De jodenvervolging en het Bittere Kruid

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 4e klas vwo | 2726 woorden
  • 5 juni 2002
  • 56 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
56 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Inleiding
In de haast en bij gebrek aan inspiratie heb ik me een boek aan laten raden wat gezien het aantal bladzijden gunstig leek, het bittere kruid met negentig bladzijden. Na het boek gelezen te hebben bleek het naast beknopt ook interessant te zijn. In dit werkstuk zal ik proberen uit te zoeken in hoeverre deze roman waarheidsgetrouw is en in welke mate autobiografisch.

Over de auteurs

Marga Minco
Marga Minco is het pseudoniem van Sara Voeten-Minco. De naam Minco is eigenlijk fout; het is namelijk Menco, maar de ambtenaar van de burgerlijke stand maakte een klinker wisseling. Marga werd op 31 maart 1920 in Nieuw-Ginneken geboren. Ze groeit op in een orthodox-joods gezin, waar alle regels van het jodendom gehandhaafd worden. Toch hecht Marga geen bijzondere waarde aan het joodse geloof. Ze ziet het als een belemmering in haar doen en laten.
Na de basisschool gaat Marga naar de Bredase nutschool waar ze begint met schrijven.Van opstellen en teksten voor het schoolcabaret tot kinderboeken.
Op 18 jarige leeftijd krijgt ze mede door haar schrijftalent een baantje bij de Bredase Courant. Tijdens de bezetting dook Marga onder in Amstedam en wist als enige van haar hele familie aan de deportatie te ontkomen.
Na de oorlog trouwt Marga met de schrijver en Shakespeare- vertaler Bert Voeten.
In de novelle “Het Bittere Kruid” (bekroond in 1958 met de Vijverbergprijs van de Jan Campert stichting) geeft Marga een kroniek van haar persoonlijke ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog. In het buitenland, maar vooral in Nederland, werd het boek de hemel in geprezen door critici. Het boek is in vele talen vertaald.
Marga Minco heeft ook kinderboeken, verhalen en televisie spelen geschreven. Haar verhalenbundels “De andere kant” (1959) en “Meneer Frits en andere verhalen uit de vijftiger jaren” (1974) hebben een groot lezerspubliek gevonden.
Marga schrijft sterk autobiografische romans en verhalen. Veel van haar boeken gaan over oorlogservaringen en als ze niet direct met de oorlog te maken hebben, gaat het veelal over eenzaamheid en isolement.
Andere boeken van Marga Minco:
- Het adres (1957)
- Moderne joodse verhalen (bloemlezing 1964)
- Een leeg huis (1966)
- Terugkeer (1968)
- De dag dat mijn zuster trouwde (1970)
- Je mag van geluk spreken (1975)
- De val (1983)
- Verzamelde verhalen (1982)
- Kijk ‘ns in de la ( kinderboek 1963)

Johan P. Snapper
Johan P. Snapper is in Nederland geboren en woont sinds 1949 in de Verenigde Staten. Hij is hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde aan de University of California in Berkeley.

J. Presser
Jacob Presser is een nederlandse historicus, dichter en prozaschrijver geboren 24-2-1899 te Amsterdam en overleden op 30-4-1970). Hij studeerde geschiedenis en promoveerde in 1926. Later was hij leraar aan het Vossiusgymnasium en vanaf 1948 hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was een veelzijdig historicus met een grote belangstelling voor sociale geschiedenis, maar ook voor individuele historische getuigenissen. Als begaafd stilist waren niet alleen zijn bijdragen op het terrein van de geschiedschrijving van hoog gehalte, maar ook zijn literaire publicaties. Als jood kon hij tijdens de tweede wereldoorlog niet onder zijn eigen naam publiceren, daarom gebruikte hij in die tijd pseudoniemen.

bittere kruid
Als de Duitsers aan het begin van de Tweede Wereldoorlog de stad Breda binnentrekken, wordt iedereen geëvacueerd. Grote groepen mensen trekken zuidwaarts in de richting van de Belgische grens. Zo ook vader en moeder Minco en hun dochter Marga (De ik-persoon). De broer van Marga (Dave) en haar 1 jaar oudere zus (Bettie) zitten ondertussen veilig in Amsterdam. Na een paar dagen keert de rust weer terug in Breda en gaat de familie Minco weer naar huis, waar na de capulatie het leven zijn normale loop weer hervat, alsof er niks gebeurd is. Vader Minco, een vrome jood, is een aartsoptimist en meent dat de Duitsers de joden in Nederland netjes zullen behandelen.
Marga, Dave en Bettie hebben het in hun jeugd vaak moeilijk, omdat ze van joodse afkomst zijn, worden ze vaak uitgescholden en geconfronteerd met vooroordelen.
In het eerste oorlogsjaar krijgt Marga een longziekte. (tbc) ze wordt daarvoor opgenomen in een ziekenhuis in Utrecht. Haar ouders verhuizen intussen naar Amersfoort, waar ze gaan inwonen bij Dave en zijn vrouw Lotte. Na een poos is Marga zover hersteld, dat ze buiten het ziekenhuis mag nakuren. Ze gaat ook naar Amersfoort.
In die tijd kwam het moment waarop de bezetters het dragen van een gele jodenster voor Joden verplichte. Als vader thuiskomt met een pakket vol met van die sterren, gaan Marga, Lotte, Bettie en moeder snel aan de gang met deze op de kleren te naaien. Ze hebben helemaal geen probleem met het dragen van de ster en vinden het juist wel leuk.
Kort daarop worden vader en Dave opgeroepen om zich te laten keuren voor de werkkampen. Beiden worden afgekeurd. Vader heeft huiduitslag, waar hij erge last van heeft en Dave heeft een drankje ingenomen waarvan hij ziek werd.
Als Dave weer is hersteld, laten de Minco’s, net als veel andere Joden, een gezinsfoto maken. Zodat, als er wat zou gebeuren, ze nog altijd een foto van elkaar hebben.
Op een dag komt er een telegram uit Amsterdam: Bettie is opgepakt tijdens een razzia. Na een paar dagen ontvangen ze een kaart van haar, waarin ze schrijft dat ze het goed maakt. Weer later vertelt een kennis uit Amsterdam hun dat Bettie is doorgestuurd naar een concentratiekamp. Ze zien haar nooit meer terug.
In tegenstelling tot veel andere joden besluiten de Minco’s niet onder te duiken, voornamelijk als gevolg van het optimisme van vader.
Als Marga, Dave en Lotte op een dag 3 brieven binnenkrijgen om zich te melden, reageren ze gelaten, Dave vind het zelfs wel avontuurlijk. Ze pakken hun tas in met warme kleren en schaffen kampbekers aan zoals vermeld staat in de oproep. Ze hoeven zich echter niet te melden, omdat Dave en Marga een attest krijgen van de dokter. Lotte mag blijven om hen te verzorgen, want vader en moeder Minco moeten verhuizen naar het “Judenviertel” in Amsterdam, waar de Duitsers een getto aan het inrichten zijn.
Dave en Marga lopen nu dag en nacht in pyjama rond, zodat ze in bed kunnen springen, zodra er gebeld wordt. Ze kunnen nu ook niet meer naar buiten. Marga krijgt hier op een dag genoeg van en besluit met de trein naar Amsterdam te gaan, waar haar ouders in de Sarphatistraat op kamers wonen. Ze haalt de ster van haar jas en begeeft zich dan op weg. Gedurende de hele reis zit ze in spanning, maar de tocht verloopt zonder ongelukken. Haar ouders zijn dolblij haar weer te zien.
Met z’n drieën wonen ze er enige tijd. Ze merken dat er af en toe joodse gezinnen verdwijnen: die duiken onder of worden opgepakt. Als er weer eens een razzia in de straat plaatsvindt, verbergen de Minco’s zich in het souterrain. Een keer wordt Marga op straat voor een ander aangezien en bijna meegenomen. Ze is op dat moment op weg naar de winkel om boterkoek te halen voor tante Kaatje uit het oudeliedengesticht. Die zou komen eten die avond, maar als Marga terug komt hoort ze dat het hele gesticht is leeggehaald.
Bij een andere gelegenheid loopt Marga door de Lepelstraat, waar op dat moment net een overvalwagen stopt. Alle huizen worden leeggehaald. Een soldaat wil Marga ook meenemen, maar omdat ze niet in de Lepelstraat woont mag ze gaan.
Intussen gaat het godsdienstige leven in de joodse gemeenschap gewoon door.
Op een avond zitten Marga en haar ouders aan de thee, als er vrachtwagens voorbij komen rijden. Een paar minuten later wordt er aangebeld, maar voordat ze ook maar iets konden doen zijn ze al binnen. Marga moet de jassen gaan halen, maar in plaats daarvan vluchtte ze snel weg. Zij ziet haar ouders nooit meer terug en voelt zich schuldig dat zij op vrije voeten is.
Ze rent naar de Weteringschans, waar Dave en Lotte zijn ondergedoken. Daar is ze enige tijd veilig. Alle drie bleken ze hun haar en Marga krijgt een nieuw persoonsbewijs. Maar de hospita krijgt argwaan en ze moeten een ander onderkomen zoeken.
Ze besluiten naar een adres in Utrecht te gaan en om zo min mogelijk risico te lopen, kopen ze afzonderlijk een kaartje voor de trein. Als Marga in de trein zit, komt Dave binnen, zet zonder een woord te zeggen een tas bij haar neer en verdwijnt dan weer. Als Marga op het afgesproken adres in Utrecht is aangekomen, heeft Dave al opgebeld. Lotte is bij de controle aangehouden en Dave wil haar niet alleen laten.
In Utrecht is er geen plaats voor Marga. Ze gaat daarom diezelfde avond weer terug naar Amsterdam, waar Wout haar op het station opwacht. Wout heeft voor Marga een onderduikadres geregeld bij oom Hannes, een boer uit de Haarlemmermeer, die haar de volgende dag al komt ophalen. Alleen zijn er op de boerderij van oom Hannes al zoveel onderduikers dat er geen plaats meer is voor haar. Hij brengt Marga daarom maar bij een arm landarbeidersgezin onder. Ze hebben daar geen bed voor haar. Ze moet bij de vrouw van de landarbeider in bed slapen, terwijl de man bij zijn zonen slaapt.
Het geld dat Dave bij haar achterliet, raakt op. Ze kan niet langer bij het arme gezin blijven. Wout weet een adres voor haar in Heemstede. Hij heeft ook een nieuw persoonsbewijs voor haar, met een nieuwe naam. Ze leest de naam:het was net of ik aan mezelf werd voorgesteld”
Daar begint ze een nieuw leven.
Epiloog: Na de bevrijding bezoekt Marga de broer van haar vader, die in Zeist woont. Omdat hij met een niet-joodse vrouw is getrouwd, hebben de bezetters hem ongemoeid laten. Het lot van zijn broer heeft hem erg aangegrepen en iedere dag staat hij bij de tramhalte hem op te wachten, hoewel hij ook bericht van het Rode Kruis gehad heeft over zijn dood.
Hij heeft al jaren een pak met een paar schoenen voor zijn broer bewaard. Op een dag krijgt Marga bericht, dat haar oom gestorven is. Ze gaat naar Zeist en krijgt van haar tante het kostuum aangeboden, maar ze wil het niet hebben, omdat ze er toch niets mee kan doen. Ze mist het geloof van haar oom: ”ze zouden nooit terugkomen, mijn vader niet, mijn moeder niet, Bettie niet, noch Dave en Lotte.”

Analyse van hoofdstuk “de mannen”
Het hoofdstuk waarin beschreven wordt dat de ouders van Marga worden opgepakt beschrijft de waarschijnlijk meest aangrijpende gebeurtenis in haar leven, maar toch beslaat het hoofdstuk slechts vier pagina’s. Dit is typisch voor Marga’s nuchtere stijl, waarbij veel emoties en feiten worden weggelaten. Voortdurend wordt gebruik gemaakt van understatements, een stijltechniek waarbij je iets min of meer bescheiden zegt zodat het uiteindelijk nog duidelijker wordt, ze noemt de duitsers bijvoorbeeld ‘de mannen’ in dit hoofdstuk. Het resultaat is een sober en eenvoudig, maar juist hierdoor wordt het nog duidelijker hoe verschrikkelijk het moet zijn geweest.
De eerste helft van dit hoofdstuk beschrijft hoe Marga met een racket en een tennisbal, die ze toevallig gevonden heeft, tegen een muurtje speelt. Het vinden van het racket en de bal symboliseert waarschijnlijk het noodlot wat met hetzelfde toeval toeslaat. Omdat de bal vaak over het muurtje vliegt moet ze vaak het tuinpoortje openen om de bal van de straat te pakken. Maar het toeval wil dat de bal ook achter de schutting terecht komt. Hierdoor ontdekken ze dat er aardig wat ruimte zit tussen hun schutting en het muurtje van de buren. Ze proberen de ruimte uit als schuilplaats en spreken af hem te gebruiken in geval van nood. Dit is een van de eerste keren dat de ouders van Marga het dreigende gevaar werkelijk erkennen. Tot dan toe bleven ze altijd optimistisch, in de waan dat het hen anders zou vergaan. Het feit dat dit inleidende deel van het hoofdstuk zo lang is wijst op het belang wat Marga eraan hecht.
De rest van het hoofdstuk beschrijft hoe de familie voor het raam theedrinkt, hoewel ze horen dat er overvalwagens langsrijden, drinken haar ouders toch liever in alle rust hun thee dan in de schuilplaats te moeten zitten. Wanneer de mannen dan onverwachts binnenkomen, ze moeten een loper hebben gehad, drinkt haar moeder eerst rustig haar thee op, en haar vader vraagt haar de jassen te pakken, alsof er niks aan de hand is. Dit geeft Marga de gelegenheid te ontsnappen door het eerder genoemde tuinpoortje. Maar net voordat ze door het poortje rent stoot ze, weer ‘toevallig’, met haar voet tegen de tennisbal. Ze rent weg zo hard als ze kan door een verlaten stad.
Het verhaal eindigt met de drie elementen waarmee het begon: de mannen (ze blijken Nederlands collaborateurs te zijn), het tuinpoortje en de bal. Zo is de cirkel rond en blijft het mysterie van noodlot en toeval onopgelost.
In interviews heeft Marga vertelt dat de gebeurtenissen in de hoofdstuk iets anders beschreven staand dan dat ze in het hoofdstuk beschreven staan. Ze vertelt dat zij en haar ouders toen er werd aangebeld naar de schuilplaats gingen maar dat vader bleef haken. De mannen zien hen en schreeuwden ‘draus!’. Ze gingen naar binnen en vader vraagt Marga de jassen te halen. Ze haalt de jassen, legt ze neer en rent weer weg. Ze heeft de ster van haar jas gerukt en ze bonst tegen het tuinpoortje. Later komt ze weer terug, ze ziet dat haar vader de mannen aan de praat houdt en maakt van de gelegenheid gebruik te vluchten.

Jodenvervolging
In 1940 woonden er ruim 160.000 joden in ons land. Hieronder bevonden zich zo'n 22.000 vluchtelingen uit Duitsland. Op een totale bevolking van ruim negen miljoen maakte dit Nederland tot een land met een groot aantal joodse medeburgers. Desondanks speelde het anti-semitisme geen rol in de Nederlandse politiek. Zelfs de nationaal-socialistische NSB was in het begin niet anti-semitisch. Vanaf 1935 werd de NSB radicaler en nam een anti-joodse houding aan. In 1940 speelde de partij van Mussert echter geen rol meer in de nationale politiek. Bij de verkiezingen in 1937 en 1939 behaalde de NSB niet meer dan vier procent van de stemmen.
Met de Duitse inval kreeg Nederland ook het ‘jodenprobleem’ opgedrongen. Vrij snel na de overgave op 15 mei 1940 werden de eerste anti-joodse maatregelen ingevoerd. Zo mochten vanaf 1 juli 1940 geen joden meer lid zijn van de Luchtbeschermingsdienst. In snel tempo werd een systeem opgebouwd om het mogelijk te maken de joden op te pakken en te deporteren.
Om de deportatie te vergemakkelijken besloten de bezettingsautoriteiten begin 1942 dat alle joden uit een groot aantal gemeenten naar de Amsterdamse jodenwijk moesten verhuizen. Ook de ouders van Marga moeten verhuizen naar deze wijk, die bij het Sarphati park was. Na 3 mei van dat jaar moesten de joden een gele jodenster op hun kleding dragen als zij zich op de openbare weg bevonden. Voor deze discriminerende stukjes stof moest worden betaald en de aanschaf ging bovendien van het kledingrantsoen af, in tegenstelling tot wat in het hoofdstuk ‘de sterren’ beschreven staat
Op 11 juli 1942 protesteerden de Nederlandse kerken tegen de aangekondigde deportatie van de joden. Desondanks werd drie dagen later de eerste grote razzia gehouden op joden in Amsterdam-centrum en -zuid. De opgepakte joden werden direct overgebracht naar het Westerbork. Op 16 juli vertrok de eerste trein met Nederlandse joden vanuit het Drentse kamp naar Auschwitz. De ‘Endlösung der Judenfrage’ in ons land was feitelijk begonnen.

Slotwoord
Als laats vraag moet ik behandelen in hoeverre het literaire werk een duidelijk tijdsbeeld geeft. Het woord tijdsbeeld leek me op het eerste gezicht al zo’n woord wat een vrij vage betekenis heeft, maar toen ik het in het van Dale’s basiswoordenboek opzocht bleek het er zelfs niet in te staan! Desalniettemin zal ik deze vraag toch proberen te beantwoorden.
Ik denk dat dit boek een duidelijk tijdsbeeld geeft, maar dan alleen met betrekking tot de ervaringen van de auteur. Er wordt vrij weinig aandacht besteed aan dingen uit de niet-directe omgeving of aan de tijdgeest.

Bronvermelding
- Het bittere kruid – Marga Minco, 39e druk 1995 Amsterdam
- De wegen van Marga Minco – Johan P. Snapper, Nederlandse vertaling 1999 Amsterdam
- De ondergang – J. Presser, 1965
's-Gravenhage
- Internet – de gegevens uit de biografiën van de ateurs zijn afkomstig uit diverse sites

REACTIES

H.

H.

hoi andreas jammer dat je geen plaatjes er bij hebt waar kan je die vinden ?
Wil je me een e-mailtje terug sturen??
Groetjes sharron

21 jaar geleden

J.

J.

beste andreas

je werktstuk is echt op en top ik had er een 9 voor en ben door jou werkstuk over ik zit namelijk in het 38e periode leerjaar en heb daarom maar de helft van het jaar les tnks echt bedankt kussie van jazzie

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.