De economische crisis van 1929

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 5e klas havo | 3807 woorden
  • 25 april 2001
  • 219 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
219 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

De economische crisis 1929
en de gevolgen voor Nederland.

Inhoudsopgave
Blz. 1 : Voorblad.
Blz. 2 : Inhoudsopgave.
Blz. 3 : Hoofd en deelvragen.
Blz. 4 : Keuze voor dit onderwerp.
Blz. 5,6,7 : Inleiding: Hoe ontstond de crisis?
Blz. 8,9 : Wie was Colijn?
Blz. 10,11 : De Nederlandse politiek.
Blz. 12,13,14 : De gouden standaard.
Blz. 15 : Samenvatting van alle uitwerkingen van de crisis.
Blz. 16,17 : Conclusie.
Blz. 18 : Gebruikte literatuur.

Hoofdvraag
Wat waren de gevolgen van de economische crisis voor de bevolking En wat deed de regering eraan?


Deelvragen
- Hoe is de crisis ontstaan?
- Welke gevolgen voor Nederland : - in sociaal opzicht?
- in economisch opzicht?
- Wat waren de uitwerkingen van de crisis politiek van Colijn?
- Wat was de effectiviteit van deze politiek met opzicht naar de
economie?
- Hoe moet de politiek van Colijn vanuit de economische theorie beoordeeld worden. En was het plan van de arbeid beter geweest?

Keuze voor dit onderwerp
Onze interesse voor de economische crisis is groot. Toen we een onderwerp voor ons profiel werkstuk moesten verzinnen kwam de economische crisis van de jaren dertig tevoorschijn. We hebben allebei economie en geschiedenis, dit kwam mooi uit want deze vakken kan je allebei mooi combineren met de economische crisis van de jaren dertig.

Ook was het zo dat dit onderwerp tijdens de lessen geschiedenis bij ons allebei grote interesse opwekte. Het leek ons leuk om over dit onderwerp meer te weten te komen met name tot de gevolgen voor Nederland en over de gevoerde politiek tijdens de crisis. Ook was het zo dat geschiedenis en economie het makkelijkst te combineren was met een profielwerkstuk en zo was onze eerste gedachte gelijk de economische crisis van 1929

Toen we met dit onderwerp bij U [leraar] zei u dat we ons werkstuk moesten concentreren op Nederland en op de Nederlandse politiek in de jaren die onder leiding stonden van premier dr. Hendrikus Colijn. Dit was bij nader inzien een zeer interessant en leerzaam onderwerp om te weten te komen hoe de politiek was tijdens die moeilijke periode in de crisistijd. Het was ook interessant om te zien dat wanneer er op dat moment zo`n grote crisis plaats vindt in Amerika de gevolgen merkbaar zijn in vele andere landen.

Het was zeer interessant om uit te zoeken wat de Nederlandse politiek deed met dit moeilijke en grote probleem. Ook stuiten we op veelal nieuwe interessante feiten die voor ons nieuw waren. Het was dus heel leerzaam om aan dit onderwerp te werken en we hebben het dan ook met veel plezier gedaan.

We hopen dat we ons werkstuk naar tevredenheid hebben gemaakt.

[de auteurs]

Inleiding: Hoe ontstond de crisis.
In het begin van de jaren 20 ging het met de economie in de Verenigde Staten geweldig en vooral met de duurzame consumptie goederen. Daarin tegen ging het met de landbouw textiel industrie de kolenmijnbouw en de spoorwegen niet zo goed. Vooral in de landbouw ging het niet goed met de VS. Want na de eerste wereld oorlog nam de Verenigde Staten een groot deel van de productie van landbouw producten op zich om De Europese landen die onder de oorlog geleden hadden de kans te geven zich weer op te bouwen.

Dus gingen de boeren in de VS meer verbouwen en produceren om dit te exporteren naar Europa en dus moesten de boeren in de VS leningen af gaan sluiten om meer land en grotere machines te kunnen kopen om dit alles te kunnen produceren. Maar naar verloop van een aantal jaren kwam de productie in Europa weer op gang en zaten de Amerikaanse boeren dus met productie overschoten die ze niet meer kwijt konden en dus ook met de leningen die ze niet meer konden afbetalen dus gingen veel boeren failliet en konden ze hun leningen dus niet meer terug betalen aan de banken die op deze manier haar reserves kwijt raakten. Het toezicht van de overheid op het verstrekken van die leningen door de banken was dus veel te weinig.

Maar op de beurs ging het goed en de aandelen stegen zo snel dat iedereen daar wilde van profiteren. En dus gingen vele Amerikanen dus geld lenen en met dit geld aandelen kopen en die dan weer doorverkochten en hun lening afbetaalde en de winst zelf hielden. Dit was natuurlijk een hele makkelijke manier van geld verdienen voor de gewone mens. Door deze snelle stijgingen van beurskoersen en de enorme economische vooruitgang was het vertrouwen in het vrije marktmechanisme zeer groot. De banken hielden de rente laag en de grote bedrijven werden door de overheid flink geholpen door hoge tariefmuren dus toch niet echt vrije markt. Ondanks de slechte staat van de landbouw en de financiële sector gingen de koersen op de beurs alleen maar hoger en hoger. Wel werd de arbeidsproductiviteit hoger en werd er dus meer geproduceerd, maar de inkomens van de arbeiders stegen niet mee.

Het ging een hele tijd goed deze manier van beleggen maar toen er in de zomer van 1929 de eerste dalingen van beurskoersen waren te zien wisten de meeste mensen niet hoe gauw ze hun aandelen moesten verkopen. Want veel mensen speculeerden dus op de beurs met geleend geld en als de beurskoersen gingen dalen werden hun aandelen minder waard en de meeste waren bang dat ze dan hun leningen niet meer konden afbetalen en dus verkochten veel mensen hun aandelen om maar geen verlies te draaien en dus bleven de aandelen dalen omdat de speculanten geen vertrouwen hadden in de beurskoersen en dit snel verkopen van dalende aandelen bracht een zo genoemd sneeuwballeneffect teweeg. Dit sneeuwballeneffect betekent dat als er iemand of een aantal mensen door de dalende koersen zijn of haar aandelen verkocht de koersen nog verder daalden en dat er zo steeds meer mensen (over het algemeen speculanten in het begin) hun aandelen verkochten. Dus als er één begint er steeds meer mensen volgen dan spreek je van een sneeuwballeneffect.

Dus bleven de koersen dalen en de beleggers waren dus al hun vertrouwen in de beurs kwijt en wisten niet hoe snel ze hun aandelen moesten verkopen want dalende aandelen waren er in de jaren 20 niet geweest en dus wisten veel beleggers niet wat ze moesten doen. Dus verkochten de speculanten op de beurs hun aandelen om maar niet in de schulden te komen.

En toen gebeurde iets waar niemand op gerekend had op donderdag 29 oktober 1929 stortte de beurskoersen finaal in. Ruim 16 miljoen aandelen werden aangeboden voor spotprijsjes. Speculanten op de beurs konden hun leningen niet meer afbetalen en kwamen dus in de schulden. Maar ook doordat de banken geen reserves meer hadden door de grote leningen in de landbouw die door faillissement niet meer konden worden terug betaald aan de banken. Op die manier werd het allemaal nog erger dan het al was. Mensen gingen zo snel mogelijk proberen hun aandelen als ze die nog hadden te verkopen en al hun spaargeld van de bank halen om dat maar niet ook kwijt te raken. Daardoor gingen vele banken failliet. Ook ging de koopkracht flink achteruit. Gevolg hiervan was dat er vele mensen werden ontslagen omdat de eigenaren van die bedrijven hun niet meer konden betalen. De meeste Amerikanen dachten dat deze crisis een tijdelijke zaak was maar toen de crisis langer aanhield dan verwacht werden velen Amerikanen toch ongerust en werd het vertrouwen steeds minder en minder.

Deze crisis had natuurlijk meteen effect op Europa omdat de landen die zich hadden bemoeid met de eerste wereld oorlog geen leningen meer kregen van de VS om het land verder op te bouwen.hierdoor was er niet alleen in de VS grote werkloosheid maar ook in landen in Europa die door het stop zetten van deze leningen veel te maken kregen met grote werkloosheid. Ook voerde de VS grote importheffingen op buitenlandse producten om op die manier te proberen de productie in eigen land weer op de rails te krijgen. Gevolg hiervan was natuurlijk dat de Europese landen bleven zitten met hun producten en ze aan de straat stenen niet meer kwijt konden.

(Uit: Memo: Geschiedenis voor de 2de Fase)
Wie was Colijn?
Colijn was voor Nederland de leider van de ARP. De ARP was voor Nederland de grote partij van die tijd. Colijn voerde een voor de bevolking van Nederland niet goed beleid. Colijn had veel vrienden die veel geld hadden. De richtlijn van zijn belijd was om de gulden hard te houden. Dit betekent dat de gulden in tegenstelling tot de munteenheden van de meeste andere landen de zelfde waarde hield en maar iets daalde.

Dit was ongunstig voor de afzet in het buitenland, want de waarde van de munten in alle andere landen in Europa werd lager en omdat Colijn de waarde van de gulden niet liet dalen was het niet meer gunstig en winstgevend om voor andere landen te importeren uit Nederland.

Er waren veel partijen in Nederland tijdens de crisistijd die dachten dat ze de problemen wel eventjes op zouden kunnen lossen. Er kwamen drie grote Partijen naar voren. Dit waren de Rooms-Katholieke Staats partij (RKSP), De Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en de Sociaal Democratische Arbeids Partij (SDAP).

Colijn was de lijsttrekker van de grootste partij, de ARP. Hij gaf in de jaren 1933-1939 leiding aan vier achtereenvolgende kabinetten. Ondanks de slechte toestand in Nederland bleven de meeste mensen vertrouwen in Colijn hebben. De ARP kan je het best vergelijken met het CDA van tegenwoordig.

Kernstuk van zijn liberale politiek was de handhaving van de gouden standaard*. Hierdoor moesten overheidsbezuinigingen en inkomensverlaging worden doorgevoerd. Deze gouden standaard werd pas in 1936 losgelaten. In tegenstelling tot vele andere Europese landen die de gouden standaard al in 1933 loslieten. In plaats van meegaan met andere Europese landen hield Nederland een aanpassing en steunkoers. Doordat pas in een zo laat stadium van de gouden standaard liep Nederland een achterstand op ten opzichte van andere landen. De crisis had wellicht eerder voorbij kunnen zijn als dit alles in 1933 al was gebeurd. Dit was eigenlijk één van de grootste en enige aanmerkingen die er waren op de gevoerde politiek van Colijn.

Natuurlijk waren er tegenstanders maar Colijn heeft er toch voor gezorgd dat tijdens zo`n zware periode in ons land alles toch goed en netjes werd geregeld. Maar iedereen moet toegeven dat Colijn tijdens deze periode toch een goede leidsman is geweest voor Nederland en de Nederlandse economie.

(* Uit: De laatste tijd door P. Luykx/N. Bootsma. Blz. 231)
De Nederlandse politiek

De Nederlandse politiek ten tijde van de crisis werd omschreven als ‘deflatiepolitiek’ of ook wel ‘aanpassingspolitiek’ genoemd*. Dit betekent dat men in Nederland het prijspeil heel laag wou hebben zodat Nederland voor andere landen aantrekkelijk werd om van te importeren. Op deze manier wou men ervoor zorgen dat toch alle producten werden verkocht. Alles werd verlaagt prijzen, belastingen, huur en ook de lonen. Maar grote verbeteringen of vooruitgangen bleven uit.

Dit was omdat de prijzen in de andere landen sneller daalden dan in Nederland. Want in de andere landen had men de munteenheid laten devalueren en ‘de gouden standaard’ (komt later nog uitvoerig in beeld) werd losgelaten en dus de waarde van de munt laten dalen waardoor de prijsdalingen nog sneller gingen. Nederland was standvast en liet de gulden zijn waarde behouden.

Uiteindelijk op 27 september 1936 liet de Nederlandse regering toch de gouden standaard los*. Toen steeg de export meteen voor het eerst sinds jaren, maar dit was maar van tijdelijke aard, want er was nog lang geen sprake van echt economisch herstel.

Er was ook massale werkloosheid, deze bedroeg maar liefst 25%. De overheid stelde hiertegenover projecten om de werkloosheid te drukken, dit lukte gedeeltelijk maar de werkloosheid bleef aanhouden ook al was het niet zo extreem meer als voorheen. De overheid deed wat aan de infrastructuur die hierdoor verbeterde.

Maar de overheid investeerde niet in het bedrijfsleven, hierdoor bleef de vraag naar arbeid relatief laag. De overheid streefde een kloppende begroting na dus vandaar dat de overheid geen zin had om geld te lenen en dat te investeren in bedrijven. De lonen bleven hierdoor ook laag en dat was zonde want hierdoor konden de burgers niet veel geld investeren. Dat zou betekenen dat er meer werkgelegenheid zou komen om aan de gestegen vraag naar producten te voldoen. De SDAP had wel zoiets bedacht, ze kwam in 1936 met het plan van de arbeid. Dit hield in dat er grote bedragen in het bedrijfsleven zouden worden gepompt. Dit samen met de verkorte werktijden en verplicht pensioen leiden tot 200000 nieuwe banen.

Colijn vond dit maar niks. Hij vond dat alles wat nuttig was aan het plan van de arbeid al gebeurde. De andere meetellende stemmen vonden dit plan te duur. De kiezers vonden dit plan ook maar niks want het ging net wat beter met de economie dus vonden ze dat het beleid wat op dat moment gevoerd werd maar moest blijven.

(* Uit: Het jongste verleden door MR P.J. Oud> Hd. 5 blz. 140)
(* Uit: Het jongste verleden door MR P.J. Oud> Hd. 12 blz. 376)
De gouden standaard.

Eén van de belangrijkste begrippen tijdens de economische crisis was ‘de gouden standaard’. De Nederlandse regering wilde in de begin jaren van de crisis vasthouden aan deze gouden standaard en zo de waarde van de gulden gewaarborgd houden. Ondanks dat het woord devaluatie tijdens het begrotingsdebat van 1933 wel is gevallen*.

De gouden standaard betekent eigenlijk dat de waarde van de gulden is gekoppeld aan de waarde van goud waardoor het waardevast is. Als je van de gouden standaard afwijkt dan laat je de waarde van de gulden afhangen van de economie. Dit vonden vele kamerleden te riskant omdat het juist de economie was die slechter en slechter werd. Als je de gouden standaard verlaat dan laat je de waarde van de gulden afhangen van het economische proces van vraag en aanbod.

Maar door de grote werkloosheid in Nederland was de koopkracht natuurlijk heel erg laag omdat de meeste mensen niet veel te besteden hadden. De meeste mensen waren bang dat door het loslaten van de gouden standaard de gulden in waarde enorm zou gaan dalen. Belangrijk was het daarom dat bij het verlaten van de gouden standaard het binnenlands prijspeil te drukken, waardoor producten goedkoper werden en hierdoor de waarde daling van de gulden werd gecompenseerd.

Er werden in andere Europese landen grote tariefmuren gebouwd om de binnenlandse afzetmarkt en dus de binnenlandse producenten te beschermen. Op die manier werden producenten in eigenland beschermt om op die manier hun producten aan de man te brengen en zo de algehele afzetmarkt te vergroten van het eigen land. Deze bescherming zorgde ervoor dat eigen producenten er weer boven op konden komen en dat de producten die goedkoop in het buitenland werden geproduceerd zo duur werden gemaakt (door hoge tariefmuren) dat de producenten in eigen land goedkoper waren en dus werd de binnenlandse economie op die manier beschermd en krabbelde de economie in deze Europese landen er langzaam maar zeker weer bovenop.

Ondanks dat vele Europese landen in een vroeg stadium deze gouden standaard verlieten, hield Nederland hier lange tijd toch aan vast. Om precies te zijn tot 27 september 1936. Later waren er veel kritieken omdat in de ogen van menig critici de gouden standaard veel te laat werd losgelaten.

(Uit: Het jongste verleden door P.J. Oud> Hd. 3 Blz. 90)

Het was van groot belang dat na het loslaten van de gouden standaard dat de lonen van particuliere bedrijven naar beneden gingen om zo het verlies op te vangen wat met het loslaten van de gouden standaard werd veroorzaakt. Want doordat de economie nog erg onstabiel was in het begin stadium was het onmogelijk om vast te houden aan dezelfde terwijl de afzet in het begin alleen maar zou dalen. Maar als de lonen moesten dalen dan was het natuurlijk ook logisch dat de kosten van het levensonderhoud naar beneden moesten gaan. Want als het loon lager wordt moet je natuurlijk wel het eerste levensonderhoud kunnen betalen en dat kan niet als de prijzen op hetzelfde niveau zouden blijven. Dus daalde de prijzen.

De meest belangrijke en duurste kostenpost was de huur. Want hoe liet je deze dalen? Eén van de mogelijkheden was een daling van de rente waardoor het voor verhuurders goedkoper werd waardoor een huurverlaging kon worden doorgevoerd. Ook wou de regering door een gunstige hypotheekregeling de bouw van huizen tegen lagere huur tarieven bevorderen. Dit laatste kon alleen als gemeente bij verstrekken van de bouwgrond en bouwvakkers bij het bepalen van hun lonen deze neerwaarts wouden laten gaan*.

Ook zal het zo worden dat bedrijven die de economische gesteldheid bevorderen door het drukken van lonen en/of het verlagen van prijzen in aanmerking kwamen voor een vergoeding als dit daadwerkelijk de economie vooruit hielp. Ook was het dan zo dat doordat particuliere bedrijven de economische gesteldheid verbeterde en lagere prijzen rekenden doordat ze vaak werklozen in dienst namen die bereid waren te werken tegen een aanzienlijk lager loon dan ze gewent waren. Dit was ook gunstig voor de uitgaven van de regering die daardoor minder geld hoefde uit te geven aan het bekostigen van uitkeringen.

Colijn zei ook: ‘Wil ons land voor de toenemende bevolking arbeid vinden, dan is de industrie de enige uitkomst’. Dit was een goede uitspraak omdat er in de landbouw weinig mensen meer konden worden voorzien van werk.

Maar het grote probleem van een industrialisatie in Nederland was dat Nederland in onvoldoende mate beschikte over de benodigde grondstoffen.

(Uit: Het jongste verleden door P.J. Oud> Hd. 3 Blz. 93)

Die moesten worden geïmporteerd. Maar tegenover import moet natuurlijk export staan. Dit was een groter probleem dan dat op financieel gebied. De handelspolitiek was natuurlijk heel moeilijk omdat alle landen hun binnenlandse economie beschermde om hun eigen economie er weer bovenop te helpen.

Samenvatting van alle uitwerkingen van de crisis:

In 1929 begon de economische in Amerika. Doordat de mensen teveel leenden en teveel speculeerden in aan delen. De hele economie in Amerika stortte in. De sneeuwbal begon te rollen en vele landen werden in deze val meegesleept, zo ook Nederland.

De grootste partij in die tijd in Nederland was de ARP. Colijn was de lijsttrekker van die partij. Hij was dus de aangewezen persoon om een oplossing voor de ontstane crisis te vinden. Zelfs zijn tegenstanders vonden dat hij de juiste persoon was om het crisisbeleid te voeren*. Zijn politiek was goed maar de economie kon al veel eerder op haar oude peil terug zijn gekomen: Doordat Colijn de gouden standaard niet los liet in 1933 maar pas in 1936 ging kostbare tijd verloren.

Het loslaten van deze gouden standaard stond niet op zichzelf. Het moest samengaan met een verlaging van de lonen en de vaste kosten*. Het eerste levensonderhoud moest hierdoor niet duurder worden. Doordat dit allemaal werd geregeld kon de gouden standaard worden losgelaten. De andere landen lieten haar valuta al in 1933 dalen, Colijn (de ARP) deed dit dus pas in 1936. Daardoor kwam Nederland achterop te lopen bij haar internationale concurrenten. Deze achterstand is eigenlijk onnodig geweest omdat ook Nederland had mee kunnen gaan met andere Europese landen in 1933 in plaats van in 1936.

Ook was het zo dat investeringen in de landbouw om arbeidsplaatsen te scheppen eigenlijk niet kon omdat daar geen arbeiders nodig waren. De enige uitkomst in de ogen van Colijn was de industrie. Maar dit is voor Nederland heel moeilijk omdat Nederland niet over de benodigde grondstoffen beschikt die nodig zijn voor een goede industrialisatie. Dus zal je het moeten importeren, maar dit is op den duur alleen mogelijk als daar export tegenover staat. Als er geen export is dan kan je ook niet importeren dus dit was een zeer moeilijke kwestie. Hierbij kom je weer op het probleem van de handelspolitiek. Volgens Colijn lagen daar veel meer moeilijkheden dan in het financiële gedeelte.

(* citaat uit: Het jongste verleden door MRP.J. Oud> Hd. 2 blz. 34)
(* Uit: Het jongste verleden door MR P.J. Oud> Hd. 3 blz. 93)

Conclusie:

De beoordeling van de crisispolitiek die Colijn voerde is moeilijk. Je kan de politiek die hij voerde wel vergelijken met de andere opties maar je weet niet hoe die hadden uitgepakt. Op verschillende punten had het wel duidelijk beter gekund.

Colijn hield de gulden hard (hij liet de waarde van de gulden niet dalen). Dit had hij volgens ons wel beter kunnen want doordat hij de waarde van de gulden niet liet dalen daalde de afzet in het buiten. Hierdoor daalde ook automatisch de productie, dit leidde er weer toe dat veel mensen ontslagen werden. Die werklozen hadden het niet breed dus zij konden ook amper in de economie investeren. Het was volgens ons misschien beter geweest als Colijn en het kabinet de gouden standaard eerder hadden verlaten en niet zolang hieraan hadden vastgehouden. Dan waren de gevolgen van de crisis misschien sneller opgelost en was de economie veel sneller weer op een gezond peil gekomen. Als de Nederlandse regering in 1933 net als vele andere Europese landen de gouden standaard hadden losgelaten in plaats van in 1936 was de economie misschien veel eerder hersteld. Dit had volgens ons dus veel sneller gekund dan dat is gebeurd.

Het plan van de arbeid was misschien wel erg duur geweest maar het had wel tot goede resultaten geleid. Verder zijn de grote projecten die werden ondernomen wel positief uitgevallen. Hierdoor werden er toch weer redelijk wat mensen aan het werk geholpen, waardoor de investeringen weer stegen en waardoor het geld weer aan het rollen kwam.

Maar doordat de bevolking in Colijn bleef geloven kon hij zijn beloftes waarmaken en Nederland is er weer bovenop gekomen naar verloop van tijd. De politiek die Colijn voerde was een op zich goede politiek ondanks dat sommige mensen felle kritiek op zijn beleid hadden stonden de meeste mensen achter het gevoerde beleid.

Maar zoals ik al zei is onze enige kritiek op de politiek in de crisisjaren dat er niet snel genoeg van de gouden standaard werd afgeweken waardoor men een achterstand opliep ten opzichte van andere Europese landen.

Het was al met al een zeer interessant onderwerp alleen door het steeds meer te specificeren op een betrekkelijk klein gedeelte (alleen de gevolgen voor Nederland) was het wel een redelijk moeilijk onderwerp. Maar het was ondanks de moeilijkheid een heel leerzaam onderwerp en heel leuk onderwerp om je in te verdiepen.

We hopen dat dit profielwerkstuk u tot tevredenheid zal stemmen. Wij waren althans tevreden met het eind resultaat. Het was allemaal zeer leerzaam om te zien dat een ramp in Amerika zulke verstrekkende gevolgen kan hebben op ons kleine kikkerlandje.

We hopen op een goede beoordeling.

Met vriendelijke groeten,

[de auteurs]

Gebruikte literatuur:
- Titel :De laatste tijd (geschiedschrijving over Nederland in
20e eeuw)
Auteurs : P. Luykx en N. Bootsma.
- Titel : De grote depressie en de New Deal.
Auteur : Drs. A. Lammers.
- Titel : Het jongste verleden.
Auteur : MR P.J. Oud.
- Titel : Het gebeurde in 1929
Auteur : Leonard de Vries.

REACTIES

F.

F.

Chill man

14 jaar geleden

J.

J.

Inhoudsopgave klopt van geen kant. Niets komt daadwerkelijk terug in de tekst.

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.