De Griekse Filosofie en tegenstelling tussen Plato en Aristoteles

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 8270 woorden
  • 20 mei 2003
  • 174 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
174 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Titel: Plato VS Aristoteles VOORWOORD In mijn profielwerkstuk besteed ik aandacht aan de meningsverschillen die de meester Plato en de leerling Aristoteles met elkaar hadden. Plato en Aristoteles zijn filosofen. Dat betekent dat zij streven naar wijsheid. Ik ben in contact gekomen met filosofie naar het lezen van “De wereld van Sofie” geschreven door Jostein Gaarder. In dat prachtige boek wordt de geschiedenis van de filosofie uitgelegd in de vorm van een roman. Ik was direct zeer geïnteresseerd naar de geschiedenis van de Griekse filosofie. Voordat ik hiermee begon had ik mij al eens verdiept in de Mythen en Sagen van de Grieken . Nu wilde ik wel eens wat weten over de mensen (filosofen) die er voor gezorgd hebben dat de Griekse bevolking na ging denken of die goden wel of niet echt zijn. De grondleggers van de filosofie zijn en blijven: Socrates, Plato en Aristoteles. Dat waren de eerste mensen die begonnen te denken over het denken zelf. Ik wilde wel eens weten in hoeverre Plato en Aristoteles verschillend dachten. En die bevindingen zijn in dit Profielwerkstuk: “PLATO vs ARISTOTELES” te vinden. Ook wordt er uitvoerig ingegaan op de filosofen voor Plato en Aristoteles. Romke Cees de Jong INHOUDSOPGAVE Voorwoord Wat is filosofie? Mythen

De filosofie voor Plato en Aristoteles • 1. De Milesische natuurfilosofen
1.1 Thales
1.2 Anaximander
1.3 Anaximenes • 2. Pythagoras en de Pythagoreeërs • 3. De Eleaten
3.1 Xenophanes
3.2 Parmenides en Zeno van Elea • 4. Heraclitus en Empedocles
4.1 Heraclitus
4.2 Empedocles van Grigentum • 5. De atoomleer 5.1 Democritus • 6. De sofisten • 7. Socrates De achtergrond van Plato & Aristoteles • 8.1 de achtergrond van Plato 8.2 de achtergrond van Aristoteles
Onderwerpen waarvan Aristoteles en Plato verschillen van mening
Conclusie
Bijlagen
Noten
Literatuurlijst Wat is filosofie? De naam filos (vriend) en sofia (wijsheid) komt uit de Griekse beschaving. Vanaf
ongeveer de 7e-6e eeuw v. Chr. spreekt men daar van 'wijzen' (sofos). De zeven 'wijzen',waaronder Bias, blonken uit in bruikbare kennis, in de handigheid om verstandig door het leven te gaan. Pas later krijgt 'filosophia' de betekenins van: liefde tot kennis of wijsheid. Filos betekent letterlijk 'vriendschap'. In het woord wijs-begeerte zit veel meer “de hartstochtelijke drijfveer die achter het zoeken naar de waarheid verborgen ligt” (Nietzsche) maar ook de voortdurende 'lust om te weten' of “de onophoudelijke interesse in het bestaan” (Kierkegaard) waarvan sommige kinderen getuigen. Sofia betekent oorspronkelijk kennis of vaardigheid, ook in praktische zin. Bij Plato gaat het om de wijsheid die enkel de goden bezitten. De mensen kennen enkel de eros, de drijfveer om van, meningen tot echt weten te komen. Enkel goden en niet geïnteresseerden kennen dit voortdurende verlangen niet. De drijfveer van de filosofie is niet enkel de verwondering of de verbijstering maar ook, het besef van de eigen onwetendheid, de elenchus (Socrates). Filosofie bespreekt vragen die elk mens aan gaan, rijk of arm, christen of jood, Turk of Frans. Zoals wie we zijn en waarom we leven. De beste manier om de filosofie te benaderen, is om filosofische vragen te stellen. Hoe is de wereld geschapen? Heeft alles een doel? Bestaat er leven na de dood? Hoe vinden we een antwoord op deze vragen? En misschien wel de belangrijkste vraag: Hoe moeten we leven? Deze vragen worden al gesteld sinds het begin van de mensheid. In al die tijd zijn veel al de zelfde vragen gesteld, maar er zijn verschillende antwoorden uit de bus gerold. Dat houdt dus in dat de vragen stellen ons gemakkelijker af gaan dan de antwoorden vinden. Je kunt de vragen in verschillende categorieën plaatsen. Metafysiek en kenleer: Wat is waarheid? Wat is kennis? Wat maakt kennis geldig? Wat is het zijn in onderscheid met de zijnden? Wat is het verschil tussen essentie en existentie? Wat is de verhouding tussen subject en object? Wijsgerige ethiek: Wat is goed en kwaad? Zijn er normen en waarden die voor altijd en overal gelden? Is oorlog moreel te rechtvaardigen? Wat is een goed en gelukkig leven? Wat is een morele handeling? Gaat het om beginselen van waaruit we handelen of om de gevolgen van ons handelen? Wijsgerige antropologie: Wat is het wezen van de mens? Waarin verschilt de mens van dieren en dingen? Heeft de mens een vrije wil? In hoeverre is de mens baas over zijn eigen denken en handelen? Wat is de verhouding tussen lichaam en geest? Wat is de verhouding tussen mens en cultuur? Sociale en politieke filosofie:Wat is macht? Wat is een conflict? Wat is de aard van het politieke? Welk politiek systeem is het meest rechtvaardig? Wie beslist over wat en hoe er wordt besloten? Wat is de verhouding tussen publiek en privé? Algemene wetenschapsleer:Wat maakt wetenschap tot wetenschap? Wat is wetenschappelijke kennis? Wat is het verschil tussen waarden en feiten? Wat verstaan we onder rationaliteit? Wat is een wetenschappelijk bewijs? Is er een eenduidig wetenschappelijke methode? Logica en taalfilosofie:Waarom hanteren we taal? Hoe kennen we betekenis toe aan woorden? Wat maakt een redenering geldig? Hoe onderscheiden we tussen geldige argumentatie en drogredenen? Wat is de verhouding tussen taal, denken en werkelijkheid?
De Mythen Filosofie is een nieuwe manier van denken die ongeveer 6oo jaar voor Christus in Griekenland is ontstaan. Voor die tijd gaven verschillende godsdiensten antwoord op de vragen die de mensen stelden. Zulke religieuze verklaringen werden van geslacht op geslacht doorverteld door middel van mythen. Een mythe is een verhaal over goden, waarin uitgelegd wordt waarom het leven is zoals het is. Hierdoor zijn over de hele wereld in de loop der tijd veel mythische antwoorden verzonnen op de onverklaarbare vragen van toen. De Griekse filosofen probeerden aan te tonen dat de mensen niet op die verklaringen konden vertrouwen. Bijvoorbeeld de mensen uit Scandinavië geloofden in Thor. Iemand die met een hamer in een wagen langs de hemel reed. Wanner hij met zijn hamer zwaaide ging het bliksemen en donderen. Wanneer hij dat deed viel er ook regen, wat voor de boeren van wezenlijk belang was. Daarom werd hij ook het meest vereerd; als god van de vruchtbaarheid. Wanneer er lange tijd geen regen viel dachten de mensen dat Thor zijn hamer verloren had en zo niet voor regen kon zorgen. Ook Griekenland kende veel van zulke mythen, hun oppergod was Zeus. Rond 700 voor Christus werden veel van deze Griekse mythologieën opgeschreven door Homerus en Hesiodus. Hierdoor werd het mogelijk om er over te discussiëren. Griekse filosofen dachten dat de goden bedachte figuren waren. Ze vonden dat de goden te veel leken op mensen. Wanner een paard een god zou uitbeelden zou die er als een paard uitkomen te zien. Hierdoor begonnen de Grieken te twijfelen aan de mythen. In die tijd werden er ook veel nieuwe steden gesticht. Waarin slaven werkten zodat de vrije burgers hun tijd konden besteden aan politiek en cultuur. Ze konden nu meer nadenken over filosofische vraagstukken zonder gebruik te maken van de mythen. Hun manier van denken veranderde naar een manier van denken die op ervaring en verstand gebaseerd was en niet op verzonnen mythen. De filosofie voor Plato & Aristoteles Eerst zal ik de filosofen die tot Plato en Aristoteles hebben geleefd bespreken, zodat we die twee beter kunnen begrijpen. Van die filosofen zijn geen schriften meer bewaard gebleven. De ene wijsgeer schreef nooit iets op en van de ander zijn wij de teksten kwijt geraakt. Hoe kan het dan dat we iets over de mannen weten? Die informatie komt van bronnen door andere geleerden. Veel geleerden begonnen hun werken met de meningen van eerdere geleerden en daarna vermelden ze hun eigen ideeën over een bepaald onderwerp. Aristoteles is een goed voorbeeld hier van. (voor dat hij zijn eigen theorie uitzette, legde hij eerst haar fijn uit, waarom zijn voorgangers het fout hadden.) Ook zijn we achter het bestaan gekomen van de wijsgeren doordat er geleerden waren die de geschiedenis van de filosofie bestudeerden. De eerste filosofen, natuurfilosofen, waren op zoek naar vragen over de oerstof en de veranderingen in de natuur. 1. DE MILESISCHE NATUURFILOSOFEN Aan de westkust van Klein-Azië lag een stad, een belangrijke handelshaven, waarin rassen, talen en godsdienst allemaal samen waren te vinden, zodat hier het begin van de Griekse dus westerse wetenschap en wijsbegeerte is ontstaan. Het was de meest rijke en groeiende stad van de Ioniërs die ook 11 andere steden bestuurden. Het gebied van deze stad werd door Azië gebruikt om hun goederen per schip te vervoeren naar Griekenland net als de kennis van de Aziatische volken. Het is de stad Milete waar Thales woonde. 1.1 Thales Thales leefde in het begin van de 6e eeuw v. Chr., hij was de eerste milesische natuurfilosoof. Was koopman, staatsman en een allround natuuronderzoeker. Met zijn astronomische kennis deed hij mensen versteld staan door een zonsverduistering te voorspellen in 585 voor Christus. Waar hij nog meer mee bezig was: magnetisme, de hoogte van een piramide berekenen door de lengte van de schaduw op te meten op het moment dat zijn eigen schaduw even lang was als hijzelf en meetkundige stellingen opstellen. Ook was hij een denker die voor de Grieken tot de ‘zeven wijzen’ van Europa, Azië en Afrika gold. Als we de oude verhalen mogen geloven antwoordde Thales op de vragen: Wat het moeilijkst was van alles? ‘zichzelf kennen’ Wat het gemakkelijkst was? ‘anderen raad geven’ Wat God is? ‘Dat wat geen begin en geen einde heeft’ En Hoe men volkomen deugdzaam (goed) kon leven? ‘Door nooit te doen wat wij in een andere veroordelen. ‘ Hoe Thales aan deze filosofische uitkomsten is gekomen weten we niet, omdat er geen teksten van hem gevonden zijn. Thales dacht dat water de oorsprong van alles was, maar wat hij daar mee bedoelde is niet echt duidelijk. Hij heeft ook nagedacht hoe water in ijs en waterdamp kan veranderen, om dan weer in water om te “toveren”. In dezelfde stad als tijd woonde met Thales ook een Anaximander. 1.2 Anaximander Van 611 tot 540 v. Chr. zou Anaximander hebben geleefd. Omdat veel geleerden betwijfelen of de roem die Thales krijgt wel eerlijk is, wordt Anaximander ook wel gezien als de man die voor het eerst filosofie als aparte wetenschap heeft bekeken. De titel (die later vaak is gebruikt door andere geleerden) van zijn verloren werk was: “over de natuur”. Hij dacht dat de aarde telkens minder vloeibaar was geworden en meer land bloot legde. Toen zijn er ook wezens ontstaan die op het land konden leven. Hij probeerde als eerste mens de beweging van de hemellichamen op een natuurkundige manier te verklaren: er zou een vuurkring uit elkaar zijn gespat die om de aarde had gezeten en nu brandend om de aarde cirkelde. Anaximander geloofde dat de oerstof geen water was, maar iets wat heel anders was dan alle andere stoffen, iets onbepaalbaars.
1.3 Anaximenes Een derde filosoof uit Milete gestorven rond 527 voor Christus. Hij ziet de lucht als oerstof . Anaximenes dacht dat water samengeperste lucht was. Als je het water nog verder samenperst, wordt het aarde. Zo dacht hij ook dat vuur verdunde lucht moest zijn. Volgens Anaximenes ontstonden aarde, water en vuur dus uit de lucht. Hij dacht dus net als Thales dat er een oerstof moest zijn, die alle veranderingen in de natuur veroorzaakte. 2. PYTHAGORAS EN DE PYTHAGOREEËRS De op Samos geboren wiskundige, astronoom en filosoof leefde tussen 580 en 500. Bij iedereen is de wiskundige stelling van Pythagoras wel bekend. Het kwadraat van de langste zijde in een rechthoekige driehoek gelijk is aan de som van de kwadraten van de andere zijden. Hij moet de eerste zijn geweest die het woord ‘filosofie’ gebruikte zoals wij het nu ook gebruiken. Hij wou zich niet wijze ( sophos) noemen maar liever vriend van de wijsheid (philosophos). Pythagoras was niet alleen maar bezig met wiskunde, maar gebruikte de getallen om zijn filosofie te verklaren. Pythagoras zag de getallen als het geheim en bouwmateriaal van de wereld. Hij zoekt het geheim van de wereld niet in een stoffelijk oerbeginsel zoals de Milesiërs, maar in een oerwet, in de niet te veranderen verhoudingen tussen de stoffen van de wereld. Deze theorie van Pythagoras klopt, want het periodieke systeem van de elementen zit op deze wijze in elkaar. Na veel te hebben gereisd stichtte hij een religieuze orde. Pythagoras zijn religieuze opvattingen hebben veel gemeen met oosterse geloven, zoals het geloven in zielsverhuizing (reïncarnatie)van levend wezen naar levend wezen, dier of mens. Volgens de Indische ethiek kun je uit deze kringloop van reïncarnatie bevrijdt worden door een reine ziel. Pythagoras eist ook zulke dingen als: zelfbeheersing, gematigdheid en onthoudingen om de ziel rein te maken/houden
De volgelingen van Pythagoras die tot zijn bond hoorden hadden zich aan zeer strenge regels te houden. De gemeenschap had zich helemaal afgesloten van de buiten wereld. Ook vrouwen konden zich aan sluiten, deze vrouwen stonden in de oudheid bekend als de meest edele vrouwen die er in Griekenland geweest zijn. Muziek, gymnastiek, geneeskunde en natuurlijk wetenschappelijke studie was verplicht. Toen de Pythagoreïsche bond zich met de politiek bemoeide zorgde dit er voor dat hun huis te Coron werd verbrand. Er wordt gezegd dat ook Pythagoras hierbij om het leven is gekomen, maar anderen beweren dat hij gevlucht is en op hoge leeftijd in Metapontum stierf. 3. DE ELATEN Aan de westkust van Italië lag Elea, in het kolonisatiegebied van de Grieken ontstond een school van filosofen in dezelfde tijd waarin Pythagoras leefde. 3.1 Xenophanes Hij is geboren omstreeks 580 v. Chr. in Grieks Klein-Azië. Hij reisde veel als dichter en zanger langs de steden en stichtte een school in Elea voor wijsgeren. Niet verloren teksten van hem zijn vooral gedichten, met een filosofische leer. Xenophanes was de gene die als eerst tegen de oude Griekse godsdienst aantrapte. Hij vond het belachelijk dat die goden als mensen uitgebeeld werden. Wij mensen weten nooit iets zeker over de goden en zullen dat ook nooit weten zei hij. Hij wist wel dat het hoogste wezen maar één kon zijn want een god kan niet boven een god staan. Xenophanes, was de eerste die met simpel denken dingen als: bijgeloof, zielsverhuizing en het geloof in wonderen bestreed. 3.2 Parmenides en zeno van Elea Is een leerling van Xenophanes en geboren omstreeks 540 v.Chr. in Elea en de meest bekende Eleaat geworden. Hij heeft de gedachten van zijn meester overgenomen en beter geordend. Parmenides dacht dat alles wat bestond, er altijd al was geweest. Dit was bij de Grieken een gebruikelijke gedachte. Ze vonden het bijna vanzelfsprekend dat alles wat zich in de wereld bevond, voor eeuwig was. Volgens Parmenides kon:” niets uit niets ontstaan. En iets wat bestond, kon niet tot niets worden.” Maar Parmenides ging nog een stapje verder. Volgens hem was geen enkele verandering mogelijk. “Niets kan iets anders worden dan wat het is.” Parmenides begreep natuurlijk wel dat de natuur ons voortdurend veranderingen laat zien. Met zijn zintuigen registreerde hij hoe de dingen veranderen. Maar dat klopt niet met wat zijn vertand hem vertelde . Toen hij op die manier werd gedwongen om te keizen tussen zijn zintuigen en zijn verstand, koos hij voor zijn verstand. Je kent de uitdrukking: ‘Ik geloof het pas al ik het zie’ (ongelovige Thomas). Maar Parmenides geloofde het zelfs dan niet. Volgens hem geven de zintuigen ons een verkeerd beeld van de wereld, een beeld dat niet klopt met ons verstand. Als filosoof vond hij het zijn taak om alle vormen van bedrog door onze zintuigen te ontmaskeren. Dit sterke geloof in het menselijke verstand wordt rationalisme genoemd. Een rationalist is iemand die in het menselijke verstand gelooft als bron van onze kennis van de wereld. Een leerling van Parmenides was Zeno van Elea, die ongeveer 490 v. Chr. geboren werd. Hij zag het als zijn taak om de kritiek op de leer van zijn meester te verdedigen. Ook van Zeno zijn eigen geschriften zijn weinig achtergebleven wat we van hem weten vinden we in de teksten van Plato en Aristoteles en andere geschiedschrijvers. De argumentatie van deze man uit Elea heeft er voor gezorgd dat alle filosofen naar hem kritischer gingen onderzoeken. Hij heeft namelijk laten zien dat ook de meest vanzelfsprekende veronderstelling, twijfelachtig en tegenstrijdig kan zijn wanneer je die kritische onderzoekt. We moeten dus niet te gemakkelijk denken ‘zo zal het wel zijn’, maar moeten eerst die definitie of het verschijnsel goed bestuderen voordat we iets mogen veronderstellen.
4. HERACLITUS EN EMPEDOCLES 4.1 Heraclitus Heraclitus leefde in Efeze in Klein-Azië, in de zelfde periode als Parmenides en werd geboren in 540 en stierf in 480 jaar voor Christus. wordt gezien als de meest diepzinnige of meest raadselachtige Griekse filosoof ooit. Hij was veel op zichzelf bleef op afstand van de meute en was vel tegen de democratie. Hij had een hele eigen schrijfstijl met veel vergelijkingen en gebruik makend van begrippen die hij niet nader uitlegde, hierdoor kreeg hij zijn bijnaam de ‘Duistere’.Heraclitus heeft ongeveer honderd fragmenten voor ons bewaard. Hij vond wijsheid op de manier van veel weten eigenlijk belachelijk, omdat je op die manier de geest niet vormt. Na zijn idee moeten wij mensen op zoek gaan naar “de ene gedachte die het wereldraadsel oplost.”. Hij vond dat de natuur vooral werd gekenmerkt door de blijvende veranderingen. Heraclitus vertrouwde veel meer op zijn zintuigen dan Parmenides mag je wel zeggen. Hij zei: “Alles stroomt en niets blijft”. Vrij vertaald alles is in beweging en niets duurt eeuwig. Daarom: “kunnen we niet tweemaal in dezelfde rivier afdalen.”,Omdat de tweede keer de rivier en ik zelf al weer veranderd zijn. Heraclitus liet ons zien dat er in de wereld de hele tijd tegenstelling waar zijn te nemen, die onze denkbeelden veel beïnvloeden. Het komt door ziekte dat we blij zijn als we gezond zijn, en door de vergelijkingen oorlog en honger snappen we pas goed wat vrede en verzadigd inhoud. Heraclitus bedoelde hier mee dat het goede en het kwade een onmisbaar deel van het geheel moest zijn. Hij dacht wanneer er ergens geen tegenstelling van iets zou zijn dat de wereld niet meer zou bestaan, dus moesten mensen niet verlangen naar eeuwige vrede. Wanneer er geen spel meer was tussen de vergelijkingen zou stilstand en de dood intreden. God is alles beweerde Heraclitus. Voor hem is god of het goddelijke iets dat de hele wereld omvat. Hij gebruikte vaak het woord ‘logos’voor god, daarmee bedoelde hij rede/verstand. Hij geloofde er in dat er een soort wereldverstand was dat over al aanwezig was en ook in de mens. De mens moet dat ‘wereldverstand’ gebruiken, maar gebruikt alleen maar zijn eigenverstand. Hij had niet een zeer hoge dunk van zijn mede mens. Misschien heeft Heraclitus zich daarom ook wel op hoge leeftijd helemaal afgezonderd in de bergen. Daar at Heraclitus van planten en dieren, hij leefde waarschijnlijk als eerste man van het Westen een kluizenaarsbestaan. 4.2 Empedocles van Agrigentum Griekse filosoof, staatsman, dichter, godsdienstleraar, profeet, wonderdoener en arts die leefde tussen 490 en 430 v. Chr. Hij was een veelzijdig en soms raadselachtige man, die veel van de leer van Pythagoras en de Eleaten af wist. Empedocles was iemand die keek naar de denkbeelden van eerdere filosofen en die denkbeelden op een andere manier bij elkaar bracht zodat er een”nieuw” idee was ontstaan. Heraclitus paste deze manier van redenere bijvoorbeeld toe op Parmenides en Heraclitus. Parmenides zei: Niets kan veranderen (voetnoot), je op je gezonde verstand vertrouwen en dat zintuiglijke waarneming niet betrouwbaar kan zijn. Heraclitus vond juist dat alles veranderde (voetnoot) en dat je op je zintuiglijke waarnemingen moet vertrouwen. Empedocles zag deze grote verschillen in denken van de twee en gaf ze beide gelijk en ongelijk. Omdat Parmenides en Heraclitus geloofden in een enkele oerstof waren hun meningen zo verdeeld. Wanneer er maar een oerstof was, zou het verschil met wat ons verstand zegt en met wat we met onze ogen zien veranderen niet te bevatten zijn. Parmenides had volgens Empedocles gelijk dat iets niet kan veranderen (een hond kan niet in een kat veranderen, maar zal altijd hond blijven) Op het zelfde moment vond Empedocles dat Heraclitus gelijk had, omdat we moeten vertrouwen op wat we zien. (de natuur verandert dat zien we met onze ogen). Conclusie van Empedocles: de natuur moet uit meerdere grondstoffen bestaan. Empedocles idee was dat aarde, lucht, vuur en water de vier elementen van al het bestaan waren, maar in telkens andere samenstellingen. Er zit een overkomst tussen de primaire kleuren bij schilderen en Empedocles zijn vier elementen. Wanneer je alleen maar de kleur blauw hebt (water,de oerstof van Thales) kun je geen andere kleuren maken, maar wanneer je blauw, rood en geel hebt (aarde, vuur, lucht en water) kun je door mengen alle kleuren krijgen die er bestaan. De veranderingen in de natuur ontstaan volgens Empedocles door het verbinden en ontbinden van de vier oerstoffen. Het ontbinden en verbinden van de stoffen wordt beïnvloed door de krachten “liefde” (verbinden) en “haat” (ontbinden). “Hoe kan het dat iets kan zien?” Vroeg Empedocles zich af. Het antwoord van hem was, doordat onze ogen uit alle vier de elementen bestaat “en alle elementen in de natuur herkend. (zodat, de “aarde” in mij oog de aarde in een boom herkent.) Wanneer we een van de vier elementen niet in ons oog zou zitten zouden we niks van de natuur kunnen waarnemen. Ook had Empedocles nog een theorie over het ontstaan van de levende wezens. In het begin waren platen en dieren ontstaan en daarna de mensen, van laag naar hogere organismen. Vroeger hadden de wezens twee geslachten, maar later splitste de geslachten zich op in twee onafhankelijke types (mannelijk en vrouwelijk). Deze theorie heeft wel iets van de modernere ontwikkelingsleer. 5. DE ATOOMLEER 5.1 Democritus Geboren in Abdera een stad aan de noordkust van de Egeïschezee tussen 470 en 360 jaar voor Christus (hij werd maar liefst 109 jaar oud). Hij had een vermogen geërfd, waardoor hij veel kon reizen. Hij zei:”Ik heb van mijn leeftijdsgenoten het verste de aarde bereisd en ze het grondigst onderzocht; Ik heb de meeste hemellichamen gezien en de meeste geleerden gesproken.” Na die periode van veel reizen, leefde hij een bescheiden en teruggetrokken leven, om zich aan studie en wijsbegeerte te wijden. Democritus hield zich met veel dingen bezig als we de oude bronnen mogen geloven hij schreef over mathematica, fysica, astronomie, scheepvaart, aardrijkskunde, anatomie, fysiologie, psychologie, geneeskunde, muziek en filosofie. Democritus dacht net als zijn voorgangers dat de veranderingen in de natuur niet ontstonden doordat iets echt veranderde. Hij concludeerde daarom dat alles moet zijn opgebouwd uit enkele kleine, onzichtbare bouwstenen die allemaal eeuwig en onveranderlijk zijn. Atomen noemde Democritus deze kleine deeltjes. Het woord ‘Atoom’ betekent ondeelbaar. Hij stelde vast dat er oneindig veel verschillende atomen waren. Atomen bestonden uit de zelfde stof, maar verschillende in vorm, dus ook in gewicht. Juist omdat ze verschillend van vorm zijn, kunnen ze zich op veel manieren samenvoegen en voor de “veranderingen”in de natuur zorgen. De dingen om ons heen worden ook weer ontbonden en dat vliegen de losse atomen ergens anders heen, waar ze weer samengevoegd kunnen worden met andere atomen. Een atoom kan vandaag dus onderdeel van een stoel zijn en morgen van een schoen. We kunnen vandaag de dag wel vaststellen dat de atoomleer van Democritus klopt. De natuur is werkelijk uit verschillende atomen opgebouwd, die met elkaar verbonden zij en elkaar dan weer loslaten. Tegenwoordig kunnen we dat door wetenschappelijk onderzoek bewijzen, maar Democritus gebruikte zijn verstand om hier achter te komen. De atomen bewegen heel toevallig door de ruimte, houdend aan de natuurwetten. . Alles heeft dus een natuurlijke oorzaak volgens Democritus en wordt niet door een “God gestuurd”. Hij zei eens dat hij liever een natuurwet wilde ontdekken dan koning van Perzië worden. Democritus theorie over de ziel hield in dat deze bestond uit bijzondere gladde en ronde atomen. Die bij het sterven van iemand alle kanten opvliegen en weer een nieuwe ziel kunnen vormen. De ziel is dus niet onstreffelijk en is verbonden aan de hersenen. 6. DE SOFISTEN Vanaf ongeveer 450 v. Chr. werd Athene het culturele centrum van de Griekse wereld. En dat zorgde voor een nieuwe manier filosofische denken. De natuurfilosofen waren natuuronderzoekers en nemen daarom ook in de geschiedenis van de wetenschap een belangrijke plaats in.In Athene begon de mens en de plaats van de mens in de maatschappij meer in het middel punt te staan. Athene ontwikkelde een democratie na verloop van tijd met rechtbanken en volksvertegenwoordigers. Hier voor was kennis nodig voor de burgers ander konden ze niet deel nemen aan de democratische processen. De mensen in Athene vonden het goed konden spreken (de retorica) vooral belangrijk Er kamen al snel een groep rondtrekkende leraren en filosofen vanuit de Griekse koloniën naar Athene. Ze noemende zich zelf sofisten. Het woord sofist betekent: een geleerd iemand of deskundig persoon. De sofisten in Athene verdienden hun brood met het onderwijzen van de burgers. De sofisten waren net als de natuurfilosofen zeer kritisch ten opzichte van de doorgegeven mythen. Op het zelfde moment keurden de sofisten al die dingen af die zij zagen als nutteloze filosofische vermoedens. Op sommige vragen kun je als filosoof wel een antwoord op geven, maar op de raadsels van de natuur en het universum zul je nooit een onweerlegbaar antwoord op vinden. De filosofie die zich zo opstelt word sceptici genoemd. Al konden de filosofen niet op elk raadsel een antwoord vinden, wisten ze wel dat de mensen moesten leren samenleven. Daarom hielden ze zich bezig met de mens en zijn plaats in de samenleving. “De mens is de maatstaf van alle dingen.”zei de sofist Protagoras (487 - 420 v. Chr.). Hij bedoelt hier mee dat wat juist en verkeerd is, goed en slecht, altijd volgens de menselijke wil beoordeelt moet worden. Toen Protagoras in de Griekse goden geloofde antwoordde hij dat de vraag moeilijk was en het leven maar kort. Mensen die niet zeker zijn of er wel of niet een god is noemen een Agnosticus. Sofisten zagen vele vormen van bestuur door het vele reizen en zagen ook de (grote) verschillen tussen de steden, wanneer ze keken naar de wetten en de gewoonten van de burgers. Met dat in hun achterhoofd riepen ze de vraag op in Athene wat door de natuur was bepaald en wat door de samenleving was gemaakt. Bijvoorbeeld dat de mensen van nature agressief waren of dat dat agressieve gedrag door de samenleving zo was gevormd. Hun wisten uit ervaring dat zoiets veel te maken had met de samenleving waarin je leefde. Sofisten hebben voor het eerst de mens aan de aandacht gebracht in plaats van de natuur. Vervolgens hebben voor het eerst scherp nagedacht over het denken zelf, zijn mogelijkheden en grenzen. Sofisten hebben ook nog de ethische dilemma’s die een mens kan hebben aan de kaakgesteld. Daarnaast hebben de sofisten door veel bezig te zijn met het spreken de taal en grammatica verbeterd.
7. SOCRATES Socrates was een Griekse filosoof die leefden van 469 tot 399 v. Chr. Zijn ouders waren heel eenvoudig, zijn moeder een vroedvrouw en zijn vader een steenhouwer. Hij is misschien wel de raadselachtigste persoon uit de geschiedenis van de filosofie. Hij heeft zelf nooit een letter op papier gezet. Socrates moet heel lelijk geweest zijn. Hij was klein en dik met, uitpuilende ogen en had een kort brede wipneus. Over zijn jeugd is weinig bekend maar het staat wel vast dat hij met zijn zoektocht naar de “waarheid” is begonnen toen hij het orakel van Delphi raadpleegde. Hij was een echte Athener en kwam vrijwel nooit buiten de stad, hij bracht het meeste van zijn tijd door op straat mensen te ondervragen. De bomen op het land kunnen mij niets leren, meende hij. De vraag die hem het meest bezighield, was die naar de zo verantwoord mogelijke wijze van leven.Socrates. Deze vraag stelde hij dus ook keer op keer in de gesprekken die hij had met de mensen op straat. Hij hoopte ze zo aan te sporen tot twijfel aan allerlei religieuze en wereldse zaken. Zijn strategie was om zijn gesprekpartners net zo lang te ondervragen over wat zij dachten te weten, tot zij moesten toegeven dat zij niet wisten wat zij dachten te weten. Socrates kreeg de mensen om zich heen die hij wou, jongelingen en geleerde, maar allemaal heel verschillend. Het waren rijken zoals Plato en Alcibiades die de bekritiserende kijk op de atheense democratie aan stond, er waren socialisten bij zoals Anthisthenes, die de armoede van de Meester aanstond, er waren zelfs anarchisten onder hen, die wilde dat er in de wereld geen slaaf of meester zou zijn, waar iedereen net zo zorgeloos en vrij zou zijn als Socrates. Zijn leerlingen vereerden hem omdat hij zowel een man was als een wijsgeer, hij had met gevaar voor eigen leven Alcibiades leven gered. Maar ongetwijfeld bewonderden ze hem het meest omdat hij zo bescheiden was over zijn wijsheid. Hij zei niet dat hij wijs was, maar alleen dat hij haar met liefde zocht, hij was een amateur wat wijsheid betreft en geen kenner van beroep (wat de sofisten wel waren. Er werd gezegd dat het Orakel van Delphi hem als Wijste der Grieken had verkozen. Socrates zelf zei: Ik weet slecht één ding, en dat is dat ik niets weet.” Er was geen echte filosofie volgens Socrates tot dat je je eigen geest gaat onderzoeken. Gnothi seauton, zei Socrates, ken Uzelf
Hij wilde de mensen wijsheid bijbrengen maar dit moest door eerst hun onwetendheid aan te tonen. Dit zorgde bij veel mensen tot irritatie. Zelf zo erg dat hij In 399 v.C. aangeklaagd werd nieuwe goden te hebben ingevoerd en de jeugd te hebben bedorven, hij werd ter dood veroordeeld en een aantal weken later geëxecuteerd door middel van de gifbeker. De bedoeling van de aanklacht was ongetwijfeld alleen maar om hem weg te krijgen en hem niet daadwerkelijk ter dood te veroordelen, maar Socrates weigerde vóór het proces vrijwillig in ballingschap te gaan of tijdens het proces ballingschap als straf te aanvaarden. Hij weigerde ook uit de gevangenis te ontsnappen. Hij deed dit niet omdat hij vond dat weggaan uit Athene zou betekenen dat hij een schuld toegaf die hij niet voelde en alles waarvoor hij had geleefd zou vernietigen. Belangrijke vragen waar Socrates naar was op zoek was geweest: Wat is goed (in morele zin) en wat is kwaad? Wat is de beste staatsvorm? 8. DE ACHTERGROND VAN PLATO & ARISTOTELES 8.1 Plato Zijn ontmoeting met Socrates was een keerpunt in het leven van Plato geweest. Hij was in welstand opgegroeid, in welvaart; hij was een knappe en sterke jongen, Plato genaamd vanwege zijn brede schouders; hij had als uitstekend krijgsman prijzen in de wacht gesleept. Een figuur zoals als hij wordt gewoonlijk niet een filosoof. Maar Plato had plezier gevonden in het “dialectisch”spel van Socrates; hij vond de manier waarop zijn meester beweringen door zijn scherpzinnige vragen verwierp geweldig. Plato gaf zich vol overgave over aan deze sport, en onder leiding van de oude “horzel”(zoals Socrates zichzelf noemde) ging hij van uitsluitend argumenteren over tot nauwkeurige analyse en originele discussies. ) Hij had en de wijsheid en zijn leermeester veel lief. “Ik dank God, dat ik als Griek geboren ben en niet als barbaar, als vrije en niet als slaaf, als een man en niet als een vrouw; maar boven al dat ik geboren ben in de tijd van Socrates.” Hij was achtentwintig jaar oud toen zijn leermeester stierf en dit zetten zijn stempel op heel de ontwikkeling en het denken van Plato. Hij verafschuwde de democratie zo erg zelfs dat hij het wilde vernietigen om plaats te maken voor een bestuur van wijzen. Het werd Socrates’s centrale probleem in zijn leven: een methode te vinden om de meest wijzen en beste mensen te ontdekken en er voor te zorgen hun laten te regeren. Door zijn pogingen om Socrates te redden was Plato niet veilig voor de Democratische leiders. Het was dan ook een goed moment om de wereld in te trekken volgens zijn vrienden. In het jaar 399 v. Chr. ging Plato dus op reis. Het schijnt dat hij eerst in Egypte is beland. De regeerders van dat land vertelden hem dat Griekenland een zeer jonge staat was, zonder tradities of diepgaande beschaving, die daarom niet serieus werd genomen door de geheimzinnige geleerden van Egypte. Dit vond Plato belachelijk, van niets leert men echter zoveel dan van ergernis. Van Egypte ging het naar Sicilië en Italië per schip. Daar bezocht hij de sekte die Pythagoras had gesticht en kwam weer geleerden tegen die zich met vragen van wetenschap en regeren bezighielden, en een sober leefden leiden. Plato heeft twaalf jaar rond getrokken, iedere heilige plaats bezocht, elke religie keurend. Geruchten zijn dat hij naar Judea ging en zelfs zijn weg vond naar de oevers van de Ganges en ingewijd werd in de meditaties van de Hindoes. Maar we weten het niet. Op het moment dat hij terug keerde naar Athene in 387 voor Christus, was hij een man 40 jaar, ontwikkeld door het contact met volkeren en door de wijsheid van vele landen. Hij had weinig van het enthousiasme uit zijn jeugd verloren en diepgang in zijn denken verkregen. Hij was een geleerde en een kunstenaar. Het was niet voor niets dat de jonge wijsgeer als toneeldichter was begonnen. Plato gebruikte: de dialoog, waar mooiheid en waarheid beide aanwezig waren. Wat het lastig maakt om Plato te begrijpen is deze mengeling van filosofie en poëzie, van wetenschap en kunst; men kon niet altijd zien in welke vorm hij spreekt, in letterlijke of in figuurlijke zin, noch of hij onserieus of ernstig is. Plato heeft dus eigenlijk de eigenschappen die hij veroordeeld. Hij vindt dichters en mythen maar belachelijk, en hij is zelf dichter en vermeerdert de mythen. Hij beweert net als Shakespeare dat vergelijkingen altijd mank gaan, maar Plato vervalt eindeloos van de ene vergelijking in de andere. Maar dit is het ergste waar we Plato van kunnen beschuldigen, want de Dialogen blijven één van ’s werelds kostbaarste schatten. De beste, de Republiek. Is en volledige verhaal op zich zelf, waarin heel de filosofie van Plato te vinden is: zijn metafysica, zijn ethica, zijn psychologie, zijn pedagogie, zijn politieke opvattingen en zijn kunstbeschouwing. Hier in worden problemen besproken die modern en actueel zijn: communisme en socialisme, feminisme, geboortebeperking, Nietzeschiaans problemen over zedelijkheid en aristocratie, ideeën van Roussou over de terugkeer tot de natuur en de opvoeding tot vrijheid, het élan vital van Bergson en de psychoanalyse van Freud, echt alles is daarin te vinden. Het is de lekkerste wijn voor wijnproevers, bereid met de beste druiven. Plato=filosofie en filosofie =Plato, zegt Emerson en hij past op de Republiek de woorden toe, die Omar uitsprak over de Koran: Verbrandt de bibliotheken, want heel hun waarde is in dit boek. 8.2 Aristoteles Aristoteles werd geboren te Stagira, een stad in Macedonië ongeveer 300kilometer ten noorden van Athene, in het jaar 384 v. Chr. Zijn vader was de vriend en lijfarts van Amyntas, koning van Macedonië en opa van Alexander (de grote). Aristoteles zou zelf ook bij de grote medische broederschap der Asclepiaden horen. Hij was opgevoed in een medische omgeving, en kreeg alle kans en vertrouwen om zijn geest te ontwikkeling, van kleins af aan werd hij al klaar gestoomd om de grondlegger van de wetenschap te worden. Over zijn jeugd zijn veel verschillende verhalen bekend. Een van die verhalen ziet hem als jongeman, die de erfenis van zijn pa verspilt door zijn wilde leven, bij het leger gaat om niet van de honger om te komen, terug komt naar Stagira als arts, en op dertig jarige leeftijd naar Athene gaat om filosofie te studeren aan de school van Plato. Een ander, geloofwaardiger verhaal, laat hem op zijn achttiende naar Athene gaan om op de school van Plato te studeren, maar ook in dit verhaal wordt Plato gezien als een jongen die zijn geld over de balk gooit. In beide verhalen settelt Aristoteles zich in een rustige omgeving van de Academie. Hij studeerde twintig (of acht) jaar onder de leiding van Plato, het platonisme, wat invloed heeft gehad op al zijn ideeën. Dit zijn hele mooie jaren voor Plato geweest: een schitterende leerling door een onvergetelijke leermeester geleid, die samen, als Griekse geliefden , door de tuinen van de filosofie dwalen.Tussen Plato, die inmiddels al in de 60 was, en zijn veertig jaar jongere leerling zijn toen al bepaalde irritaties ontstaan, dat is te verwachten bij een ontmoeting tussen twee genieën. Toen Plato in 347 voor Christus overleed en Speusippus hem als leider van de Academie opvolgde, ging Aristoteles naar Assos in Klein- Azië, waar hij met de nicht, Pythias, van zijn vriend Hermias trouwde en een eigen school oprichtte. Pythias schink hem een dochter die vernoemd werd naar de moeder. Hoogst waarschijnlijk heeft Aristoteles zijn vrouw de bevalling niet overleefd, omdat ze lang voor Aristoteles dood overleden is. Een tijdje na haar dood kwam herpyllis, een vrouw uit zijn geboorte stad, bij hem wonen. Ze gaf hem een zoon genaamd Nicomachus. Hij was vernoemd naar de vader van Aristoteles. Uit het testament blijkt dat hij nooit officieel getrouwd is geweest met Herpyllis. Tijdens zijn verblijf in Assos ontmoette Aristoteles Theophrastus die zijn beste vriend wordt. Waarschijnlijk door deze vriend schap kwam Aristoteles op het eiland Lesbos terecht waar Theophrastus geboren was. Daar raakte Aristoteles gefascineerd door het leven van zoetwaterdieren. Hij had veel meer belangstelling voor biologische vragen dan alle filosofen en geleerden die hem voor gingen. Hij dacht dat we eerst de dieren moesten begrijpen voorat we de mens konden begrijpen. Tot aan de negentiende eeuw was er niemand die zoveel wist over het waterleven als hij. In 342 nodigde Phillipus II van Macedonië hem uit om de opvoeding zijn zoon Alexander (later Alexander de Grote) op zich te nemen. Het bewijst de groeiende reputatie van Aristoteles, dat de grootste vorst uit die tijd, op zoek naar de beste leermeester voor zijn zoon, Aristoteles koos tot opvoeder van de toekomstige wereldheerser. Alexander was dertien jaar, wild, epileptisch en bijna alcoholist toen Aristoteles aan het hof kwam. Zijn hobby was het temmen van wilde paarden die niemand anders de baas kon. Alexander had meer succes met het temmen van paarden dan Aristoteles met het bedwingen van Alexander. “een tijd lang,”zegt Plutarchus, hield Alexander van Aristoteles alsof het zijn eigen vader was, en zei hij, dat “al had de een hem het leven gegeven, de ander hem de levenskunst geleerd had.” (Het leven, zegt een mooi Grieks spreekwoord, is de gave der natuur, maar een goed leven is de gave der wijsheid). Na twee jaar filosofie besteeg Alexander de troon om net als Aristoteles een chaotische wereld te ordenen. Op het moment dat Alexander de troon had bestegen ging Aristoteles terug naar zijn geboorteplaats en begon daar materiaal te verzamelen voor een serie boeken waarin alle wetenschap zou worden opgenomen. Het moest een systematische encyclopedie worden met gedetailleerde informatie over het universum, over de levende natuur, en over het menselijke leven. Iedere onderworp moest met al zijn bijzondere kenmerken beschreven worden. In 335 voor Christus keerde Aristoteles terug naar Athene, waar het verzet tegen de Macedonische overheersing was bestreden, en opende daar een school in het Lyceum. Haar naam “peripatetische school” is gekozen, omdat Aristoteles meestal wandelend les gaf en het wandelpad de naam de Peripatos droeg. In Athene groeit zijn werk als onderzoeker. Het is zeer aannemelijk dat naast het vermogen van hem zelf, Aristoteles ook geld kreeg van Alexander om zijn plannen uit te voeren. Aristoteles legde een grote bibliotheek aan, en een verzameling van alle planten en dieren die hij en zijn medewerkers konden vinden. Ook verzamelde Aristoteles 158 verschillende staatsregelingen, om ze met elkaar te vergelijken. Twaalf jaar lang heeft hij zijn school gerund, op het eind ging het niet meer vanwege politieke problemen. Zijn contact met Alexander verslechterde en de mensen uit Athene vielen hem aan, omdat hij bevriend was met Alexander en de politiek die hun van de vrijheid had beroofd. Na de dood van Alexander werd deze haat alleen nog maar erger. Aristoteles werd, net als Socrates eerder, veroordeeld wegens goddeloosheid, maar hij koos om te vluchten in plaats van op de dood te wachten. Hij wilde:”De Atheners niet de tweede keer de kans geven om te zondigen tegen de filosofie.” Een jaar later stierf hij eenzaam als een onbekende. ONDERWERPEN WAAROVER PLATO & ARISTOTELES VERSCHILLEN VAN MENING • ideeënleer Plato wilde net als veel van zijn voorgangers iets onveranderlijks ontdekken te midden van alle veranderingen. Hij bedacht : het idee. Dat idee moest boven onze zintuigelijke wereld liggen, waar alles wat wij kunnen waarnemen in de perfecte vorm bestaat. Alle dingen op aarde zijn een schaduw van de ideeën. Elk paard op onze wereld is dus een “schaduw” het lijkt bijna op het idee paard, maar dat paard is zoals een paard er in werkelijk uit hoort te zien. Er was dus eerst het idee hond, in de andere wereld en daarna pas konden wij de hond in onze zintuiglijke wereld bewonderen. Aristoteles vond dat Plato alles had omgedraaid. Het idee paard is een begrip bedacht door de mensen na dat de we een aantal paarden hebben gezien. Het eigenlijke idee of de eigenlijke vorm paard bestaat dus niet. De vorm paard bestaat uit de eigenschappen van het paard volgens Aristoteles. Aan de eigenschappen kunnen we herkennen wat voor soort paard het is. Aristoteles geloofde niet dat er vormen bestonden die in een andere wereld opgeslagen waren waarvan “onze”dingen replicá s van waren. Aristoteles is het dus niet met Plato eens dat de idee paard vóór het paard komt
• verstand of zintuigen (denken of zien) Plato vind dat de waarheid te vinden is door me je verstand te denken. Aristoteles vindt het logisch dat de waarheid te vinden is door met je zintuigen waar te nemen. Volgens Plato is alles wat we om eens heen in de natuur zien een weerspiegeling van iets wat in feite echt bestaat in de ideeënwereld, en dus ook in de menselijke ziel. Aristoteles dacht het tegenovergestelde: wat in de menselijke ziel zit , zijn slechts weerspiegelingen van de voorwerpen in de natuur. De natuur is dus de eigenlijke wereld. Aristoteles zegt dat niets in het bewustzijn bestaat dat niet eerst in zintuigen heeft bestaan. Volgens Plato is er niets in de natuur te vinden, dat niet eerst in de ideeënwereld heeft bestaan. Aristoteles vond dat Plato het “aantal der dingen verdubbelde”. • kennis: aangeboren of niet? Plato is van mening alle ideeën al in ons zitten en er alleen nog maar uit moeten komen. Wil de mens tot wijsheid komen, dan moet hij in zich zelf op zoek gaan naar “de ware kennis van het schone zelf”. Dit brengt met zich mee dat de wijsheid volgens Plato niet kan ontstaan via de zintuiglijke weg, maar via de spirituele weg van het leren kennen van de ziel of anders gezegd van het leren kennen van het innerlijke van de mens. Dit sluit aan bij wat Socrates bedoelt met het “ken U zelf”. Volgens Aristoteles komen de ideeën niet uit de mens zelf, maar moet de mens het idee via een kernproces onthullen.Je kunt dit een onderzoeksweg noemen, die leidt tot het onthullen van een vorm of een idee. Het is alleen via deze weg dat de mens tot wetenschap en wijsheid kan komen. • Verandering In tegenstelling tot Plato heeft Aristoteles ook aandacht voor verandering. Materie heeft de mogelijkheid een vorm te “updaten”. Verandering is de “updating” naar de mogelijkheden van die materie. Plato is meer uit op het eeuwige en onveranderlijke. • Schrijfstijl De manier waarop Plato en Aristoteles hun teksten aan ons tonen is heel verschillend. Plato bericht ons met poëtische en mythische geschriften, terwijl Aristoteles saaier, uitvoeriger en in encyclopedietaal schrijft. • Meningen Algemeen geaccepteerde opvattingen, opvattingen van experts en opvattingen van een meerderheid konden volgens Aristoteles als waardevol worden beschouwd, tenzij deze de toets van de filosofische kritiek kunnen doorstaan. Aristoteles hecht wel waarde aan algemeen gerespecteerde opvattingen, Plato niet
Aristoteles geloofd in het dialectisch onderzoek: het kritisch beoordelen en uitzoeken van de veronderstellingen(meningen) en zo komen van veronderstelling tot waarheid. Bij Plato zou dit niet kunnen, de kloof tussen veronderstellingen en kennis is bij hem theoretisch niet te overbruggen. Plato zal nooit beweren dat zijn filosofie juist is omdat hij overeenstemt met algemeen gangbare opvattingen(meningen).
• Kunst Volgens Plato speelde de kunst vooral in op de emoties van de mens en niet op het rationele deel van de ziel. Negatieve invloed(emotie) van kunst in verschil met positieve invloed(rationeel) van de filosofie. Verstand hoort de emoties te beheersen. Aristoteles vindt kunst een menselijke bezigheid die goede invloed heeft op ons verstand. • Staatsvorm Aristoteles: er zijn drie goede staatsvormen. Waarschijnlijk is de beste staatsvorm een combinatie van de drie of twee. De gulden middenweg. 1.Monarchie (één heerser), wanneer hij niet als een dictator gaat regeren. 2. Aristocratie (groep staatsleiders) 3. Politeia (veel vertegenwoordigers), kan leiden tot volkstirannie
Plato:Totalitaire staat: staat moet regeert worden door filosofen (de meest wijze mannen of vrouwen van het land). Bevolking wordt onderverdeeld in drie groepen: normale burgers, militairen en bestuurders. • Vrouwbeeld Plato: heeft over het algemeen een positieve visie op vrouwen, zeker wanneer je kijkt in wat voor tijd hij leefde. Volgens hem hebben vrouwen precies hetzelfde verstand als vrouwen. Plato is zijn dialoog “het gastmaal”gaan schrijven doordat hij geïnspireerd werd door, de priesteres Diotima. Aristoteles: Hij vond dat de vrouw minder was dan de man. Hij zag de vrouw als “onvolledige man”. De vrouw is passief en de man is actief bij de voortplanting. Het kind erft alleen de eigenschappen van de man, dacht Aristoteles, omdat die in het zaad van de man te vinden waren. Ik vind het best wel gek dat zo’n slimme meneer als hij zich op dit punt vreselijk heeft vergist, waarschijnlijk slechte of weinig ervaring met vrouwen gehad. In de middeleeuwen verkozen de mensen Aristoteles boven Plato, zodat ze in die tijd ook verkeert, dachten over de relatie tussen mannen en vrouwen. CONCLUSIE Zal mijn mening geven eerst over de voor-socatici. Ik bewonder Xenophanes erg, omdat hij als eerste er openlijk vooruit te komen dat de Griekse goden en mythen nergens op sloegen, dat vind ik erg moedig. De manier waarop Empedocles tot zijn opvatting komt over de 4 grondstoffen en hoe ze veranderen is heel simpel, maar je moet het wel even doen. Hij legde gewoon de meningen van zijn voorgangers op een rijtje en koos die stellingen er uit, waar hij het mee eens was en fabriceerde zo een”nieuwe” theorie. Voor de atoomleer van Democritus kan je ook alleen, maar ontzag hebben. Zonder gebruik te maken van een microscoop, kon hij vaststellen dat de wereld bestaat uit allemaal ondeelbare deeltjes. Er is ook geen andere manier om de natuur te verklaren, maar hij heeft het gewoon verklaard door dom weg zijn verstand te gebruiken. Wanneer ik in die tijd had geleefd en ik was 200 jaar geworden, was ik er nog niet achter gekomen dat de natuur uit atomen bestaat. Socrates vind ik als persoonlijkheid top. Hij liep een beetje de hele dag gebogen door Athene opzoek naar mensen om hun begrippen uit te leggen. Hij was niet rijk en vroeg geen geld zoals de sofisten voor zijn “onderwijs”. En net als Jezus wil hij niet “ontsnappen” aan de dood, omdat anders zijn hele leven voor niets zou zijn geweest. Als ik moest stemmen op Plato en Aristoteles zou ik kiezen voor Aristoteles. Ten eerste voor de mogelijkheden die hij geeft om een staat te regeren. Hij licht ook nog toe wat het probleem zou kunnen worden bij de drie staatsvormen. Plato wil dat mensen die wijs zijn het land besturen, omdat hij denkt die wijs is ook altijd goed zal handelen Volgens mij hoeft iemand die wel weet wat goed is echt geen goed te doen. In die situatie deugd de staatsvorm van Plato van geen kant. De ideeënleer van Plato vind ik wel leuk bedacht. Maar er klopt iets niet aan. Wanneer alle paarden in onze zintuiglijke wereld een afspiegeling zijn van de perfecte vorm paard in een andere wereld. Waar komt het paard uit die andere wereld dan vandaan? Weer uit een ander wereld zeker! Op die manier kun je wel blijven doorgaan. Het is veel logischer dat wij een beeld vormen(idee) van een paard nadat we er een stuk of tien hebben gezien en de eigenschappen van een paard daarin herkennen zoals als Aristoteles het ons verteld. De een is voor denken (Plato) en de ander is voor kijken (Aristoteles). Zelf vind ik het logisch dat je een combinatie van die twee moet zoeken. Maar uiteindelijk moet je het toch van je verstand hebben. Want je zintuigen zijn vaak niet te vertrouwen, maar je moet ze niet uitsluiten. Plato bewonder ik (Moet ik het meest bewonderen.) om zijn prachtige manier van schrijven. Zijn taalgebruik in de dialogen moet schitterend.De executie van Socrates die Plato beschrijft moet gelijk staan aan Poëzie. Op zulk een mooie manier heeft hij de Griekse taal gebuikt. Het moeten goedlopende meesterlijke zinnen zijn. Iets anders dan de zo kort en zakelijk mogelijke zinnen van Aristoteles. Wanneer ik nog een keer iets van deze twee ga lezen, wordt dat als eerst een dialoog van Plato, want ik ben nu wel eens benieuwd op wat voor manier hij zijn theorieën op schrift heeft gezet. Literatuurlijst Boeken • Durant,W, Van Socrates tot Bergson. Den Haag 1940 • Gaarder,J,De wereld van Sofie. Antwerpen 1997

Naslagwerken • Störig,H.J.,Geschiedenis van de filosofie. Utrecht 1994 • Groen,N, Prisma van de Filosofie. Utrecht 1990 • Boer,de, W.Th, Nederlands ster woordenboek. Utrecht 1996
Lijst van overige bronnen • Easy computing, de grote encyclopedie 2000, CD-ROM 1999 • http://www.meergronden.nl/twe/4/overzicht_van_de_griekse_filosofie.htmhttp://www.kef-net.nl/http://home.wxs.nl/~mutsa024/Filosofie4.htmhttp://kubnw5.kub.nl/~ljansen/filosoof/gesch/aristote.htm

REACTIES

".

".

Volgens hem hebben vrouwen precies hetzelfde verstand als vrouwen.

Het bovenstaande kwam ik tegen bij Plato in zijn standpunt over vrouwen en dat moet toch wel even gecorrigeerd worden denk ik. Groet, AvB.

16 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.