Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

hoofdstuk 4 tijd van steden en staten en hoofdstuk 5 tijd van ontdekkers en hervormers

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas mbo | 5584 woorden
  • 31 januari 2017
  • 25 keer beoordeeld
Cijfer 6
25 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 4  tijd van steden en staten
4.1 Opkomst van steden
Dordrecht is rond 1200 ontstaan bij de rivieren, hierdoor was het een grote handelsstad, het kon makkelijk bereikt worden door bijv. schepen.  Op 19 november 1421 werd de stad en omgeving getroffen door de Sint-Elisabethsvloed. Dordrecht kwam op een eiland te liggen en werd ingehaald door de steden: Leiden en Delft. NL kreeg laat haar steden. Rond 1000 ontstonden er weer steden in West-Europa. Na meer dan 500 jaar kreeg West-Europa weer een landbouwstedelijke (agrarische-urbane) samenleving. Steden bleven klein (enkele duizend inwoners) veel steden ontstonden vaak aan rivieren of riviermondingen aan zee, aangezien er geen weg was werd het vervoer via het water belangrijker (dan in de Romeinse tijd) Middeleeuwse steden: wirwar van kronkelige straten en nauwe steegjes met dicht opeengepakte houten huizen. Er waren geen tempels, theaters en badhuizen. Wel waren er kerken en er waren stadspoorten, stadsmuren en stadswallen die de stad tegen indringers beschermde
Bevolking groeide na het jaar 1000 stopten de agressieve aanvallen van bijv. de Vikingen. Ook werd dit mede mogelijk gemaakt omdat de landbouw verbeterde en groeide.

Akkers werden beter gebruikt → overschot om vervolgens te verhandelen → boeren specialiseerden zich. De natuur werd terug gedrongen
NL was eerst een onbewoond moerasgebied. Eeuwen later werd het veranderd in een vruchtbaar polderland. Er werden dijken gebouwd en sloten gegraven. De landbouwmethoden werden verbeterd. Graanakkers werden bijv. niet meer om het jaar, maar eens in de 3 jaar braak gelegd. Dit drieslagstelsel bracht in de akkerbouw veel meer op. Boeren produceerde meer voedsel dan ze zelf nodig hadden. Hierdoor specialiseerden sommige zich in bijv. wijn of vleeskoeien. Hun overschat verkochten ze op de markt (bij waterwegen) Mensen die zich specialiseerde in ambacht. Gingen bij de markt wonen. 
Steden groeien meer welvaart.
In grote steden maakten ambachtslieden en arbeiders ook luxekoopwaar die werden verhandeld over grote afstanden
Steden specialiseerde  zich.
Italiaanse: suiker, zijde en specerijen- die ze van Arabieren langs de Middellandse zee kochten.
Steden in Noord- Duitsland, Oost Nederland en andere delen uit Noord Europa deden mee aan internationale handel. Honderden steden van Londen tot Novgorod in Noord- Rusland waren aangesloten bij de Duitse Hanze: organisatie van handelssteden die bij elkaar handelskantoren hadden en gezamenlijk optraden om hun belangen te behartigen. Munten werden weer belangrijk, maar bankieren bedachten ook nieuwe betaalmethoden. Handelaren konden geld inleveren bij de bank. Ze kregen dan een wisselbrief, waarmee ze in een andere stad dat geld konden opnemen. Met de giro konden ze geld overmaken op een andere rekening. Zo konden ze betalen en reizen zonder grote zakken met geld.   Stad en handel was één.
Ambachten = beroep waarbij met geschoold handwerk een product word gemaakt of bewerkt. Voorbeelden van ambachtslieden = bakkers, slagers, timmerlui en smeden.
Sommige steden in Noord Italië (Venetië en Milaan) waren zo rijk dat ze staten op zich werden = stadstaten.   4.2 De stedelijke burgerij
De hygiëne in de stad was slecht, men woonde dicht op elkaar. Er was geen riolering of waterleiding en het vuil werd niet opgehaald. Daardoor gingen er meer mensen dood, dan er werden geboren.
Uiteindelijk groeide de steden, doordat de mensen van het platteland naar de stad trokken. De graaf, hertog of koning had hun stadsrechten gegeven: eigen bestuur,eigen wetten, het recht om tol te heffen en het recht om stadswallen en stadsmuren te bouwen.  In ruil voor privileges betaalden de steden belasting. Vaak hielden adellijke heren enige invloed via de baljuw, die namens hem de stadsrechtbank voorzat.

Baljuw: door de edelman aangestelde rechter en bestuurder in een stad of op het platteland.
Privileges: speciale rechten van een groep mensen
Voor koningen en heersers was het verkopen van stadrechten aantrekkelijk waardoor ze mee konden profiteren van de geldeconomie. Op het platteland kregen de boeren meer vrijheid, de horigheid verdween, herendiensten werden omgezet in geldbetalingen.
niet iedereen kon in de stad profiteren: alleen burgers hadden burgerrechten, alleen als je een jaar en één dag in de stad woonde kon je burgerrechten kopen. Arbeiders en geestelijken waren geen burgers. De burgers werden beschermd door het stadsrecht. Ze konden lid worden van de schutterij die zorgde voor veiligheid in de stad.
Schutterij: gewapende burgerwacht die zorgde voor de veiligheid in de stad.
Gilden waren erg belangrijk, je moest lid zijn van een gilde om te mogen werken.
Het gilde regelde:
 Beroepsopleiding
kwaliteiten van producten en prijzen.
Het gilde zorgden  voor mensen die bejaard of ziek waren
ook verzorgden ze de begrafenissen, en zorgde voor weduwen.
De machtigste waren de kooplieden, die maakten de dienst uit. Vaak leverde maar een handjevol families de schepenen, zoals leden van het stadsbestuur en de stadsrechtbank.
Schepen: lid van het bestuur en de rechtbank van de middeleeuwse stad
Steden waren goed beschermd, ze werden omringd door muren met rondgangen, wachttorens, versterkte poorten, en ophaalbruggen. Alles werd goed beveiligd tegen invallen, en om anderen buiten te houden   4.3 Staatsvorming en centralisatie

Uit het Frankische rijk ontstonden twee rijken: Frankrijk en Duitsland. De franse koningen hadden niet veel macht maar in de loop van de eeuwen breidden ze hun macht uit. Vanaf 1337 voerde hij oorlog tegen de Engelse koning, die grote gebieden in Frankrijk had. Uiteindelijk verloor de Engelse koning zijn bezittingen in Frankrijk. De Franse koning werd hierdoor de machtigste man met tienduizend soldaten en ambtenaren in dienst. De koning hief in zijn hele koninkrijk belasting er werden allerlei wetten gemaakt die in het hele koninkrijk gelden en het land werd bestuurd uit de hoofdstad Parijs. Er was een proces van centralisatie en staatsvorming op gekomen.  Rond 1000 werd de Duitse koning machtiger maar van centralisatie kwam niks. De Duitse koningen lieten zich in Rome tot keizer kronen, zo lieten ze zien dat ze de opvolger waren van Karel de Grote. Dan waren ze koning van Duitsland en Keizer van het Heilig Roomse Rijk; Duitsland + Noord-Italië
Hertogen en graven bleven baas in eigen gebied. Het koningschap was niet erfelijk in Duitsland
De machtigste edelen en geestelijken kozen de koning. In Engeland ging dat anders. In 1066 stak de Normandische Willem de Veroveraar het kanaal over en veroverde Engeland. Engeland werd de best georganiseerde staat van de middeleeuwen doordat er ambtenaren in dienst waren, rechtspraak was en er wetten waren. Graaf Willem II van Holland werd in 1247 tot Duitse koning gekozen, maar voordat hij gekroond kon worden werd hij gedood door opstandige boeren. Rond 1430 kwamen de meeste Nederlanden voor het eerst onder één vorst: Filips van Bourgondië , ook wel Filips de goede (Bourgondië, Vlaanderen geërfd, en  Brabant, Holland en Zeeland verwierf). Hij begon het instellen van een centraal bestuur.
Zijn zoon Karel de Stoute veroverde nog Gelderland. In 1477 stierf hij en liet een dochter Maria na. Zij trouwde met Maximilliaan van Habsburg waardoor de meeste Nederlanden onder het Habsburgse huis kwamen. Staatsvorming en centralisatie waren mogelijk door de toenemende geldeconomie. Koningen hieven belasting en betaalden met geld ambtenaren, huursoldaten en wapens. Voor belastingen moest toestemming gevraagd worden. Later toen het parlement ontstond niet meer. Dat bestond uit vertegenwoordigers van drie standen: adel, geestelijkheid en burgerij.
Frankrijk kreeg ook zo’n vergadering: de Staten-Generaal. Die was belangrijk voor staatsvorming. In 1464 riep Filips de Goede de goede de eerste Nederlandse Staten-Generaal bijeen.   4.4 Kerk en Staat
In 1303 werd paus Bonifatius VIII in zijn paleis overvallen door de militaire van de franse koning. Ze plunderde en eiste van de paus dat hij aftrad. De paus zei dat hij liever zou sterven. Ze namen hem gevangen en na 3 dagen kwam hij vrij. De oude man raakte zo overstuur dat hij kort daarna overlijdt. Pauzen, koningen en keizers ruzieden al honderden jaren wie het hoogste gezag had, het primaat had.
Je had 2 machten:
geestelijke macht pauzen/bisschoppen
wereldlijke macht keizers/koningen
standpunt geestelijke:
De pauzen vonden dat de wereldlijke de orde in de wereld moesten bewaren en dat zijzelf en andere bisschoppen moesten beslissen over alle geloofszaken. In 1075 stelde paus Gregorius VII dat de paus als vertegenwoordiger van Christus boven de wereldlijke heersers stond. Koningen en keizers moesten hem gehoorzamen en hij mocht hen afzetten. Gregorius vond dat leken iedereen die niet bij de geestelijke macht hoort. Zich niet met de kerk moesten bemoeien. Vanouds hadden wereldlijke heersers invloed op de geestelijkheid. Zij gaven de bisschoppen in hun gebied de tekenen van waardigheid. Dankzij deze investituur plechtige overhandiging van de tekenen van gezag. Bepaalden ze wie er bisschop werd. Duitse keizers maakten bisschoppen zelfs tot hertog en graaf. Gregorius vond echter dat alleen de paus bisschoppen mocht benoemen.   1075: Keizer Hendrik IV benoemde zichzelf tot bisschop van Milaan, terwijl de paus al een ander had benoemd. De paus deed hem in de ban. De keizer word uit de kerk verbannen. Ook zegt de Paus dat hij niet langer keizer is en niemand hem mag gehoorzamen. Om een opstand te verkomen, probeerde Hendrik zich hierna zo snel mogelijk met de paus te verzoenen. De keizer stak in de winter de Alpen over om de paus om vergeving te smeken. De paus liet hem 3 dagen geknield voor de poort van Conossa in de kou staan, voordat de Paus excuses aanvaarde. Na dit tafereeltje laait de Investituurstrijd steeds weer op. Keizer en de paus scholden mekaar uit en de keizer voerde steeds oorlog met de bondgenoten van de paus. In 1122 gaf de keizer toe. Bisschoppen bleven wereldlijke heersers in het Duitse rijk, maar de keizer had niets meer over hen te zeggen
1122 → afspraak tussen keizer Hendrik en paus Gregorius: bisschoppen mogen alleen nog maar worden uitgekozen door priesters van het eigen bisdom. Wel mocht de keizer een bisschop benoemen tot graaf of hertog. Ban kerkelijke straf waarbij iemand uit de kerk wordt gezet (excommunicatie)  De paus en de Franse koning hadden ook strijd over de benoeming van bisschoppen. De koning had eerst weinig hierover te zeggen, maar later steeds meer. Daarnaast streden ze over geld. De kerk was steenrijk. De koningen eisten geld van de kerk, de pausen verzetten zich hiertegen.

de Franse koning Lodewijk IX was een vrome dienaar van de kerk. Na zijn dood verklaarde paus Bonifatius VIII hem heilig. Deze paus voerde met de schoonzoon van Lodewijk (Filips de Schone) een strijd. De paus noemde het absolute noodzakelijk dat ieder menselijk wezen zich onderwierp aan de paus. Ook koningen moesten gehoorzamen, zelfs in politieke zaken. Filips zei dat de kerk zich daar niet mee mocht bemoeien. De paus dreigde de fransen op te roepen hun koning niet meer te gehoorzamen, maar voor het zover kwam liet Filips hem overvallen en gevangennemen. De paus bleef de hoogste geestelijke machthebber. Hij bepaalde wat het juiste geloof was, wie daarvan afweek was een ketter: gelovige die de leer van de rooms-katholieke kerk verwerpt. Om ketterij uit te laten roeien, richtte de paus in de 12e eeuw een speciale rechtbank op: inquisitie.  Monniken die aanklager en rechter tegelijk waren gingen door Europa reizen om ketters op te sporen  hulp van gewapende troepen. Om bekentenis af te dwingen werd men gemarteld.
Gaf je toe  lichte straf. Gaf je niet toe maar was er bewijs  brandstapel. Later vervolgde de inquisitie ook heksen. (iedereen die onaangepast was kon gevaar lopen)   4.5 Christelijk Europa en de buitenwereld
1095 riep paus Urbanus II alle christenen op om niet meer tegen elkaar te vechten, maar tegen de islamitische Turken.  Iedereen moest zich aansluiten bij een gewapende tocht naar Jeruzalem. De ‘heilige stad van de wereld’ moest terug heroverd worden. Wie meedeed aan de ‘heilige oorlog’ kon een plaats in de hemel verdienen. Jeruzalem was al meer dan 4 eeuwen in handen van de moslims, maar er woonden ook nog steeds joden en christenen. Ook konden christelijke pelgrims er nog altijd het graf van Jezus bezoeken. Waarom moest de stad dan ineens heroverd worden
de Byzantijnse keizer had de paus om hulp gevraagd tegen de Turken. Die hadden vanaf 1050 grote delen van het Byzantijnse rijk en het Midden-Oosten veroverd.   De turken werden afgebeeld als onmenselijke wilden die Jeruzalem onveilig maakten. Deze oorlog gaat zo ver dat de buiken van pelgrims worden opengesneden . Kruistochten
In 1096 vertrokken 100.000 kruisvaarders dragen christelijke kruizen op hun kleding naar Palestina. De meeste kwamen onderweg om.  De eerste kruistocht: gewapende tocht om Jeruzalem of andere gebieden voor het christendom.  Te veroveren - werd een militaire succes. Langs de middellandse zee werden steden veroverd. In 1099 werd ook Jeruzalem ingenomen. Het werd een bloedbad: joden en moslims werden vermoord. Hoe waren die veroveringen mogelijk?
Het had te maken met de verdeeldheid onder de moslims. Er waren Turkse staatjes ontstaan die elkaar te vuur en te zwaard bestreden.  In Egypte waren Sjiieten aan de macht die vijandig stonden tegenover de Turkse soennieten. Zelf waren de Sjiieten ook bezig met een bloedige onderlinge machtsstrijd.
 
Jeruzalem en andere veroverde steden werden de kern van de christelijke staatjes onder leiding van kruisridders. Ze kwamen pas echt in de problemen toen in Egypte de soenniet Saladin de macht greep en alle moslims opriep tot een heilige oorlog. In 1187 nam Saladin Jeruzalem in. Dit leidde tot een nieuwe kruistocht waaraan de Franse en Engelse koningen en de Duitse keizer meededen.  Maar deze en latere kruistochten waren niet zo succesvol. Langzaam werden de kruisridders uit het Midden-Oosten verdreven. In 1291 viel Akko – de laatste kruisvaarderstad. Overal expansie
De kruistochten waren een voorbeeld van christelijke expansie: uitbreiding.  Christelijk europa was op veel meer gebieden bezig met expansie. Scandinavië en Oost-Europa waren tot het christendom overgegaan.

Voorbeelden expansie:
 Boeren trokken steeds verder naar het oosten om woeste gronden te ontginnen   geschikt maken voor het verbouwen van nuttige planten.
In Spanje en Portugal veroverden christelijke koningen steeds meer gebied op de Moren.
Op de Middellandse zee. Christelijke ridders veroverden er in de 11e eeuw Sicilië en andere eilanden op de moslims. Steden als Venetië, Pisa en Genua gingen de handel op de middellandse Zee beheersen en kwamen daarbij ook in Arabische havens
In 1492 werd deze reconquista:  herovering van Spanjaarden (Christenen) op de Moorse (islamitische) gebieden. Voltooid toen de christenen Granada, de laatste moslimstaat in Spanje veroverden. Aan de andere kant van Europa hielden christelijke ridders ook veroveringstochten onder leiding van de Duitse edelen werden uitgestrekte gebieden aan de Oostzee veroverd op ‘heidense’ Slaven en Balten. De veroverde gebieden werden omgevormd tot akkerland, de oorspronkelijke bevolking werd horig gemaakt. Vanaf 1200 stichtten Venetianen kolonies op Kreta en andere eilanden, waar ze slaven aan het werk zetten op suikerrietplantages. Handelsposten en plantages bleken economisch succesvol. Ze legden de basis voor de latere Europese expansie over de hele wereld. Naar Azië
Italiaanse handelaren drongen in de 13e eeuw ook diep in Azië door, dit kwam door de Mongoolse veroveringen. Vanaf 1219 onderwierpen Mongoolse ruiters China en bijna alle islamitische gebieden in Azië.  De Mongolen stichten het grootste landrijk uit de wereldgeschiedenis. Als veroveraars waren ze wreed en bloeddorstig, maar als ze eenmaal de baas waren heerste er vrede en rust.  Met toestemming van de Mongoolse keizer konden voor het eerst christelijke handelaren en missionarissen naar China reizen. Maco Polo  bekendste reiziger uit Venetië. Beroemd omdat er een boek over zijn reizen werd geschreven. Na 1300 viel het Mongoolse rijk uiteen. 
Hoofdstuk 5 Tijd van ontdekkers en hervormers   5.1 Renaissance
Renaissance: Wedergeboorte (Frans)
De renaissance ontstond in de 15e eeuw in Italië , vanaf 1500 verspreidde dit over de rest van europa  vroegmoderne tijd. Rijke handelaren en bankiers kregen meer oog voor de goede kanten van het leven en waren minder bezig met God en het hiernamaals.
Het nieuwe levensgevoel ging samen met nieuwe belangstelling voor het klassieke erfgoed (kunst, architectuur, letterkunde en kennis van de Grieken en Romeinen).
In Italiaanse steden zoals Venetië Miliaan, Rome  en vooral Florence ontstond in de late middeleeuwen een machtige bovenlaag en handelaren en bankiers. Ze hadden volop geprofiteerd van de handel met de Midden-Oosten en met rijke steden in Vlaanderen.

Om hun rijkdom te tonen bouwden ze riante huizen en lieten de beste kunstenaars voor zich werken. In die omgeving ontstonden een nieuw mensbeeld, een nieuw wereldbeeld en een nieuw levensgevoel met oog voor plezierige kanten van het leven. De rijke Italiaanse stedelingen hielden de blik niet meer zo strak gericht op God en het leven na de dood.
Levensmotto veranderde van memento mori (gedenk te sterven) in carpe diem (pluk de dag) Ze kregen belangstelling voor het klassieke erfgoed: wat is geërfd van eerdere generaties.
Het werk van klassieke schrijvers herkenden ze hun eigen levenshouding.
Griekse en Romeinse beelden en gebouwen zagen ze niet als rommel, maar als schoonheid.
De middeleeuwen werd gezien als een donkere periode, die hun eigen tijd scheidde van een glorieuze oudheid. De herleving van de waarden en schoonheidsidealen van de oudheid kreeg de naam renaissance. 15e eeuw  begin renaissance in Italië en verspreidde zich vanaf 1500 over de rest van europa. (vroegmoderne tijd)  De humanisten geleerde lazen en vertaalde klassieke teksten. In de middeleeuwen hadden monniken bestudeerd en zover aangepast dat het klopte met het christelijke leer. De humanisten wilden begrijpen wat de klassieke schrijvers echt hadden bedoeld, los van het christendom. De Turkse verovering van Constantinopel in 1453 gaf het humanisme: stroming onder geleerden vanaf de 15e eeuw die zich vooral kenmerkte door vernieuwde studie van de klassieke filosofie, literatuur en kunst een extra impuls. (Constantinopel: Istanboel)
Geleerde uit Constantinopel vluchtten naar italie en namen veel oorspronkelijke Griekse manuscripten  en kennis van de Griekse oudheid mee.
Op een gegeven moment behoorde het lezen van klassieke teksten bij de opleiding van elke burger. De ontwikkeling tot zelfstandig individu werd een nieuw opvoedingsideaal.
De ideale mens was een uomo universalis  iemand die zich op verschillende terreinen had ontwikkeld. Leonardo da Vinci was zo’n persoon: schilder, natuuronderzoeker, musicus en ingenieur.
Een belangrijk humanist buiten Italië was Erasmus van Rotterdam. Hij ging voor een christelijk humanisme.   de studie van oude teksten moest ertoe leiden dat het christendom werd verdiept en gezuiverd. De leergierigheid en kritische instelling stimuleerden ook het natuurwetenschappelijk denken. Een van de belangrijkste natuurwetenschappers uit die tijd is de Pools sterrenkundige Copernicus. Hij ontwierp een model van het zonnestelsel waarin niet de aarde, maar de zon het stilstaande middelpunt was. Dit zou het wereldbeeld veranderen. Net als de humanistische geleerden bestudeerden architecten en kunstenaars het werk van de Grieken en Romeinen. In de gebouwen van renaissancearchitecten keerden de klassieke zuilen terug. Beeldende kunstenaars wilden de werkelijkheid zo echt mogelijk weergeven.
Ze onderzochten de natuur en de menselijke anatomie om personages levensecht te kunnen schilderen en beeldhouwen. Met lijnen, kleuren en schaduwen brachten z diepte aan in hun schilderingen.

Schilders maakte niet alleen maar Bijbelse voorstellingen maar ook portretten, landschappen en mythologische figuren. Michelangelo maakte beelden en schilderijen. Hij beeldde vrouwen en mannen naakt af. Dit zou in de middeleeuwen ongepast zijn.  De kerk bleef wel een rijke en belangrijke opdrachtgever en de Bijbel bleef een grote inspiratiebron. De positie van de kunstenaar veranderde  hij was niet meer anoniem, maar zelfbewust en signeerde zijn kunstwerk.
5.2 De Europese expansie
15e eeuw  grootste deel van de aarde was onbekend voor de Europeanen.
Er werden verhalen verteld dat er draken en bergen van goud waren die door mieren zo groot als honden werden bewaakt. In Afrika zou er een gouden rivier stromen. Wie de evenaar zou passeren zou levend verbranden. In deze tijd wisten de Europeanen nog niks van Amerika en Australië. Wat ze wel wisten:
Delen van het Midden-Oosten
Noordkust van Afrika
Resten van Azië
Afrika (hadden ze slechts een flauwe voorstelling voor) Europeanen wilde graag naar China en ‘Indië’. Producten zoals zijde en specerijen waren bekend en zeer gewild. Peper werden gebruikt  als smaakmaker. Medicijnen om producten langer houdbaar te maken. Door de vele tussenhandelaren werden producten erg duur. Tot 1453 kwam veel oosterse koopwaar Europa binnen via Constantinopel, maar nadat de stad was ingenomen door de Turken droogde de handel op. Omdat er veel geld mee te verdienen was, wilden de Europese handelaren de specerijen zelf in ‘Indië’ halen. Maar de Turken en Arabieren stonden niet toe dat er door hun land werd gereisd. De Portugezen waren de eersten die ver buiten Europa voeren. Hendrik de Zeevaarder, zoon van de koning van Portugal financierde de 15e eeuw zeereizen langs de Afrikaanse westkust. Hij stichtte een school voor zeevaarders: er werd lesgegeven in navigatie, astronomie en kaartlezen.
Zeevaarders brachten gegevens van hun expeditie  De Portugezen maakten nieuwe geheime kaarten.

Bij de westkust van Afrika kwamen handelsposten. Daar werd ijzer en textiel geruild voor slaven en goud. 1488 Bartholomeo Diaz de Kaap de Goede Hoop, zuidpunt van Afrika.
1492 Italiaan in Spaanse dienst Columbus dacht dat hij de westelijke route naar Indië had gevonden
Jaren later bleek dat Columbus een nieuw continent had ontdekt, Amerika. Amerigo Vespucci (Spanje)
1498 Vasco de Gama +4 schepen naar India
1501 Vanuit India drongen de Portugezen het Indonesië archipel binnen.
(in het oosten ontdekte zij de Molukken)
specerijen kwamen hier vandaan: noodmuskaat, foelie, kruidnagel.
Dreven handel met China, Japan en andere Aziatische volken (handelsposten) Vespucci noemde het continent Mundus Novus  Nieuwe Wereld (Latijn)
1507 Een kaartenmaker noemde het Amerika, om Vespucci te eren . een jaar na Columbus dood.
1519 Hernando Cotés  veroverde met krijgslieden het rijk van de Azteken in Mexico.
1530  Francisco Pizarro nam het Incarijk in Peru
De Spanjaarden begonnen onmiddellijk met het winnen van de rijke goud- en zilvervoorraden.  Ze hadden last van goudkoorts en met de overtuiging dat God hen steunde bij het optreden van de heidenen traden ze hard  op. De Spanjaarden vernietigden de indiaanse samenleving en dwongen de bevolking voor zich te werken. Indianen hadden geen weerstand Europeanen namen de  pokken en mazelen mee hierdoor stierven ze binnen een halve eeuw uit. Engelsen, Fransen en Nederlanders die mee wilden doen aan de Europese expansie, gingen op zoek naar alternatieve zeeroutes  16e eeuw nieuwe ontdekkingsreizen. De winter van 1596/1597 Willem Barentsz strandde met zijn bemanning op Nova Zembla (vastgelopen op het ijs)
Tegelijkertijd bereikte Cornelis de Houtman Azie vanuit het zuiden  kreeg toestemming van de vorst van Bantam om op Java peper te kopen.    5.3 Kerkhervorming

De humanist Erasmus bestudeerde originele Griekse teksten van het nieuwe testament. Hij vergeleek die met de Latijnse Vulgaat de meeste gebruikte versie van bijbel  en ontdekte dat er fouten in stonden. 1516 maakte Erasmus een nieuwe vertaling. Zijn bijbelonderzoek versterkte zijn kritiek op de kerk.  In zijn boek: Lof der Zotheid dreef Erasmus de spot met bisschoppen, kardinalen en pausen die zich slechts om geld en macht bekommerden. Erasmus → voorloper van reformatie/kerkhervorming  wilde terug naar het zuivere geloof.
Geen: beelden en uiterlijk vertoon.
Erasmus werd een wegbereider van de Reformatie/Hervorming beweging in de 16e eeuw die de roomse kerk wilde veranderen, waarbij splitsing in de kerk ontstond
Zelf brak hij niet met de kerk van Rome  hij vond kerkhervormers als Luther te intolerant en fanatiek. Luther
Hoge kerkelijke ambten werden verkocht de hoogste bieder of aan adellijke zonen die er niet voor opgeleid waren. Priesters hadden vrouwen en lapten zo het celibaat :het verplicht ongetrouwd blijven  van de katholieken geestelijken -aan hun laars.
De reformatie scheurde het christendom in 2 vijandige kampen: protestanten die met de kerk van Rome braken en rooms-katholieken die trouw bleven aan de paus.
Oktober 1517 → de Duitse monnik Maarten Luther stuurde een brief aan een bisschop.
31 oktober 1517 hing Luther op de deur van een kerk een brief met 95 stellingen, vol met kritiek. Onder andere hekelde hij onder meer de handel in aflaten. Volgens de kerk ging de mens na zijn dood eerst naar het Vagevuur; stond niet in de bijbel  kerk voegde dit toe aan het geloof.
Vagevuur: de mens boete voor zijn zonden en zo een plaats in de hemel verdienen.
Wie goed werkte, bepaalde gebeden opzei en de pelgrimstocht maakte kon een aflaat krijgen. aflaatbrief: de boete in het vagenvuur werd gedeeltelijk/helemaal kwijt gescholden.
Op een gegeven moment kon je deze aflaatbrieven ook kopen, met het geld werd de bouw van de Sint Pieterskerk in Rome betaald (grootste kerk ter wereld) Luther werd beschuldigd door de paus van Ketterij dit spoorde Luther aan zijn ideeën verder uit te werken. Door uitvinding boekdrukkunst verspreidde zijn ideeën snel over Noord/West-Europa.

Het geloof moest gebaseerd zijn op de bijbel- met bidden en Bijbelstudie kon je alleen in contact komen met God. In 1521 werd Luther uit de kerk gezet. In Leuven gingen zijn boeken op de brandstapel
Luther wilde net als Erasmus dat de kerk uit zichzelf zou hervormen, Luther had vooral aanhang van Duitsland (voornamelijk Duitse vorsten). Duitsland → ook gescheurd door reformatie. In het rijk en de kerk dreigde een scheuring tussen voor- en tegenstanders te komen. Karel V nodigde Luther uit voor een vergadering met de Duitse vorsten. Hij kreeg nog 1 kans. Dit weigerde hij. Luther werd vogelvrij verklaard (niet meer beschermd door het rijk) wie hem zou doden zou niet vervolgt worden. Luther werd gered door de vorst van Saksen hij vertaalde de bijbel naar het Duits. In 1525 trouwde hij met een uitgetreden-non. Sinds hij het priesterambt overbodig had verklaard, hoefde hij het celibaat niet langer te handhaven.
Fransman Jean Cauvin/Johannes Calvijn: ook hervormer.  Opgeleid aan de universiteit om humanist te worden. Kon de bijbel lezen in Hebreeuws en Grieks. De bijbel was enige bron van geloof, volgens hem.  Hij wees heiligenvereringen en andere zaken die niet in de bijbel stonden nog strenger af dan Luther.  Calvijn:
de mens is zondig en slecht.
Het staat vast wie er naar de hel of hemel gaat. Dat bepaalde God. Mensen hadden daar niks over te zeggen. 
Alleen mensen die veel de bijbel lazen en baden konden uitverkorene worden door God om naar de hemel te gaan.
De overheid moest worden gehoorzaamd, maar  die overheid moest wel als ‘dienaresse Gods’ in overeenstemming met de Bijbel handelen en de  ‘ware godsdienst’ bevorderen. Deed ze dat niet, dan mochten lagere bestuurders in opstand komen
Luther:
Geloven kon een mens redden.
Stond aan de kant van de vorsten (Duitse) vorsten bepaalde het geloof van hun volk. Calvanisten → sobere mensen, vol zelfbeheersing, die hun leven wijdden aan gebed, kerkgangm bijbelstudie en arbeid. 1536 in Genève kwam een calvinistisch stadsbestuur. Er kwamen strenge regels:
Niet meer dansen op straat
Dobbelen mocht niet meer
4 kerkelijke ambten ingesteld (op de manier van Calvijn):
Er kwamen Predikanten die onder meer de preken verzorgden

Diakenen namen de armen- en ziektekosten op zich
Dokters zorgden voor de scholing van predikanten
Ouderlingen gingen letten op de naleving van de calvinistische leefregels
Vanuit Genève verspreide het calvinisme zich over Europa. In Nederland werd het stil gehouden. In 1566 kwam dit geloof bovengrond  veel aanhangers. 
Calvinisme: protestantse leer gebaseerd op de denkbeelden van Johannes Calvijn
Duitsland, Frankrijk en Engeland had de Reformatie grote gevolgen.
1520 Duitse rijk werd verscheurd, door godsdienstoorlogen.
1522 Stopte de oorlog met de Godsdienstvrede van Augsburg. Er werd afgesproken dat elke vorst mocht bepalen welk geloof in zijn gebied werd toegestaan.
1534 in Engeland leidde de Reformatie tot het ontstaan van de Anglicaanse kerk protestantse staatskerk met aan het hoofd de koning.
1562 Frankrijk had bloederige godsdienstoorlogen tussen de katholieken en de hugenoten: de franse calvinisten.
1598 einde oorlog door Edict van Nantes, een wet waarin stond dat Frankrijk een katholiek land was, maar de hugenoten hadden ook hun rechten.   5.4 De Nederlandse opstand

1515  Karel V bestuurde de Nederlanden. Veel Nederlandse gewesten vielen sinds de 15e eeuw onder 1 landsheer  vorst met soevereiniteit over meerdere Nederlandse gewesten. Maar ze vormde geen eenheid. Alle gewesten hadden eigen gewoontes en regels. Hoge edelen vervulden allerlei functies aan het hof van de landsheer en in zijn bestuur. Zo benoemde een Landsheer  in veel gewesten een stadhouder plaatsvervanger van de landsheer in een gewest: in een republiek de hoogste functionaris in dienst van de gewesten. Onder meer als opperbevelhebber. De stadhouder die namens de landsheer onder meer overleg voerde met de Staten: gewestelijk bestuur dat bestond uit tegenwoordigers van de standen. (adel, geestelijkheid en burgerij) Karel V slaagde erin het centraal bestuur in Brussel te versterken. Hij stelde de Raad van State in: hoogste adviesraad van de Nederlandse regering. Karel maakte veel gebruik van juristen uit de burgerij voor zijn centraal bestuur. – zo werd hij minder afhankelijk van de hoge adel. Ook Karels godsdienstpolitiek droeg mee aan de centralisatie, zijn taak was het geloof te beschermen – vond hij.
1522 keizerlijke inquisitie –die moest protestanten opsporen
In 10 jaar tijd stierven er honderden Nederlanders vanwege hun geloof (brandstapel/vuurdood) 1559 Filips II (zoon van Karel V) vertrok naar Spanje stelde hij zijn halfzus Margaretha van Parma aan als landvoogdes bestuurder die namens een vorst regeert. Zij bestuurde nu NL. Filips benoemde op sleutelposities vertrouwelingen die slecht lagen bij de adel de edelen voelde zich buitenspel gezet. Lagere edelen en steden hadden moeite met de centralisatiemaatregelen van Filips die hun zelfstandigheid en privileges aantastten.  De afkeer tegen protestanten groeide. De belangrijkste edelman in de Nederlanden was Willem van Oranje, stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht.
1564 Willem wilde godsdienstvrijheid, Filips gaf het bevel harder op te treden tegen het calvinisme.
1566 400 lagere edelen gingen naar het paleis van de landvoogdes in Brussel en vroegen om vermindering van de geloofsheidvervolging. Ze was zo geïntimideerd dat ze de kettervervolging voorlopig stopzette.
Zomer 1566 Calvinisten kwamen bijeen in de openlucht. Bij de hagenpreek in het Vlaamse Steenvoorde sloeg de vlam in de pan.  Nadat de predikant tekeer was gegaan tegen de katholieke beeldenverering  trok een menigte naar het plaatselijke klooster en sloeg alles kort en klein.  1566 De Beeldenstorm raasde door Vlaanderen, Brabant en Holland vernieling in de katholieke kerken van beelden, schilderijen etc. Filips stuurde de hertog van Alva om orde op zaken te stellen.
Augustus 1567 arriveerde de ‘ijzeren hertog’  met een groot leger.
Hij stelde een rechtbank in die 1100 doodvonnissen velde. 10.000 Nederlanders vluchtte uit Nederland, o.a. Willem van Oranje: hij vormde in Duitsland een leger. 1568  Willem en het leger vielen Nederland binnen. Begin Nederlandse opstand
De aanval van Willem mislukte. Alva bleef oppermachtig  hij werd wel steeds meer gehaat.
1569 Alva voerde nieuwe belasting in zijn leger te betalen.  (ongehoorde schending van privileges) Willem werkte samen met calvinistische ballingen die meestal op en vanaf het water verzetsacties uitvoerden. Geus scheldwoord werd gebruikt als eretitel.
1 april 1572 namen de watergeuzen het stadje Den Briel in. Deze actie gaf de Opstand een nieuwe impuls. Bijna alle Hollandse en Zeeuwse steden gingen in opstand tijdsduur van maanden. Willem en 1 van zijn broers vielen vanuit het oosten en zuiden de Nederlanden binnen en namen daar steden in. Zowel de Geuzen als de troepen van Alva begingen wreedheden.

 De Geuzen:  hingen 19 katholieke geestelijke uit Gorinchem op in Den Briel.
Alva: moorden heel Naarden uit dit stadje gaf zich niet snel genoeg over aan Alva
Alva heroverde de steden in het Zuiden en oosten, maar in Holland viel zijn opmars stil. Hij kon Haarlem nog innemen –700 soldaten die Haarlem beschermde liet Alva executeren
Bij Alkmaar en Leiden werden de Spaanse troepen teruggedreven. Filips kwam in geldnood  hij zette niet alleen in NL soldaten in, maar voerde vanaf 1570 ook oorlog tegen de Turken in het Middellandse Zeegebied.
1576  De Spaanse troepen vertrokken uit Holland en Zeeland. Maar moorden en plunderde de zuidelijke gewesten. In Antwerpen werden er al 8000 mensen vermoord. Er werd vrede gesloten in Gent door de zuidelijke gewesten met Holland en Zeeland. Ze eiste het vertrek van de Spaanse troepen en beëindiging van de geloofvervolging. Filips weigerde dat. Hij benoemde een nieuwe landvoogd: de hertog van Parma. 1579 Parma sluit een militair verbond n met enkele zuidelijke gewesten.  Tegen de eenheid van de gewesten.
Holland en andere gewesten en steden sloten datzelfde jaar onder leiding van Willem van Oranje de Unie van Utrecht Militair en politiek verbond van de noordelijke gewesten. Dit werd de kern van een nieuwe staat. Willem wilde aanvankelijke geloofsvrijheid, maar zijn calvinistische medestanders verboden het katholicisme. 1580 Filips verklaarde Willem van Oranje  vogelvrij, waarna de Unie van Utrecht Filips afzwieren als landsheer.
26 juni 1581 de Staten-Generaal nam een onafhankelijkheidsverklaring aan, het Plakkaat van Verlatinghe. Om Franse steun te krijgen benoemden de opstandige gewesten een broer van de Franse koning tot landsheer.   hij veroorzaakte alleen maar problemen.
1581 Parma veroverende de ene naar de andere stad in Vlaanderen en Brabant.
10 juli 1584 Willem van Oranje werd vermoord met drie kogels door  Balthasar Gerards in Delft
1584 Parma veroverende Antwerpen. Parma kreeg de opdracht om een aanval voor te bereiden op Engeland. Spanje vormde een enorme oorlogsvloot.
1588 de ‘Onoverwinnelijke Armada’ (oorlogsvloot) ging ten onder voor de Engelse kust.
De opstand was gered. De opstandige Nederlandse gewesten besloten dat jaar verder te gaan zonder landsheer.

1588 de Republiek der Verenigde Nederlanden / De republiek ontstond
Republiek: Een republiek is een staat waarvan het staatshoofd niet door erfopvolging wordt aangewezen, maar op een of andere manier wordt verkozen. De strijd tegen de Spanjaarden hielden de Nederlanders vol Filips vocht op veel fronten tegelijk.  Hij mengde zich in de Franse burgeroorlog om te voorkomen dat Frankrijk een proestantse koning zou krijgen. Ook bleef hij oorlog voeren met de protestantse Engelse koning Elisabeth. 1588 Maurits de zoon van Willem van Oranje.  Veroverde de Republiek het hele noorden.
1609 sloten Spanje en de Republiek een bestand wapenstilstand voor 12 jaar.
1621 werd de strijd vooral gevoerd in Brabant
1648 Spanje en de Republiek sloten de vrede van Münster
De strijd die in 1568 begon noemde men de tachtigjarige oorlog  

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.