het door Goebbels geleide ministerie van propaganda, vergroten de steun van de bevolking aan Hitler en het nazibewind.

  

Buitenlandse doelen
In de buitenlandse politiek van het nazibewind zijn twee fasen te onderscheiden.

Fase 1: 1933-1936
Kenmerk: de omverwerping van de voor Duitsland discriminerende bepalingen van het Verdrag van Versailles.
De belangrijkste stappen van Hitlers regering in deze fase zijn:
- Duitsland trek zich terug uit de Volkenbond
- De dienstplicht wordt ingevoerd
- Herbewapening

Duitsland herstelt zijn positie als machtige staat.

Veel Duitsers krijgen weer vertrouwen en trotse gevoelens voor de eigen natie.

Het naziregime krijgt meer steun van de bevolking.

Fase 2: 1936-1939
Kenmerk: expansie (uitbreiding) van het Duitse Rijk.
Doel 1: alle Duitsers moeten in het Duitse Rijk leven (Heim ins Reich).

- Aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland
- Opeisen van het Sudetenland, een deel van Tsjechoslowakije waar veel Duitsers woonden.
Doel 2: ‘Lebensraum (nach Osten)’ voor het Duitse volk.
- verovering van heel Tsjechoslowakije.
- aanval op Polen

Uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. 

De Tweede Wereldoorlog
De agressieve expansiepolitiek van Duitsland veroorzaakt grote onrust binnen Europa. GB en Frankrijk willen een nieuwe oorlog voorkomen.

Appeasementpolitiek: concessies doen aan Hitler-Duitsland om zo de vrede te behouden. Na de inname van Tsjechoslowakije wordt duidelijk dat de appeasementpolitiek niet werkt.
1939: Duitsland valt Polen binnen. Einde van de appeasementpolitiek.

Engeland en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog.
1941: Duitsland valt de Sovjet-Unie binnen ondanks de niet-aanvalsovereenkomst.
Voortzetting van de ideologische strijd van de nationaalsocialisten tegen het communisme.
1941: Japan, bondgenoot van Duitsland en Italië valt Pearl Harbor aan.

De VS verklaren Japan de oorlog.

Duitsland en Italië verklaren de oorlog aan de VS.

De VS worden bondgenoot van GB en de Sovjet-Unie (‘Grote Drie’) in de strijd tegen nazi-Duitsland en fascistisch Italië.

Militaire successen voor Duitsland, nazificering en racisme in bezette gebieden
Het Duitse leger is in het begin zeer succesvol in de oorlog.

Een groot deel van Europa wordt veroverd, alleen Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie houden de strijd vol.
In de bezette gebieden gaan de Duitsers over tot nazificatie, anti-joodse maatregelen en etnische zuiveringen.
Verschil: de Slavische volkeren in Oost-Europa worden nog veel slechter behandeld dan de volkeren in West-Europa.
Reden: Volgens racistische wereldbeeld van de nazi’s zijn de Slavische volkeren minderwaardig.

1942: Wannseeconferentie.

Nazileiders besluiten tot genocide op de joden.

Uitbreiding van de concentratiekampen en bouw van vernietigingskampen.

Systematische vervolging van joden in de bezette gebieden.

Miljoenen joden worden opgepakt en met treinen naar kampen vervoerd.

Genocide in het bijzonder op de joden en zigeuners.

De ondergang van nazi-Duitsland
1942-1943: Slag bij Stalingrad: Duitse troepen leiden een zware nederlaag.

Keerpunt aan het Oostfront.

Juni 1944: D(ecision)-Day.

Keerpunt aan het Westfront.

Westelijke geallieerden en het Rode leger van de Sovjet-Unie trekken van twee kanten op naar Duitsland.
Mei 1945: Het leger van de Sovjet-Unie neemt Berlijn in.

Capitulatie van Duitsland: de totale oorlog eindigt met een totale nederlaag.

Einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa.

De geallieerden kunnen in vrede doorgaan met het maken van afspraken en toekomstplannen voor de wederopbouw van het verwoeste Europa.

 

Belangrijke personen

1.    Adolf Hitler: partijleider van de NSDAP, rijkskanselier en Führer (staatshoofd) van Duitsland.

2.    Joseph Goebbels: minister van volksvoorlichting en propaganda in Duitsland.

Belangrijke gebeurtenissen

·       Instelling Rijkscultuurkamer (1933): onder toezicht van de Rijkscultuurkamer worden de ideeën van het nationaalsocialisme door middel van kunst gepropageerd. Afwijkende cultuur is verboden in Duitsland.

·       Ingebruikname concentratiekamp Dachau (1933): Dachau is het eerste door de naziregering opgerichte concentratiekamp in Duitsland. De naziregering begint gelijk in 1933 met het opsluiten en ‘heropvoeden’ van critici en tegenstanders, zoals communisten en socialisten.

·       Neurenberger wetten (1935): de discriminatie van joden en het racisme van de nationaalsocialisten gaat zo ver dat het in Duitsland wettelijk verboden wordt met joden gemeenschap te hebben of te trouwen.

·       Conferentie van München (1938): het toppunt van de appeasementpolitiek wordt op de conferentie van München bereikt. Onder leiding van de ‘neutrale’ bemiddelaar Mussolonini geven Engeland en Frankrijk, zonder de aanwezigheid van Tsjechoslowakije en de Sovjet-Unie, Duitsland toestemming Sudetenland in te lijven.

·       Wannseeconferentie (1942): op deze conferentie aan de Wannsee in Berlijn besluiten de nazileiders over te gaan tot de vernietiging van het joodse volk. Deze genocide wordt systematisch uitgevoerd onder leiding van de SS. In de bezette gebieden in Europa worden miljoenen joden opgepakt en op transport gezet naar een van de vernietigingskampen.

Belangrijke jaartallen
1939   Duitsland valt Polen binnen. Groot-Brittannië en Frankrijk verklaren Duitsland           de oorlog. Dit is het begin van de Tweede Wereldoorlog in Europa.
1941   Duitsland valt de Sovjet-Unie binnen. De nazi’s zien het als een ‘kruistocht        tegen het communisme’ en onderwerping van de in hun ogen minderwaardige Slavische volkeren.
1944   Op D-Day op 6 juni 1944 start het grote offensief van de westelijke     geallieerden op de kust van Frankrijk. De invasie slaagt en vormt het begin van de bevrijding van West-Europa.
1945   Na de eerdere ineenstorting van het fascistische regime in Italië komt er in mei           1945 een einde aan het ‘Derde Rijk’ van de nationaalsocialisten dat duizend           jaar zou duren. De Tweede Wereldoorlog is, nog meer dan de Eerste           Wereldoorlog, een totale oorlog geweest.

 
HC 3: Koude Oorlog 1945-1991

enmerkende aspecten:

·       De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en massaorganisatie

·       Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme / nationaalsocialisme

·       Het voeren van twee wereldoorlogen

·       Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van burgers bij de oorlogvoering

·       De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit vloeiende dreiging van een atoomoorlog

·       De eenwording van Europa

 

Hoofdstuk 3.1

Waardoor raakt Europa verdeeld in twee ideologische blokken en waardoor groeit de spanning tussen deze blokken? (1945-1955)

1.    De belangrijkste twee overwinnende landen van de Tweede Wereldoorlog, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, worden van bondgenoten vijanden door terugkerend ideologisch wantrouwen en verschillen van inzicht met betrekking tot de toekomst van Duitsland en Europa vanaf 1945.

2.    Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog wordt de militaire grens die dwars door Duitsland en Europa loopt daardoor onbedoeld ook een ideologische grens tussen het Westen en het Oosten.

3.    Beide blokken vertegenwoordigen een tegengesteld politiek-maatschappelijk systeem en beschuldigen elkaar ervan de macht in Europa te willen grijpen om vervolgens hun systeem op te leggen aan de andere landen. Om sterker te staan richten de blokken eigen militaire bondgenootschappen op.

De Russische revolutie
Verandering: 1917: Oktober revolutie onder leiding van Lenin

De communistische partij grijpt de macht. Doel communisten:
- proletarische wereldrevolutie
- klasseloze samenleving

Verandering: 1924: Partijleider Lenin overlijdt. Opvolging is niet duidelijk vastgelegd.

Machtsstrijd binnen de communistische partij.

Jozef Stalin wordt de nieuwe partijleider van de communistische partij en van de SU. SU is nu een volledig totalitaire staat.

Dictatuur van de communistische partij en economie komen onder staatscontrole.

Nieuwe machtsverhoudingen in Europa
Tijdens de Tweede Wereldoorlog strijden de VS en de SU samen tegen de As-mogendheden: Duitsland en Italië. Tegen het einde van de oorlog leiden meningsverschillen tot toenemende spanningen en groeiend wantrouwen. Tijdens de Conferentie van Potsdam (juli 1945) stellen de Amerikaanse president Truman en Sovjetleider Stalin zich hard op tegenover elkaar.

 

Er komt geen vredesregeling voor heel Duitsland en er ontstaat onenigheid over de nieuwe machtsverhoudingen in Europa.

omdat

- De verenigde Staten vrezen de groeiende politieke en militaire macht van de Sovjet-Unie in Europa.
- De verenigde Staten zien de Sovjet-Unie als een gevaar voor de vrije kapitalistische en democratische wereld.

Verenigde Staten

Sovjet-Unie

Ideologisch

Ideologisch

Democratie met meerpartijenstelsel en vrije verkiezingen

Communisme onder begeleiding van de communistische partij: geen vrije verkiezingen

Samenleving waarin het individu centraal staat

Samenleving waarin het collectief centraal staat

Belangrijkste waarden zijn vrijheid en individuele ontwikkeling

Belangrijkste waarden zijn gelijkheid en solidariteit

Economisch

Economisch

Kapitalisme met vrij ondernemerschap

Door de staat geleide planeconomie


Beide supermachten willen na WW2 hun invloedssfeer in Europa uitbreiden.

 Wederzijds wantrouwen tussen de supermachten groeit.

- Ontstaan van de Koude Oorlog
- Duitse deling
- IJzeren gordijn verdeelt europa in twee ideologische blokken.

 Het Westen en Oosten gaan elkaar zien als vijanden

 Wapenwedloop

  

Vijandbeeld

Westen

Oosten

-       Uitbuiting van arbeiders

-       Kapitalisten/ondernemers hebben de macht

-       Willen de wereld economisch in hun macht krijgen: imperialisme

-       Ongelijke verdeling van productiefactoren en economische macht

-       Dictatuur van één partij en soms één persoon

-       Geen vrijheid maar onderdrukking

-       Streven naar communistische wereldrevolutie

-       Vernietiging van de christelijke beschaving

-       Vernietiging van het kapitalisme

-       Moskou heeft alle communistische partijen en groepen in de wereld in haar macht

 

De Verenigde Staten stellen zich steeds duidelijker op als wereldleider.

1947: Truman-doctrine. De VS geeft economische en militaire steun aan landen die bedreigd worden door het communisme.

- Containment politiek
- Marshallplan
- stimuleren van de Europese eenwording

Tijdens de Koude oorlog verschijnen er veel politieke cartoons waarin de vijandbeelden van de Sovjet-Unie of de Verenigde Staten zijn te herkennen.

Crisis rond Berlijn
1948: invoering van een nieuwe munt, de Duitse Mark, in drie Westerse bezettingszones van Duitsland en Berlijn.

Sovjet-Unie blokkeert de toegangswegen tot West-Berlijn.
                             omdat
Sovjet-Unie wil bewerkstelligen dat de westerse bezettingsmachten West-Berlijn verlaten.

- Bevoorrading van West-Berlijn door middel van een Amerikaanse luchtbrug
- Oprichting van een westers militair bondgenootschap: de Noord-Atlantische verdragsorganisatie (NAVO)

 

1949: Sovjet-Unie heft de Berlijnse blokkade op.
De Westelijke geallieerden richten de Bondsrepubliek Duitsland (BRD) op.

De oprichting van de Duitse Democratische Republiek (DDR) in de sovjetzone.

De Duitse deling wordt definitief.

 Groeiende angst in de VS voor het communisme
1949:
- de Sovjet-Unie beschikt over een eigen atoombom
- de communistische leider Mao Zedong roept de Volksrepubliek China uit

Groeiende angst in de VS voor de uitbreiding van het communisme in Azië.

De angst in de VS voor de communisten wordt nog veel groter door een speech van senator Joseph McCarthy over communistische spionnen in de VS.

 

1955: de BRD wordt opgenomen in de NAVO.

De oprichting van het Warschaupact, een militair bondgenootschap van de communistische landen in het Oostblok.

De Koude Oorlog en de wapenwedloop tussen de twee ideologische blokken gaan onverminderd door.

Wederzijdse afschrikking maar ook stabiliteit (evenwicht) tussen de super(kern)machten.

Belangrijke jaartallen
1917   Oktoberrevolutie in Rusland. De Communistische Partij onder leiding van    Lenin grijpt de macht. Rusland wordt een eenpartijstaat en krijgt een andere         naam: de Sovjet-Unie. Ideologie: Marxisme-Leninisme.
1941   De VS en de SU worden bondgenoten in WW2. Samen met andere          geallieerde landen strijden ze tegen de as-mogendheden.
1945   Na de overgave van Duitsland, vergaderen ‘De Grote Drie’ overwinnaars (GB, VS, SU) in juli 1945, op de conferentie van Potsdam (vlakbij Berlijn) over de toekomst van Europa en Duitsland. Truman en Stalin staan hier vaak lijnecht   tegenover elkaar: begin Koude oorlog.
1947   President Truman verkondigt in zijn Trumandoctrine de uitgangpunten van het      buitenlandse beleid van de VS. Hoofddoel is de indamming en bestrijding van het communisme.
1948   Begin van de blokkade van (west-)Berlijn. Blokkade slaagt niet, West-Berlijn    blijft in handen van de westerse mogendheden.
1955   Als tegenhanger van de NAVO richt de Sovjet-Unie het Warschaupact op. Het      Warschaupact blijft gedurende de hele Koude Oorlog bestaan.

Belangrijke gebeurtenissen

-       Atoombom op Hiroshima (1945)

-       Marshallplan (1947): een Europees herstelprogramma, gefinancierd door de VS. Het is bedoeld om het door de oorlog zwaar getroffen Europa er weer snel bovenop te helpen en daarmee te voorkomen dat het communistisch wordt.

-       Speech van senator McCarthy over communisten in de VS (1950)

Belangrijke personen

-       Josef Stalin: leider van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie (1928-1953)

-       Harry Truman: president VS + lid van de democratische partij (1945-1953)

 

Hoofdstuk 3.2

Kenmerkende aspecten:

·       De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie

·       Het in de praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme / nationaalsocialisme

·       De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog

 


Waardoor loopt de Koude Oorlog op kritieke momenten niet uit op een directe militaire confrontatie tussen beide grootmachten? (1955-1963)
De twee grootmachten zijn bevreesd voor een derde wereldoorlog. Tussen twee militaire bondgenootschappen waar zij leiding aan geven (NAVO en Warschaupact) bestaat een militair machtsevenwicht, waardoor beiden op kritieke momenten in de Koude Oorlog niet uit zijn op een directe militaire confrontatie en een mogelijke atoomoorlog.

Periode van ‘dooi’ in de Koude Oorlog
1955: De Oost-Westverhouding lijkt zich te stabiliseren in Europa en zorgt voor ontspanning.
Reden:
- Er bestaat, nadat de BRD lid is geworden van de NAVO en de DDR van het Warschaupact, een militair evenwicht
- Stalins opvolger Chroesjtov kondigt in 1956 de politiek van vreedzame co-existentie aan: het kapitalistische Westen en het communistische Oosten kunnen volgens Chroesjtov vreedzaam naast elkaar bestaan. De ‘strijd’  tussen de twee ideologische blokken gaat wel door, maar op het gebied van bijvoorbeeld economie, sport, ruimtevaart en productiecijfers.

De vreedzame co-existentie wordt in gevaar gebracht
1956: Hongaarse opstand
Reden:
- Veel Hongaren zijn ontevreden over de stalinistische regeermethoden en het kopiëren van de Sovjeteconomie
- De vreedzame co-existentie en destalinisatie politiek van Chroesjtov geeft Hongaren het idee dat ze zich los kunnen maken van de Sovjet-Unie en het Oostblok

 Demonstranten eisen meer vrijheid en het vertrek van alle Russische troepen uit Hongarije.

De druk op de Hongaarse regering neemt toe door steeds gewelddadigere rellen in Boedapest.

De regering verklaart dat Hongarije een neutraal land is en zich zal terugtrekken uit het Warschaupact.

De Sovjetregeling besluit militair in te grijpen.
Reden:
De verdedigingsgordel van het Warschaupact moet in stand blijven.

Sovjetroepen en tanks trekken Boedapest binnen en onderdrukken met geweld de Hongaarse opstand. De ongelijke strijd met de opstandelingen duurt een week.

- Felle anticommunistische reacties en betogingen in het Westen. In Amsterdam bestormen woedende demonstranten het hoofdkantoor van de Communistische Partij Nederland, de Felix Meritis.
- Tienduizenden Hongaren vluchten het land uit.
Het Westen grijpt niet militair in.
Reden:
Hongarije ligt in de invloedssfeer van de Sovjet-Unie.

1961: De bouw van de Berlijnse Muur
In overleg met Sovjetleider Chroesjtov bouwt de regering van de DDR een muur rond West-Berlijn.
Reden:
Een einde maken aan de vele tienduizenden vluchtelingen die jaarlijks via West- Berlijn het Oostblok verlaten.

Opnieuw spanningen en crisis rond deze door de Westelijke geallieerden bestuurde stad.
Het Westen grijpt niet militair in.
Reden:
De Berlijnse Muur staat op het grondgebied van de DDR, dat tot de invloedssfeer van de Sovjet-Unie behoort.

1962: Cubaanse Rakettencrisis
Reden:
De Cubaanse regering onder leiding van Fidel Castro geeft de Sovjetregering toestemming raketinstallaties te bouwen op Cuba.

De Amerikaanse regering onder leiding van president John F. Kennedy eist dat Sovjetleider Chroesjtov de raketinstallaties afbreekt.
Chroesjtov weigert.
Reden:
De VS en de NAVO hebben ook raketinstallaties in Europa en Azië gericht op de Sovjet-Unie.

- De VS en de SU staan lijnrecht tegenover elkaar
- Er dreigt een nucleair conflict en mogelijk een Derde Wereldoorlog

 

1963: Sovjetleider Chroesjtov is onder voorwaarden bereid de raketinstallaties op Cuba te verwijderen.

De wereld haalt opgelucht adem na de vreedzame afloop van het ernstige conflict in de Koude Oorlog.

Belangrijke jaartallen
1953   De dood van Stalin, die wordt opgevolgd door Chroesjtov, leidt tot een periode          van dooi in de Koude Oorlog.
1955   De BRD word lid van de NAVO. De Sovjet-Unie reageert met het de oprichting        van het Warschaupact. De DDR word lid van het Warschaupact.
1956   Onder leiding van de Sovjet-Unie slaan troepen van het Warschaupact de    Hongaarse opstand neer.
1961   De regering van de DDR bouwt de Berlijnse Muur. Het Westen, onder leiding       van de VS, protesteert maar grijpt niet in.
1962   Begin van de Cubaanse rakettencrisis, wanneer de VS d.m.v.           spionagevluchten hebben vastgesteld dat er raketinstallaties gebouwd worden          op Cuba.
1963   Einde van de Cubaanse rakettencrisis wanneer Chroesjtov in ruil voor enkele   Amerikaanse toezeggingen bereid is de Russische raketinstallaties af te   breken. De ernstige crisis in de Koude Oorlog bracht de wereld op de rand van         een nucleaire wereldoorlog.

Belangrijke gebeurtenissen

-       Bestorming van Felix Meritis in Amsterdam (1956)

-       ‘Ich bin ein Berliner’-toespraak van president Kennedy in West-Berlijn (1961)

Belangrijke personen

-       Nikita Chroesjtov: leider van de Communistische Partij in de Sovjet-Unie
(1953 – 1964)

-       John F. Kennedy: president VS en lid van de Democratische Partij
(1961 – 1963)

 

Kenmerkende aspecten:

·       De rol van de moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie

·       Het in de praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme / nationaalsocialisme

·       De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog

·       De eenwording van Europa

·       De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen

 

Hoofdstuk 3.3

Waardoor nemen de spanningen tussen Oost en West af? (1963-1991)
Na de Cubacrisis beseffen de leiders van Oost en West dat de wereld op het randje van een Derde Wereldoorlog heeft gebalanceerd. Deze overtuiging zorgt voor een politieke verandering die meer gericht is op détente (ontspanning). Dit houdt in meer overleg, een betere communicatie en onderhandelingen over wapenvermindering, met name atoomwapens.

Ontspanningspolitiek na de Cubacrisis
De VS en de SU gaan overleggen hoe zij kunnen voorkomen dat er weer zo’n gevaarlijke situatie ontstaan als ten tijde van de Cubacrisis.

- De communicatie wordt verbeterd; er komt een directe verbindingslijn tussen Washington en Moskou (Hot line).
- Start van wapenonderhandelingen gericht op het terugdringen van het aantal atoomwapens in de wereld.

MAAR: de verdeling van de wereld in twee ideologische blokken en invloedssferen blijft bestaan.

Praagse lente
1968: Praagse lente – periode van meer vrijheid en afschaffing censuur in Tsjechoslowakije.

- Openlijk kritiek op de Communistische Partij en op de Sovjet-Unie
- Roep om meer hervormingen gericht op ‘socialisme met een menselijker gezicht’

De SU, onder leiding van Breznjev, grijpt in: Breznjev-doctrine
Onder leiding van de SU trekken troepen van het Warschaupact Praag binnen.
Reden:
Sovjetleiders zijn bang voor een domino-effect van de Praagse lente naar andere Oostbloklanden.

Er zijn protesten en er is enig verzet, maar de opstandelingen kunnen weinig beginnen tegen een leger en tanks.

Er komt een gezuiverde pro-Sovjetregering in Tsjechoslowakije.
Het Westen grijpt niet militair in.
Reden:
Tsjechoslowakije ligt in de invloedssfeer van de Sovjet-Unie.

Wapenvermindering en een nieuwe wapenwedloop
1972: Strategic Arms Limited Talks (SALT) leidt tot het SALT 1-verdrag

De VS en de SU gaan het aantal strategische wapens verminderen en het aantal nucleaire lanceerinstallaties bevriezen.
Reden:
- Periode van ontspanning in de Koude Oorlog
- De nucleaire wapenwedloop is voor beide grootmachten zeer kostbaar

Door de inval van de SU in Afghanistan komt er een einde aan de periode van ontspanning in de Koude Oorlog.

Nieuwe wapenwedloop.

Jaren achtig: VS starten met het Strategic Defense Initiative (SDI-project): de ontwikkeling van een raketschild in de ruimte.

- Grote demonstraties in vele landen tegen de nieuwe wapenwedloop en de dreiging van een kernoorlog
- De Sovjet-Unie wil ook investeren in wapens en ruimteschilden maar de Sovjeteconomie kan de kosten nauwelijks meer dragen.

Omwenteling in Oost-Europa
1985: Michael Gorbatsjov wordt de nieuwe leider van de Sovjet-Unie.
Verandering: Start met beleid van:
- Glasnost: openheid
- Perestrojka: hervormingen

- Liberaliseringspolitiek in de Sovjet-Unie
- Einde van de Breznjev-doctrine

- Oostbloklanden durven steeds meer een eigen koers te varen
- Volksbewegingen in Oost-Europese landen eisen meer vrijheid en open grenzen

- Hongarije opent als eerste de grens naar het Westen voor haar burgers: het IJzeren Gordijn wordt doorgeknipt
- 1989: Val van de Berlijnse Muur
- Bloederige gevechten in Roemenië, waarbij de dictator door een volksbeweging ten val wordt gebracht

Verandering: De Sovjet-Unie grijpt, in tegenstelling tot de Hongaarse opstand en de Praagse lente, niet in.
1990: Opheffing IJzeren gordijn

Korte termijn: nieuwe mogelijkheden voor samenwerking tussen de landen van West- en Oost-Europa.
Lange termijn: uitbreiding van het aantal lidstaten van de NAVO en van de Europese gemeenschap (later EU).

Einde van de Koude Oorlog en het communistische bewind in de SU
1991: Gorbatsjov wordt afgezet

Val van het communistische regime.

Opheffing van de Sovjet-Unie.

Einde van de Koude Oorlog.

Verandering: De machtsverhoudingen in Europa en andere delen van de wereld zijn ingrijpend gewijzigd door het einde van de Koude Oorlog, waarin de twee ideologische blokken bijna een halve eeuw tegenover elkaar hebben gestaan.

Belangrijke jaartallen
1963   Einde van de Cubacrisis en het begin van een periode van ontspanning tussen Oost en West.
1980   De start van het Amerikaanse SDI-project zorgt voor grote onrust in de Sovjet- Unie.
1989   De val van de Berlijnse uur staat symbool voor de val van het IJzeren gordijn.
1991   De val van het communistische regime in de Sovjet-Unie betekent ook dat er           een einde komt aan de Koude Oorlog. Het Warschaupact wordt opgeheven.

Belangrijke gebeurtenissen

-       Praagse lente (1968)

-       Salt I ondertekend (1972)

-       Demonstratie tegen kernwapens in Amsterdam (1981)

Belangrijke personen

-       Breznjev: leider SU (1964 – 1982)

-       Gorbatsjov: leider SU (1985 – 1991)

 

 

REACTIES

S.

S.

Wat een goede samenvatting zeg! Dankjewel

7 jaar geleden

R.

R.

Jullie verdienen een veel hoger cijfer!
Goeie samenvatting!

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.