Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Globalisering

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 6e klas vwo | 9566 woorden
  • 5 februari 2007
  • 188 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
188 keer beoordeeld

Hoofdvraag: Wat zijn de gevolgen van globalisering en brengt het de cultuur en de economie van de afzonderlijke landen in gevaar? Deelvragen: 1. Wat is globalisering? 2. Hoe heeft globalisering zich in de loop van de tijd ontwikkeld? 3. Wordt globalisering in de hand gewerkt door de internationale instellingen? 4. Welke invloed hebben de multinationals op de afzonderlijke landen? 5. Schaadt globalisering de cultuur van deze afzonderlijke landen? 6. Wat zijn de positieve effecten op de economie van deze landen? 7. Wat zijn de negatieve effecten op de economie van deze landen? 8. Wat voor invloed heeft globalisering op de toekomst en hoe ontwikkeld deze zich verder? 9. Wat zijn de gevolgen? Inleiding -Wat is globalisering? Het begrip globalisering heeft vele betekenissen en definities. Het dekt vele invalshoeken en visies. Zelfs wetenschappers verschillen van mening wanneer ze een omschrijving geven van het begrip globalisering. De globalisering speelt zich in de eerste plaats af op economisch vlak, namelijk de internationalisering van de economie. Daarom hebben wij het onderwerp globalisering aan het vak economie toegewijd. Onder invloed van de 'liberalisering' en 'deregulering' vervagen de regionale en nationale grenzen steeds meer en worden opgenomen in een mondiale eenheidsmarkt die geregeerd wordt door de multinationals. De economie wordt de laatste jaren dan ook gekenmerkt door grootschaligheid, centralisering en privatisering. De globalisering is echter een veel omvattender proces dan enkel de toename van de internationale handel en de buitenlandse investeringen. Op het niveau van de bedrijven kenmerkt het zich door een sterke mobiliteit van het kapitaal dat zich uit in een forse toename van fusies tussen ondernemingen en het verwerven van participaties in andere bedrijven. Globalisering is ook technologisch. De industriële revolutie, laatst gekenmerkt door de vooruitgang in de informatica, heeft er in belangrijke mate voor gezorgd dat de economische activiteiten zich gaan afspelen op veel grotere schaal. Maar ook de financiële markten werken op wereldschaal. De globalisering is dus ook financieel. Het is een kleine moeite voor een financiële instelling om een transactie te doen met de andere kant van de wereld. Deze internationalisering op financieel vlak is er gekomen door de liberalisering van de kapitaalmarkt. Globalisering is ook sociaal. Op sociaal vlak is er sprake van liberalisering en privatisering. Denk daarbij aan de gezondheidszorg, het onderwijs en de pensioenfondsen. Deze sectoren komen steeds meer in handen van private ondernemingen. De globalisering is ook ecologisch. Liberalisering van de energiemarkten, deregulering van de milieuwetgeving en privatisering van materiële hulpbronnen. Maar ook de ecologische problemen zoals het broeikaseffect, het ozongat en erosie hebben de laatste jaren een steeds globaler karakter gekregen. De verscherpte concurrentie en de strijd tussen landen onderling om buitenlandse investeringen aan te trekken leidt vaak tot een lakse toepassing van milieuvoorschriften. De globalisering lijkt dus een negatief effect te hebben op ons milieu. Maar ook op politiek vlak heeft het zo zijn consequenties. De globalisering raakt immers aan de invloed van de nationale regeringen en parlementen op de economie. Het schrikbeeld van deregulering en toenemende werkloosheid heeft geleid tot steeds verregaande toegevingen aan bedrijven door de overheid. De principes van de globalisering vindt men ook terug in het culturele leven. Globalisering is als het ware onze huiskamers binnengedrongen. Enerzijds doordat de economische en ecologische globalisering invloed heeft op de levenswijzen, het consumptiepatroon en cultuur van de wereldbevolking. Vaak gaat het hier om een door de economie opgelegde globalisering van cultuur die het homogeniseren van de afzetmarkt tot doel heeft. De hamburgercultuur, zoals hij wel eens genoemd wordt, leidt tot vervlakking en plaatst de diversiteit van de maatschappij op de helling. Deze cultuur is vooral gericht op het stimuleren van de consumptie en het creëren van nieuwe globale behoeften. Anderzijds doordat ook in de media grote internationale groepen ontstaan die vaak het bezit zijn van één of andere multinational, de hoofdacteurs van de globalisering. Letterlijk betekent globalisering: "verspreid raken over de hele wereld". Maar welke betekenis of definitie geven wetenschappers aan het begrip? Ricardo Petrella (professor aan de UCL en auteur van het boek "Grenzen aan de concurrentie") omschrijft globalisering als volgt: "Globalisering is de toename van het aantal verbindingen tussen de staten en de samenlevingen van de wereld. Op die manier krijgen gebeurtenissen, beslissingen en activiteiten in één deel van de wereld, belangrijke gevolgen voor individuen en gemeenschappen in een andere uithoek van de wereld. Deze trend situeert zich op tal van domeinen van het maatschappelijk leven: economie en financiën, technologie, cultuur, politiek, mentaliteit,…" Een klassiek voorbeeld: als de OPEC, de organisatie van olieproducerende landen, overgaat tot een beperking van de productie en de olieprijzen bijgevolg een hoge vlucht nemen, voelen wij dat allemaal in onze portemonnee. Of wanneer Bill Gates een nieuwe versie van Windows op de markt gooit, zijn we bijna verplicht om krachtigere hardware aan te schaffen. Anthony Giddens geeft dan weer volgende definitie aan globalisering: "Globalisering is de intensivering van wereldwijde sociale relaties die ver uit elkaar liggende plaatsen zo met elkaar verbinden dat lokale gebeurtenissen gevormd worden door gebeurtenissen ver daarvandaan en vice versa." Echter bestaat een sluitende definitie niet. Algemeen wordt een beperktere invulling aan het begrip gegeven. Globalisering wordt dan eerder gezien als een evolutie waarbij ondernemingen steeds meer rekening gaan houden met de internationale dimensie, zowel in de organisatiestructuur als in de strategie. Zelf zouden we globalisering het best omschrijven als een verzamelnaam voor het vervagen van nationale grenzen, niet enkel op het vlak van handel en investeringen maar ook politiek en cultureel. Meestal worden de begrippen globalisering, mondialisering en internationalisering door elkaar gebruikt. -De internationalisering van de economie en de maatschappij is een zeer oud fenomeen dat men kan definiëren als de toename van het handelsverkeer, van het personenverkeer over de nationale grenzen. -De huidige mondialisering van de economie en de maatschappij wordt gekenmerkt door de delocalisatie van de hulpbronnen, vooral van het kapitaal en hoofdzakelijk onder de auspiciën van de multinationale ondernemingen, naar andere wereldregio's dan hun land van oorsprong. Ze beantwoordt aan een behoefte om de markt en de productie op een goedkope manier uit te breiden of op korte termijn winst te maken. De actoren kunnen geleidelijk aan hun wil opleggen aan de nationale staten. -Globalisering ten slotte is de vorm die de mondialisering aanneemt onder invloed van de neoliberale ideologie. Ze wordt gekenmerkt door vrijmaking van de handel, privatisering en deregulering. Al deze factoren leiden tot een vermindering of zelfs verdwijning van de instrumenten die dienen om op een democratische manier controle uit te oefenen en de sociale wanverhoudingen weg te werken. Het is dan ook logisch dat de drie begrippen geregeld door elkaar gebruikt worden omdat er maar een klein verschil in betekenis bestaat. Algemeen kun je de drie begrippen omschrijven als het verspreiden buiten de nationale grenzen.
2. Hoe heeft globalisering zich in de loop van de tijd ontwikkeld? Globalisering is ook zeker geen nieuw begrip. Integendeel, er bestaan al vele eeuwen contacten tussen de verschillende uithoeken van de wereld. Reeds in de middeleeuwen voerden de Chinezen handel op de oostkusten van Afrika. Ook de contacten tussen de Europese en Arabische wereld was in die periode soms vrij intens. Of denk aan de ontdekkingen die Christoffel Colombus deed. Europa hield aan al deze contacten verschillende benodigdheden en gewoonten over. Globalisering is dus al een zeer oud begrip maar het is pas in de jaren tachtig bekend geworden toen het in het jargon van het internationale zakenleven terechtkwam. Het werd meteen gebombardeerd tot een modewoord. In die jaren werd het ook geïntroduceerd door de Franse auteur Charles-Albert Michalet als begrip voor de ontwikkelingen in de financiële sector. Zijn stelling was dat de eerste oliecrisis (1973) en de schuldencrisis (1982) hebben bijgedragen tot een surplus aan kapitaal op wereldschaal. Ook technologische ontwikkelingen maakten het mogelijk om kapitaal 24 uren per dag over heel de wereld te laten circuleren. Het begon allemaal 5 eeuwen geleden bij de ontdekking van de wereld door voornamelijk de Portugezen en de Spanjaarden. Na deze ontdekkingen voerden Europese landen over de wereldzeeën om streken te omarmen met hun kapitalistische economische systeem. Voor het eerst in de geschiedenis ontstond een wereldsysteem dat langzamerhand greep kreeg op het totale wereldoppervlak. De motor achter dit systeem was de productie van goederen voor de markt met het doel winst te maken. Het principe dat kapitaal voortdurend nieuw kapitaal moet voortbrengen domineerde de werking van het hele systeem. Handel lag dus aan de basis van deze eerste globaliseringgolf. Voor het eerst in de geschiedenis was er sprake van een wereldmarkt. Handelaars werden steenrijk door de invoer van allerlei producten (zoals specerijen, textiel, goud, zilver, …) uit Amerika en Azië die ze met serieuze winst verkochten. In de tweede helft van de achttiende eeuw was er een tweede stroomversnelling. Deze is ontstaan in Engeland, zoals bekend de bakermat van de eerste industriële revolutie. Al snel gevolgd door België als eerste land op het continent. Andere Europese landen zetten pas veel later de stap. In deze eerste industriële revolutie waren de meeste fabrieken nog relatief klein, uitgezonderd de metaalnijverheid en de steenkoolmijnen. Daardoor konden mensen uit de ambachtswereld aan de hand van hun gespaarde familiekapitaal uitgroeien tot ondernemers. De internationale handel kwam tussen 1800 en 1860 door de industriële productie in een stroomversnelling terecht. De internationale handel vermenigvuldigde met een factor 6. In de loop van de jaren zorgde de technologische vooruitgang voor het voortdurend inzetten van meer kapitaal. Deze toename van kapitaal samen met de revolutie op het vlak van transport, de uitvinding van de trein, zorgden ervoor dat het industrialiseringsproces in een tweede fase terechtkwam. De industriële ondernemingen werden in de loop van de 19de eeuw grootschaliger en ze gingen over tot een gemechaniseerde massaproductie. Deze uitbreiding kwam tot stand doordat machtige banken geld bijeen brachten om deze ondernemingen te financieren. In de tweede helft van de 19de eeuw weken de Europese landen uit naar kolonies in Afrika en Azië om zo veel mogelijk gebieden in te palmen om de concurrenten de loef af te steken. De aanwezige grondstoffen waren natuurlijk mooi meegenomen. Op het einde van de 19de eeuw werd de concurrentie tussen de verschillende landen heviger en zowel de Verenigde Staten als in Europa ging men de protectionistische toer op. Men ging m.a.w verschillende maatregelen nemen om de eigen bedrijven te beschermen tegen buitenlandse concurrentie. Men ging buitenlandse filialen oprichten om toegang te krijgen tot de verschillende markten. Dit was de basis voor de latere multinationals. Bedrijven als Standard Oil, Siemens en General Electric vormden de voorhoede. Er werd in die periode relatief gezien meer in het buitenland geïnvesteerd dan nu ( in verhouding tot de wereldeconomie) . In 1913 zat bijvoorbeeld twee vijfden van het kapitaal van de Société Générale in buitenlandse investeringen. De gevolgen van de industriële revolutie voor de arbeidsklasse zijn overbekend. Lange werkdagen, mensonwaardige lonen, kinderarbeid, erbarmelijke huisvesting, gebrek aan sociale zekerheid… De beurscrash van 1929 en de daaropvolgende wereldcrisis deden de internationale handel inkrimpen. In de periode tussen de twee wereldoorlogen (1918-1940) werd een rem gezet op de globalisering. Maar na de tweede wereldoorlog werd alles in het werk gesteld om een nieuwe crisis te vermijden. Er werden in die periode een aantal organismen in het leven geroepen om orde op zaken te zetten in de financiële wereld en om een crisis zoals in '29 te vermijden. Speculatieve geldstromen werden beschouwd als tegenstrijdig met de gezondheid van een moderne economie. Daarom werd in 1944 in het Amerikaanse Bretton Woods de grondslag gelegd voor een stabiel internationaal valutasysteem. Ook werd in Bretton Woods het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de wereldbank opgericht. De nieuwe globaliseringgolf kwam er na de oorlog toen de V.S. de heropbouw in West-Europa met een Marshallplan ondersteunde. Dit om een politiek blok te creëren dat de Amerikaanse dominantie in de wereld gunstig gezind was en het verzekeren van een afzetmarkt voor Amerikaanse producten. De globaliseringgolf was niet volledig door de vorming van het Communistische Oostblok, maar daarom niet minder intens. Tussen 1948 en 1971 bedroeg de jaarlijkse groei van de wereldhandel ruim 7%. De kapitalistische wereld nam daar twee derden van in beslag. In de jaren '50 en '60 namen de investeringen in het buitenland toe. Vooral de Amerikanen richtten productie-eenheden op met de bedoeling de lokale markt te bevoorraden en dit voornamelijk in Europa en Canada. De Amerikaanse multinationals beconcurreerden elkaar in het buitenland, zonder evenwel in eigen land afbreuk te doen aan de bestaande oligopolies en monopolies. De globalisering na de Tweede Wereldoorlog ging gepaard met de internationale verspreiding van het fordisme. Dit model was in de Verenigde Staten ontstaan en ging uit van het principe dat ver doorgedreven en gestandaardiseerde, hiërarchisch en georganiseerde mechanisatie van het arbeidsproces, massaproductie mogelijk maakt. Ofwel zoals men het in gewone mensentaal zegt, bandwerk. De autoproducent Henry Ford mag dit systeem op zijn naam schrijven. Werken aan de band was in die tijd (en nu nog steeds) geen pretje. Het gaf Charly Chaplin meer dan voldoende inspiratie om de schitterende "Modern Times" te filmen. Massaproductie, die verkregen werd via het bandwerk, was echter alleen nuttig en zinvol wanneer het hand in hand ging met massaconsumptie. Dit werd in een latere fase bereikt door de actieve tussenkomst van de staat in de economie. Maar ook doordat de ondernemers gingen inzien dat het ook in hun belang was dat de arbeiders over voldoende inkomen beschikten om de geproduceerde goederen te kopen. Als vijftig arbeiders genoeg verdienden om een auto te kopen dan is dit voor de economie beter dan dat een superrijke in staat is om zich drie of vier luxe auto's aan te schaffen. En wat aanvankelijk voor auto's gold, ging later zeker op voor de TV, koelkast, PC, GSM, … De neoliberale globaliseringgolf start na de oliecrisissen van de jaren '70 (1973 en 1979). Door deze crisissen werd de concurrentie in de bedrijfswereld fors opgedreven. Om hun winsten opnieuw te doen stijgen moesten de multinationals op zoek naar nieuwe buitenlandse afzetmarkten. Ook in de V.S., die op dat moment nog steeds gekenmerkt was door oligopolies, verscherpte de concurrentie. Hierdoor verrezen nog meer Amerikaanse multinationals met vestigingen in Europa. Weer was de globalisering in een nieuwe golf beland. En ook op monetair vlak veranderde men van koers. Begin jaren zeventig waren de dollartegoeden op de Verenigde Staten zo toegenomen dat ze onmogelijk nog langer de inwisselbaarheid van de dollar tegen goud konden garanderen. Op 15 augustus 1971 schafte Richard Nixon de convertibiliteit van de dollar in goud af. Het systeem van vaste wisselkoersen was ten dode opgeschreven. Er kwam dan ook een einde aan het Bretton Woods-systeem. De wisselkoersen werden volledig vrij en muntspeculaties bleven dan ook niet lang uit. Europa reageerde hierop met de oprichting van een eigen monetair systeem dat al te bruuske schommelingen moest tegengaan. Vanaf 1999 liggen de wisselkoersen tussen de munten van de deelnemende landen onherroepelijk vast. En sinds 1 januari 2002 betalen de deelnemende landen met de eenheidsmunt, namelijk de Euro. De Dollar en de Euro blijven nog wel tegenover elkaar zweven. Regionalisering en globalisering gaan hand in hand. Het klinkt inderdaad misschien wat tegenstrijdig. Maar globalisering kunnen we kort verklaren als de wereldwijde concurrentie, handel met alle delen van de wereld en investeringen die de wereld rondgaan. Wanneer we nu de praktijk gaan bekijken dan zien we dat de economische macht in de wereld zich concentreert in drie grote blokken, namelijk de Europese Unie, Noord-Amerika en Oost-Azië. En zo kunnen we dan eerder spreken van een regionalisering rond deze drie blokken dan van een echte mondialisering. De Europese eenheidsmarkt is er gekomen als antwoord van Europa op de globalisering. Zodanig dat de Europese bedrijven beter gewapend zijn tegen de andere economische grootmachten. Deze interne markt in Europa bestaat pas sinds 1 januari 1993. In Noord-Amerika werd als tegenhanger van Europa de NAFTA opgericht. Dit is de vrijhandelszone van de V.S., Canada en Mexico. En in Azië werd een groot economisch gebied gecreëerd onder Japanse heerschappij. Naast deze drie grootmachten, kwamen ook in zuidelijk Afrika en in Zuid-Amerika regionale samenwerkingsverbanden op gebied van economie tot stand. Vanaf de jaren '90 geraakte het begrip globalisering pas echt ingeburgerd in de maatschappij. Dit vooral omdat er vanaf dat moment veel meer media aandacht kwam rond de anti-globalisten. Toch weten we uit de vorige delen dat globalisering alles behalve nieuw is. Maar de nieuwe (huidige) golf, vanaf midden jaren '80, is heel wat krachtiger, grootschaliger en ingrijpender dan de voorgaande. In de jaren tachtig, toen Tatcher en Reagan een privatiseringsgolf doorvoerden, en negentig, de val van de Berlijnse Muur en het communisme in Oost-Europa, is de globalisering grootschaliger en intensiever geworden. De internationale handel en de buitenlandse investeringen zijn de laatste tijd fenomenaal toegenomen. Het proces dat eeuwen geleden in gang gezet is lijkt niet meer te stuiten. In deze periode heeft de media veel belangstelling voor het onderwerp getoond en zijn de kritiekbewegingen op globalisering snel gegroeid en bekend geworden. Het proces dat eeuwen geleden in gang gezet is lijkt niet meer te stuiten. De internationale handel en de buitenlandse investeringen zijn de laatste tijd fenomenaal toegenomen. We kunnen niet meer zonder ingevoerde producten en de nieuwe ontwikkelingen op vlak van communicatie en technologie. Hoe het verder gaat evolueren weten we niet maar één ding is zeker: globalisering is niet meer tegen te houden: de moderne communicatietechnologie biedt ons een kijk op de wereld. Een nieuwe globaliseringsgolf zal het onvermijdelijke gevolg zijn. Globalisering bestaat al meer dan vijfhonderd jaar dus de globalisering zal nog wel een tijdje verdergaan. We zullen er maar het beste van proberen te maken. 3. Wordt globalisering in de hand gewerkt door de internationale instellingen? Na de teleurstellingen van de dertiger jaren en de Tweede Wereldoorlog ontstond bij de overheden van de geïndustrialiseerde landen het besef dat internationale samenwerking van groot belang was. Uit de internationale overeenkomsten zijn een aantal internationale instellingen gegroeid die van grote invloed zijn geweest voor de ontwikkeling van de wereldhandel. Internationaal Monetair Fonds (IMF) Het Internationaal Monetair Fonds, of ook wel het Muntfonds genoemd, werd opgericht in 1944 bij het akkoord van Bretton Woods. De belangrijkste doelstellingen van het IMF zijn: ü het bevorderen van wisselkoersstabiliteit en een vrij internationaal betalingsverkeer; ü het voorzien in de behoefte aan internationale liquiditeiten; ü het verlenen van financiële steun aan leden die problemen hebben met hun betalingsbalans
Het IMF is een soort centrale wereldbank die er over waakt dat de regels van het internationale monetaire systeem gerespecteerd worden. Van in het begin hielden enkele sterke westerse landen de touwtjes in handen. Het waren zij die immers instonden voor een aanzienlijk deel van de bijdragen. Vanaf de jaren '80 ging de bank uit van liberalisering, het vrije marktdenken. Dit had een grote invloed op het beleid tegenover de ontwikkelingslanden. Een voorbeeld zijn de in maart 1986 en december 1987 ingestelde "Structural Adjustment Facility" en de " Enhanced Structural Adjustment Facility". Deze maatregelen moeten het IMF in staat stellen tegen gunstige voorwaarden financiële steun te blijven verstrekken aan de ontwikkelingslanden. Deze maatregelen bepalen dat landen enkel nog nieuwe kredieten krijgen op voorwaarde dat ze hun overheidsuitgaven, waaronder onderwijs en geneeskunde, een flink stuk laten dalen. Ook dringt het IMF erbij aan om te privatiseren met het oog op een stijging van de export. Maar niet iedereen is opgezet met de maatregelen die het IMF stellen tegenover de ontwikkelingslanden. Het zijn vooral jongeren die protesteren tegen het in hun ogen kapitalistische beleid van het IMF en de Wereldbank. De wereldbank
De International Bank For Reconstruction and Development (= IBRD) kwam eveneens tot stand bij het verdrag van Bretton Woods. Haar belangrijkste taak was aanvankelijk het verschaffen van krediet aan landen in heropbouw na de Tweede Wereldoorlog. Algauw bleek echter dat de middelen van de bank hiervoor niet toereikend waren. Het Marshall-plan trad in de plaats van de Wereldbank en nam het grootste deel van het herstel voor zijn rekening. De activiteiten van de wereldbank richtten zich van dan af vooral op de economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden. Daarbij moet voldaan worden aan strenge economische verplichtingen. De wereldbank verstrekt in de eerste plaats lange termijnkredieten tegen normale marktvoorwaarden aan ontwikkelingslanden. De overheden van de betrokken landen moeten wel deze leningen waarborgen. In de tweede plaats verstrekt zij leningen aan particuliere ondernemingen tegen normale rentevoet. De wereldbank wil de rol van de overheid in de financiële sector zoveel mogelijk beperken en de privé-banken meer armslag geven. Wel wordt de toezichtsfunctie van de centrale banken beklemtoond en gestimuleerd en moeten de Centrale Banken toezien op de kredietwaardigheid en de gezondheid van de banken. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) Door de Marshallhulp die de Verenigde Staten aan West-Europa bood, ontstond in 1948 de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (=OEES). De bedoeling van deze organisatie was het handels- en betalingsverkeer weer op gang te brengen en de Marshallhulp verdelen. In 1961 traden ook niet-Europese landen toe en werd OEES omgevormd tot OESO. Deze organisatie verricht hoofdzakelijk studiewerk en publiceert een rapport over de internationale situatie en één over de economische toestand in elke lidstaat. De OESO is een verdediger van de vrije markt en streeft naar een deregulering op wereldvlak. Een aantal jaren geleden probeerde de OESO een Multilateraal Akkoord over Investeringen (=MAI) af te sluiten. Dit akkoord moest tegemoet komen aan de vereisten van een sterk toegenomen internationalisering van de productie. Het MAI moest een globale vrije markt creëren. Daarbij ging alle aandacht naar het maximaliseren van de winstmogelijkheden. Onder druk van vakbonden, niet-gouvernementele organisaties en consumentenorganisaties, werd het MAI uiteindelijk niet afgesloten. De Wereldhandelsorganisatie (WTO) In 1995 werd de Wereldhandelsorganisatie opgericht, een organisatie die de bedoeling heeft de wereldhandel zoveel mogelijk te liberaliseren. Het is de enige internationale instelling die zich bezighoudt met het bepalen van de spelregels van de internationale handel. Deze spelregels die het resultaat zijn van de multilaterale onderhandelingen tussen de verschillende lidstaten zijn bindend voor alle lidstaten. De WTO-besluiten hebben wettelijk meer gewicht dan de politieke beslissingen die regeringen in afzonderlijke landen nemen. Eén van de akkoorden die de genomen is op een WTO-bijeenkomst was een akkoord over het wereldwijd ontsluiten van de telecommunicatiemarkten. In december 1999 werd in het Amerikaanse Seattle tijdens een topbijeenkomst van de WTO een poging ondernomen om de wereldhandel verder te liberaliseren en te dereguleren. Net zoals bij het MAI van de OESO, hadden vakbonden, NGO's en consumentenorganisaties zich verzet. Vroeger was er reeds al zo'n organisatie. Op 30 oktober 1947 plaatsten 23 landen hun handtekening onder een ontwerp van verdrag onder de naam General Agreement on Tariffs and Trade (=GATT). GATT vormde de hoeksteen van het streven naar vrijhandel na de Tweede wereldoorlog. Op de besprekingen werd belangrijke vooruitgang geboekt in het slopen van internationale handelsbelemmeringen. Europa in de ban van de vrije markt
De globalisering is tot stand gekomen tegen de achtergrond van een geleidelijke vrijmaking van de wereldhandel. De verandering naar deze vrijmaking van de wereldhandel is er vooral gekomen onder druk van de internationale organisaties en vooral van het Internationaal Monetair Fonds. Maar het is even waar dat de teleurstellende prestaties in de jaren zeventig en tachtig aanleiding zijn voor het andere beleid. De algemene vrijmaking van de wereldhandel werd in sommige werelddelen dan ook nog eens versterkt door processen van regionale integratie. Denk hierbij in de eerste plaats aan Europa. Het waren dus niet alleen de internationale instellingen die volop de kaart kozen van de vrije markt, ook Europa koos een nieuwe weg. Na de oprichting van een gemeenschappelijke autoriteit voor kolen en staal in 1952 werd in 1957 de economische gemeenschap opgericht. In 1968 werd de eerste tussenfase van de douane-unie bereikt, met binnen de zone het vrije verkeer van goederen en een gemeenschappelijk buitentarief (belasting op de invoer van buiten de zone). De Interne Markt van 1992 moest het volledige vrij verkeer van arbeid, kapitaal en diensten bezegelen. Sinds 2002 kunnen we spreken van een economische en monetaire unie: één open economische ruimte met verregaande harmonisatie van het beleid in de verschillende landen, één munt en één centrale bank. De rol van de overheden
Maakt globalisering de overheid overbodig? De overheid beschikt over een reeks van hefbomen om in het economisch leven in te grijpen. De belangrijkste daarvan zijn de macht om belastingen te heffen, geld te lenen en te drukken. Op belastingen en geld drukken heeft de overheid zelfs een monopolie. Globalisering beperkt in zekere mate de ruimte waarbinnen de overheid die traditionele hefbomen kan aanwenden. De tekortkomingen in het economisch beleid zullen sneller afgestraft worden en er zal een zware druk zijn om een meer orthodox beleid te voeren. De criteria om toe te treden tot de Europese economische unie zijn hiervan het beste voorbeeld. De overheid is door de globalisering niet machteloos geworden. Tussen 1980 en 1990, de hoogdagen van de globalisering, is het overheidsbeslag op het BNP in de OESO-zone gestegen van 36 tot 40 % van het Bruto Nationaal Product. Wanneer de overheden realistische doelstellingen met betrekking tot inflatieritme en overheidstekort vastlegt en duidelijk maakt dat ze de nodige maatregelen zal treffen om die doelen te bereiken, zal ook de economie minder gevoelig zijn voor internationale onrust of speculatie. De overheden zijn dus zeker niet overbodig maar broodnodig om alles nog in goede banen te leiden. 4.3.2 de invloed van bedrijven op de overheid neemt toe
Globalisering heeft een grote invloed op de overheid. Het raakt immers aan de macht van de nationale regeringen en parlementen op economisch vlak. Veel bedrijven zijn geprivatiseerd waardoor de overheid voor een groot stuk hun macht hebben verloren en ze toegevingen moeten doen aan bedrijven. Een bewijs van de invloed van bedrijven op de overheid zijn de verkiezings-campagnes in de VS. De partijen , zowel Democraten als Republikeinen, zijn tijdens hun verkiezingscampagnes afhankelijk van grote bedrijven als sponsors. De kosten voor campagne te voeren stijgen steeds. In 1992 was het bedrag voor de twee grote partijen in de V.S. 86 miljoen dollar. Tegen 1996 was dit bedrag opgelopen tot 260 miljoen dollar. Deze kosten kunnen niet langer worden bekostigd door lidmaatschapsgelden of persoonlijke donaties. In "De Morgen" van 2 augustus 2000 stond in het artikel ' Republikeinse Partij verwent haar Money Men' het volgende: " De bedrijfsleider van Enron, een Texaans energiebedrijf, heeft zich voorgenomen om binnen zijn bedrijf één miljoen dollar voor Bush en de Republikeinen te verzamelen. Alle kaderleden kregen een memo, waarin stond dat de hogere kaders een "vrijwillige bijdrage" van 5 000 dollaar moesten geven en de lagere minstens 500 dollar. Ook de tabaksfirma Philip Moris liet zich niet onbetuigd. Onder de andere geldschieters doken ook de namen op van Microsoft en de National Riffle Association (= de lobby van de wapenmakers- en handelaars)." Maar natuurlijk ligt het niet in de aard van de bedrijven om iets voor niets te geven. In ruil voor geldbedragen verwachten ze aanzienlijke prestaties. Maar dit is niet enkel het geval voor de Verenigde Staten, over heel de wereld worden politici en politieke partijen financieel gesteund door grote bedrijven en zakenlieden. In eigen land werd bijvoorbeeld in 1993 een schandaal onthuld waarbij meer dan 3.1 miljoen Euro smeergeld werd betaald door het Italiaanse helikopterbedrijf Agusta en de Franse vliegtuigfabrikant Dassault in ruil voor opdrachten voor apparatuur voor de Belgische krijgsmacht.
4. Welke invloed hebben de multinationals op de afzonderlijke landen? De wereldeconomie wordt geregeerd door een honderdtal multinationals. En de schaalvergroting van multinationals een van de opvallendste aspecten van globalisering. Volgens de Wereldbank controleren multinationals 71% van de wereldhandel. Multinationals worden als gevolg van fusies steeds groter en ze krijgen steeds meer economische macht. Het aantal fusies is verdubbeld van 11.300 tot 24.600 tussen de jaren 1990 en 1997. Het aandeel van multinationals in de totale wereldhandel was aan het einde van de jaren 80 een vierde, in 1995 was het al een derde. In 1999 hadden alle multinationals een gezamenlijke omzet van 14.000 miljard (14 triljoen) dollar. Ze hebben dus zeer veel macht verworven. "Van de honderd grootste economieën ter wereld, zijn er 51 in handen van multinationale ondernemingen en maar 49 worden er gevormd door nationale staten. Maar weinigen zijn zich bewust van deze economische overmacht. De media blijven berichten over het beleid en de handelingen van gekozen politici, maar regeringen hebben nauwelijks invloed of een vrije keuze om te handelen. Het zijn de wereldondernemingen die ons in feite regeren. De rollen zijn omgedraaid sinds de oliecrisis begin jaren zeventig." Noreena Hertz
De hoofdrolspelers in de globalisering zijn dus de multinationals. Ze zijn de drijvende kracht, ze zijn heer en meester. Hun drijfveer is het maximaliseren van hun winst en het verstevigen van hun concurrentiepositie in de wereldhandel. Daarom gaan ze op zoek naar nieuwe afzetmarkten voor hun producten en zoeken ze manieren om hun producten goedkoper te houden dan de concurrentie. Dus ze gaan op zoek naar goedkopere arbeidskrachten om hun kosten te minimaliseren. Wie zijn de multinationals? Een onderneming wordt niet op korte tijd zomaar een multinational. Ze starten als lokale onderneming en groeien met de jaren uit tot multinational. Philips-topman Wisse Dekker onderscheidt 5 fasen in de internationalisering van een onderneming: 1) de lokale onderneming produceert en verkoopt alleen in eigen land. 2) De internationale onderneming opent verkoopspunten en eventueel een distributienetwerk op andere markten
3) De globale onderneming brengt een deel van het productieproces over naar het buitenland: vaak betreft het assemblagewerk dat in den vreemde gebeurt om invoerbelemmeringen of hoge vervoerkosten voor het eindproduct te vermijden. De globale onderneming blijft een sterk centraal management behouden. 4) De multinationale onderneming heeft volledige productie-eenheden in verschillende landen en speelt in op de voorkeuren van de lokale markten. Zij maakt ook gebruik van lokale kennis en toeleveranciers of onderaannemers. 5) De transnationale onderneming is een netwerk van organisaties waarbij de synergie een belangrijke rol speelt. De productie gebeurt in wereldproductie-centra, vooral als de schaalvoordelen groot zijn, de vervoerskosten gering en de markt homogeen is. Er zijn multinationals die per jaar een grotere omzet hebben dan het BBP van een land. Het Amerikaanse General Motors had in 1997 een omzet van 164 miljard (in 1998 was dit zelfs 178,2 miljard), dit is meer dan het nationale inkomen van Thailand of Noorwegen. Ford Motors en Mitsubishi zijn rijker dan Polen of Zuid-Afrika. De oliegigant Shell is met 128 miljard aan omzet rijker dan Griekenland, Maleisië of Israël. De Nederlandse multinationals Shell, Unilever en Philips boekten in het jaar 2000 gezamenlijk een winst van 61 miljard gulden. De overgrote meerderheid van de Derde Wereldlanden hinken helemaal achterop bij de grote ondernemingen. België blijft met zijn BBP van 264,4 miljard dollar net boven de grootste multinational, nl General Motors. De thuisbasis van de multinationals is het Noorden
Meer dan 90% van de multinationals heeft zijn basis in het Noorden maar 'gebruiken' het Zuiden om winsten te maximaliseren. Ze verhuizen grote filialen naar Derde Wereldlanden om daar op goedkopere wijze te kunnen produceren. Ze zijn vooral actief in de chemische en farmaceutische nijverheid, de elektronica, computers, telecommunicatie en auto's. Dit zijn sectoren waarin veel kapitaal moet geïnvesteerd worden en gebruik kan gemaakt worden van zo goedkoop mogelijke arbeid (bandwerk). Ze vestigen hun filialen in landen waar de belastingstarieven laag zijn. Zodra er een land is waar ze een lager belastingstarief moeten betalen verhuizen ze. Wereldwijd dragen deze ondernemingen steeds een kleiner percentage van hun winst af aan de belastingen. Natuurlijk gaat het ook over andere kosten zoals lonen, energie en milieu. De landen die hiervoor in aanmerking komen zijn voornamelijk Derde Wereldlanden. Het gaat voornamelijk over export processing zones. Daar vinden we de naamloze fabrieken die dure merkartikelen voor westerse winkels maken.De exploitanten betalen geen belasting over import en export. Speciale tarieven voor energieverbruik zijn daar heel gebruikelijk en vakbonden zeldzaam. De meeste van de circa 27 miljoen arbeiders in 's werelds 'export processing zones' zijn jonge vrouwen tussen de 18 en 25 jaar. Omdat ze zeer handvaardig zijn en het geduld hebben voor de eenvoudige serieproductie van kleding, schoenen en elektronische apparatuur. Hier werken ze aan kleding voor Levi's. Bij ons kost een spijkerbroek circa vier maanden van hun salaris. Doordat EPZ-bedrijven weinig of geen belastingen betalen, verpaupert ook hun omgeving. Er is geen geld om een bij zoveel industrie passende infrastructuur te bouwen, of om iets te doen aan de onvermijdelijke vervuiling. Verschil tussen multinationals anno 2000 en multinationals van 50 jaar geleden
De structuur van de multinationals is de laatste jaren ingrijpend veranderd. Een multinational anno 200 gelijkt in niets meer op zijn voorhanger van 50 jaar geleden. Multinationals richtten aanvankelijk filialen op in het buitenland die een kopie van ht moederbedrijf waren en de omliggende markt moesten bedienen. Deze filialen stonden op eigen benen, maar hadden wel nog sterke "moederbindingen". Het gros van de Amerikaanse bedrijven die zich in de jaren vijftig en zestig in België vestigden, behoorden tot dat type. Geleidelijk aan werden de filialen niet langer kopieën van het moederbedrijf, maar namen ze elk één schakel uit de productieketen op zich. Deze gespecialiseerde filialen leverden allerlei producten en diensten aan het moederbedrijf. De huidige generatie van multinationals is nog meer in kleine delen opgesplitst. Deze onderdelen volgen de overkoepelende strategie van de groep, maar kunnen daarbinnen flexibel opereren en inspelen op nieuwe trends en behoeften. Elk deel van het productieproces wordt georganiseerd op de plaats waar de kosten het gunstigst uitvallen. Van daaruit wordt die functie voor de hele groep uitgevoerd. Functies zoals het software-beheer, de ontwikkeling van nieuwe producten, de boekhouding of de financiën worden verplaatst naar de filialen. In deze strategie worden kapitaal, ervaring, gekwalificeerd personeel, technologie en specifieke diensten in sterke mate binnen het bedrijf uitgewisseld. Een goed voorbeeld hiervan is het Zweedse concern Ikea. Het hoofdkwartier bevindt zich in Nederland en het marketingcentrum ligt in Denemarken. De financiële activiteiten gebeuren in Luxemburg en er wordt geproduceerd in Tsjechië en China. Het uitbouwen van zulke complex geïntegreerde netwerken heeft de flexibiliteit van multinationals aanzienlijk verhoogd. Ze organiseren hun productie in een wereldwijd netwerk van filialen die vast of tijdelijk meedraaien. Ze werken ook steeds vaker met onderaannemingen. Het is een gewoonte geworden van transnationale bedrijven om lokale bedrijven in te schakelen in de productie. De garnalen die in de Noordzee gevist worden en in Marokko gepeld is hiervan een sprekend voorbeeld. Of de grote sportschoenengiganten (Nike, Adidas en Reebok) die hun sportschoenen laten stikken in Indonesië. Circa 250 miljoen kinderen tussen de vijf en veertien jaar bieden de consument in de rijke landen veel keus uit heel goedkope producten. Zelf worden ze op grote schaal als slaven verkocht, zeggen organisaties zoals Unicef. De Indische stad Bangalore staat dan weer bekend als een informaticacentrum van wereldformaat. Talloze hoogopgeleide informatici voeren opdrachten uit voor bedrijven van over de hele wereld. Een andere nieuwe trend bij de multinationals is de "informele" sector, of het zwarte circuit. Veel werkgevers zien de opmars van de zwarte markt als een nuttige aanvulling. Zo geraken ze aan goedkope arbeid in eigen land. Men schat dat in Nederland de "zwarte sector" van de kledingindustrie evenveel omzet als de officiële bedrijven. Maar een juist cijfer kan men natuurlijk niet bepalen. Controle verdwijnt
Door de evolutie van de multinationals wordt het steeds moeilijker om de superbedrijven te herkennen. Ze hebben overal delen en filialen en men weet niet altijd tot welke multinational een filiaal behoort. Het maakt de multinationals nog machtiger en moeilijker te controleren dan vroeger. Voor overheden wordt het quasi onmogelijk om hen aan regels te onderwerpen. Integendeel, vaak legt de overheid hen geen strobreed in de weg. De oprichting van "vrijhandelszones" in verschillende Derde Wereldlanden illustreert dit. Vrijhandelszones zijn afgebakende zones waar vooral buitenlandse bedrijven produceren voor de export. De bedrijven in deze zones hebben een aantal voordelen. Ze krijgen voordelige tarieven, belastingsvrijstelling, enz… Op deze manier krijgen zij voorrang op kleinere ondernemingen die niet moeten rekenen op voordelige tarieven. Ook in Europa wordt een beleid gevoerd dat het de multinationals een aantal voordelen biedt. Er werd een fiscaal stelsel uitgewerkt om bedrijven aan te trekken die de activiteiten van multinationals moeten coördineren. Landen proberen economische of financiële activiteiten aan te trekken door uitzonderingen op de wet toe te staan omdat de bedrijven anders in een ander land gaan produceren. Als een multinational een vestiging heeft in een bepaald land maar elders meer winst kan maken zal het niet aarzelen om te vertrekken of zal het druk uitoefenen op de overheid. 9. Wat zijn de gevolgen? In het hoofdstuk over de multinationals heb ik het al gehad over het hoofddoel van de multinationals, namelijk zoveel mogelijk winst maken. Dit kunnen ze doen door veel te verkopen, maar ook door hun productiekosten zo laag mogelijk te houden. Dit gaat dan meestal ten koste van werknemer en milieu. Globalisering wordt dan ook zowel door links als rechts aangewezen als de grote boosdoener en voornaamste oorzaak van alle kwalen van het moderne leven. Verzwakking van de positie van de werknemers in
Noord en Zuid

Multinationals zondigen tegen de arbeidsrechten
Wanneer we het hebben over goedkope productie denken we in vooral aan de arbeiders in de Derde Wereld. Met de regelmaat van de klok bereiken ons berichten over misbruiken. Acties zoals de Schone Kleren- of de Sportschoenencampagne hebben ons bewust gemaakt van de erbarmelijke arbeidsomstandigheden waarin veel arbeid(st)ers in het Zuiden aan de slag moeten. De laatste jaren zijn er heel wat wanpraktijken van multinationals aan het licht gekomen. Negatieve berichten kunnen ze missen als de pest en dus begonnen ze iets meer op hun tellen te passen. Veel bedrijven vonden een uitweg door een deel van de productie uit te besteden aan onderaannemers. Zo'n onderaannemer is het bedrijfje Medonna Company Tirupur in India. In 1994 werden er foto's gemaakt door de Engelse journalisten Steve Bent en Nick Fielding die zich voordeden als zakenlieden. Ze vroegen C&A om een reactie en kregen te horen dat de kwestie direct zou onderzocht worden. Met kinderarbeid wilde het bedrijf niets te maken hebben. Van buiten zie je niet dat er kleding wordt gemaakt voor winkelketens in het westen. Het zijn onderaannemers van grotere fabrieken die op hun beurt worden ingehuurd door eigenaars van kledingmerken, in dit geval C&A. Abduel (jongen op de foto) was toen 14 jaar oud en werkte twaalf uur per dag, voor een dagloon waarvan hij 25 bananen kon kopen. Voor een T-shirt uit een winkel van C&A moest hij een maand werken. Zijn collega's zijn vaak nog jonger. Ook Benetton doet mee aan deze praktijken. Benetton is een bedrijf die zijn naam en faam te danken heeft aan de ophefmakende United Colors of Benetton-campagnes. Het bedrijf verkreeg daardoor zelfs een sociaal imago. Denk maar aan de talrijke affiches waarin het samenleven van verschillende culturen en van mensen met verschillende huidskleur gepropageerd werden. In de praktijk stelt Benetton zich echter lang niet altijd even sociaal op. De kledinggigant houdt zich zelf voornamelijk bezig met het ontwerpen van kledij. De eigenlijke productie wordt uitbesteed. Het overgrote deel gebeurt nog steeds in Italië. De kledinggigant blinkt daar echter niet uit door een sociaal beleid. Een werknemer vertelt: "Benetton verdient drie keer aan ons: hij betaalt ons te weinig, bij betaalt ons te laat en hij wint op de leningen die hij ons geeft." Buiten Europa zijn de toestanden nog schrijnender. In Turkije maakt één van de onderaannemingen gretig gebruik van kinderarbeid, terwijl Benetton nota bene een reclamecampagne lopen had over de Rechten van het Kind. Reorganisatie en flexibiliteit vergen het uiterste van de werknemers in het Noorden , , De toenemende nationale en internationale concurrentiestrijd is ook niet zonder gevolgen gebleven binnen de bedrijven zelf. Een doorgedreven flexibiliteit en reorganisaties door vernieuwende technologieën moeten mens en machine optimaal laten redeneren, echter niet zonder gevolgen. Flexibiliteit vergt het uiterste van een arbeider
In de eerste plaats zijn er de flexibele arbeidstijden die een gevolg zijn van de automatiseringsgolf van de laatste decennia. De dure machines moeten zoveel mogelijk renderen en de arbeiders dienen zich daarnaar te schikken door in ploegensystemen te werken, ook 's nachts en in de weekends. Dit systeem werd de laatste jaren in een hogere versnelling gezet door de scherpere concurrentie op de afzetmarkten. Consumenten willen steeds meer op maat en onmiddellijk bediend worden. Denk maar aan het ontwikkelen van je vakantiefoto's. Er wordt door de winkels niet zo zeer geconcurreerd op de prijs voor de ontwikkeling maar wel op de wachttijd. Maar het zijn niet alleen productiearbeiders die een flexibel uurrooster kennen. In de schoonmaaksector moeten mensen soms 's morgens en 's avonds een shift van een paar uur verrichten omdat bedienden niet willen dat hun kantoor tijdens de dag schoongemaakt wordt. Ook in ziekenhuizen en rusthuizen moeten steeds meer mensen met onderbroken shiften werken. Dergelijke arbeidstijden betekenen een enorme inbreuk op het sociaal leven: vooral het gezinsleven en het verenigingsleven komen zwaar onder druk te staan. De hogere vergoedingen wegen daar vaak niet tegen op. Net zo min als een onderneming aan een bepaalde plaats gebonden is, blijft de werknemer van vandaag aan één bedrijf verbonden. In veel gevallen is de klassieke carrièrebaan vervangen door de moderne onvaste job. Mensen die hun hele leven voor dezelfde baas werken zijn zeldzaam geworden. De groep van "freelancers" breidt voortdurend uit. Er is een expansie van het tijdelijke werk en van korte contracten. De land-en tuinbouw in het hoogseizoen en de horeca zijn daar de kampioenen van. Maar ook overheidsbedrijven werken steeds meer met contractuelen. In diezelfde lijn ligt de uitbreiding van het deeltijds werken (een paar uren per dag of een paar dagen per week of een paar weken per maand) Als voorbeeld licht ik een sector toe waarin flexibiliteit troef is, namelijk de call centers. Piet Van Heddegem heeft het zelfs over de jungle van de callcenters: "Zo is er de ongebreidelde flexibiliteit. Die is bijna uitsluitend op maat van de werkgever gesneden. De flexibiliteit situeert zich niet alleen op het vlak van de arbeidstijden, maar rijst ook de pan uit op het vlak van mutaties, verplaatsingen, contracten, opdrachten, verloning,… Het personeelsverloop is dan ook immens groot. De werkgevers zelf gaan er overigens van uit dat een tele-operator slechts twee jaar meegaat." ACV-militant Jan Renmans beschrijft een ander aspect van de arbeidsomstandigheden in sommige call-centers, namelijk het gebrek aan privacy. "Vanaf het moment dat je het gebouw betreedt en je jezelf op de computer aansluit, wordt elke handeling gevolgd. Elke stap die je zet moet je kunnen verantwoorden. Dat gaat zeer ver. Als je iets wil zeggen tegen een collega of als je naar het toilet gaat, dan moet je een toets indrukken. Die tijd wordt aangerekend als 'persoonlijke tijd'. Er is vastgelegd hoeveel persoonlijke tijd je hebt op een dag. Het gebeurt dat operators zich moeten gaan verantwoorden omdat ze buikloop hebben en dus een keer 'teveel' het toilet hebben bezocht. De teleoperators voelen zich het verlengstuk van de apperatuur…" Flexibiliteit heeft niet voor iedereen dezelfde gevolgen
Voor hooggeschoolden brengt die toegenomen flexibiliteit heel wat voordelen mee. Wie goed in de markt ligt, kan zich regelmatig verbeteren en telkens een stapje dichte bij de job van zijn dromen zetten. Vooral in de wereld van de spitstechnologie (de wereld van de computers, de telecommunicatie en de multimedia) liggen de jobs voor het rapen. Maar hoe komt het dat in deze sector jobs over zijn? In de wereld van de hightech is de concurrentie moordend. Bedrijven moeten om de zes maand met nieuwe, verbeterde producten kunnen uitpakken, willen ze nog een rol van betekenis spelen. Bedrijven doen alle moeite van de wereld om de beste software - ontwikkelaars aan te werven en te houden. Al deze ondernemingen zijn immers op zoek naar hetzelfde type werknemer. Met als gevolg dat duizenden vacatures niet ingevuld geraken. Nieuwe werknemers worden in de watten gelegd met gezondheidsverzekeringen, pensioenpremies,… Ook bij de recrutering wordt de concurrentie op de spits gedreven. Bedrijven bieden soms premies aan om iemand bij de concurrentie weg te snoepen. " De ingenieur is 27, maar al zijn gewicht in goud waard voor zijn bedrijf. Hij verdient omgerekend ongeveer 25 000 euro per maand. Daarnaast bezit hij ook aandelen in zijn bedrijf, waardoor zijn maandinkomen vaak nog eens verdubbeld wordt. Dat geld wordt hem wel niet in de schoot geworpen. Weken van meer dan 70 uur zijn eerder regel dan uitzondering. Hij werkt quasi zonder ophouden en voert dag in, dag uit een race tegen de klok. Het arbeidsritme is meedogenloos. Het gebeurt wel eens dat de man en zijn collega's tot 48 uur aan een stuk wakker blijven om bepaalde software tijdig op punt te stellen. Normaal gezien komt hij 's avonds rond 8 uur thuis. Maar nog zit zijn taak er niet op. Vaak werkt hij thuis nog verder tot 2, 3 uur 's nachts. Als het moet, met de baby op de schoot! Of zoals de bedrijfsleider het stelt: 'Wie 1 jaar van zijn leven aan het bedrijf opoffert is miljonair.' De ingenieur heeft zich al helemaal verzoend met deze levensstijl:' Het is een spel en ik wil winnen.' Wie wil meespelen moet zich permanent bijscholen, moet steeds mee zijn met de nieuwste technologische veranderingen. Hij is er zich ten volle van bewust dat één zware fout zijn ontslag of een verbanning naar een lagere positie binnen het bedrijf betekent." Ook Sophie De Schaepdrijver, columniste van "De Morgen" schreef over hetzelfde thema. "Neem nu Silicon Valley. Prille beeldschermjongens verdienen wanstaltige hoeveelheden geld, maar van hen wordt hetzelfde verwacht als van hun machine: een 24/7/52 beschikbaarheid en grenzeloze multitasking, dit wil zeggen het verrichten van twee of meer taken tegelijk. Zo vind je in heel Silicon Valley niemand meer die gewoon onnozel aan tafel zijn bord leegeet. Men nuttigt het avondmaal in de auto, onderweg naar huis: de fastfoodtenten verkopen er vooral maaltijden die je met één hand tot je kan nemen. In de V.S. is de werkdruk vanaf circa 1970 gestaag, maar zeker gaan toenemen. In 1992 werkte de modale Amerikaan al 163 uren meer per jaar dan zijn tegenhanger van dertig jaar eerder. Vakantie is een schaars goed in de States: 'Die miezerige twee weekjes verlof die een beetje werknemer nauwelijks durft op te nemen, kwestie van niet als 'ongemotiveerd' gebrandmerkt te worden.' " De situatie in eigen land neemt nog niet zo'n proporties aan, maar toch evolueren ook in België sommige sectoren in die richting. We hebben het hier dan alleen nog maar over de sectoren die loon naar werk geven. De informatici moeten dan wel heel flexibel zijn qua arbeidstijd, ze houden er een aardig centje aan over. Het blijven nog altijd de laaggeschoolden die het meest van al te lijden hebben onder de toegenomen flexibiliteit. Zij kunnen immers geen schatten verdienen door zich flexibel op te stellen. Een groep die hiervoor zeker aandacht verdient zijn het groeiend aantal mensen die in de "persoonlijke dienstverlening" werken. Denk hierbij aan kinderopvang, allerlei huis-, tuin- en keukenklussen en dergelijke. Vooral in de Verenigde Staten schieten dergelijke jobs als paddestoelen uit de grond. Daar worden zelfs al mensen ingehuurd om de hond uit te laten. Deze mensen moeten zich zeer flexibel opstellen en worden meestal ook nog slecht betaald. Extreme werkdruk brengt de veiligheid van de werknemers in gevaar
De laatste tijd horen steeds vaker over zware verkeersongevallen waar vooral vrachtwagens, maar ook toeristenbussen, bij betrokken zijn. Heel vaak wordt het hoge werkritme in deze sector als oorzaak gegeven voor deze ongevallen. Om te kunnen stand houden in de concurrentiestrijd vragen bazen het uiterste van hun personeel met als gevolg dat vele truckers meer dan acht uur per dag achter hun stuur zitten met zware verkeersongevallen als gevolg. Het feit dat van de werknemers steeds meer gevergd wordt, heeft ook zo zijn gevolgen voor de klanten. Neem nu het voorbeeld van de verzorgingssector, waar de werkdruk vaak de spuigaten uitloopt. De tijdsdruk in de ziekenhuizen heeft niet alleen gevolgen voor het welzijn van de verpleegkundigen, maar is al even nefast voor de kwaliteit van de zorgverstrekking. Tijdsdruk maakt noodingrepen en medische fouten onvermijdelijk. " Voor kleine, maar voor de patiënt toch belangrijke dingen is sowieso al geen tijd meer. Nagels knippen, het haar wassen, een praatje,… Heel dikwijls is er geen tijd meer om patiënten op een bedpan of een WC-stoel te zetten. Dan wordt er noodgedwongen een blaassonde gestoken. Zo ligt de patiënt tenminste voor een paar dagen droog. Maar door dat soort ingrepen creëer je wel het gevaar voor infecties en bijgevolg langere hospitalisatie. Andere patiënten die voor hun behoefte op het toilet zouden kunnen worden geholpen, worden een pamper aangedaan. Maar ook daarmee liggen ze vaak nog uren nat. Op dit soort tekortkomingen wordt nu zelfs al ingespeeld door commerciële firma's. Ze geven al demo's over pampers, waarmee je de patiënt een aantal uren langer kunt laten liggen." Is deze toestand nog verder houdbaar? Meer en meer werknemers raken ziek of geraken uitgeblust. Slechte arbeidsomstandigheden zijn dikwijls de oorzaak van de toenemende stress. Beschikbaar zijn voor het bedrijf lijkt een normale zaak, maar kan dit betekenen dat men 24 uur op 24 klaar moet staan? De kloof tussen arm en rijk vergroot
Het is gebleken dat het vooral de grote bedrijven en de rijke landen zijn die de touwtjes van de wereldeconomie in handen hebben. Ze zorgden de voorbije jaren voor een sterke economische groei maar deze gaat echter ongemerkt voorbij aan de arme landen en aan de arme bevolkingsgroepen in de landen die het globaal gezien goed hebben. Het klopt dat het niet al kommer en kwel is in de wereld. De totale wereldproductie en -consumptie is sterk gestegen in de laatste 50 jaar. De gemiddelde levensverwachting steeg opmerkelijk en het gemiddelde inkomen per persoon steeg aanzienlijk. Maar dat zijn gemiddelden en zoals bekend zeggen gemiddelden niets over de spreiding. Hoewel het gemiddelde inkomen stijgt, blijft het aantal mensen zonder onderdak, werk of voldoende eten aanzienlijk. Een aantal cijfers zeggen veel, zo niet alles · Maar liefst 3 miljard mensen moeten het stellen met een inkomen van minder dan 1.75 euro per dag. · 1.3 miljard mensen leven in extreme armoede. · De tien rijkste personen van deze planeet bezitten meer dan 600 miljoen mensen uit de armste landen. · Vierhonderd multimiljardairs zijn even rijk als 45% van de totale wereldbevolking. Noord versus Zuid
Het is duidelijk dat de meeste Derde Wereldlanden voornamelijk de negatieve gevolgen van de wereldwijd georganiseerde concurrentieslag ondervinden. Toch zijn er tussen de landen van de derde wereld onderling ook heel wat verschillen. De Afrikaanse landen hebben het nog steeds harder te verduren dan de Aziatische. Maar een aantal jaren geleden kregen ook zij het hard te verduren. De werkloosheid begon spectaculair te stijgen na de crisis van 1997. De buitenlandse investeringen liepen terug en heel wat mensen belanden van de ene op de andere dag in de armoede. Als je kijkt naar de grote verschillen tussen Noord en Zuid, is het niet te verwonderen dat veel mensen uit de Derde Wereld trachten een beter bestaan op te bouwen en naar het Noorden migreren. In het Noorden wacht hen een mooie toekomst denken ze want in het Noorden is er werk. De rijke landen staan evenwel, in vergelijking met vroeger, niet meer te springen om migranten binnen te laten. Maar als er niets aan de inkomensongelijkheid gedaan zal worden, zal deze migratie uit noodzaak nog toenemen. De gewezen Oostbloklanden blijven achter
Na de ineenstorting van de communistische regimes probeerde men de Oost-Europese landen zo vlug mogelijk in de vrije markteconomie in te schakelen. De overgang van een volledig door de staat geleide economie naar een kapitalistisch systeem liep echter niet van een leien dakje. En dat is nog zacht uitgedrukt. Meer dan 10 jaar na de val van de muur, blijft de kloof met het Westen groot. Het Russische voorbeeld is ontnuchterend. Het Bruto Binnenlands Product is sinds de val sterk gedaald. De koopkracht van de Russen is gedaald. Het aantal armen in Rusland is flink gestegen doordat lonen en pensioenen door de staat maandenlang niet werden uitbetaald. Dit zijn nog maar een aantal gevolgen van de staatsgreep door een aantal superrijke kapitalisten. Steeds meer Russen ontvluchten hun eigen land om ergens anders opnieuw te beginnen. Ook in het oosten van Duitsland bracht de invoering van het kapitalisme evenmin rozegeur en maneschijn. De grote rijke broer ui West-Duitsland zou er wel voor zorgen dat de socialistische staatseconomie werd vervangen door een welvarende vrije markt. Een aantal jaren later is oostelijk Duitsland economisch nog altijd een woestenij. Verschillende regio's kampen met een werkloosheid die veel hoger is dan het Duitse gemiddelde. Het is dan ook niet te verwonderen dan tal van Oost-Europeanen naar onze contreien afzakken op zoek naar een beter bestaan voor henzelf en hun familie. En we kunnen ze geen ongelijk geven. Willen we deze mensen een perspectief op een goed leven in eigen land bieden, dan zal er opnieuw zwaar moeten geïnvesteerd worden in tewerkstelling, goede sociale zekerheid en collectieve diensten zoals onderwijs en geneeskunde. Ook in het Westen vergroot de inkomensongelijkheid
Ondertussen mogen we niet blind blijven voor de toenemende kloof tussen rijk en arm in het Westen zelf. In Europa leven zelf een tiental miljoen mensen in armoede. Ook België ontsnapt niet aan deze trend. Uit het Jaarboek Armoede 1999 uitgegeven door UFSIA blijkt dat de rijkste 10% procent van onze bevolking ondertussen meer dan de helft van het vermogen bezit. Wie over voldoende startkapitaal of een goed in de markt liggend diploma beschikt heeft dan ook veel meer mogelijkheden om goed geld te verdienen. Wie de pech heeft om in een kansarm milieu op te groeien en een minder succesrijk schoolparcours aflegt, krijgt het in onze maatschappij zeer moeilijk. Gelukkig heeft België nog een zeer goede uitgebouwde sociale zekerheid en zorgt deze ervoor dat de meesten van deze kansarmen het nog net kunnen redden. Toch is ook in ons land het aantal armen gestegen. Het feit of je tot de bovenste of de onderste laag van de bevolking behoort heeft nog steeds verstrekkende gevolgen. In landen zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, waar de sociale bescherming heel wat te wensen overlaat, is de kloof tussen arm en rijk nog groter. De staat schiet behoorlijk tekort inzake huisvesting, onderwijs en medische verzorging. Alles wat maar enigszins winstgevend is, bevindt zich in particuliere handen (privatisering). De armoede slaat vooral toe bij werklozen, gehandicapten, zieken en eenoudergezinnen. Ook hier is het duidelijk dat werkgelegenheid alleen de problemen niet zal oplossen en dat een goed uitgebouwde sociale zekerheid onontbeerlijk blijft.
Gevolgen voor het milieu Het milieu als concurrentiemiddel
Ik heb het in vorige hoofdstukken al meermaals aangehaald dat multinationals gebruik maken van het gebrek aan sociale bescherming van de werknemers om zo goedkoop mogelijk te produceren. Nu wil ik even blijven stilstaan bij een ander element in de concurrentieslag, namelijk een gunstige milieuwetgeving. Onder gunstig moet je verstaan dat de overheid de bedrijven zo weinig mogelijk in de weg leggen. Bijvoorbeeld door het niet zo nauw nemen met de ruimtelijke ordening, door afvalwater te lozen, verboden producten toe te laten, enz… In het tijdschrift van 11.11.11 las ik een schokkend verhaal over de gebrekkige milieubescherming. In Tiripur ( zie ook 6.1.1 rond arbeidsbescherming), een textielstadje in het Zuiden van India, worden T-shirts en slips geproduceerd voor keten als C&A en H&M. Van milieuzaken ligt men daar niet wakker: "Onvoorstelbare hoeveelheden giftig afvalwater komen ongezuiverd in de plaatselijke waterlopen terecht. Het kleurrijke water dat Tiripur verlaat is voor 100% biologisch dood en bestaat uit een mengsel van zwarte metalen, chloor, waterstofperoxide, wasverzachters en allerlei andere zuren en logen. In ijltempo werken de textielbedrijven aan een onuitgegeven milieucatastrofe. Door het onophoudelijke insijpelen van chemische stoffen zijn nagenoeg alle bronnen en waterputten in Tiripur onbruikbaar geworden. De arbeidsomstandigheden zijn al even schrijnend. De arbeiders in de blekerijen staan soms tot aan hun heupen in grote kuipen met chloorhoudend water. In de ververij werken den mensen zonder enige bescherming. Nochtans is de verf erg giftig, ze bevat onder andere massa's zware metalen. Bij de meeste arbeiders in Tiripur komt zelfs de idee niet op zich te verzetten tegen het onrecht dat hun dagelijks wordt aangedaan. Er staan immers duizenden mensen klaar om hun baan over te nemen." Natuurlijke rijkdommen worden onverantwoord in beslag genomen
Onze manier van produceren en consumeren legt op een onverantwoorde manier beslag op de natuurlijke rijkdommen. Een economie waarin naar de grootst mogelijke winst gestreefd wordt en die bijgevolg niet zonder voortdurende groei kan, leidt tot een ongeziene aantasting van de natuur. De prijs voor het natuurlijke kapitaal wordt momenteel niet of nauwelijks meegerekend in onze economie. Zo worden bijvoorbeeld de gevolgen voor het milieu van het transporteren van goederen van de ene kant van de wereld naar de andere kant ( door multinationals) nauwelijks meegeteld. Het vervoer van goederen wordt namelijk heel wat minder belast dan arbeid. Omdat steeds meer ondernemingen uitzoeken waar ze het goedkoopst kunnen produceren, zijn er steeds meer producten die op verschillende plaatsen in de wereld worden samengesteld en dus constant vervoerd moeten worden. Ook doordat men de opslagkosten wil beperken wil men dat de voorraden zo klein mogelijk zijn maar daardoor moeten de onderdelen wel op het gepaste moment geleverd worden en dit heeft wel natuurlijk zijn gevolgen voor het vrachtverkeer. Vrachtwagens worden op deze manier meer en meer rijdende opslagplaatsen. Maar dit zorgt wel voor onherstelbare schade aan onze planeet en worden de toekomstige generaties in gevaar gebracht. Door onze manier van produceren en consumeren geraakt de natuurlijke rijkdom uitgeput. De globale situatie op milieuvlak is weinig rooskleurig. De globale economie heeft de ecologische systemen uitgeput. Je hoort de laatste tijd meer en meer waarschuwingen over de opwarming van de aarde ten gevolge van de afbraak van de ozonlaag, de ontbossing op grote schaal, het leegvissen van zeeën en oceanen, enz. Ook zelf ondervinden we steeds meer de gevolgen van de verwaarlozing van het milieu: het aantal mensen met ademhalingsproblemen neemt toe, jaarlijks sterven heel wat mensen ten gevolge van de slechte luchtkwaliteit. Denk maar aan de luchtvervuiling in steden als London, Singapore, … Ook de natuurlijke rijkdommen worden ongelijk verdeeld in de Wereld
Net zoals er wereldwijd een inkomenskloof is, is er eveneens een groot verschil in het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen tussen rijk en arm, tussen Noord en Zuid. De manier waarop we bij ons consumeren vergt heel wat van de bodem van het Zuiden.

REACTIES

P.

P.

Goedemorgen,

Kan iemand me de juiste brongegevens van dit stuk bezorgen?

Groeten
Pierre

11 jaar geleden

G.

G.

Kijk soms kan dat wel, maar omdat het vandaag geen feestdag is denk ik dat het niet kan.

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.