Maarten Luther

Maarten Luther

Maarten Luther werd op 10 november 1483 in Eisleben. Zijn vader was mijnbouwer en verdiende zo goed dat hij een rechtenstudie voor Luther kon betalen. In 1501 werd Luther naar de Erfurtse universiteit gestuurd voor zijn rechtenstudie. Na zijn studie besloot Luther monnik te worden, tot de grote spijt van zijn vader die hem liever als jurist zag afstuderen. Nog datzelfde jaar meldde hij zich aan bij het Augustijnenklooster in Erfurt, waar hij zijn gelofte als monnik aflegde.

Luther werd in 1512 docter in de theologie. Vanaf nu gaf hij vooral alleen nog maar veel colleges. Gedurende deze tijd bestudeerde Luther de Paulus'brief en kwam tot de conclusie dat de zekerheid van Gods schenkende gerechtigheid centraal moet staan en niet Gods eisende gerechtigheid.


De kerk was het echter niet met deze theorieën eens en Luther was gedwongen een eigen theorie te ontwikkelen. Hij werkte van 1520 tot 1521 aan drie reformatische geschriften en scheidde hij zich innerlijk af van Rome. Daarop werd het ketterproces heropend. Dit liep op 15 juni uit op een bul waarin gedreigd werd met de ban indien Luther geen afstand deed van zijn leer.

Luther was niet blij met dit kettingproces en verbrandde de bul samen met het kerkelijk wetboek. Dit was voor de kerk echt te ver gegaan en op 3 januari 1521 sprak de paus de banvloek uit. Onder druk van enkele vorsten en de vele Lutheraanhangers in zijn land moest Karel V Luther wel verhoren. Waarop hij op de Rijksdag ontboden werd.

Het verbanden van de bul en het kerkelijk wetboek en Luthers optreden tijdens de Rijksdag wordt als zakelijk, slim en bedachtzaam beschreven. Na de rechtzaal verlaten te hebben riep Luther uit: “Ik ben er door!” maar na zijn vertrek heeft de keizer de rijksban over hem uitgesproken: hij was vrij. Op de terugweg werd Luther ontvoerd door de vorst Frederik de Wijze voor zijn eigen veiligheid. Luther werd ondergebracht in Wartburg om alle menselijke belangstelling een tijdje van hem vandaan te houden. Luther kreeg de schuilnaam Jonker Jörg. Maar Luther vond het maar niets, zo verbannen te worden onder een schuilnaam en een hoop dingen niet kunnen doen waar ze hem door zouden herkennen. Dus stortte hij zich op een nieuwe uitdaging, het vertalen van het nieuwe testament. In 1552 kwam deze “Septemberbijbel” uit in bedrukte vorm. Later volgenden ook delen van het Oude Testament en in 1534 verscheen de gehele uitgave van deze bijbel.

In 1552 kwam deze “Septemberbijbel” uit in bedrukte vorm. Later volgenden ook delen van het Oude Testament en in 1534 verscheen de gehele uitgave van deze bijbel. Deze bijbel werd kreeg enorm succes en uit alles blijkt dat Maarten Luther een verstandige, slimme man was die niet bang was zijn ideeën aan andere te laten horen.