Marga Minco

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • Klas onbekend | 2100 woorden
  • 12 april 2002
  • 32 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
32 keer beoordeeld

Hoe was mei 1940 voor u? Toen de Duitsers Nederland binnenvielen woonde ik in Breda. Breda werd geëvacueerd, omdat het een garnizoensstad was. We moesten dus voor een paar dagen weg uit Breda. Een paar dagen later kwamen we weer terug. Onze buurman vroeg toen aan mijn vader wat we gingen doen. Mijn vader zei dat we gewoon in Breda bleven, dat het zo’n vaart niet zou lopen. Mijn vader zei dat hier in Nederland niks met ons zou gebeuren. Toen 5 dagen later Nederland zich overgaf werd ik de dag erna ontslagen bij de Bredasche Courant, waar ik werkte. Er was door een NSB-er verteld dat ik tijdens de mobilisatie anti-Duitse bulletins had geschreven! En dat ik die ook achter de ramen van het redactiebureau had geplakt! Toen hebben ze me dus ontslagen. Het is niet juist dat ik ontslagen ben. Ik had daar helemaal niets mee te maken. Ze probeerden gewoon om alle joden weg te krijgen! Daarna was ik dus werkloos en ben ik naar familie in Assen en Delft gegaan. Het was een verschrikkelijke tijd. Je wist niet wat er ging gebeuren en wanneer. Je leefde heel erg in onzekerheid! Maar door mijn vaders geloof dat er niks zou gebeuren werd ik toch wat gerustgesteld. Was er voor de oorlog begon al iets te merken van Hitler’s macht? Hier in Nederland niet echt. Maar we volgden wel de ontwikkelingen in Duitsland. We wisten wat er daar aan de hand was, wat er allemaal gebeurde. We hebben ook naar radioredes van Hitler op de radio geluisterd. En van mijn oom kregen we ook wel eens iets te weten. Hij was getrouwd met een Duitse vrouw. En toen hier in Nederland nog niks aan de hand was, zaten een paar van mijn familieleden al in concentratiekampen! En de vriend van Bettie woonde toen ook al bij ons, hij was uit Duitsland gevlucht en wilde in Nederland voor boer leren. Er waren bij ons thuis wel eens politieke discussies, over de situatie in Duitsland en hoe gevaarlijk dat voor ons was. Vooral Dave en mijn vader konden daar wat van! Het was wel akelig om allemaal die verhalen te horen over concentratiekampen enzo. Dat liet me toch wel schrikken! Dat zoiets kon gebeuren!
Wat heeft u moeten opgeven toen de oorlog begon en Hitler de macht kreeg in Nederland? Nou, ten eerste mijn baan. Die hebben ze me afgepakt. Maar ook een groot deel van mijn vrijheid. Ik moest altijd mijn persoonsbewijs meenemen, en de jodenster op mijn jas, zodat iedereen altijd kon zien dat ik joods was. Naar mate de oorlog vorderde werd er steeds strenger gecontroleerd en mocht je als jood ook al veel dingen niet meer. Je kon zo opgepakt worden! Eén keer liep ik in Amsterdam door een straat en werd ik aangesproken door een meneer. Die vroeg naar mijn naam. Toen ik mijn naam zei, geloofde hij me niet. Hij zei dat ik loog en vroeg me naar mijn leeftijd. Toen zei hij iets van:”Dat klopt wel.” En daarna vroeg hij me naar mijn persoonsbewijs. Daar stond dus de naam op die ik had gezegd. Hij zei dat ik kon doorlopen. Hij was op zoek naar een ander meisje van mijn leeftijd! Die kon dus zo opgepakt worden! Ik ben ook mijn familie en vrienden in de oorlog kwijtgeraakt. Die werden dus ook van me afgepakt! Hoe verliepen voor u de beginjaren van de oorlog? Nadat ik ontslagen was vertrok ik uit Breda naar familie in Delft en Assen. Daar ben ik toen enige tijd gebleven. Daarna ben ik bij een familie in Amsterdam terechtgekomen. Gelukkig woonde mijn zuster Bettie ook daar, ik trok dan ook veel met haar op. Zij was daar om een verpleegstersopleiding te volgen. Dat was nog in 1940, in het najaar. In het voorjaar van 1941 werd ik ziek. Ik had tbc en moest gaan kuren. Eerst moest ik naar een ziekenhuis in Utrecht. Ik mocht daar niet uit mijn bed komen. Daar heb ik wel de oorlog niet echt meegemaakt. Er werd hier geen onderscheid gemaakt tussen joden en niet-joden. Alleen tussen mensen met zwaardere en lichtere vormen van tbc. Dat was wel fijn. Ik kon de oorlog nu een beetje vergeten. Ik vond het in die tijd denk ook minder erg dan als ik in een “normale” tijd had moeten gaan kuren. Alleen als er bezoek kwam, ervaardde ik de oorlog. Alleen het was net of dat in een andere wereld was. Na het ziekenhuis in Utrecht ben ik naar een sanatorium in Amersfoort gegaan. Dat was wel fijn, Dave en Lotte woonde ook in Amersfoort en mijn ouders waren bij hen gaan inwonen. Toen ik uit het sanatorium kwam ben ik ook bij hen in Amersfoort gaan wonen. Een paar weken hierna had mijn vader de sterren meegekregen die we op onze jassen moesten naaien. Mijn vader en mijn broer moesten zich laten keuren voor een werkkamp. Mijn vader had een huiduitslag, die hij deed verergeren om afgekeurd te worden. Dave was al weken aan het zoeken naar een middeltje, zodat ook hij afgekeurd zou worden. En hij vond het. Hij heeft het ingenomen en was pas een paar dagen erna van de klachten af. Maar dat vond hij niet erg, want nu hoefde hij niet naar een werkkamp. Nu vinden er ook razzia’s en wegvoeringen plaats. Nu zag ik pas echt wat het is om vervolgd te worden. Tijdens een van de eersten razzia’s in Amsterdam worden Bettie en Hans (haar man) opgepakt. Ik kon het niet geloven. Ik was toch altijd blijven denken dat ons niets zou gebeuren. Ik dacht ook eerst dat het een vergissing was, maar dat was helaas niet zo. In september 1942 kregen we een oproep dat we ons moesten melden, we zouden dan naar Amsterdam moeten. Maar ik mocht niet van de dokter, ik kreeg een attest van hem. En Dave kreeg ook een attest en Lotte mocht bij ons blijven om ons te verzorgen. Wij bleven dus. Maar mijn ouders moesten gaan omdat ze boven de 50 waren. Er stonden bedden in de kamer, en we liepen in onze pyjama’s. Dan konden we als de bel ging meteen in bed springen. In het najaar van 1942 ben ik ook naar Amsterdam gegaan. Ik ging mijn ouders bezoeken. Ik ben toen bij hen gebleven. Hoe kwam het dat uw familie wel werd opgepakt en uzelf niet? Op de dag dat ze ons kwamen halen hadden we het nog geoefend en een goede schuilplaats gevonden. In een geul tussen twee schuttingen. Toen de bel ging zat moeder achter de schutting. Mijn vader was blijven haken toen hij over de schutting sprong. Ik rende het tuinpoortje door. Toen hoorde ik die mannen roepen. Toen heb ik op het tuinhekje gebonsd. Ik had de ster van mijn jas gerukt en liet die trillend aan die mannen zien. Toen zijn we met z’n drieën naar binnen gegaan. Mijn vader begon met de mannen te praten en zei tegen mij dat ik de jassen moest gaan halen. Mijn vader hield de mannen aan de praat, ik denk om mij een kans te geven om weg te komen. Toen heb ik de jassen neergelegd en toen pas rende ik weer het tuinpoortje door. Mijn vader en moeder hebben geen kans meer gehad om weg te komen. En ik voelde me schuldig omdat ik mijn ouders had achtergelaten. Wat gebeurde er met uw familie? Mijn ouders werden vanuit Amsterdam naar het doorgangskamp Westerbork getransporteerd. Van daaruit zijn ze weer getransporteerd naar het vernietigingskamp Sobibor, waar ze zijn gestorven. Dave en Lotte woonden inmiddels onder een valse naam ook in Amsterdam. En Bettie en Hans waren al opgepakt, ik denk dat het hen net zo is afgegaan als mijn ouders. Wat heeft u gedaan tijdens uw onderduikperiode? Ik ben ondergedoken bij mijn broer Dave en zijn vrouw Lotte, die in Amsterdam woonde. Maar de onderduikadressen zijn maar voor een korte tijd veilig. We wilden daarom met z’n drieën naar Utrecht. Mijn broer vond het veiliger als we apart de kaartjes zouden kopen, en elkaar weer zagen in de trein. Ik was veilig erdoor gekomen. Ik zat te wachten op Dave en Lotte, maar ik zag niemand komen. Toen zag ik eindelijk Dave. Maar het was heel raar, hij zette alleen zijn koffer in de trein en sprong er weer uit. Lotte was opgepakt en Dave ging zich aangeven om bij haar te zijn. Ik kwam dus alleen in Utrecht aan. Toen ben ik ondergedoken in Nieuw-Vennep. Na deze tijd ben ik in Heemstede ondergedoken, in de Rommelpot. Dat was best een gezellige tijd. Het waren allemaal mensen die het beste van de oorlog wilden maken. Ze gingen heel leuk met elkaar om en praten veel. We feestten zelfs daar! Hier kon je de oorlog een beetje vergeten.
Welk verzet heeft u gepleegd of heeft u ervaren tegen de Duitsers? Ik heb zelf niet echt verzet gepleegd, ik ben alleen maar voor de Duitsers weggerend. Ik heb wel wat durven zeggen als ze me wilde oppakken en ik wist dat ze mij niet moesten hebben, maar dat is niet veel dus. Mensen hebben mij wel geholpen. Zo heb ik bij mensen mogen onderduiken. En overal waar ik kwam waren ook al onderduikers. Ook hebben ze me aan valse persoonsbewijzen geholpen en dus ook aan valse namen. Veel mensen hebben me willen helpen. Ik ben erg dankbaar daarvoor. Ik ben levend uit die oorlog gekomen! Welke Duitse maatregelen hebben op u betrekking gehad? Als eerste de jodenster. Zo kon iedereen zien met wie hij te doen had. We moesten ze op onze jassen naaien. De concentratie van joden in Amsterdam. Ik was er eigenlijk aan ontlopen, maar ben toch bij mijn ouders gaan wonen. De razzia’s, ik ben dan wel niet zelf meegenomen, maar ik heb het wel van heel dichtbij ervaren. We mochten ook naar een hoop winkels niet, alleen naar joodse winkels. Wat heeft u na de oorlog gedaan? Toen de oorlog eindelijk afgelopen was, was ik niet zo blij als de andere mensen. Ik had toch nog altijd de hoop dat ik mijn familie weer zou terugzien. Ik had veel schuldgevoelens. Ik leefde nog, maar al die anderen waren vermoord. Ik heb dat in mijn eentje proberen te verwerken. Na de oorlog heb ik mijn uitbundigheid verloren en ben ik erg in mijzelf verkeerd. Vlak na de oorlog ban ik bij mijn oom (de enige overlevende uit mijn familie) op bezoek geweest. Ik had hem al heel lang niet meer gezien. Hij wachtte elke dag bij de tramhalte. Hij had elke dag weer hoop dat hij mijn vader uit de trein zou zien stappen. En hij had bericht gehad van het rode Kruis, maar die geloofde hij niet! Dat was wel raar, ik was net zelf aan het idee aan het wennen dat ik mijn familie niet zou terugzien. Hij had nog een pak dat hij me wilde meegeven voor mijn vader. Ik ben het vergeten, ik kon er toch niks mee. Dat was eigenlijk wel raar. Daarna ben ik met mijn man (Bert Voeten), die ik al van voor de oorlog kende, verhuist, binnen Amsterdam. Mijn man was toen al een bekend dichter. Waarom bent u gaan schrijven? Ik heb altijd al graag geschreven. Ik doe het nog steeds graag. Voor de oorlog schreef ik ook al, op school al. Veel opstellen, die dan als “goed” werden beoordeeld. Teksten voor schoolcabarets, kinderverhalen. Na mijn schooltijd ben ik door gegaan met schrijven. Een hele bundel met verhalen is er toen ontstaan. Ik heb ze laten lezen door mensen van de krant, en daardoor ben ik aangenomen als leerling-journaliste bij de Bredasche Courant. Naast mijn werk als journaliste ben ik blijven doorgaan met verhalen schrijven. Die zijn ook vaak in de krant geplaatst. Tot ik ontslagen werd omdat de oorlog begon. Na de oorlog ben ik weer begonnen met schrijven. Dat komt denk ik ook wel doordat mijn man dichter was, en hij vooral vrienden had die schrijvers waren. Zo ben ik weer begonnen, verhalen en tv-spellen. Ik heb het korte verhaal “kamperbrekers” ingestuurd voor een gemeenschappelijke aflevering van negen culturele en literaire tijdschriften voor de 10e bevrijdingsdag. De redacteur en uitgever vond het toen zo goed dat hij me gevraagd had of ik nog meer van zulk werk had. Toen heb ik hem “het bittere kruid” gegeven. Hij twijfelde eerst nog, maar het is toch uitgegeven. Zo is mijn schrijverscarrière pas echt begonnen. Ik ben niet echt om een reden gaan schrijven, maar gewoon omdat ik het leuk vond.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.