Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 3

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 638 woorden
  • 21 mei 2003
  • 24 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
24 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Nederlands, hoofdstuk 3 „» in een uiteenzetting geef je niet alleen informatie, je legt ook iets uit. Het is objectief „» de inleiding heeft 5 functies: - belangstelling wekken van de lezer of luisteraar - onderwerp introduceren en/ of de hoofdgedachte naar voren brengen - aankondigen hoe de tekst is opgebouwd - de aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen - de lezer of luisteraar welwillend stemmen „» zelf een inleiding schrijven: - begin met een of meer directe vragen - begin met een uitspraak in de vorm van een stelling, gevolgd door een vraag. Die vraag geeft dan het hoofdonderwerp van de tekst aan. - Begin met een retorische vraag: een vraag waarop je geen antwoord verwacht. In feite is het een mededeling in vraagvorm. - Begin met een verrassende, uitdagende, shockerende of sarcastische openingszin. - Vertel een korte anekdote. - Stel het probleem meteen aan de orde. - Noem de aanleiding tot het schrijven van je tekst. „» het middenstuk (de hoofdgedachte) kun je op verschillende manieren invullen: - overzicht van voor- en nadelen (als de schrijver zelf geen keuze maakt heb je te maken met een uiteenzetting of een beschouwing. Als de schrijver duidelijk een keuze maakt, heb je te maken met een betoog) - vroeger-en-nu-structuur of vroeger-nu-toekomststructuur (als het alleen om een beschrijving van die veranderingen gaat, heb je te maken met een uiteenzetting. Laat de schrijver zien dat je op verschillende manieren tegen die veranderingen kunt aankijken, dan heb je te maken met een beschouwing. Als hij duidelijk een standpunt kiest heb je te maken met een betoog). - Probleem-en-oplossingstructuur (is meestal een betoog. Als de schrijver alleen mogelijke oplossingen geeft, heb je te maken met een uiteenzetting of een beschouwing). - Verschijnsel-en-verklaringstructuur (als de schrijver alleen verklaringen opsomt, heb je te maken met een uiteenzetting of een beschouwing. Heet hij zijn eigen verklaring, dan heb je te maken met een betoog) „» het slot heeft tot doel de tekst af te ronden. Dat kan op 2 manieren: - een korte samenvatting geven, - een conclusie trekken. „» de hoofdgedachte bestaat uit een zin die je meestal zelf onder woorden moet brengen. Om dat te kunnen doen moet je goed naar de titel, inleiding, het slot en de kernzinnen kijken. „» Feiten en meningen: - informatieve teksten: objectief, controleerbare feiten - persuasieve teksten: feiten, subjectief - activerende teksten: subjectief. „» woorden die een oorzakelijk verband aangeven: daardoor, zodat, waardoor, ten gevolgde van, enz. „» woorden die een redengevend verband aangeven, zijn: omdat, want, immers, „» woorden die een uitleggend verband aangeven: met andere woorden, bijvoorbeeld, ter illustratie, enz. „» er zijn 3 bijzondere zakelijke brieven: - de circulaire, - de sollicitatiebrief, - de ingezonden brief. „» een zakelijke brief deel je als volgt in: - 1e alinea (inleiding): aanleiding tot schrijven, uiteenzetten waarom je schrijft. - 2e alinea en eventuele volgende alinea¡¦s (middenstuk): uitwerking. - laatste alinea (slot): afronding (wens, voorstel, verzoek, dank). „» Indeling volgens het Amerikaanse briefmodel: - naam en adres van de afzender - plaatsnaam en datum - naam en adres van de geadresseerde - referteregel (betreft) - aanhef - inleiding, middenstuk, slot - slotformule - handtekening - naam van ondertekenaar (en eventuele functie) - bijlage(n) „» personificatie: een zaak wordt als een persoon voorgesteld. „» Tautologie: om iets te benadrukken zeg je twee keer (ongeveer) hetzelfde met verschillende woorden. „» Pleonasme: dmv een bijv nw herhaal je een eigenschap die al in het zs nw zit. „» Antithese: tegenstelling. Door woorden met een tegengestelde betekenis tegenover elkaar te plaatsen valleen ze meer op. „» Een paradox is een schijnbare tegenstelling. Als je er goed over nadenkt, zijn de schijnbaar tegengestelde begrippen heel goed te combineren. „» Hyperbool: overdrijving. „» Understatement: afzwakking, soms spottend bedoelt. „» Eufemisme: verzwakking, nooit spottend. „» Foutief pleonasme: 2x ongeveer hetzelfde zeggen zonder dat het een functie heeft. „» Een dubbele ontkenning is hetzelfde als een bevestiging. „» 2 woorden of uitdrukkingen met eenzelfde betekenis kunnen door elkaar worden gehaald.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.