Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Overbevissing

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • Klas onbekend | 3450 woorden
  • 29 juli 2001
  • 55 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
55 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding

Wij hebben voor het onderwerp "overbevissing van de Noordzee" gekozen omdat het een actueel onderwerp is. De afgelopen jaren was er een tekort aan haring en kabeljauw maar dat is inmiddels niet meer het geval; het tekort kwam door overbevissing. De haringvangst is onlangs weer hervat.
In deze praktische opdracht willen wij een antwoord geven op de volgende vragen:

Hoe ziet het ecosysteem van de Noordzee eruit?
Hoe is overbevissing ontstaan?

Welke maatregelen worden genomen om bedreigde vissoorten te redden?
Hebben de maatregelen ook geholpen?
Hoe is het gesteld met de kabeljauwstand in de Noordzee?
Hoe is het gesteld met de haringstand in de Noordzee?
Moeten de vissers financieel worden gecompenseerd vanwege de vangstbeperking?

De mens beïnvloedt het ecosysteem om aan voedsel te komen, in dit geval vis. Vis heeft als voordeel dat het relatief gemakkelijk te vangen is en dat, tot voorkort, er voldoende voorhanden was. Door het gebruik van grotere schepen en een toename van de vissersvloot is er teveel gevist waardoor overbevissing optrad.
Wat is overbevissing? Een vissoort wordt overbevist als er meer vis wordt gevangen dan er door natuurlijke aanwas bij komt. Door overbevissing zakt het paaibestand van de soort onder het biologisch minimum.
De overheid tracht de negatieve gevolgen te beperken door maatregelen te treffen. Het doel van de maatregelen is de maximale hoeveelheid vis voor te schrijven die per soort per jaar mag worden gevangen; het vangstquotum. Veelal zal dit betekenen dat bepaalde vissoorten minder of zelfs in het geheel niet mogen worden gevangen. De vissers, scheepsbouwers, visverwerkende industrie en vishandelaren zijn hier natuurlijk niet blij mee omdat zij door deze maatregel een overcapaciteit hebben en het inkomen in negatieve zin wordt beinvloed.

Hoe ziet het ecosysteem van de Noordzee eruit?

De Noordzee wordt tot één groot ecosysteem gerekend en is opgesplitst in vijf zones. De kust vormt de begrenzing. De zeebodem heeft veel banken en ruggen waardoor verschillen in diepte ontstaat. De onderverdeling in zones wordt gemaakt door gebruik te maken van verschillen in waterdiepte en bodemsoort.  

De eerste zone is de diepe sedimentatiezone. Deze zone is dieper dan veertig meter en de bodem bestaat uit slib en fijn zand. De lage ecologische dynamiek zorgt voor een grote variatie in vissoorten in deze zone. Het is een belangrijke paaiplaats voor haring.
De tweede zone, de frontzone, heeft een waterdiepte van dertig tot veertig meter. Deze zone is de grens tussen twee verschillende watermassa. Door verschillen in temperatuur en zoutgehalte kunnen deze twee wateren zich slecht mengen. De scheidingsplaats tussen deze twee verschillende wateren wordt een genoemd. De bodem bestaat uit slibhoudend zand, silt en klei. De zone vormt het overgangsgebied tussen het erosiegebied in het zuiden en het sedimentatiegebied in het noorden. Het Friese Front ligt in deze zone. In de frontzone slaan veel voedingsstoffen neer, waardoor een rijke bodemfauna kan ontstaan. De zone is van groot belang voor zeezoogdieren en zeevogels.  
De gebieden die niet dieper zijn dan twintig meter en een zandige bodem hebben, worden tot de ondiepe erosiezone gerekend. In de winter komen hier veel kalkachtigen en zee-eenden voor. Het gebied is eveneens een paaiplaats voor spiering, schol en haring.
De ondiepe, zandige kust is een separate zone. In deze zone is het water niet dieper dan dertig meter en bestaat de bodem uit zandgolven en zandbanken. Zo nu en dan vormt zich in het kustwater een zoete bovenlaag als gevolg van de uitstroom van rivieren. Deze zone is als zogenoemde kinderkamer van groot belang voor vele vissoorten.
De laatste zone is de ondiepe grindzone. Deze bestaat uit ondiepe delen van de zee met als bodem grind, grof zand of keileem. Dit gebied is van belang voor langlevende schelpdieren. Grindbanken zijn restanten van rivierbeddingen uit de tijd dat de Noordzee nog droog stond. De flora en fauna die wordt aangetroffen op en in het grind is anders dan die van de omringende zand- of slibbodem. Het zijn veelal soorten die leven op een harde ondergrond zoals zeeanemonen en poliepen. De wormenfauna in de zachte bodem is anders dan die in de omgevende andere grondsoorten; de voorkomende schelpdieren zijn talrijk en zwaar van gewicht. Slakken, zeesterren, zeekomkommers, zee-egels en vissen zoals de zandspiering zijn in groten getale aanwezig in, op en boven de grindbodem. De haring gebruikt bepaalde grindbanken als paaiplaats.

Hoe is overbevissing ontstaan?

Het paaibestand van een vissoort is het totaal aantal vissen die geslachtsrijp zijn en die in het volgende jaar voor nakomelingen kunnen zorgen. Bij een te laag peilbestand door overbevissing worden de vangsten minder dan onder normale omstandigheden. De opbrengsten blijven lager dan normaal ook bij inzet van meer mensen en materieel.
Optimale bevissing is de hoeveelheid van een bepaalde soort vis die jaarlijks  kan worden gevangen zonder dat de paaistand in gevaar komt of ook wel Maximum Sustainable Yield (MSY). MSY geeft aan de maximale hoeveelheid die gevangen kan worden zonder dat het voortbestaan van de visstand gevaar loopt. De MSY-waarde van een bepaalde vissoort speelt een belangrijke rol bij de beoordeling van het Veilig Biologisch Minimum en de vaststelling van de totale aanvaardbare vangst (TAC). Er zijn verschillende modellen om de MSY-waarde te berekenen. Veelal wordt de MSY-waarde te hoog ingeschat hetgeen  heeft geleid tot overbevissing. Bij bijna alle modellen ligt de nadruk op een maximale oogst, vooral de rentabiliteit is van belang. Met andere zaken, zoals voldoende vissen zowel in aantal en variëteit, wordt minder rekening gehouden.
In het ideale geval dient de visserijdruk er voor te zorgen dat het paaibestand van een vissoort zo samengesteld is dat deze maximaal productief is. Maar zij moet er ook voor zorgen dat de paaistand in het volgende jaar niet kleiner wordt. Er dient altijd een bepaalde hoeveelheid jonge en snel groeiende vissen aanwezig te zijn. De oude, weinig productieve vissen kunnen worden gevangen.

Er bestaan drie verschillende typen overbevissing. Ten eerste is er groeioverbevissing waarbij de vissen worden gevangen voordat ze het optimale gewicht en grootte hebben bereikt. Ten tweede is er de rekrutenoverbevissing waarbij er teveel vissen worden gevangen die nog niet aan voortplanten zijn toegekomen. Tot slot is er de uitputtingsituatie waarbij het visbestand helemaal instort als gevolg van de twee eerder genoemde.

Welke maatregelen worden genomen om bedreigde vissoorten te redden?

Het merendeel van de regels die in Nederland gelden voor de zeevisserij, zijn EU-regels. De belangrijkste EU-regels voor de zeevisserij betreffen het gezamenlijk beheer van de visbestanden. De visserijministers van de EU bepalen elk jaar de hoeveelheid die van een bepaalde vissoort mag worden gevangen; de Total Allowable Catch (TAC). Bij het bepalen hiervan wordt rekening gehouden met de huidige visstand, de hoeveelheid vis die nodig is voor het in stand houden van een goede visstand en de hoeveelheid vis die dient als voedsel voor vogels en andere dieren. Dit betekent dat er in het ene jaar meer kan worden gevangen dan in een ander jaar. Het doel is de visbestanden per vissoort op de lange termijn in stand te houden en te verbeteren. Tevens wordt per vissoort bepaald, aan de hand vande verschillende TAC's, hoeveel elk land mag vangen; de visquota. De toegewezen quota worden door elk land verdeeld onder de vissers. De hoeveelheid vis die een visser van een soort mag vangen wordt contingent genoemd.
Zo'n contingent geldt voor één bepaald soort. Sommige vissoorten zijn moeilijk apart te vangen zoals tong en schol. Een visser die op tong vist zal ook schol in zijn netten vangen. De visser kan zijn contingent voor schol al vol hebben en dat voor tong nog niet. De schol die wordt gevangen wordt de bijvangst genoemd. De bijvangst mag niet mee worden genomen naar de wal maar moet overboord worden gezet; helaas zijn de meeste vissen al dood. Hierdoor blijft er minder vis over waardoor het doel van de quota, beheer van de visstand, ten dele zijn doel voorbij schiet. De Nederlandse regering  stelt dan ook voor om voor vissoorten die gezamenlijk worden gevangen, ook gezamenlijke quota vast te stellen.
De vissers werken ook mee aan het beheer van de visbestanden in de zogenoemde Biesheuvelgroepen. Per groep werken tussen de 15 en 100 kottervissers samen waarbij het doel het samen beheren van de quota is. De contingenten van alle vissers worden bij elkaar opgeteld en opnieuw verdeeld. De vissers mogen de hun toegewezen contingenten niet overschrijden en  moeten de gevangen vis via de visafslag verkopen. Het bestuur van de groep zorgt er voor dat de vissers hun vangst gespreid over het jaar aanvoeren.
De EU probeert ook op een andere manier te zorgen voor een verantwoorde visserij. Dit door ervoor te zorgen dat de totale vangstcapaciteit van de schepen   overeenkomt met de hoeveelheid vis die is toegewezen. Er is op dit moment een overschot van vangstcapaciteit; er zijn teveel schepen in relatie tot de vangstquota. De EU wil het aantal schepen verminderen door schepen van vissers te kopen. In Nederland bestaat een andere regeling; de zeedagenregeling.

Deze regeling houdt in dat elk schip maar een bepaald aantal dagen op zee mag zijn dat wordt bepaald door de hoeveelheid vis die mag worden gevangen.
De EU-regels heeft ook regels gemaakt om te voorkomen dat jonge ondermaatse vis wordt gevangen. Hierin wordt bepaald de minimale grootte van mazen in de netten, de minimum maten van te vangen vis en wanneer, waar en met welke methode mag worden gevist. De EU maakt ook afspraken met andere landen over vissen in hun territoriale wateren. Het gevolg hiervan is dat het merendeel van de Nederlandse trawlervloot een deel van het jaar buiten de EU-wateren vist bijvoorbeeld in het noordwesten van Afrika.

Hebben de maatregelen ook geholpen?


De maatregelen hebben, in de overbeviste gebieden,  tot zover geholpen dat de kabeljauw- en haringstand hersteld zijn tot het veilig biologisch minimum. Echter het probleem van de overbevissing is verschoven. De vissers zijn de beschermde gebieden gaan mijden en hun vangsten opgehaald in de nog onbeschermde gebieden.

Hoe is het gesteld met de kabeljauwstand in de Noordzee?


Het Noordzee-kabeljauwbestand bevindt zich beneden het veilig biologisch minimum. Het bestand is opgebouwd uit jaarklassen waarin het bestand per jaar is weergegeven. Er zijn slechte, normale en goede jaarklassen. Voor een redelijk sterke jaarklassen is minstens 150.000 ton volwassen kabeljauw nodig. De laatste sterke jaarklasse was in 1985 terwijl de paaistand begin 1993 erg klein was; ongeveer 60.000 ton. De visserij op kabeljauw had vanaf 1991 gesloten moeten worden maar dit is uit economische motieven niet gebeurd. Opmerkelijk is dat de Total Allowable Catch in 1993 vrijwel even hoog was als die van 1990.
In de periode van 1994-1996 is de kabeljauwstand toegenomen van ongeveer 60.000 tot 100.000 ton. Dit is echter nog steeds beneden het veilig biologisch minimum van 150.000 ton. Tussen 1986 en 1996 zijn slechts twee jaarklassen van gemiddelde sterkte geboren; de overige jaarklassen waren slecht. Door intensive en uitgebreide visserij zijn de meeste kabeljauwen al gevangen voordat ze volwassen zijn. Bij voortzetting van de visserij op het huidige niveau kan de visstand zich niet herstellen. Voor 1997 is daarom een reductie van de vangst met tenminste 20 procent bepaald.
De analyses laten sinds enige jaren een lichte stijging van het paaibestand zien. Het dieptepunt was in1993 toen het totale bestand ver onder het veilig biologisch minimum lag. Helaas blijkt het herstel minder snel te gaan dan men eerst aannam.

De jaarklas 1996 was vrij sterk, maar die van 1997 en 1998 bleken zeer zwak te zijn. Veel jonge kabeljauw sterft als bijvangst van andere visserijtakken. De visserijdruk op deze soort moest dus omlaag.
Het kwam uit op 125.000 ton voor 1999 en 120.000 ton voor 2000. Het minimum paaibestand bedraagt 150.000 ton en het maximaal te vangen percentage van 48 % van de maatse vis.
De kabeljauwstand kan zich sneller herstellen als de visserij op deze vis een jaar lang verboden wordt. Deze oplossing is niet in praktijk te brengen omdat de kabeljauw, een bodemvis,  bijvangst is bij het vangen van schol en tong. De schol- en tongvangsten zouden daardoor ook stilliggen.

Hoe is het gesteld met de haringstand in de Noordzee?

Het paaibestand van de haring in de Noordzee bedroeg eind 1995 716.000 ton. In het voorjaar van 1996 schatte men het paaibestand op zo'n 500.000 ton. In 1997 was het paaibestand gestegen tot 750.000 ton, net beneden het veilig geachte biologisch minimum van 800.000 ton.
Het haringbestand kwam halverwege de jaren 60 van de vorige eeuw onder dat minimum. Dit leidde tot een visverbod op haring dat duurde tot 1983. In de Noordzee zwom, toen het verbod werd afgekondigd, minder dan 100.000 ton. Na een forse stijging tot 1,3 miljoen ton in 1989 nam het paaibestand af door overbevissing waardoor in 1992 het paaibestand opnieuw onder het veilig geachte biologische minimum terechtkwam. Visserijbiologen zijn van mening dat het minimumniveau niet opnieuw bereikt wordt zonder drastische vangstbeperkingen. Daarom werd een halvering van de haringvangsten voor 1996 bepaald. Door de EU-landen zou dan nog 230.000 ton haring gevangen mogen worden; in 1995 was dat 440.000 ton. Anders dan bij de kabeljauw, tong en schol die altijd tezamen worden gevangen, kan gericht op haringen worden gevist.

De haringstand in de Noordzee neemt af door de intensieve Deense industrievisserij. De Denen vangen ondermaatse haring als bijvangst bij sprot en gebruiken deze voor de productie van vismeel en veevoer. De Deense vissers vangen veel jonge haring in het Skagerrak en het Kattegat. Beide gebieden zijn belangrijk als kinderkamer voor de jonge haring. Uit dit gebied komt ook de bekende Hollandse Nieuwe.
Begin 1996 maakte Noorwegen maatregelen bekend om de jonge haring in haar kustwateren beter te beschermen. De zone waarin een haringvangstverbod geldt, werd uitgebreid van 30 naar 40 mijl uit de kust van het zuidelijk deel van het land. De meeste haringvissers die werkzaam zijn in dat gebied komen uit Denemarken.

Het is niet uitgesloten dat de haringstand ook door natuurlijke omstandigheden achteruit loopt. Sommige visserijbiologen hebben de indruk dat geringe wijzigingen in de onderzeese stromingen grote invloed hebben op de verdeling van mineralen,  plankton, visseneieren en larven. Deze veranderingen in het Noordzee-ecosysteem kunnen ook de haringstand in positieve of negatieve zin beïnvloeden.  
In mei 1997 werd bekend dat ook een schimmelziekte de terugloop van de haringstand kan verklaren. Deze schimmel, de ichthyophonus hoferi, komt algemeen in de Noordzee voor. Als de scholen haring te 'dicht' worden kan de schimmel op grote schaal ziekte en sterfte onder de haring veroorzaken. Dit verschijnsel is vooral bekend bij scholen haring in de noordelijke Noordzee. De schimmel is ongevaarlijk voor mensen die de aangedane vis eten.
De haringcrisis in de jaren 70 van de vorige eeuw werd volgens de Nederlandse visserijbiologen niet veroorzaakt door overbevissing. Het visserij-instituut vermoedt een combinatie van overbevissing en aan visserij-onafhankelijke oorzaken zoals onder andere nog onbegrepen variaties in het ecosysteem van de Noordzee en de Atlantische Oceaan.
De visserijbiologen in de internationale raad voor zee-onderzoek stelden in mei 1996 voor de haringvangst in de Noordzee verder te beperken of zelfs tijdelijk helemaal stop te zetten. De slechte vooruitzichten van de haringstand was de aanleiding tot dit voorstel. In juli 1996 besloot Europees commissaris voor visserijzaken tot een halvering van het haringquotum voor 1996. Het quotum voor de Noordzee bedroeg 313.000 ton en werd nu bepaald op156.000 ton. Het vangstquotum was voor dat jaar al ruim 20 procent lager dan voor 1995. Als het aan de visserijbiologen lag was dat 50 procent minder geweest dan in 1995. De tussentijdse halvering van het haringquotum kostte de Nederlandse visserijsector 23 miljoen gulden. In het voorjaar van 1997 vonden de visserijbiologen een hoopgevende hoeveelheid jonge haring in de Noordzee. De nieuwe jaarklas was ongeveer even groot als die van 1988.

Haring:            
[plaatje1]
Kabeljauw:                                                       [plaatje0]              
Moeten de vissers financieel worden gecompenseerd vanwege de vangstbeperking?

Het zijn de visbestanden die uiteindelijk het voortbestaan van de visserijsector bepalen. De visserijsector heeft de afgelopen jaren goede winsten behaald. De vissers verlangen financiële compensatie omdat ze, naar eigen zeggen, de gebieden waar onbeperkt mag worden gevist sparen. Daarentegen is het is juist in hun eigen belang dat in die gebieden een goede visstand aanwezig is. Financiële compensatie zonder het voldoen aan bepaalde voorwaarden en eisen is niet haalbaar. Te denken valt aan een verbod op het vissen in beschermde gebieden of in gebieden waar te weinig vis is. De regeling valt of staat bij de medewerking van alle vissers. Zij moeten zich houden aan de regels en er moet controle hierop zijn. Controle kan plaatsvinden bij het aan de wal brengen van de vis waarbij de vissoort en het totale gewicht kan worden geregistreerd.
Het lijkt ons redelijk om de vissers te compenseren. Dit omdat zij regelingen krijgen opgelegd door de overheid en zij hierdoor inkomsten mislopen.De werkelijke
oplossing ligt volgens ons veel meer in een koerswijziging van het huidige visserijbeleid. Er moet met de vissers gepraat worden over wat zij zelf als een oplossing zien van de huidige crisis.

Onze mening

De menselijke invloed op het ecosysteem:
1) Is het zinvol?
2) Is het onvermijdelijk?
3) Kan het op een andere manier beter?
4) Zo ja hoe?
5) Vind je, alles afwegende, dat wij mensen het goed genoeg doen?

Leerling 1:

1) Ja. Invloed is wel zinvol tenminste voor ons zelf, we krijgen gezonde vis te eten. Of de invloed voor de natuur ook goed is, betwijfel ik. Er is in het verleden teveel gevist waardoor er een tekort is ontstaan aan vis zowel in hoeveelheid als variëteit. De invloeden die de mens nu uitoefent om de visstand te herstellen zijn natuurlijk wel goed.
2) Het lijkt onvermijdelijk dat de mens blijft vissen. Voor veel mensen is vis voedsel een belangrijk onderdeel van de dagelijkse voedingnummer. Gedacht kan hierbij worden aan ontwikkelingslanden waar het enige vlees dat ze eten vis is. Het is echter wel van groot belang dat in de westerse wereld wordt voorkomen dat er overbevissing plaatsvindt. Er zijn hiervoor ook al maatregelen genomen.

3) De visvangsten in alle zeeën van de wereld moeten meer aan regels worden gebonden. Deels is dit al het geval.
4) Biologen moeten de visbestand nauwkeurig in de gaten houden. Als er weer groot tekort ontstaat van een bepaalde vissoort moet er tenminste een vangstbeperking en eventueel een vangstverbod voor een bepaalde tijd afgekondigd kunnen worden. Er moeten grotere mazen in de netten komen zodat  alleen grote vissen worden gevangen. Het kweken van zeldzame en/of bedreigde vissoorten in afgesloten gebieden lijkt mij een goede zaak.
5)Ik heb de indruk dat er op dit moment onvoldoende wordt gedaan om de visstand op peil te houden. De gevolgen van overbevissing worden merkbaar niet alleen bij de vissers maar ook bij de consument. Het onderwerp komt steeds vaker in het nieuws waardoor de burger beter geïnformeerd wordt. Bepaalde actiegroepen, zoals Green Peace, vragen veel aandacht voor deze problematiek. De politiek is zich bewust van de ernst van de zaak en streeft naar oplossingen. Succesvolle maatregelen kunnen niet alleen door Nederland  worden genomen maar moet in  samenwerkingsverband moet getroffen. Vele landen zijn hierbij betrokken en het zal nog wel een tijd duren voordat effecten merkbaar zijn; overleg kost nu eenmaal tijd.

Leerling 2

Ik ben het met leerling 1 eens, er moeten beter regels komen voor de vangst van vis. Veel landen hebben deze regels al maar er zijn er ook nog genoeg die geen regels hebben die vast stellen hoeveel vis een visser mag vangen. Dit heeft tot gevolg dat vissers uitvaren naar andere vis gebieden waar wel mag worden gevist. Dit zorgt er voor dat het probleem niet wordt opgelost maar juist wordt verplaatst. Om het probleem op te lossen moeten er regels komen die niet alleen voor een land gelden maar bijvoorbeeld voor een heel continent. Om te zorgen dat iedereen zich hier aan houd moet er een speciale politie komen, dit kan weer gedaan worden door werklozen.

Leerling 3

Ik denk dat de invloed van de mens sowieso onvermijdelijk is. En natuurlijk is het zinvol. Want de natuur heeft de mens nodig en andersom. Maar bij het aspect visserij moet dat wel in mate gebeuren. Mensen hebben vissen nodig voor de voedingsstoffen en voorkomen door het vangen van vis een visoverschot, maar teveel visvangst daarentegen beïnvloedt de ecologie weer negatief, dus moet de visvangst met mate gebeuren. Maar daarom zijn er regels in het leven geroepen om een gulden middenweg te vinden. Helaas zijn de vissers nog steeds ontevreden over de vergoeding, want hun inkomen is natuurlijk wel degelijk gedaald. Ik hoop dat overheid en visserij er snel uitkomen zodat we tevreden vissers en een beter vispeil krijgen.

Conclusie

Hoe is de overbevissing ontstaan? Te hoge inschatting van de MSY-waarde.
Hebben de maatregelen ook geholpen? Ja, het probleem heeft zich echter wel verschoven.
Moeten vissers gecompenseerd worden? Ja, de vissers krijgen regelingen opgelegd door de overheid en zij hierdoor inkomsten mislopen

Nawoord

Ons verslag is redelijk goed verlopen. Er was voldoende informatie op het internet te vinden. Alleen de vraag of de compensatieregeling voldoende was hebben we weggelaten. Er was bijna niets te vinden over de compensatieregeling. Wij hebben ook nergens bedragen kunnen vinden, over bijvoorbeeld de hoogte van de vergoeding voor de vissers. Dit was ons enige probleem.

Bronnenlijst

Internet:

www.waddenzee.nl
www.noordzee.nl
www.google.com
www.MVLB.nl

REACTIES

G.

G.

stupid stupid

13 jaar geleden

E.

E.

Mijn strijder

3 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.