Inleiding
Asfaltnimf, maintenee, camernumphie, kip, kalletje, publieke vrouw, mot, snol, venusdier, lichtekooi, slet, vigilant, temeier, deze namen worden allemaal gegeven aan de vrouw, die haar lichaam voor geld verkoopt. Ze staat beter bekend als prostituee of hoer. Wij zullen haar in ons werkstuk voornamelijk met prostituee aanspreken.
Ons werkstuk zal gaan over haar levensloop, die dingen die zij bereikt heeft en hoe dat verder gegaan is. We belichten hierbij verschillende aspecten. Het maatschappelijke en het persoonlijke, de rechten en plichten emotionele ontwikkeling.
Het gaan ons vooral om de periode van 1900 tot nu maar om het heden te begrijpen, moet men eerst het verleden kennen, vandaar dat wij, kort en bondig, ook een overzicht zullen geven van de periode vanaf de middeleeuwen tot 1900.
We hebben voor dit onderwerp gekozen, omdat je, als je in een stad als Amsterdam opgroeit, niet om de prostituee heen kan. Je komt haar overal tegen, op weg naar school, naast het café en op weg naar de supermarkt. We waren van te voren erg nieuwsgierig waarom zij voor haar vak kiest, en hoe zij zich staande weet te houden in een wereld waar zij van bijna niemand respect krijgt.
De hoofdvraag die wij hebben gesteld luidt:
Hoe verliep de ontwikkeling van de positie van de prostitutie in de maatschappij van 1900 tot nu?
We zullen het antwoord van de hoofdvraag onderbouwen met informatie die verwerkt wordt in het beantwoorden van de volgende deelvragen:
Deelvraag 1
Hoe verliep het, door de overheid gevoerde, prostitutie beleid van de middeleeuwen tot 1900, en wat waren de gevolgen daarvan? Deelvraag 2
Wat zijn nu de rechten en plichten van de prostituee en wat houdt de nieuwe bordeelwet in?
Deelvraag 3
Waarom kiest de prostituee voor haar vak en hoe kijkt de samenleving tegen haar aan? In deelvraag 1 gaan we verder in op de rechten en plichten van de prostituee in de periode van de middeleeuwen tot 1900. In deelvraag 2 beschrijven we de rechten en plichten van de prostituee in deze tijd en we onderzoeken wat de nieuwe bordeelwet precies inhoudt. In deelvraag 3 vragen we ons af wat de redenen zijn voor een vrouw om te beginnen met hoereren, en hoe de samenleving tegen haar aankijkt. Prostitutie is tegenwoordig nog niet alom geaccepteerd, maar het gaat de goede kant op. En wie weet kan ons profielwerkstuk daar een steentje aan bij dragen. Hoofdstuk 1 Deelvraag 1: Hoe verliep het, door de overheid gevoerde, prostitutie beleid van de middeleeuwen tot 1900, en wat waren de gevolgen daarvan? De eerste keer dat de stedelijke overheid de prostitutie probeerde te beperken, dat dateerde uit de 15e eeuw, toen het simpele vissersdorpje Amsterdam zich had ontwikkeld tot een klein stadje aan de Amstel. Deze poging betekende erkenning van prostitutie van beroep. De toenmalige politiecommissarissen hielden toezicht op de prostituées, maar wel op een zeer directe manier want ze exploiteerde zelf hoerenhuizen. Maar na 1578 werd het verboden voor politiecommissarissen om zich nog langer met hoerenhuizen in te laten. Dit hadden de nieuwe protestantse stadsbestuurders besloten. Van 1578 tot 1809 was prostitutie verboden in Amsterdam, maar er werd wel een gedoogbeleid gevoerd. Sommige vrouwen werden hard aangepakt die op straat hun klanten wierven. De kerk drong regelmatig bij de stedelijke overheid aan op optreden tegen prostitutie en andere overtredingen van Gods geboden. De burgemeester legde vaak de klachten van de kerk naast zich neer. In de 17e en 18e eeuw werd het verbod van prostitutie op grote schaal overtreden. Tegen het einde van de 17e eeuw ging de stedelijke overheid ook de organisatoren van de prostitutie strenger aan pakken. Hoerenwaardinnen werden veroordeeld tot langere gevangenisstraffen of verbanning. Vanaf 1722 werden hoerenwaardinnen ook in het openbaar gegeseld. De boetes werden hoger en de kostbare kleding van de prostituées werden ingenomen. Omdat weinig mensen investeerden in de speelhuizen ging de prostitutie omstreeks 1720 ondergronds. Een aantal grote speelhuizen verdween en de kleine hoerenhuizen waar een waardin woonde met een of twee hoeren hielden zich op de achtergrond. De vrouwen stonden niet meer voor de deur te pronken, maar werden de straat opgestuurd. In de tweede helft van de achttiende eeuw leidde wanorde en klachten van buren tot hoge boetes ook misdrijven in bordeel zelf, zoals mishandeling van prostituées werden met forse boetes bestraft. Tijdens de Franse bezetting van Nederland (1810-1813) veranderde het prostituée beleid radicaal. In 1809, toen Napoleon aangesteld als koning, waren alle plaatselijke vorderingen afgeschaft. Het ruim 2 eeuwenoude verbod op hoererij en bordelen verdween en met de invoering van de Code Penal in 1811 werd alleen het tot prostituée aanzetten van minderjarigen strafbaar. Recht en moraal werden gescheiden. De overheid diende zich niet op het terrein van prostitutie te begeven. Er werd wel hevig ingegrepen in de bewegingsvrijheid van prostituées door de invoering van strenge reglementen Alle prostituées moesten zich inschrijven bij de politie en de twee wekelijks worden gecontroleerd op geslachtsziekten De meest voorkomende geslachtsziekte was tien syfilis. Besmette vrouwen moesten zich onder behandeling stellen. Hun zogenaamde roze kaart een soort werkvergunning werd ingetrokken totdat ze genezen verklaard waren. De besmettingscontrole bleef de hele 19e eeuw een punt van discussie. Er werden honderden boeken geschreven, door voorstanders die de volksgezondheid verdedigden en door tegenstanders die de controle beschouwden als een vrijkaartje voor bordeelbezoek. Na het vertrek van de Fransen bleef de Code Penal van kracht, maar de reglementering werd officieel afgeschaft. Het centrale gezag in Den Haag oefende aandrang uit op de steden om prostitutie te reglementeren, met name de steden waar militairen gevestigd waren. Vanaf 1850 zijn er betrouwbare statistieken: maar liefst 12% van de landmacht bleek besmet te zijn met een geslachtsziekte. Den Haag was de eerste grote stad die al in 1825 een reglement invoerde. Het Haagse reglement werd als voorbeeld naar de andere steden opgestuurd. Gedurende de 19e eeuw bleef Amsterdam de grote uitzondering onder de Hollandse steden. De hoofdstad weigerde een officieel prostitutiereglement in te voeren. De politie was voor, maar het gemeentebestuur tegen. “Indien de vrouwen weten en ondervinden dat zij bij besmetting met de tederste zorgen in een afzonderlijk gesticht worden verpleegd, tot welstand en als ’t ware tot nieuwe geschiktheid gebracht, is het natuurlijk dat zij nog lichtzinniger het kwaad tegemoet treden en de ontucht aanmoedigen en vermeerderen” luidde het afwijzend antwoord aan de koning”. De gemeentewet van 1851 bepaalde dat het toezicht op onder meer tapperijen en de openlijk huizen van ontucht de verantwoordelijkheid was van de burgemeester. In de praktijk werd het toezicht uitgeoefend door de politie. Dat betekende dat het bestaan van deze openlijke huizen van ontucht formeel erkend werd door de rijksoverheid. Er waren verschillende mensen die protesteerden tegen de erkenning van de overheid. Dominee Pierson was de belangrijkste voorvechter van de strijd tegen toezicht op de prostitutie. De bestrijders noemen zichzelf “abolitionisten wat “afschaffers” betekend De abolitionisten richtten in 1879 de NPV (Nederlandse Vereniging tegen de Prostitutie) op. Zij vonden dat de overheid alle getolereerde bordelen moest sluiten. In 1889 kreeg de politie nieuwe bestrijdingsmiddelen door artikel 162 van de Algemene Politie Verordening: “Het is aan vrouwen verboden op de stoepen of in de deuren van bordelen door een handeling of vertoning de aandacht der voorbijgangers tot zich te trekken”. Ook werd het vrouwen verboden om op de hoeken van straten van de bordelen stil te staan. Hoofdstuk 2 Deelvraag 2: Wat zijn nu de rechten en plichten van de prostituée en wat houdt de nieuwe bordeelwet in? In oktober 2000 was het dan eindelijk zover, het oude bordeelverbod werd afgeschaft en daarvoor in de plaats werd de nieuwe bordeelwet ingevoerd. Maar wat houdt deze wet eigenlijk in? En hoe zit het met de uitwerking van deze wet in het dagelijks leven? In deze deelvraag zullen wij ons verdiepen in de nieuwe bordeelwet en proberen zo objectief mogelijk de voors en tegens te belichten. Om te beginnen moet je natuurlijk weten wat de nieuwe bordeelwet inhoudt. Om precies te zijn is de bordeel wet een “nieuw” wetsartikel dat de plaats van het oude bordeelverbod heeft ingenomen. Prostitutie is gelegaliseerd, maar de eigenlijke invoering van prostitutie als bedrijfstak is vooral in handen van de gemeentes (lokale overheden). Zij hebben dus het eindoordeel. In de bordeelwet staan echter ook verboden, je mag bijvoorbeeld geen vouwen dwingen de prostitutie in te gaan, geen minderjarigen laten werken en vouwenhandel is ook ten strengste verboden. De sancties die op het plegen van de bovengenoemde delicten volgen, zijn in de nieuwe bordeelwet zwaarder dan de straffen die er volgens het bordeelverbod geëist konden worden. De nieuwe bordeelwet eist; -bij het dwingen van een vrouw de prostitutie in te gaan (dwang) -bij het aannemen van geld van een gedwongen prostituee (pooierschap bij dwang) -bij het aannemen van geld van een minderjarige prostituee. -bij het over de grens brengen van een vrouw met de bedoeling om haar gedwongen te laten hoereren ( vrouwenhandel) -en bij het met geweld de prostituee afhandig maken van geld, zes jaar celstraf voor het persoon die een dergelijk delict gepleegd heeft. Als bij de bovengenoemde delicten een of meer personen betrokken zijn kan de celstraf tot 8 jaar lang oplopen. Dat is ook het geval als er zwaar lichamelijk letsel toegebracht wordt of als de minderjarige onder de 16 is. Wat ook voorkomt, maar dan minder vaak is dat een delict gepleegd wordt door twee of meer mensen tegen een minderjarige. De criminelen kunnen dat maximaal tien jaar de bak in. Het doel wat de overheid voor ogen had bij de invoering van de bordeelwet luidt als volgt; Het is de bedoeling om meer openheid te creëren tegenover de exploitatie van hoeren. Verwacht wordt dat de prostituee uit het criminele circuit zal verdwijnen en dat haar (maatschappelijke) positie hierdoor beschermd, dan niet verbeterd wordt. Doordat niet alle prostituees meer illegaal zijn, heeft de politie meer tijd om zich op de misstanden rond prostituee van minderjarigen en gedwongen prostitutie (vrouwenhandel) te richten. Het controleren op illegale buitenlandse meisjes wordt ook stukken makkelijker, de groep ingeschreven, witwerkende prostituees valt namelijk al af en die hoef je dus niet meer te controleren. Dit klinkt allemaal heel goed maar toch vragen we ons af waarom het bordeelverbod in de eerste instantie afgeschaft is. Wat iedereen weet is; wat verboden is, is interessant. Bij de prostituees waren de geïnteresseerden vaak zware jongens uit het criminele circuit. De misdaad ligt nou eenmaal dichter bij illegaliteit dan bij legaliteit. Dit maakt het werk voor de prostituee vaak stukken gevaarlijker als nodig was. De uitstraling die het vak had kwam op de bevolking dus niet positief over. Door exploitatie legaal te maken kon dit beeld wel eens drastisch veranderen. De legalisering zorgt voor een duidelijk overzicht, wat zeer gunstig is in geval van bijvoorbeeld ziekte. De gezondheidsrisico’s worden beperkt, je moet je nog steeds laten testen en de overheid volgt zieke prostituees meestal op de voet. Het overzicht wat ontbrak tijdens het bordeelverbod zorgde voor oncontroleerbare criminele activiteiten Je had als hoer geen recht van spreken want je was toch maar een illegale arbeider. Zoals eerder gezegd, maar dan in andere woorden; “Elk voordeel heb z’n nadeel”. Deze uitspraak is zeker van toepassing op de nieuwe bordeelwet. Door de erkenning van prostitutie als legaal beroep zullen veel illegalen, meestal minderjarige meisjes de escortbranche invluchten, en deze is niet, of nauwelijks te controleren. Voor dit probleem is alleen nog geen oplossing gevonden. De eisen die door de gemeente gesteld worden aan de panden van de exploitanten zijn vaak zo hoog dat deze onhaalbaar in een korte tijd aangepast kunnen worden. Je kan als exploitant een voorwaardelijke vergunning krijgen waarin een tijdslimiet aangegeven wordt. Voor de “deadline” moet het pand helemaal in orde zijn, anders wordt de vergunning weer ingetrokken. De exploitant kan er ook voor kiezen de tent voor bepaalde tijd te sluiten en dan in eigen tempo orde op zaken stellen. Sommige gemeenten (voornamelijk de zwaar religieuzen) vinden het onaanvaardbaar dat zij niet meer de macht hebben om bordelen officieel te verbieden. De gemeentebestuurders zijn bang voor tegenstand van de bevolking bij het openen van een bordeel. Tot nu toe zijn hier gelukkig geen problemen bij opgetreden. Een ander nadeel is de kijk van de maatschappij op de hoer, ook al is prostitutie legaal, zal het ook als legaal geaccepteerd worden? In deelvraag 3 meer hierover. Er moeten sowieso nog wat puntjes op de i gezet worden in de nieuwe bordeelwet. Heeft een prostituee bijvoorbeeld recht op een uitkering? En wanneer wordt je arbeidsongeschikt bevonden? Deze dingen worden besloten door het voeren van politieke debatten over deze sociaal economische kwesties. Een legaal prostitutiebedrijf heeft zich, naast de voorschiften uit de bordeelwet, ook aan andere wetten te houden. Zoals bijvoorbeeld de bouwwet; “Seksinrichtingen moeten voldoen aan de objectgebonden eisen inzake bouw en brandveiligheid”. In het bouwbesluit staan alle voorschriften op het gebied van de bouw van de seksclubs. Een club wordt hierin gerekend tot de categorie logiesbedrijven. De drank en horecawet is ook van kracht op de nieuwe legale bordelen. Er mag gewoon drank geschonken worden en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten blijven ook van kracht. Bij een legaal bordeel is er natuurlijk sprake van een werknemer, werkgever relatie. De ARBO wet is hier daarom ook van toepassing. Deze wet beschermt vooral de gezondheid en veiligheid van de prostituee. Seksbedrijven moet, net zoals elk ander bedrijf, ook belasting en sociale premies afdragen aan de overheid. Dit staat vermeld in de sociaal fiscale regelgeving. In de WAV wet (wet arbeid vreemdelingen) zijn de volgende dingen aangegeven; je mag als werkgever geen vreemdeling in dienst nemen die niet in het bezit is van een, voordat werk geschikte, tewerkstellingsvergunning. Het is dus eigenlijk zo dat je, als je van buiten de EU komt, niet in de prostitutie kan werken. Want in artikel 3 van het besluit arbeid vreemdelingen staat namelijk dat je bij het aanvragen van een tewerkstellingsvergunning voor werk dat uit het verrichten van seksuele handelingen met of voor derden” altijd geweigerd wordt. Hygiëne staat bij de wet hoog in het vaandel; in de wet hygiëne en veiligheid zwemgelegenheden wordt zwemvoorziening niet verboden maar wel door middel van zware eisen onder de duim gehouden. In de infectieziektewet wordt van de exploitant geëist dat hij hepatitis B geïnfecteerde werknemers aangeeft bij het GG&GD dit heet een meldingsplicht. Maar de verantwoordelijkheid van SOA preventie ligt weer bij de gemeenten. Die spelen het meestal door aan de GG&GD. Voorschriften omtrent de openbare orde, woonleefklimaat, openbare zedelijkheid, arbeidsomstandigheden van de prostituee, gezondheid en hygiëne zijn beschreven in de prostitutie verordening. Deze verordening wordt door elke gemeente individueel opgesteld. Artikel 3.2.1. is het centrale artikel van de verordening. Dit artikel verbiedt het exploiteren van een seksinrichting of van een escortbedrijf zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan. Vergunning voor exploitatie van raam- en straatprostituees is onmogelijk. Onder raamprostitutie verstaan we een inrichting met een of meer ramen waarin een vrouw zich openlijk aanbiedt en de aandacht trekt van passanten om klanten te werven. Er zijn bepaalde voorwaarden voor het kiezen van een plaats om de seksinrichting te vestigen. Je mag bijvoorbeeld niet dichter als 250 meter bij een andere seksinrichting in de buurt zitten. Dit is omdat er, als er teveel inrichtingen om een kluitje geplaatst worden, de kans op “gettovorming” vergroot wordt. Ook in de directe omgeving van scholen, sociaal culturele instellingen ( zoals sportaccommodatie) en op andere plaatsen waar vaak minderjarigen komen, mogen geen bordelen geopend worden. Om een ordelijk, hygiënisch en veilig bedrijf te houden stelt de exploitant altijd bepaalde huisregels op. Deze zijn bij elk bedrijf anders, maar hebben wel dezelfde uitgangspunten. De exploitant is bijvoorbeeld altijd de eindverantwoordelijke bij het ontdekken van ziektes binnen het bedrijf. Ook moet de exploitant ervoor zorgen dat er geen criminele activiteiten plaatsvinden in het bedrijf. De exploitant zorgt er dus voor, dat in het bordeel geen gedwongen, onvrijwillige prostituees werken. Natuurlijk zijn minderjarige prostituees ook verboden. In de nieuwe bordeelwet worden er een aantal eisen gesteld voor bordelen. De eisen op het gebied van inrichting zullen we eerst behandelen. De seksinrichting moet zich in ieder geval houden aan de voorschriften van het bouwbesluit, een bordeel valt onder het kopje “logiesverblijven en logiesgebouwen”. Daarnaast zijn er ook enkele voorschriften die specifiek op een bordeel van toepassing zijn. Hier volgen een paar voorschriften puntsgewijs: - In een bordeel moet een verblijfsruimte zijn, deze moet ingericht zijn als een dagverblijf en heeft een totale vloeroppervlakte van minimaal 16m² met een breedte van ten minste 3,5m. Deze ruimte dient voor ontspanning van de werknemers. - In een bordeel met 5 of meer peeskamers moet een keuken, met een oppervlakte van minimaal 5m² aanwezig zijn. - In het dagverblijf en in de keuken mag niet gewerkt worden. - Het dagverblijf en de keuken moeten voldoende ramen hebben, er moet daglicht binnen komen en je moet naar buiten kunnen kijken. - Elke peeskamer moet een vloeroppervlakte van minimaal 8m² hebben, de breedte van de vloer moet ten minste 2,1m zijn. - Elke kamer moet voorzien zijn van een afsluitbare kast, een wasbak met stromend warm en koud water, en een heldere TL verlichting. - In een bordeel moet per etage en per 5 werknemers tenminste 1 heren en 1 damestoilet en een badkamer aanwezig zijn. - In iedere werkruimte moet een stil alarm zijn. De bovengenoemde eisen hebben allemaal te maken met de inrichting van het seksbedrijf. Hier volgen eisen die te maken hebben met de werksituatie: - De exploitant is verantwoordelijk voor de goede werkomstandigheden van zijn prostituees. Hij moet ook een actief beleid voeren ter beperking van gezondheidsrisico’s. - In de seksinrichting moeten voldoende condooms aanwezig zijn. Ook voorlichtingsmateriaal over SOA’s moet beschikbaar zijn. - De huisregels die opgesteld zijn door de exploitant moeten bij iedere klant bekend zijn. De exploitant zorgt ervoor dat de huisregels goed nageleefd worden. - De exploitant van een bordeel moet meewerken aan voorlichting campagnes van het GG&GD. Dat houdt meestal in dat er een arts op bezoek komt die de prostituees inlicht over SOA’s. - De exploitant moet zijn werknemers 4 keer per jaar laten testen op ziekten. - De prostituee mag zelf een arts uitzoeken die het onderzoek bij haar verricht. Ze is dus niet verplicht de, door de exploitant aangewezen arts, te nemen. - Alle kamers en sanitaire voorzieningen moeten ten alle tijden in een hygiënische staat verkeren. - In elke werkkamer moeten voldoende handdoeken en vloeibare zeep aanwezig zijn. - Het bed wordt elke dag verschoond, het laken moet na elke klant verschoond worden. Nu volgen er nog een aantal algemene voorschriften: - Er mogen in het bordeel nooit minderjarigen naar binnen. - De exploitant moet een werknemersregister aanleggen en moet deze, als er naar gevraagd wordt, ter inzage geven aan de politie. - Het is verboden de prostituee te dwingen alcohol houdende dranken te drinken. - De exploitant mag geen reclame maken waarbij hij het SOA-vrij zijn van de dames garandeert, of duidelijk maakt at zijn prostituees het ook “zonder” doen. - De prostituee mag altijd bezoekers en/of seksuele handelingen weigeren. Figuur 2.4 Raamprostituee wachtend op een klant
Als alle wetten en voorschriften als naleefbaar beschouwd worden door een beginnende exploitant, kan deze een vergunning aanvragen. Dit gebeurt schriftelijk en de volgende papieren moeten meegestuurd worden. - Identiteitspapieren van de exploitant. - Verklaring voor het kiezenen van het openen van een bordeel. - Huurcontract of eigendomsakte van de plek waar het bordeel zich zal gaan vestigen. - Een duidelijke plattegrond waarop de afmetingen van de werkruimtes nauwkeurig zijn aangegeven - Als de exploitant meerdere bordelen beheert dient hij deze bekend te maken en de adressen mee te sturen. - Een duidelijk en reëel ondernemingsplan. - Een overzicht van de huisregels. Als je als exploitant deze papieren opstuurt, is er altijd nog kans dat je aanvraag geweigerd wordt. Er zijn 3 hoofdredenen voor het niet verschaffen van een vergunning: - Het bestemmingsplan van de gemeente, het stadsvernieuwingsplan, de leefmilieuverordening, of het lokale prostitutiebeleid zijn tegenstrijdig met de aanvraag van de bordeelvergunning. - De exploitant voldoet niet aan de gedragseisen die in de bordeelwet gesteld worden. - Als er aanwijzingen zijn om te geloven dat erin het betreffende bordeel mensen zullen gaan werken die illegaal zijn. Een afwijzing moet natuurlijk altijd goed gemotiveerd worden. Om een objectiever beeld te geven aan de uitwerking van de nieuwe bordeelwet zullen we een paar voor en tegen argumenten behandelen. De positieve geluiden komen vooral uit de hoek van de prostitutie informatiepunten en van de politie en GG&GD in grote steden. Ze hopen op een opheffing van het taboe rond prostitutie. Door openheid heb je meer overzicht en controle mogelijkheden. De politieke voorstanders vindt je vooral links van het midden. Zeker de liberale partijen hebben tijden gevochten voor de nieuwe bordeelwet. Nederland loopt in vergelijking met de rest van de wereld ver voor op het gebied van prostitutiebeleid, dat zie je ook bij het softdrugs- en euthanasiebeleid. Een andere grote groep voorstanders zijn de feministen. Ze vinden dat elke vrouw, wat voor beroep ze ook heeft, respect en begrip verdient. Om een overzichtelijk geheel te krijgen zullen we de voor-argumenten van de bovengenoemde groepen puntsgewijs weergeven. - Als er duidelijke regels zijn, weten alle betrokkenen (exploitanten, prostituees en klanten) waar ze aan toe zijn. - De verhouding verbeterd tussen exploitant en prostituee, het wordt gelijkwaardiger . - Door een vergunningstelsel heeft de overheid een dikke vinger in de pap. De werkomstandigheden van de prostituee zullen verbeteren. - Het werk is wit en dus legaal. De prostituee kan nu een hypotheek of lening aanvragen en gebruik maken van een pensioensregeling. - De prostitutie wordt legaal er daarbij verdwijnt de schimmige, criminele sfeer rondom prostitutie. De taboes en vooroordelen rond prostitutie zullen langzaam verdwijnen. - Door legalisering van prostitutie van meerderjarigen, kan ze politie zich meer concentreren op minderjarige en gedwongen prostitutie. - In artikel 10 van de grondwet staat dat iedereen recht heeft op vrije arbeid, de morele en religieuze tegenargumenten hebben dus geen poot om op te staan. De tegenargumenten komen vooral uit de religieuze kringen. Alle christelijke partijen zijn tegen de nieuwe bordeelwet, in zwaar gelovige gemeenten komt het voor dat mensen zelfs actie voeren tegen de legalisering. Ze zijn kwaad omdat hen het recht ontnomen is om een bordeel te kunnen weigeren. Hier volgen een aantal tegenargumenten van deze mensen: - De positie van een prostituee wordt niet beter door de hulp van de overheid. Veel prostituees zijn op een “eerloze” manier het vak ingekomen. Deze vrouwen schamen zich voor hen beroep en zullen geen hulp van de overheid aannemen. - De illegale prostituees durven de misstanden die hen aangedaan worden niet aangeven. Ze zijn bang om opgepakt te worden. De vrouwen komen, omdat ze nergens meer mogen werken, terecht in het criminele, ondergrondse circuit. Hierdoor ontstaat vrouwenhandel en “wildtippelen”. - De overheid moet de openbare zedelijkheid beschermen, zou prostitutie dan niet verboden moeten worden? - Al eeuwenlang hang er een beruchte sfeer, in bordelen werd altijd al in van alles gehandeld. Als je dan het hol van de leeuw legaliseert, lijkt het dan niet alsof je geen problemen hebt met de criminele activiteiten? - Een gemeente mag speelautomaathallen verbieden, maar bordelen niet. Is dat niet een beetje scheef?
Hoofdstuk 3
Deelvraag 3:
Waarom kiest de prostituee voor haar vak en hoe kijkt de samenleving tegen haar aan?
In onze cultuur leren we van onze ouders dat seks iets is tussen twee mensen die van elkaar houden. Tegenwoordig wordt er heel open over seks gesproken, maar tientallen jaren terug was dat nog ondenkbaar. Hoewel er het een en ander is veranderd in de mentaliteit van de samenleving, is je laten betalen voor seks voor de meesten nog altijd een groot taboe.
In de ogen van de maatschappij is een prostituée vaak nog het slachtoffer van gruwelijke daden als incest, verkrachting, mishandeling, en dwang. Het is uitgesloten dat iemand zich uit eigen vrije wil prostitueert, tenzij ze een geestelijke afwijking heeft en eigenlijk zou moeten worden beschermd tegen zichzelf.
Veel mensen denken dat prostituées niet vrijwillig voor hun vak kiezen, terwijl dat vaak niet waar is. Maar omdat het grootste deel van de mensheid er zo over denkt, is het voor de prostituée moeilijk om eerlijk voor haar vak uit te komen. Daarnaast hebben sommige prostituées een dubbelgevoel, want iedereen heeft in zijn opvoeding meegekregen dat prostitutie slecht is.
Er zijn verschillende redenen om de prostitutie in te gaan. De voornaamste reden is natuurlijk geld. Het vak verdient goed, als je bij een beter seksbedrijf werkt, betaalt de klant 100 EUR tot 200 EUR per uur.
Er zijn verschillende redenen voor een vrouw om in de prostitutie te gaan werken.
-Schulden betalen/ geldnood
-Meer geld willen hebben om ruimer te leven
-Uitdaging/ sensatie
-Vrijheid/ onafhankelijkheid
-Dwang/ vriendje heeft geld nodig
-Via een vriendin en het ook willen proberen
-Mensenkennis opdoen
-Het daadwerkelijk leuk vinden
-Voor jezelf werken/ soort van eigen bedrijf
De meeste prostituees kiezen vrijwillig voor hun vak maar helaas worden sommige meisjes ook soms gedwongen om de prostitutie in te gaan door hun vriendjes. Deze jongens worden ook wel loverboys genoemd. Op 17 januari hebben we het tv programma Jong! gezien. Daar deden twee meisjes hun verhaal die slachtoffers waren van loverboys. Loverboys zien er meestal goed uit en hebben veel geld. Een loverboy gaat als volgt te werk: Hij zoekt een meisje uit, die er onzeker en beïnvloedbaar uitziet. Vervolgens wordt het meisje verliefd op hem en hij ‘zogenaamd’ ook op haar. Hij overlaadt haar met dure cadeaus zoals mobiele telefoons en gouden sieraden etc. Maar na een tijdje eist de loverboy van zijn vriendin dat ze in de prostitutie gaat werken. Hij wil zijn dure cadeaus terug betaald hebben. Loverboys kunnen echt heel ver gaan, het meisje uit het tv programma werd maandenlang zwaar mishandeld door hem, en hij hield haar dag en nacht in de gaten. Hij bond haar ook regelmatig vast, zodat ze niet makkelijk kon ontsnappen. Dat meisje heeft uiteindelijk wel kunnen ontsnappen, maar de loverboy loopt nog vrij rond. Toen we het tv programma zagen waren we erg geshockeerd, je kon echt zien dat het meisje zwaar getraumatiseerd was. Die loverboys zijn natuurlijk afschuwelijke personen, maar als meisje kan je dit soort situaties goed voorkomen. Je moet vooral niet zomaal dure cadeaus van je nieuwe vriendje aannemen, want je weet maar nooit wat hij van plan is. Over het algemeen vinden vrouwen het vak prostitutie onaantrekkelijk, oneervol en onzedelijk. Vanzelfsprekend zijn er ook talloze redenen om niet de prostitutie in te gaan. -Gezondheid/risico op ziektes -Gevaar voor (agressie van) klanten/ pooiers/ dwang/ afpersing. -Het leiden van een dubbelleven/ liegen tegen naaste omgeving. -Geestelijk erg zwaar werk -Gewend raken aan het geld/ waarde van geld en sex niet meer zien. -Confrontatie met ander milieu/ drugs etc. -Negatieve beeldvorming van mannen in het algemeen -Moeite met relaties. -Vernederende opmerkingen/ minachting van omgeving en klanten. -Minder geld verdienen dan je verwacht/ hogere schulden krijgen. We hebben een citaat opgezocht van een ex-prostituee om te laten zien waarom iemand werkt: "ik besloot een dubbelleven te gaan leiden om mijn ouders niet te kwetsen en omdat ik bang was dat mijn vrienden me raar zouden aankijken. Met het werken zelf had ik niet zoveel problemen. Lekker veel verdienen en gezellig met je collega's in de club. Bovendien streelt het je ego als je merkt dat mannen bereid zijn grof te betalen voor je aandacht." Een feit is dat veel mensen zich niet veilig voelen in de rosse buurten. Daarom pleit burgemeester Cohen voor sluitingstijden voor raamprostituees, Daarmee wil hij de overlast in gebieden als De Wallen, Singel, Ruysdaelkade, en Spuistraat tegen gaan. Het idee om de sluitingstijden van het Amsterdamse nachtvertier te beperken, bestaat al langer bij de politie. De raamprostituees trekken in de late nachtelijke uurtjes vaak dronken of lastige klanten aan als er in de stad nergens anders iets te beleven is. Bovendien zijn prostitutie gebieden vaak een aantrekkelijke plaats voor bijvoorbeeld verslaafde tippelaarster, drugsdealers en zakkenrollers. Buurtbewoners zullen blij zijn als de sluitingstijden er komen. Maar wijd denken persoonlijk dat het beperken van de tijden geen goed idee is, want zo verplaats je het probleem alleen maar. Bij vroege sluitingstijden zullen de prostituees alsnog de staat opgaan en zo wordt de tippelprostitutie aangemoedigd. Wat ons het meeste opviel aan de uitslag van de enquête was het volgende; Mannen accepteren de prostituee in het algemeen meer dan vrouwen, maar zodra er iemand in de naaste familie bekent dat ze een prostituee is, wil de man er niets meer van weten. Kortom, als het ver van zijn huis is vindt hij het o.k. , maar wanneer het te dichtbij komt verafschuwd hij het. Hoofdstuk 4 Hoofdvraag: Hoe verliep de ontwikkeling van de positie van de prostitutie in de maatschappij van 1900 tot nu? In december 1895 werd een commissie benoemd uit de gemeenteraad die de “aard en omvang” van de prostitutie in Amsterdam moest nagaan. De commissie was onder leiding van Dr. Voute. De commissie voerde onderzoek uit en leverde een rapport in bij de gemeenteraad In het rapport stond dat prostituees feitelijk kunnen worden beschouwd als slavinnen. Het rapport was sterk overdreven omdat de commissie zich alleen op de grootste bordelen had geconcentreerd Het rapport maakte daarom wel indruk op de gemeenteraad. Op 1 juli 1897 sprak een meerderheid zich uit voor het bordeelverbod. Rond 1900 werd niet alleen in Amsterdam, maar in alle Nederlandse steden het plaatselijk bordeelverboden uitgevaardigd. Ook nationaal was de tijd rijp voor een zeer strikte zedelijkheidswetgeving. In 1911 werd de wet tot bestrijding van zedeloosheid bevestigd. Dit artikel staat beter bekend als het bordeelverbod. De exacte tekst van het bordeelverbod luidde; “Hij die van het opzettelijk teweegbrengen of bevorderen van ontucht door anderen met deze een beroep of gewoonte maakt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van ten hoogste tweeduizend gulden. In principe was deze wet gericht tegen de seksindustrie, dus de prostituees en de exploitanten, en niet tegen de klant of bezoeker. Prostitutie als zodanig werd niet verboden, maar wel het geven van gelegenheid tot ontucht. De invoering van de wet had ook te maken met de reputatie die Nederland internationaal toen had als erg tolerant land. Het “slappe” beleid van voor 1911 trok veel exploitatievormen aan naar Nederland, zoals speelholen, wedkantoren en pornografische ondernemingen. De wet was bedoeld om de onzedelijke reputatie van Nederland te laten dalen. In 1935 was een strikter verbod op tippelen en het van huis uit lonken vastgelegd in Algemene Politie Verordening. In dit artikel wordt overigens voor het eerst over vrouwelijke en mannelijke prostitutie gesproken. De vervolging van prostitutie bleek dweilen met de kraan open want het aantal prostituees bleef ondanks de wetgeving altijd groeien. Een van de resultaten van het bordeelverbod was een verstrengeling van prostitutie en criminaliteit en de opkomst van de souteneur, ook wel pooier genoemd. Hij was de minnaar of echtgenoot, beschermer en uitbuiter van de prostituee. Sommige pooiers hadden meerdere vrouwen voor zich werken. Een van de beruchtste pooiers van de jaren twintig en dertig was Rooie Leen. Door het bordeelverbod nam de prostitutie dus niet af, integendeel. Het Miniserie van Justitie verzamelde in 1909 informatie en telde in Amsterdam bijna drie maal zoveel prostituees als in andere steden met een bordeelverbod zoals Rotterdam en Den Haag. In 1920 is volgens de gemeentelijke statistiek van Amsterdam het aantal inrichtingen en prostituees verdubbeld. In 1923 zijn er alweer ruim 100 prostituees bijgekomen. Na de oprichting van de zedenpolitie in 1921 stegen de cijfers maar mogelijk heeft dat ook te maken met de verbetering met de registratie. In 1936 zijn er vierduizend prostituees in Amsterdam. Volgens de zedenpolitie is in 1936 bijna de helft van vrouwen tippelaarster, eenderde behoort tot de thuiszittende prostituees, deze werkten in verkapte bordelen, ook wel knippen genoemd, onder toezicht van een houder of houdster. De tippelaarsters waren de grootste groep prostituees doordat veel thuiswerkers vaak ook de straat op gingen. Dat deden vaak als de klant niet kwam opdagen. Straatprostituees waren de meest vervolde groep in de jaren voor de oorlog. In 1935 werden er uitzonderlijk veel vrouwen gearresteerd, bijna 3 keer zoveel als in 1934. Dit was een gevolg van de economische crisis en van het strikte verbod op tippelen van 1935. De klanten verdwenen uit de cafés en dus moesten de prostituees hun heil zoeken op straat en in het Vondelpark. Toen Duitsland Nederland binnenviel in de Tweede Wereldoorlog was Hitler meteen bezorgd over de slagkracht van zijn manschappen. De legers trokken veel prostituees aan, en dat bevorderde de geslachtsziekteverspreiding. Nog geen half jaar na de Duitse inval in Nederland werd het besluit “houdende Voorzieningen tegen Verbreiding van Geslachtsziekten” van kracht. Patiënten die niet wilden meewerken konden voortaan gedwongen worden om zich aan te melden bij een polikliniek. De besmettingscijfer stegen; in de vijf oorlogsjaren verdubbelde het aantal gonorroelijders, terwijl het aantal syfilispatiënten maar liefst vervijfvoudigde. De professionele geslachtsziektebestrijders waren overigens wel te spreken over de strengere Duitse maatregelen. Na de bevrijding werden ze “aanvaardbaar” en “van groot nut” genoemd. De verordeningen werden dan ook overgenomen door het naoorlogse Militair gezag en zouden tot 1952 van kracht blijven. Op 3 oktober 1941 kregen de chefs van de zedenpolitie van Amsterdam, Rotterdam en den Haag en Utrecht instructies van hun Nederlandse superieur Noltenhius. Die waren niet geheel in geest van de Duitse bezetter. Tegenover de publieke vrouwen diende uitermate tactvol te worden opgetreden en men moest het begrip “publieke vrouwen” heel smal nemen. Alleen de beroepsprostituees mochten geregistreerd worden. Er werd begonnen met “allerergsten”. De zogenaamde amatrices (strippers etc.) werden buiten beschouwing gelaten. Er mochten geen razzia’s gehouden worden (razzia betekend door politie gevoerde drijfjacht). Er vond wel degelijk razzia’s plaats maar hoeveel is ons niet bekend. De toenmalige chef van de zedenpolitie J.Fremery Kalff: “Deze razzia’s droegen gelukkig een heel ander karakter dan die, welke ten doel hadden jongen Nederlanders of Joodse landgenoten te deporteren. Wanneer er in een bepaald café dames werden gesignaleerd die een besmettingsgevaar opleverde, dan rukten de rechercheurs er ‘s avonds met een grote auto uit om het café leeg te halen. In de overvalwagen was het altijd een beestenboel. De vrouwen schreeuwden en maakten lawaai en zongen vaak luidkeels. De Amsterdam GG&GD was tegen de razzia’s Uit het jaarverslag van 1941;”Razzia’s hebben het onaangename, dat vrouwen kunnen worden meegenomen, die eigenlijk daarvoor niet in aanmerking komen”. Maar dit gebeurde zelden want de zedenpolitie beperkte zich tot de zeer slecht bekend staande gelegenheden. De GG&GD en de zedenpolitie werkten samen bij het opsporen van vrouwen die door Duitse soldaten als besmettingsbron werden genoemd. Opsporing was natuurlijk lang niet altijd mogelijk. Zoek maar eens in een grote stad als Amsterdam naar een meisje, waarvan alleen bekend is dat ze Daisy heet en blond haar heeft. De besmette meisjes waren bovendien niet allemaal prostituees. Omstreeks 1960 kwamen de Wallen in het middelpunt van de belangstelling te staan. Na de moord op Mager Josje. Die moord maakte duidelijk dat het bordeelverbod op grote schaal werd overtreden. Het proces was nog niet eens afgelopen, en de officier van Justitie Hartsuiker hield in december 1959 een grote schoonmaak op de Wallen. Bordeelhouders en onzedelijk geklede vrouwen werden geverbaliseerd. Door deze gebeurtenissen nam de fascinatie voor de Wallen steeds meer toe. Tot ver in de jaren zestig waren een afgesloten wereld in de stad en nog niet de toeristische trekpleister die het nu is. Buurtbewoners vertelden liever niet dat ze er woonden, dan werd je toch een beetje met de nek aangekeken. De actie van Hartsuiker in 1959 had geleid tot een verspreiding van tippelprostitutie over de stad. Figuur 4.1 Prostitutieblok
Vanaf de jaren zestig kreeg de prostitutie op de Wallen een openlijker karakter. Het aanzien van de prostitutie veranderde in de jaren zeventig. De meisjes achter de ramen waren minder vaak Nederlands, ze kwamen van veel verder. Eerst kwamen de Surinaamse meisjes, daarna de Dominicaanse, Braziliaanse, Colombiaanse en later de Thaise meisjes. Het was niet alleen een kwestie van aanbod, maar ook van vraag. In de jaren zeventig waren exotische vrouwen erg populair. De exploitanten waren te spreken over de buitenlandse meisjes. Een citaat van een bordeelhouder in de Telegraaf van 1987:” Nederlandse vrouwen waren steeds moeilijker onder de duim te houden. Die hadden door dat gedoe met die emancipatie een grote bek gekregen. Die latina’s waren een verademing. Die peesden als renpaarden en zeurden nooit. Dat konden ze niet want ze spraken de taal niet”. Na de val van de muur in Berlijn kwamen er nog meer onderdanige Oost-Europese prostituees naar Amsterdam. Er zijn anno 2003 bijna veertig kleine en grote clubs in Amsterdam, waarvan enkele homoclubs. Het interieur van de topclubs is zeer luxe, de mooi gestoffeerde werkkamers zijn voorzien van baden en soms zijn er sm-voorzieningen. De champagne stroomt rijkelijk, daar wordt dan ook het meeste op verdiend. Het gebruik van de woorden bordeel en prostitutie is taboe. Men spreekt over relaxinrichtingen met gastvrouwen en gastheren. Nu bordelen steeds meer onder overheidscontrole komen, lijkt er sprake van een vlucht in de ‘escort’. Prostituees die voor hun omgeving, de belasting of de Sociale Dienst niet willen weten dat ze in het leven zitten, kiezen daarvoor. Het is een van de meest ongrijpbare, gevaarlijke vormen van prostitutie. Ruim de helft van de escortmarkt werkt illegaal: er wordt geen belasting betaald, de escorts hebben geen verblijfsvergunning en er wordt geworven via 06-advertenties van duistere bemiddelingsbureautjes. De duurste escorts kosten 275 EUR per uur, de minimumprijs ligt rond de 90 EUR per uur. Een gemiddelde homo-escort kost de klant 100 tot 125 EUR. De schattingen over het huidige aantal prostituees in Amsterdam lopen uiteen tussen de vijfduizend en tienduizend. De cijfers van jongens zijn nog onbetrouwbaarder. Gigolo’s zijn er weinig, omdat vrouwen weinig behoefte hebben aan betaalde seks of omdat het huidige aanbod niet gevarieerd genoeg is en te veel bestaat uit het type “sportschool met petjes”. Straatprostitutie is bijna uitgebannen in Amsterdam. Eeuwenlang hebben hier vrouwen getippeld, van de Wallen tot het Vondelpark. Naast de traditionele tippelprostitutie, kwam na de Tweede Wereldoorlog de “liftprostitutie” in opmars. De auto was tevens afwerkplek. In Amsterdam was de Oude Haagseweg een favoriete oppikplek. In de jaren zeventig en tachtig nam het protest tegen straatprostitutie toe, vooral omdat deze gepaard ging met overlast vanwege heroïne. Er gingen dealers rond bij de verslaafde tippelaarsters en er lagen spuiten op de weg. Ook de auto’s van klanten zorgden voor overlast. Sinds 1996 is tippelen verboden in heel Amsterdam. In navolging van andere steden stelde Amsterdam een tippelzone in, en wel aan de Theemsweg, ver van de bewoonde wereld.
Hoofdstuk 5
De conclusie
Nadat wij de onderzoeksvragen beantwoord hadden, konden we een goed beeld vormen van de ontwikkeling van de prostitutie door de jaren heen. We zullen dit beeld in onze conclusie zo beknopt mogelijk weergeven.
De eerste deelvraag ging over de periode van de middeleeuwen tot 1900. In deze periode is prostitutie lang verboden geweest in Amsterdam, namelijk van 1578 tot 1809. De politie voerde een streng en star beleid tegen de prostituees. Het prostitutiebeleid in die tijd werd veel overtreden.
De grootste verandering vond plaats in de negentiende eeuw toen Napoleon koning werd. Het verbod werd afgeschaft en daarvoor in de plaats kwam de Code Penal. Er werd hevig ingegrepen door middel van verplichte inschrijving voor prostituees en ze werden tweewekelijks gecontroleerd op ziekten. Besmette vrouwen werden verplicht onder behandeling gesteld.
Gedurende de hele negentiende eeuw werden er verschillende beperkingen gelegd op de prostitutie, daarnaast werd er ook door de maatschappij op haar neergekeken.
In deelvraag 2 zien we dat na de invoer van de nieuwe bordeel wet in oktober 2000 er een hoop is veranderd in de prostitutiewereld.
Prostitutie is nu een legaal beroep, dat betekent voor de prostituee dat ze recht heeft op alles waar een normale werknemer ook recht op heeft, maar ook de anonimiteit uit moet treden. Veel prostituees willen dat niet, ze schamen zich en komen vaak in het ondergrondse circuit terecht. Dit zorgt weer voor probleemzones waar de buurt ook vaak veel last van heeft. Dit is iets van de laatste jaren en geeft een negatief beeld over prostitutie. Daarentegen zorgt legalisering wel voor erkenning van het werk, en dus ook erkenning van prostituee als normaal beroep. Dat moet zorgen voor een meer open kijk van de maatschappij op het beroep.
Door veel aandacht in de media worden de taboes steeds meer doorbroken en de politieke partijen houden zich er ook meer mee bezig, vooral op gemeentelijk niveau speelt het onderwerp veel. Dit komt omdat elke gemeente afzonderlijk verantwoordelijk is voor het te voeren beleid onder de bordeelwet.
De straffen die staan op het overtreden van zedendelicten zijn strenger geworden in de bordeelwet. Er kunnen door gemeentes zulke hoge eisen gesteld worden dat het voor bordelen bijna onmogelijk wordt hun deuren geopend te houden. Maar in theorie is het zo dat een gemeente op geen enkele manier een bordeel mag verbieden als alle eisen voldaan zijn.
De bordeelwet heeft voor bijna alle vrouwen een positieve uitwerking, ze hebben goede arbeidsvoorwaarden en werkomstandigheden en voelen zich eindelijk erkend. Voor de illegale buitenlandse prostituees is het echter minder leuk, zij kunnen niet de onbekendheid uitstappen. Als alle puntjes op de i gezet zijn zal iedereen inzien dat het legaliseren veel beter uitwerkt als het hiervoor gevoerde gedoogbeleid.
Deelvraag 3 ging over de redenen van de prostituee en hoe de samenleving tegen haar aankijkt. Het is een feit dat de meeste prostituees het vak kiezen voor het geld. Het nadeel daarvan is dat je snel gewend raakt aan de goede verdiensten en dat je daarna niet meer voor weinig geld wil werken. Dat is ook een reden dat veel vrouwen in de seksbranche blijven werken.
Uit onze enquête bleek dat veel mensen het vak prostitutie nog niet helemaal accepteren. Vooral vrouwen kunnen het zich moeilijk voorstellen dat een vrouw haar lichaam verkoopt. Mannen accepteren prostitutie meer in het algemeen dan vrouwen. Maar gelukkig veranderen denkbeelden met de tijd, de taboes zullen in de toekomst vervagen.
De hoofdvraag bevatte een beschrijving van de ontwikkeling van de prostitutie in de laatste honderd jaar. De belangrijkste gebeurtenis van de twintigste eeuw was het bordeelverbod in 1911. Het werd verboden om een bordeel te houden en exploitanten mochten geen prostituees voor hen laten werken. Je kon anders een geldboete krijgen of een gevangenisstraf van maximaal een jaar. De gevolgen van het bordeelverbod waren een opbloei van de criminaliteit, en de aantallen prostituees namen alleen maar toe dus het bordeelverbod werkte averechts.
Door het bordeelverbod en het daarmee illegaal maken van prostitutie werd het beeld dat de maatschappij van haar had erg verslechterd. Ook het strenge optreden van de zedenpolitie kwam haar maatschappelijke positie niet ten goede. Deze situatie bleef zo tot aan het begin van de jaren tachtig.
De jaren tachtig was het begin van vele positieve ontwikkelingen in de prostitutie wereld. Vrouwen kwamen steeds vaker uit voor hun beroep en streefden naar erkenning.
Halverwege de jaren tachtig ontstond de eerste prostitueeorganisatie, deze kwam er naar aanleiding van een artikel in de Viva van 13 januari 1984. Door dit artikel ontstond een praatgroep en de daaraan deelnemende vrouwen stichtten De Rode Draad op. Deze stichting bepleit het beschouwen van prostitutie als eerlijke arbeid. De tien vrouwe die hier deel aan namen praatten voluit met elkaar. Bijvoorbeeld over de misstanden die er waren op het gebied van veiligheid. Als een normale vrouw verkracht werd, werd dit veel erger gevonden, en meer door de politie serieus genomen, als bij de verkrachting van een prostituee. De vrouwen wouden zich inzetten om de rechten die elke vrouw verdient toe te eigenen. De Rode Draad werd verder opgebouwd, en na in het begin vooral gericht te zijn op hulpverlening en belangenbehartiging, raakte ze steeds meer gespecialiseerd in dienstverlening. Ze kwamen vaak in het nieuws en mensen zagen dat een organisatie die opgebouwd door het harde werk van vrijwilligers zeker respect verdienden. Wat voor prostituees ook erg moeilijk was dat je als prostituee bij sollicitaties je werk ook nooit op je cv kon zetten. De meeste mensen keken je nog steeds met de nek aan, ze vonden prostitutie oneerzaam en vies, en men ging ervan uit dat alle prostituees door slechte opvoeding of door seksueel misbruik deze bedrijfstak ingerold waren. Een van de punten waar de Rode Draad zich dus ook voor inzet is het aan de bevolking laten zien dat je ook met andere motieven (zoals plezier) de prostitutie in kan gaan.
In 1983 werd een internationaal netwerk tegen de vrouwenhandel opgericht, dat voorkwam veel illegale vrouwenhandel, er werd meer controle uitgeoefend en dat bevoordeelde de veiligheid en werkomstandigheden. Zij onderhandelden met de Rode Draad die in discussies altijd de prostituee vertegenwoordigde. De Rode draad bestaat nog steeds en is de spreekbuis voor prostituees en behartigd hun belangen.
Prostitutie is er altijd geweest, en zal er altijd blijven bestaan. Mensen hadden vroeger meer moeite met het accepteren van prostitutie dan nu. In Nederland moeten we blij zijn dat prostitutie legaal is want het brengt minder overlast met zich mee voor de maatschappij, en deze zal er dus ook minder negatief tegenover staan.
Mensen hebben vaak in hun opvoeding meegekregen dat prostitutie slecht is, je weet dan niet beter. De laatste tijd zijn er steeds meer prostituees die positief naar buiten treden met hun verhaal en de confrontatie met hun omgeving aandurven. Deze vrouwen zijn heel belangrijk voor de verbetering van de maatschappelijk positie. Ze zetten mensen aan het denken en deze zullen daardoor minder paranoïde reageren als ze met het onderwerp geconfronteerd worden. Uiteindelijk zal men beseffen dat prostitutie opzich geen probleem hoeft te zijn, het bestaat nu eenmaal en zal nooit meer verdwijnen, je kunt er dus maar beter mee leren leven.
Logboek
Datum Verrichtte werkzaamheden Door SLU
1-10-2002 Hoofd- en deelvragen bedacht E+E * 4pp* 2003: 4-1,18-1,2-2,23-2 Bezoeken aan bibliotheek en boekhandel E+E 14pp
5-1,7-1,10-1,15-1 Deelvraag 1 beantwoord en verwerkt. Eva 14
5-1,10-1,11-1,18-1 Deelvraag 2 beantwoord en verwerkt. Eliza 16
10-2, 15-2, 16-2, Deelvraag 3 enquete afgenomen en E+E 22pp
19-2, 20-2 verwerkt en deelvraag beantwoord
23-2,24-2,26-2 Hoofdvraag verwerkt en beantwoord E+E 8pp
26-2,28-2 Conclusie geschreven E+E 8pp
29-2 Lay out Eva 2 *E+E= Eva en Eliza, pp= SLU per persoon
We hebben allebei ongeveer 80 SLU Bronvermelding Deelvraag 1: Het Amsterdamse hoerdom prostitutie in de zeventiende en achttiende eeuw Lotte C. van de Pol uitgave 1996 (blz 114 t/m 122, 203 t/m 216) Huizen van illusies Sietske Altink uitgave 1983 (Hoofdstuk 6 en 7) Prostitutie vroeger en nu W.L. van Haeften uitgave 1969 (blz 65 t/m 71) Deelvraag 2: Informatie pakket van het Prostitutie Informatie Centrum
Kuisheid voor mannen, vrijheid voor vrouwen, de reglementering van prostitutie Petra de Vries uitgave 2000 (Hoofdstuk 4,5) Deelvraag 3: Enquete
Als sex werken wordt Mariska Majoor uitgave 2001 (Hoofdstuk 8,10)
Hoofdvraag
De wereld van de prostitutie W.G. Mulder uitgave 1979 (blz 44 t/m 46) Meisjes van plezier geschiedenis van de prostitutie in Nederland
F.A. Stemvers uitgave 1968 (Hoofdstuk 9) Het oudste beroep geschiedenis van de prostitutie H.W.J. Volmuller uitgave 1966 (blz 23 t/m 29, 67 tm/ 74) Betaalde liefde prostitutie in Nederland An Huitzing uitgave 1983 (blz 33, 74 t/m 16, 115, 127)
Hoe verliep het, door de overheid gevoerde, prostitutie beleid van de middeleeuwen tot 1900, en wat waren de gevolgen daarvan? Deelvraag 2
Waarom kiest de prostituee voor haar vak en hoe kijkt de samenleving tegen haar aan? In deelvraag 1 gaan we verder in op de rechten en plichten van de prostituee in de periode van de middeleeuwen tot 1900. In deelvraag 2 beschrijven we de rechten en plichten van de prostituee in deze tijd en we onderzoeken wat de nieuwe bordeelwet precies inhoudt. In deelvraag 3 vragen we ons af wat de redenen zijn voor een vrouw om te beginnen met hoereren, en hoe de samenleving tegen haar aankijkt. Prostitutie is tegenwoordig nog niet alom geaccepteerd, maar het gaat de goede kant op. En wie weet kan ons profielwerkstuk daar een steentje aan bij dragen. Hoofdstuk 1 Deelvraag 1: Hoe verliep het, door de overheid gevoerde, prostitutie beleid van de middeleeuwen tot 1900, en wat waren de gevolgen daarvan? De eerste keer dat de stedelijke overheid de prostitutie probeerde te beperken, dat dateerde uit de 15e eeuw, toen het simpele vissersdorpje Amsterdam zich had ontwikkeld tot een klein stadje aan de Amstel. Deze poging betekende erkenning van prostitutie van beroep. De toenmalige politiecommissarissen hielden toezicht op de prostituées, maar wel op een zeer directe manier want ze exploiteerde zelf hoerenhuizen. Maar na 1578 werd het verboden voor politiecommissarissen om zich nog langer met hoerenhuizen in te laten. Dit hadden de nieuwe protestantse stadsbestuurders besloten. Van 1578 tot 1809 was prostitutie verboden in Amsterdam, maar er werd wel een gedoogbeleid gevoerd. Sommige vrouwen werden hard aangepakt die op straat hun klanten wierven. De kerk drong regelmatig bij de stedelijke overheid aan op optreden tegen prostitutie en andere overtredingen van Gods geboden. De burgemeester legde vaak de klachten van de kerk naast zich neer. In de 17e en 18e eeuw werd het verbod van prostitutie op grote schaal overtreden. Tegen het einde van de 17e eeuw ging de stedelijke overheid ook de organisatoren van de prostitutie strenger aan pakken. Hoerenwaardinnen werden veroordeeld tot langere gevangenisstraffen of verbanning. Vanaf 1722 werden hoerenwaardinnen ook in het openbaar gegeseld. De boetes werden hoger en de kostbare kleding van de prostituées werden ingenomen. Omdat weinig mensen investeerden in de speelhuizen ging de prostitutie omstreeks 1720 ondergronds. Een aantal grote speelhuizen verdween en de kleine hoerenhuizen waar een waardin woonde met een of twee hoeren hielden zich op de achtergrond. De vrouwen stonden niet meer voor de deur te pronken, maar werden de straat opgestuurd. In de tweede helft van de achttiende eeuw leidde wanorde en klachten van buren tot hoge boetes ook misdrijven in bordeel zelf, zoals mishandeling van prostituées werden met forse boetes bestraft. Tijdens de Franse bezetting van Nederland (1810-1813) veranderde het prostituée beleid radicaal. In 1809, toen Napoleon aangesteld als koning, waren alle plaatselijke vorderingen afgeschaft. Het ruim 2 eeuwenoude verbod op hoererij en bordelen verdween en met de invoering van de Code Penal in 1811 werd alleen het tot prostituée aanzetten van minderjarigen strafbaar. Recht en moraal werden gescheiden. De overheid diende zich niet op het terrein van prostitutie te begeven. Er werd wel hevig ingegrepen in de bewegingsvrijheid van prostituées door de invoering van strenge reglementen Alle prostituées moesten zich inschrijven bij de politie en de twee wekelijks worden gecontroleerd op geslachtsziekten De meest voorkomende geslachtsziekte was tien syfilis. Besmette vrouwen moesten zich onder behandeling stellen. Hun zogenaamde roze kaart een soort werkvergunning werd ingetrokken totdat ze genezen verklaard waren. De besmettingscontrole bleef de hele 19e eeuw een punt van discussie. Er werden honderden boeken geschreven, door voorstanders die de volksgezondheid verdedigden en door tegenstanders die de controle beschouwden als een vrijkaartje voor bordeelbezoek. Na het vertrek van de Fransen bleef de Code Penal van kracht, maar de reglementering werd officieel afgeschaft. Het centrale gezag in Den Haag oefende aandrang uit op de steden om prostitutie te reglementeren, met name de steden waar militairen gevestigd waren. Vanaf 1850 zijn er betrouwbare statistieken: maar liefst 12% van de landmacht bleek besmet te zijn met een geslachtsziekte. Den Haag was de eerste grote stad die al in 1825 een reglement invoerde. Het Haagse reglement werd als voorbeeld naar de andere steden opgestuurd. Gedurende de 19e eeuw bleef Amsterdam de grote uitzondering onder de Hollandse steden. De hoofdstad weigerde een officieel prostitutiereglement in te voeren. De politie was voor, maar het gemeentebestuur tegen. “Indien de vrouwen weten en ondervinden dat zij bij besmetting met de tederste zorgen in een afzonderlijk gesticht worden verpleegd, tot welstand en als ’t ware tot nieuwe geschiktheid gebracht, is het natuurlijk dat zij nog lichtzinniger het kwaad tegemoet treden en de ontucht aanmoedigen en vermeerderen” luidde het afwijzend antwoord aan de koning”. De gemeentewet van 1851 bepaalde dat het toezicht op onder meer tapperijen en de openlijk huizen van ontucht de verantwoordelijkheid was van de burgemeester. In de praktijk werd het toezicht uitgeoefend door de politie. Dat betekende dat het bestaan van deze openlijke huizen van ontucht formeel erkend werd door de rijksoverheid. Er waren verschillende mensen die protesteerden tegen de erkenning van de overheid. Dominee Pierson was de belangrijkste voorvechter van de strijd tegen toezicht op de prostitutie. De bestrijders noemen zichzelf “abolitionisten wat “afschaffers” betekend De abolitionisten richtten in 1879 de NPV (Nederlandse Vereniging tegen de Prostitutie) op. Zij vonden dat de overheid alle getolereerde bordelen moest sluiten. In 1889 kreeg de politie nieuwe bestrijdingsmiddelen door artikel 162 van de Algemene Politie Verordening: “Het is aan vrouwen verboden op de stoepen of in de deuren van bordelen door een handeling of vertoning de aandacht der voorbijgangers tot zich te trekken”. Ook werd het vrouwen verboden om op de hoeken van straten van de bordelen stil te staan. Hoofdstuk 2 Deelvraag 2: Wat zijn nu de rechten en plichten van de prostituée en wat houdt de nieuwe bordeelwet in? In oktober 2000 was het dan eindelijk zover, het oude bordeelverbod werd afgeschaft en daarvoor in de plaats werd de nieuwe bordeelwet ingevoerd. Maar wat houdt deze wet eigenlijk in? En hoe zit het met de uitwerking van deze wet in het dagelijks leven? In deze deelvraag zullen wij ons verdiepen in de nieuwe bordeelwet en proberen zo objectief mogelijk de voors en tegens te belichten. Om te beginnen moet je natuurlijk weten wat de nieuwe bordeelwet inhoudt. Om precies te zijn is de bordeel wet een “nieuw” wetsartikel dat de plaats van het oude bordeelverbod heeft ingenomen. Prostitutie is gelegaliseerd, maar de eigenlijke invoering van prostitutie als bedrijfstak is vooral in handen van de gemeentes (lokale overheden). Zij hebben dus het eindoordeel. In de bordeelwet staan echter ook verboden, je mag bijvoorbeeld geen vouwen dwingen de prostitutie in te gaan, geen minderjarigen laten werken en vouwenhandel is ook ten strengste verboden. De sancties die op het plegen van de bovengenoemde delicten volgen, zijn in de nieuwe bordeelwet zwaarder dan de straffen die er volgens het bordeelverbod geëist konden worden. De nieuwe bordeelwet eist; -bij het dwingen van een vrouw de prostitutie in te gaan (dwang) -bij het aannemen van geld van een gedwongen prostituee (pooierschap bij dwang) -bij het aannemen van geld van een minderjarige prostituee. -bij het over de grens brengen van een vrouw met de bedoeling om haar gedwongen te laten hoereren ( vrouwenhandel) -en bij het met geweld de prostituee afhandig maken van geld, zes jaar celstraf voor het persoon die een dergelijk delict gepleegd heeft. Als bij de bovengenoemde delicten een of meer personen betrokken zijn kan de celstraf tot 8 jaar lang oplopen. Dat is ook het geval als er zwaar lichamelijk letsel toegebracht wordt of als de minderjarige onder de 16 is. Wat ook voorkomt, maar dan minder vaak is dat een delict gepleegd wordt door twee of meer mensen tegen een minderjarige. De criminelen kunnen dat maximaal tien jaar de bak in. Het doel wat de overheid voor ogen had bij de invoering van de bordeelwet luidt als volgt; Het is de bedoeling om meer openheid te creëren tegenover de exploitatie van hoeren. Verwacht wordt dat de prostituee uit het criminele circuit zal verdwijnen en dat haar (maatschappelijke) positie hierdoor beschermd, dan niet verbeterd wordt. Doordat niet alle prostituees meer illegaal zijn, heeft de politie meer tijd om zich op de misstanden rond prostituee van minderjarigen en gedwongen prostitutie (vrouwenhandel) te richten. Het controleren op illegale buitenlandse meisjes wordt ook stukken makkelijker, de groep ingeschreven, witwerkende prostituees valt namelijk al af en die hoef je dus niet meer te controleren. Dit klinkt allemaal heel goed maar toch vragen we ons af waarom het bordeelverbod in de eerste instantie afgeschaft is. Wat iedereen weet is; wat verboden is, is interessant. Bij de prostituees waren de geïnteresseerden vaak zware jongens uit het criminele circuit. De misdaad ligt nou eenmaal dichter bij illegaliteit dan bij legaliteit. Dit maakt het werk voor de prostituee vaak stukken gevaarlijker als nodig was. De uitstraling die het vak had kwam op de bevolking dus niet positief over. Door exploitatie legaal te maken kon dit beeld wel eens drastisch veranderen. De legalisering zorgt voor een duidelijk overzicht, wat zeer gunstig is in geval van bijvoorbeeld ziekte. De gezondheidsrisico’s worden beperkt, je moet je nog steeds laten testen en de overheid volgt zieke prostituees meestal op de voet. Het overzicht wat ontbrak tijdens het bordeelverbod zorgde voor oncontroleerbare criminele activiteiten Je had als hoer geen recht van spreken want je was toch maar een illegale arbeider. Zoals eerder gezegd, maar dan in andere woorden; “Elk voordeel heb z’n nadeel”. Deze uitspraak is zeker van toepassing op de nieuwe bordeelwet. Door de erkenning van prostitutie als legaal beroep zullen veel illegalen, meestal minderjarige meisjes de escortbranche invluchten, en deze is niet, of nauwelijks te controleren. Voor dit probleem is alleen nog geen oplossing gevonden. De eisen die door de gemeente gesteld worden aan de panden van de exploitanten zijn vaak zo hoog dat deze onhaalbaar in een korte tijd aangepast kunnen worden. Je kan als exploitant een voorwaardelijke vergunning krijgen waarin een tijdslimiet aangegeven wordt. Voor de “deadline” moet het pand helemaal in orde zijn, anders wordt de vergunning weer ingetrokken. De exploitant kan er ook voor kiezen de tent voor bepaalde tijd te sluiten en dan in eigen tempo orde op zaken stellen. Sommige gemeenten (voornamelijk de zwaar religieuzen) vinden het onaanvaardbaar dat zij niet meer de macht hebben om bordelen officieel te verbieden. De gemeentebestuurders zijn bang voor tegenstand van de bevolking bij het openen van een bordeel. Tot nu toe zijn hier gelukkig geen problemen bij opgetreden. Een ander nadeel is de kijk van de maatschappij op de hoer, ook al is prostitutie legaal, zal het ook als legaal geaccepteerd worden? In deelvraag 3 meer hierover. Er moeten sowieso nog wat puntjes op de i gezet worden in de nieuwe bordeelwet. Heeft een prostituee bijvoorbeeld recht op een uitkering? En wanneer wordt je arbeidsongeschikt bevonden? Deze dingen worden besloten door het voeren van politieke debatten over deze sociaal economische kwesties. Een legaal prostitutiebedrijf heeft zich, naast de voorschiften uit de bordeelwet, ook aan andere wetten te houden. Zoals bijvoorbeeld de bouwwet; “Seksinrichtingen moeten voldoen aan de objectgebonden eisen inzake bouw en brandveiligheid”. In het bouwbesluit staan alle voorschriften op het gebied van de bouw van de seksclubs. Een club wordt hierin gerekend tot de categorie logiesbedrijven. De drank en horecawet is ook van kracht op de nieuwe legale bordelen. Er mag gewoon drank geschonken worden en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten blijven ook van kracht. Bij een legaal bordeel is er natuurlijk sprake van een werknemer, werkgever relatie. De ARBO wet is hier daarom ook van toepassing. Deze wet beschermt vooral de gezondheid en veiligheid van de prostituee. Seksbedrijven moet, net zoals elk ander bedrijf, ook belasting en sociale premies afdragen aan de overheid. Dit staat vermeld in de sociaal fiscale regelgeving. In de WAV wet (wet arbeid vreemdelingen) zijn de volgende dingen aangegeven; je mag als werkgever geen vreemdeling in dienst nemen die niet in het bezit is van een, voordat werk geschikte, tewerkstellingsvergunning. Het is dus eigenlijk zo dat je, als je van buiten de EU komt, niet in de prostitutie kan werken. Want in artikel 3 van het besluit arbeid vreemdelingen staat namelijk dat je bij het aanvragen van een tewerkstellingsvergunning voor werk dat uit het verrichten van seksuele handelingen met of voor derden” altijd geweigerd wordt. Hygiëne staat bij de wet hoog in het vaandel; in de wet hygiëne en veiligheid zwemgelegenheden wordt zwemvoorziening niet verboden maar wel door middel van zware eisen onder de duim gehouden. In de infectieziektewet wordt van de exploitant geëist dat hij hepatitis B geïnfecteerde werknemers aangeeft bij het GG&GD dit heet een meldingsplicht. Maar de verantwoordelijkheid van SOA preventie ligt weer bij de gemeenten. Die spelen het meestal door aan de GG&GD. Voorschriften omtrent de openbare orde, woonleefklimaat, openbare zedelijkheid, arbeidsomstandigheden van de prostituee, gezondheid en hygiëne zijn beschreven in de prostitutie verordening. Deze verordening wordt door elke gemeente individueel opgesteld. Artikel 3.2.1. is het centrale artikel van de verordening. Dit artikel verbiedt het exploiteren van een seksinrichting of van een escortbedrijf zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan. Vergunning voor exploitatie van raam- en straatprostituees is onmogelijk. Onder raamprostitutie verstaan we een inrichting met een of meer ramen waarin een vrouw zich openlijk aanbiedt en de aandacht trekt van passanten om klanten te werven. Er zijn bepaalde voorwaarden voor het kiezen van een plaats om de seksinrichting te vestigen. Je mag bijvoorbeeld niet dichter als 250 meter bij een andere seksinrichting in de buurt zitten. Dit is omdat er, als er teveel inrichtingen om een kluitje geplaatst worden, de kans op “gettovorming” vergroot wordt. Ook in de directe omgeving van scholen, sociaal culturele instellingen ( zoals sportaccommodatie) en op andere plaatsen waar vaak minderjarigen komen, mogen geen bordelen geopend worden. Om een ordelijk, hygiënisch en veilig bedrijf te houden stelt de exploitant altijd bepaalde huisregels op. Deze zijn bij elk bedrijf anders, maar hebben wel dezelfde uitgangspunten. De exploitant is bijvoorbeeld altijd de eindverantwoordelijke bij het ontdekken van ziektes binnen het bedrijf. Ook moet de exploitant ervoor zorgen dat er geen criminele activiteiten plaatsvinden in het bedrijf. De exploitant zorgt er dus voor, dat in het bordeel geen gedwongen, onvrijwillige prostituees werken. Natuurlijk zijn minderjarige prostituees ook verboden. In de nieuwe bordeelwet worden er een aantal eisen gesteld voor bordelen. De eisen op het gebied van inrichting zullen we eerst behandelen. De seksinrichting moet zich in ieder geval houden aan de voorschriften van het bouwbesluit, een bordeel valt onder het kopje “logiesverblijven en logiesgebouwen”. Daarnaast zijn er ook enkele voorschriften die specifiek op een bordeel van toepassing zijn. Hier volgen een paar voorschriften puntsgewijs: - In een bordeel moet een verblijfsruimte zijn, deze moet ingericht zijn als een dagverblijf en heeft een totale vloeroppervlakte van minimaal 16m² met een breedte van ten minste 3,5m. Deze ruimte dient voor ontspanning van de werknemers. - In een bordeel met 5 of meer peeskamers moet een keuken, met een oppervlakte van minimaal 5m² aanwezig zijn. - In het dagverblijf en in de keuken mag niet gewerkt worden. - Het dagverblijf en de keuken moeten voldoende ramen hebben, er moet daglicht binnen komen en je moet naar buiten kunnen kijken. - Elke peeskamer moet een vloeroppervlakte van minimaal 8m² hebben, de breedte van de vloer moet ten minste 2,1m zijn. - Elke kamer moet voorzien zijn van een afsluitbare kast, een wasbak met stromend warm en koud water, en een heldere TL verlichting. - In een bordeel moet per etage en per 5 werknemers tenminste 1 heren en 1 damestoilet en een badkamer aanwezig zijn. - In iedere werkruimte moet een stil alarm zijn. De bovengenoemde eisen hebben allemaal te maken met de inrichting van het seksbedrijf. Hier volgen eisen die te maken hebben met de werksituatie: - De exploitant is verantwoordelijk voor de goede werkomstandigheden van zijn prostituees. Hij moet ook een actief beleid voeren ter beperking van gezondheidsrisico’s. - In de seksinrichting moeten voldoende condooms aanwezig zijn. Ook voorlichtingsmateriaal over SOA’s moet beschikbaar zijn. - De huisregels die opgesteld zijn door de exploitant moeten bij iedere klant bekend zijn. De exploitant zorgt ervoor dat de huisregels goed nageleefd worden. - De exploitant van een bordeel moet meewerken aan voorlichting campagnes van het GG&GD. Dat houdt meestal in dat er een arts op bezoek komt die de prostituees inlicht over SOA’s. - De exploitant moet zijn werknemers 4 keer per jaar laten testen op ziekten. - De prostituee mag zelf een arts uitzoeken die het onderzoek bij haar verricht. Ze is dus niet verplicht de, door de exploitant aangewezen arts, te nemen. - Alle kamers en sanitaire voorzieningen moeten ten alle tijden in een hygiënische staat verkeren. - In elke werkkamer moeten voldoende handdoeken en vloeibare zeep aanwezig zijn. - Het bed wordt elke dag verschoond, het laken moet na elke klant verschoond worden. Nu volgen er nog een aantal algemene voorschriften: - Er mogen in het bordeel nooit minderjarigen naar binnen. - De exploitant moet een werknemersregister aanleggen en moet deze, als er naar gevraagd wordt, ter inzage geven aan de politie. - Het is verboden de prostituee te dwingen alcohol houdende dranken te drinken. - De exploitant mag geen reclame maken waarbij hij het SOA-vrij zijn van de dames garandeert, of duidelijk maakt at zijn prostituees het ook “zonder” doen. - De prostituee mag altijd bezoekers en/of seksuele handelingen weigeren. Figuur 2.4 Raamprostituee wachtend op een klant
Als alle wetten en voorschriften als naleefbaar beschouwd worden door een beginnende exploitant, kan deze een vergunning aanvragen. Dit gebeurt schriftelijk en de volgende papieren moeten meegestuurd worden. - Identiteitspapieren van de exploitant. - Verklaring voor het kiezenen van het openen van een bordeel. - Huurcontract of eigendomsakte van de plek waar het bordeel zich zal gaan vestigen. - Een duidelijke plattegrond waarop de afmetingen van de werkruimtes nauwkeurig zijn aangegeven - Als de exploitant meerdere bordelen beheert dient hij deze bekend te maken en de adressen mee te sturen. - Een duidelijk en reëel ondernemingsplan. - Een overzicht van de huisregels. Als je als exploitant deze papieren opstuurt, is er altijd nog kans dat je aanvraag geweigerd wordt. Er zijn 3 hoofdredenen voor het niet verschaffen van een vergunning: - Het bestemmingsplan van de gemeente, het stadsvernieuwingsplan, de leefmilieuverordening, of het lokale prostitutiebeleid zijn tegenstrijdig met de aanvraag van de bordeelvergunning. - De exploitant voldoet niet aan de gedragseisen die in de bordeelwet gesteld worden. - Als er aanwijzingen zijn om te geloven dat erin het betreffende bordeel mensen zullen gaan werken die illegaal zijn. Een afwijzing moet natuurlijk altijd goed gemotiveerd worden. Om een objectiever beeld te geven aan de uitwerking van de nieuwe bordeelwet zullen we een paar voor en tegen argumenten behandelen. De positieve geluiden komen vooral uit de hoek van de prostitutie informatiepunten en van de politie en GG&GD in grote steden. Ze hopen op een opheffing van het taboe rond prostitutie. Door openheid heb je meer overzicht en controle mogelijkheden. De politieke voorstanders vindt je vooral links van het midden. Zeker de liberale partijen hebben tijden gevochten voor de nieuwe bordeelwet. Nederland loopt in vergelijking met de rest van de wereld ver voor op het gebied van prostitutiebeleid, dat zie je ook bij het softdrugs- en euthanasiebeleid. Een andere grote groep voorstanders zijn de feministen. Ze vinden dat elke vrouw, wat voor beroep ze ook heeft, respect en begrip verdient. Om een overzichtelijk geheel te krijgen zullen we de voor-argumenten van de bovengenoemde groepen puntsgewijs weergeven. - Als er duidelijke regels zijn, weten alle betrokkenen (exploitanten, prostituees en klanten) waar ze aan toe zijn. - De verhouding verbeterd tussen exploitant en prostituee, het wordt gelijkwaardiger . - Door een vergunningstelsel heeft de overheid een dikke vinger in de pap. De werkomstandigheden van de prostituee zullen verbeteren. - Het werk is wit en dus legaal. De prostituee kan nu een hypotheek of lening aanvragen en gebruik maken van een pensioensregeling. - De prostitutie wordt legaal er daarbij verdwijnt de schimmige, criminele sfeer rondom prostitutie. De taboes en vooroordelen rond prostitutie zullen langzaam verdwijnen. - Door legalisering van prostitutie van meerderjarigen, kan ze politie zich meer concentreren op minderjarige en gedwongen prostitutie. - In artikel 10 van de grondwet staat dat iedereen recht heeft op vrije arbeid, de morele en religieuze tegenargumenten hebben dus geen poot om op te staan. De tegenargumenten komen vooral uit de religieuze kringen. Alle christelijke partijen zijn tegen de nieuwe bordeelwet, in zwaar gelovige gemeenten komt het voor dat mensen zelfs actie voeren tegen de legalisering. Ze zijn kwaad omdat hen het recht ontnomen is om een bordeel te kunnen weigeren. Hier volgen een aantal tegenargumenten van deze mensen: - De positie van een prostituee wordt niet beter door de hulp van de overheid. Veel prostituees zijn op een “eerloze” manier het vak ingekomen. Deze vrouwen schamen zich voor hen beroep en zullen geen hulp van de overheid aannemen. - De illegale prostituees durven de misstanden die hen aangedaan worden niet aangeven. Ze zijn bang om opgepakt te worden. De vrouwen komen, omdat ze nergens meer mogen werken, terecht in het criminele, ondergrondse circuit. Hierdoor ontstaat vrouwenhandel en “wildtippelen”. - De overheid moet de openbare zedelijkheid beschermen, zou prostitutie dan niet verboden moeten worden? - Al eeuwenlang hang er een beruchte sfeer, in bordelen werd altijd al in van alles gehandeld. Als je dan het hol van de leeuw legaliseert, lijkt het dan niet alsof je geen problemen hebt met de criminele activiteiten? - Een gemeente mag speelautomaathallen verbieden, maar bordelen niet. Is dat niet een beetje scheef?
De meeste prostituees kiezen vrijwillig voor hun vak maar helaas worden sommige meisjes ook soms gedwongen om de prostitutie in te gaan door hun vriendjes. Deze jongens worden ook wel loverboys genoemd. Op 17 januari hebben we het tv programma Jong! gezien. Daar deden twee meisjes hun verhaal die slachtoffers waren van loverboys. Loverboys zien er meestal goed uit en hebben veel geld. Een loverboy gaat als volgt te werk: Hij zoekt een meisje uit, die er onzeker en beïnvloedbaar uitziet. Vervolgens wordt het meisje verliefd op hem en hij ‘zogenaamd’ ook op haar. Hij overlaadt haar met dure cadeaus zoals mobiele telefoons en gouden sieraden etc. Maar na een tijdje eist de loverboy van zijn vriendin dat ze in de prostitutie gaat werken. Hij wil zijn dure cadeaus terug betaald hebben. Loverboys kunnen echt heel ver gaan, het meisje uit het tv programma werd maandenlang zwaar mishandeld door hem, en hij hield haar dag en nacht in de gaten. Hij bond haar ook regelmatig vast, zodat ze niet makkelijk kon ontsnappen. Dat meisje heeft uiteindelijk wel kunnen ontsnappen, maar de loverboy loopt nog vrij rond. Toen we het tv programma zagen waren we erg geshockeerd, je kon echt zien dat het meisje zwaar getraumatiseerd was. Die loverboys zijn natuurlijk afschuwelijke personen, maar als meisje kan je dit soort situaties goed voorkomen. Je moet vooral niet zomaal dure cadeaus van je nieuwe vriendje aannemen, want je weet maar nooit wat hij van plan is. Over het algemeen vinden vrouwen het vak prostitutie onaantrekkelijk, oneervol en onzedelijk. Vanzelfsprekend zijn er ook talloze redenen om niet de prostitutie in te gaan. -Gezondheid/risico op ziektes -Gevaar voor (agressie van) klanten/ pooiers/ dwang/ afpersing. -Het leiden van een dubbelleven/ liegen tegen naaste omgeving. -Geestelijk erg zwaar werk -Gewend raken aan het geld/ waarde van geld en sex niet meer zien. -Confrontatie met ander milieu/ drugs etc. -Negatieve beeldvorming van mannen in het algemeen -Moeite met relaties. -Vernederende opmerkingen/ minachting van omgeving en klanten. -Minder geld verdienen dan je verwacht/ hogere schulden krijgen. We hebben een citaat opgezocht van een ex-prostituee om te laten zien waarom iemand werkt: "ik besloot een dubbelleven te gaan leiden om mijn ouders niet te kwetsen en omdat ik bang was dat mijn vrienden me raar zouden aankijken. Met het werken zelf had ik niet zoveel problemen. Lekker veel verdienen en gezellig met je collega's in de club. Bovendien streelt het je ego als je merkt dat mannen bereid zijn grof te betalen voor je aandacht." Een feit is dat veel mensen zich niet veilig voelen in de rosse buurten. Daarom pleit burgemeester Cohen voor sluitingstijden voor raamprostituees, Daarmee wil hij de overlast in gebieden als De Wallen, Singel, Ruysdaelkade, en Spuistraat tegen gaan. Het idee om de sluitingstijden van het Amsterdamse nachtvertier te beperken, bestaat al langer bij de politie. De raamprostituees trekken in de late nachtelijke uurtjes vaak dronken of lastige klanten aan als er in de stad nergens anders iets te beleven is. Bovendien zijn prostitutie gebieden vaak een aantrekkelijke plaats voor bijvoorbeeld verslaafde tippelaarster, drugsdealers en zakkenrollers. Buurtbewoners zullen blij zijn als de sluitingstijden er komen. Maar wijd denken persoonlijk dat het beperken van de tijden geen goed idee is, want zo verplaats je het probleem alleen maar. Bij vroege sluitingstijden zullen de prostituees alsnog de staat opgaan en zo wordt de tippelprostitutie aangemoedigd. Wat ons het meeste opviel aan de uitslag van de enquête was het volgende; Mannen accepteren de prostituee in het algemeen meer dan vrouwen, maar zodra er iemand in de naaste familie bekent dat ze een prostituee is, wil de man er niets meer van weten. Kortom, als het ver van zijn huis is vindt hij het o.k. , maar wanneer het te dichtbij komt verafschuwd hij het. Hoofdstuk 4 Hoofdvraag: Hoe verliep de ontwikkeling van de positie van de prostitutie in de maatschappij van 1900 tot nu? In december 1895 werd een commissie benoemd uit de gemeenteraad die de “aard en omvang” van de prostitutie in Amsterdam moest nagaan. De commissie was onder leiding van Dr. Voute. De commissie voerde onderzoek uit en leverde een rapport in bij de gemeenteraad In het rapport stond dat prostituees feitelijk kunnen worden beschouwd als slavinnen. Het rapport was sterk overdreven omdat de commissie zich alleen op de grootste bordelen had geconcentreerd Het rapport maakte daarom wel indruk op de gemeenteraad. Op 1 juli 1897 sprak een meerderheid zich uit voor het bordeelverbod. Rond 1900 werd niet alleen in Amsterdam, maar in alle Nederlandse steden het plaatselijk bordeelverboden uitgevaardigd. Ook nationaal was de tijd rijp voor een zeer strikte zedelijkheidswetgeving. In 1911 werd de wet tot bestrijding van zedeloosheid bevestigd. Dit artikel staat beter bekend als het bordeelverbod. De exacte tekst van het bordeelverbod luidde; “Hij die van het opzettelijk teweegbrengen of bevorderen van ontucht door anderen met deze een beroep of gewoonte maakt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van ten hoogste tweeduizend gulden. In principe was deze wet gericht tegen de seksindustrie, dus de prostituees en de exploitanten, en niet tegen de klant of bezoeker. Prostitutie als zodanig werd niet verboden, maar wel het geven van gelegenheid tot ontucht. De invoering van de wet had ook te maken met de reputatie die Nederland internationaal toen had als erg tolerant land. Het “slappe” beleid van voor 1911 trok veel exploitatievormen aan naar Nederland, zoals speelholen, wedkantoren en pornografische ondernemingen. De wet was bedoeld om de onzedelijke reputatie van Nederland te laten dalen. In 1935 was een strikter verbod op tippelen en het van huis uit lonken vastgelegd in Algemene Politie Verordening. In dit artikel wordt overigens voor het eerst over vrouwelijke en mannelijke prostitutie gesproken. De vervolging van prostitutie bleek dweilen met de kraan open want het aantal prostituees bleef ondanks de wetgeving altijd groeien. Een van de resultaten van het bordeelverbod was een verstrengeling van prostitutie en criminaliteit en de opkomst van de souteneur, ook wel pooier genoemd. Hij was de minnaar of echtgenoot, beschermer en uitbuiter van de prostituee. Sommige pooiers hadden meerdere vrouwen voor zich werken. Een van de beruchtste pooiers van de jaren twintig en dertig was Rooie Leen. Door het bordeelverbod nam de prostitutie dus niet af, integendeel. Het Miniserie van Justitie verzamelde in 1909 informatie en telde in Amsterdam bijna drie maal zoveel prostituees als in andere steden met een bordeelverbod zoals Rotterdam en Den Haag. In 1920 is volgens de gemeentelijke statistiek van Amsterdam het aantal inrichtingen en prostituees verdubbeld. In 1923 zijn er alweer ruim 100 prostituees bijgekomen. Na de oprichting van de zedenpolitie in 1921 stegen de cijfers maar mogelijk heeft dat ook te maken met de verbetering met de registratie. In 1936 zijn er vierduizend prostituees in Amsterdam. Volgens de zedenpolitie is in 1936 bijna de helft van vrouwen tippelaarster, eenderde behoort tot de thuiszittende prostituees, deze werkten in verkapte bordelen, ook wel knippen genoemd, onder toezicht van een houder of houdster. De tippelaarsters waren de grootste groep prostituees doordat veel thuiswerkers vaak ook de straat op gingen. Dat deden vaak als de klant niet kwam opdagen. Straatprostituees waren de meest vervolde groep in de jaren voor de oorlog. In 1935 werden er uitzonderlijk veel vrouwen gearresteerd, bijna 3 keer zoveel als in 1934. Dit was een gevolg van de economische crisis en van het strikte verbod op tippelen van 1935. De klanten verdwenen uit de cafés en dus moesten de prostituees hun heil zoeken op straat en in het Vondelpark. Toen Duitsland Nederland binnenviel in de Tweede Wereldoorlog was Hitler meteen bezorgd over de slagkracht van zijn manschappen. De legers trokken veel prostituees aan, en dat bevorderde de geslachtsziekteverspreiding. Nog geen half jaar na de Duitse inval in Nederland werd het besluit “houdende Voorzieningen tegen Verbreiding van Geslachtsziekten” van kracht. Patiënten die niet wilden meewerken konden voortaan gedwongen worden om zich aan te melden bij een polikliniek. De besmettingscijfer stegen; in de vijf oorlogsjaren verdubbelde het aantal gonorroelijders, terwijl het aantal syfilispatiënten maar liefst vervijfvoudigde. De professionele geslachtsziektebestrijders waren overigens wel te spreken over de strengere Duitse maatregelen. Na de bevrijding werden ze “aanvaardbaar” en “van groot nut” genoemd. De verordeningen werden dan ook overgenomen door het naoorlogse Militair gezag en zouden tot 1952 van kracht blijven. Op 3 oktober 1941 kregen de chefs van de zedenpolitie van Amsterdam, Rotterdam en den Haag en Utrecht instructies van hun Nederlandse superieur Noltenhius. Die waren niet geheel in geest van de Duitse bezetter. Tegenover de publieke vrouwen diende uitermate tactvol te worden opgetreden en men moest het begrip “publieke vrouwen” heel smal nemen. Alleen de beroepsprostituees mochten geregistreerd worden. Er werd begonnen met “allerergsten”. De zogenaamde amatrices (strippers etc.) werden buiten beschouwing gelaten. Er mochten geen razzia’s gehouden worden (razzia betekend door politie gevoerde drijfjacht). Er vond wel degelijk razzia’s plaats maar hoeveel is ons niet bekend. De toenmalige chef van de zedenpolitie J.Fremery Kalff: “Deze razzia’s droegen gelukkig een heel ander karakter dan die, welke ten doel hadden jongen Nederlanders of Joodse landgenoten te deporteren. Wanneer er in een bepaald café dames werden gesignaleerd die een besmettingsgevaar opleverde, dan rukten de rechercheurs er ‘s avonds met een grote auto uit om het café leeg te halen. In de overvalwagen was het altijd een beestenboel. De vrouwen schreeuwden en maakten lawaai en zongen vaak luidkeels. De Amsterdam GG&GD was tegen de razzia’s Uit het jaarverslag van 1941;”Razzia’s hebben het onaangename, dat vrouwen kunnen worden meegenomen, die eigenlijk daarvoor niet in aanmerking komen”. Maar dit gebeurde zelden want de zedenpolitie beperkte zich tot de zeer slecht bekend staande gelegenheden. De GG&GD en de zedenpolitie werkten samen bij het opsporen van vrouwen die door Duitse soldaten als besmettingsbron werden genoemd. Opsporing was natuurlijk lang niet altijd mogelijk. Zoek maar eens in een grote stad als Amsterdam naar een meisje, waarvan alleen bekend is dat ze Daisy heet en blond haar heeft. De besmette meisjes waren bovendien niet allemaal prostituees. Omstreeks 1960 kwamen de Wallen in het middelpunt van de belangstelling te staan. Na de moord op Mager Josje. Die moord maakte duidelijk dat het bordeelverbod op grote schaal werd overtreden. Het proces was nog niet eens afgelopen, en de officier van Justitie Hartsuiker hield in december 1959 een grote schoonmaak op de Wallen. Bordeelhouders en onzedelijk geklede vrouwen werden geverbaliseerd. Door deze gebeurtenissen nam de fascinatie voor de Wallen steeds meer toe. Tot ver in de jaren zestig waren een afgesloten wereld in de stad en nog niet de toeristische trekpleister die het nu is. Buurtbewoners vertelden liever niet dat ze er woonden, dan werd je toch een beetje met de nek aangekeken. De actie van Hartsuiker in 1959 had geleid tot een verspreiding van tippelprostitutie over de stad. Figuur 4.1 Prostitutieblok
Vanaf de jaren zestig kreeg de prostitutie op de Wallen een openlijker karakter. Het aanzien van de prostitutie veranderde in de jaren zeventig. De meisjes achter de ramen waren minder vaak Nederlands, ze kwamen van veel verder. Eerst kwamen de Surinaamse meisjes, daarna de Dominicaanse, Braziliaanse, Colombiaanse en later de Thaise meisjes. Het was niet alleen een kwestie van aanbod, maar ook van vraag. In de jaren zeventig waren exotische vrouwen erg populair. De exploitanten waren te spreken over de buitenlandse meisjes. Een citaat van een bordeelhouder in de Telegraaf van 1987:” Nederlandse vrouwen waren steeds moeilijker onder de duim te houden. Die hadden door dat gedoe met die emancipatie een grote bek gekregen. Die latina’s waren een verademing. Die peesden als renpaarden en zeurden nooit. Dat konden ze niet want ze spraken de taal niet”. Na de val van de muur in Berlijn kwamen er nog meer onderdanige Oost-Europese prostituees naar Amsterdam. Er zijn anno 2003 bijna veertig kleine en grote clubs in Amsterdam, waarvan enkele homoclubs. Het interieur van de topclubs is zeer luxe, de mooi gestoffeerde werkkamers zijn voorzien van baden en soms zijn er sm-voorzieningen. De champagne stroomt rijkelijk, daar wordt dan ook het meeste op verdiend. Het gebruik van de woorden bordeel en prostitutie is taboe. Men spreekt over relaxinrichtingen met gastvrouwen en gastheren. Nu bordelen steeds meer onder overheidscontrole komen, lijkt er sprake van een vlucht in de ‘escort’. Prostituees die voor hun omgeving, de belasting of de Sociale Dienst niet willen weten dat ze in het leven zitten, kiezen daarvoor. Het is een van de meest ongrijpbare, gevaarlijke vormen van prostitutie. Ruim de helft van de escortmarkt werkt illegaal: er wordt geen belasting betaald, de escorts hebben geen verblijfsvergunning en er wordt geworven via 06-advertenties van duistere bemiddelingsbureautjes. De duurste escorts kosten 275 EUR per uur, de minimumprijs ligt rond de 90 EUR per uur. Een gemiddelde homo-escort kost de klant 100 tot 125 EUR. De schattingen over het huidige aantal prostituees in Amsterdam lopen uiteen tussen de vijfduizend en tienduizend. De cijfers van jongens zijn nog onbetrouwbaarder. Gigolo’s zijn er weinig, omdat vrouwen weinig behoefte hebben aan betaalde seks of omdat het huidige aanbod niet gevarieerd genoeg is en te veel bestaat uit het type “sportschool met petjes”. Straatprostitutie is bijna uitgebannen in Amsterdam. Eeuwenlang hebben hier vrouwen getippeld, van de Wallen tot het Vondelpark. Naast de traditionele tippelprostitutie, kwam na de Tweede Wereldoorlog de “liftprostitutie” in opmars. De auto was tevens afwerkplek. In Amsterdam was de Oude Haagseweg een favoriete oppikplek. In de jaren zeventig en tachtig nam het protest tegen straatprostitutie toe, vooral omdat deze gepaard ging met overlast vanwege heroïne. Er gingen dealers rond bij de verslaafde tippelaarsters en er lagen spuiten op de weg. Ook de auto’s van klanten zorgden voor overlast. Sinds 1996 is tippelen verboden in heel Amsterdam. In navolging van andere steden stelde Amsterdam een tippelzone in, en wel aan de Theemsweg, ver van de bewoonde wereld.
1-10-2002 Hoofd- en deelvragen bedacht E+E * 4pp* 2003: 4-1,18-1,2-2,23-2 Bezoeken aan bibliotheek en boekhandel E+E 14pp
5-1,7-1,10-1,15-1 Deelvraag 1 beantwoord en verwerkt. Eva 14
5-1,10-1,11-1,18-1 Deelvraag 2 beantwoord en verwerkt. Eliza 16
10-2, 15-2, 16-2, Deelvraag 3 enquete afgenomen en E+E 22pp
19-2, 20-2 verwerkt en deelvraag beantwoord
23-2,24-2,26-2 Hoofdvraag verwerkt en beantwoord E+E 8pp
26-2,28-2 Conclusie geschreven E+E 8pp
29-2 Lay out Eva 2 *E+E= Eva en Eliza, pp= SLU per persoon
We hebben allebei ongeveer 80 SLU Bronvermelding Deelvraag 1: Het Amsterdamse hoerdom prostitutie in de zeventiende en achttiende eeuw Lotte C. van de Pol uitgave 1996 (blz 114 t/m 122, 203 t/m 216) Huizen van illusies Sietske Altink uitgave 1983 (Hoofdstuk 6 en 7) Prostitutie vroeger en nu W.L. van Haeften uitgave 1969 (blz 65 t/m 71) Deelvraag 2: Informatie pakket van het Prostitutie Informatie Centrum
Kuisheid voor mannen, vrijheid voor vrouwen, de reglementering van prostitutie Petra de Vries uitgave 2000 (Hoofdstuk 4,5) Deelvraag 3: Enquete
De wereld van de prostitutie W.G. Mulder uitgave 1979 (blz 44 t/m 46) Meisjes van plezier geschiedenis van de prostitutie in Nederland
F.A. Stemvers uitgave 1968 (Hoofdstuk 9) Het oudste beroep geschiedenis van de prostitutie H.W.J. Volmuller uitgave 1966 (blz 23 t/m 29, 67 tm/ 74) Betaalde liefde prostitutie in Nederland An Huitzing uitgave 1983 (blz 33, 74 t/m 16, 115, 127)
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
L.
L.
wel goed
13 jaar geleden
Antwoorden