Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Leesdossier

Beoordeling 5.2
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • 4e klas havo | 6356 woorden
  • 10 juni 2014
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 5.2
4 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

De hongerspelen

Katniss Everdeen

Katniss woont in District 12 in Panem, het toekomstige Amerika. Ze woont daar met haar moeder en zusje Prim; haar vader is omgekomen tijdens een mijnexplosie, waar hij werkte. Katniss’ moeder is in een depressie gekomen na het mijnongeluk. Daardoor heeft ze bijna haar hele leven voor Prim gezorgd. Katniss heeft bruin haar en blauwe ogen. Katniss’ beste vriend is Gale. Ze jagen samen in het bos voor vers vlees om zelf op te eten en te ruilen op de zwarte markt voor graan, brood en andere levensmiddelen. Ze gaat vrijwillig de 74e hongerspelen in, in plaats van haar zusje Prim, die geloot werd.

Gale Hawthorne

Gale woont, net als Katniss, in district 12 in Panem. Hij woont daar met zijn ouders en 5 broertjes. Hij heeft bruin haar en blauwe ogen. Zijn beste vriendin is Katniss. Ook hij houdt veel van jagen in het bos.

Peeta Mellark

Peeta woont ook in District 12 in Panem. Hij is de zoon van de bakker uit het dorp en heeft de leiding over het versieren van de taarten. Doordat hij zoveel taarten versiert, is hij super goed geworden in camouflage. Peeta heeft fel blauwe ogen en donkerblond haar.

Aanpakken

Samantha Sweeting

Samantha, ook wel Sam genoemd, is hoogopgeleid tot topadvocate. Ze maakt een fout in haar werk waardoor het bedrijf een verlies zou leiden van 50 miljoen. Ze vlucht voordat haar baas haar kan ontslaan. Door een misverstand komt ze bij de familie Geiger en wordt ze hun huishoudster, maar ze kan nog geen ei bakken en hoe de wasmachine werkt is ook een raadsel voor haar. Ze ontmoet Nathaniel en hij zorgt ervoor dat Sam kook- en huishoudlessen krijgt van zijn moeder.

Nathaniel

Nathaniel is de tuinman van de familie Geiger. Als hij doorheeft dat Sam eigenlijk geen huishoudster is, besluit hij haar te helpen. Hij vraagt zijn moeder of ze haar kook- en huishoudlessen wil geven. Stiekem is Nathaniel verliefd op Sam.

Esmoreit

Esmoreit

Esmoreit is de zoon van de koning van Sicilië. Hij wordt ontvoerd door Robbrecht, zodat Robbrecht de troonopvolger zou worden in plaats van Esmoreit.

Damiët

Damiët is de dochter van de Sultan. Ze is een zorgzaam persoon; ze wil graag een kind opvoeden, ook al is het kind niet van haarzelf. Zij en Esmoreit worden verliefd.

Robbrecht

Robbrecht is de oom van de koning en dus de oudere neef van Esmoreit. Hij is de schurk van dit toneelstuk. Hij is erg tevreden met zichzelf. Hij is ook een egoïst, want hij kan het niet hebben dat er een prins geboren is, die troonopvolger zou zijn, in plaats van Esmoreit.

Alleen maar nette mensen

David Samuels

David is 21 en de zoon van een programmamaker bij de Nederlandse televisie. Hij woont in Amsterdam, in een buurt waar alleen maar nette mensen wonen. David heeft zijn gymnasium afgemaakt en gaat in tegenstelling tot zijn vrienden en vriendin Naomi niet naar de universiteit, maar van school af. Daardoor gaat het met Naomi ook uit. Hij praat met een psycholoog, omdat hij niet zeker is wie hij is; een Nederlander of allochtoon. Via-via komt hij in de Bijlmer terecht waar hij Rowanda ontmoet, een zwarte en alleenstaande moeder. Hij begint een relatie met haar. Rowanda komt erachter dat David ook met andere vrouwen omgaat en maakt het uit. Hij gaat naar Amerika, maar vind daar geen leuke vrouw. Eenmaal terug in Nederland wil hij weer iets met Naomi beginnen, maar die heeft verkering met 1 van zijn vrienden. Dan ontmoet hij de Marokkaanse Naima, met wie hij een relatie begint.

 

Naomi

Naomi is het meisje waar David vanaf zijn 12e al verkering mee heeft. Ze blijft hem trouw in zijn moeilijke periodes. Als David naar Amerika gaat, begint ze een relatie met Daan, een van hun vrienden. Als David terug is, wordt hij daar woedend over en wil met beide geen contact meer.

Opdracht 7. De wereld draait door

Voor het boek Esmoreit was deze opdracht niet mogelijk, aangezien de schrijver/schrijfster onbekend is.

De Hongerspelen, Suzanne Collins

 

Suzanne Collins, schrijfster van onder andere de Hongerspelen trilogie, is vandaag bij ons aan tafel geschoven. Ze woont met haar gezin in Hartford, in de Verenigde Staten. Vroeger wou ze actrice worden, maar is uiteindelijk voor schijfster gegaan. Ze begon haar carrière als scriptschijfster voor kinderprogramma’s. Ze schreef de serie van ‘Gregor de Bovenlander’, bestaande uit 5 delen en brak daarmee door. In 2008 schreef ze ‘de Hongerspelen’, wat zo’n succes werd dat ze een deel twee, ‘Vlammen’, in 2009 uitbracht en een deel drie, ‘Spotgaai’, in 2010. Inmiddels is ‘de Hongerspelen’ verfilmd, evenals ‘Vlammen’ en wordt ‘Spotgaai’ in twee delen verfilmd, waarvan de eerste 19 november 2014 in de bioscoop komt.

Suzanne, hoe ben je als scripschrijfster van kinderseries overgestapt naar boeken?

“Ik had kinderboekenschrijver James Proimos ontmoet, wie onder andere ‘Cowboy Boy’ heeft geschreven. Hij inspireerde mij om een kinderboek te gaan schrijven en daar is de ‘Gregor de Bovenlander’-serie uit voort gekomen.”

Hoe ben je op het idee gekomen om ‘de Hongerspelen’ te schijven?

“Ik ben geïnspireerd geraakt door de mythe van Theseus en de Minotaurus. En door mijn vaders carrière in de luchtmacht begreep ik de armoede, verhongering en de effecten van oorlog. Ook begreep ik hoeveel een kind kon verdragen, doordat mijn moeder door een depressie mijn zusje niet kon verzorgen. Ik zie mezelf sprekend in Katniss, die voor haar zusje Prim zorgt.”

Ook is ‘de Hongerspelen verfilmd. Hoe is dat tot stand gekomen?

“Doordat het boek zo’n groot succes was, samen met Vlammen en Spotgaai, kwam Lions Gate Entertainment op het idee om de boeken te verfilmen. Met Nina Jacobson als producer is de film perfect geworden. ‘De Hongerspelen’ is in maart 2012 in de bioscoop gekomen en het was meteen een groot succes. In november 2013 kwam ‘Vlammen’, deel twee, in de bioscoop en dat werd een nog groter succes. Nu is het afwachten tot november 2014 dat Spotgaai deel 1 uitkomt en tot november 2015 tot Spotgaai deel 2 uitkomt. Hopelijk worden dat net zulke grote successen.”

De opdracht gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Hoeveel prijzen heb je inmiddels gewonnen?

“Ik heb maar liefst 13 prijzen gewonnen! Onder andere voor ‘beste boek 2011’. Ook met de films heb ik een heleboel prijzen in ontvangst kunnen nemen.”

Ook ben je schrijfster van een krant geweest, nietwaar?

“Ja, dat klopt! Ik ben hoofdredactrice geweest van ‘The New York Times’.”

Aanpakken, Sophie Kinsella

Sophie Kinsella, schrijfster van onder andere de wereldberoemde ‘Shopaholic’-serie, is vandaag bij ons aan tafel geschoven. Sophie Kinsella is echter een pseudoniem voor Madeleine Wickham. Ze woont in Engeland, samen met haar man en 5 kinderen. Haar man is professioneel operazanger en Sophie heeft hem begeleid op de piano tijdens 2 grote wereldtournees. Ze heeft boeken onder de naam Wickham staan en ook onder Kinsella.

Waarom heb je boeken onder beide namen staan?

“Mijn eerste zeven boeken, ‘De Tennisparty’, ‘De vraagprijs’, ‘Zwemfeestje’, ‘Zoete Tranen’, ‘Dubbel feest’, ‘De Cocktailclub’ en ‘Slapeloze Nachten’, heb ik uitgebracht onder mijn echte naam, Madeleine Wickham. Omdat deze boeken niet succesvol genoeg werden, wou de uitgeverij geen boeken meer van mij uitbrengen. Daarom ben ik bij dezelfde uitgeverij onder de naam Sophie Kinsella verdergegaan. Toen heb ik nog 14 boeken uitgebracht, waaronder de ‘Shopaholic’-serie bestaande uit 7 boeken, ‘Hou je mond!’, ‘Ken je me nog’, ‘Wat spook jij uit?’, ‘Mag ik je nummer even’, ‘Ik krijg je wel’ en natuurlijk ‘Aanpakken’.”

Hoe ben je erbij gekomen om boeken te gaan schijven?

“Ik ben naar twee middelbare scholen geweest; beide alleen voor meisjes. Daarna ben ik naar de University of Oxford gegaan, waar ik muziek heb gestudeerd. Uiteindelijk was ik er achter dat dat niet echt mijn ding was, dus ben ik journalistiek gaan doen. Ik heb als financieel journalist gewerkt en daarna ben ik over gestapt naar fictieboeken.”

Hoe ben je op de naam Sophie Kinsella gekomen?

“Mijn volledige naam is Madeleine Sophie Wickham-Townley. Daar komt Sophie dus weg. Kinsella komt van mijn moeders naam. Haar meisjesnaam is Kinsella en zo ben ik op Sophie Kinsella gekomen.”

Hoe ziet jouw persoonlijke leven er op dit moment uit?

“Ik woon met mijn man Henry en 5 kinderen in Londen. Henry en ik zijn in 1991 getouwd. Ik 1996 hebben we onze eerste zoon gekregen, Freddy. Daarna kwam Hugo in 1998, Oscar in 2005, Rex William in 2010 en onze enige dochter Sybella is in 2011 geboren.”

Schrijven zit ook in jouw familie, of niet?

“Ja, dat klopt. Mijn zussen zijn ook schrijfsters, Gemma Townley en Abigail Townley. Ook mijn moeder schreef boeken, dus ik denk dat we de liefde voor schijven van haar hebben geërfd.”

Alleen maar nette mensen, Robert Vuijsje

Robert Vuijsje, schrijver van ‘Kling Klashorst’, ‘De karavaan’, ‘Rotterdam Zomercarnaval’, ‘In het wild’, ‘Beste vriend’ en natuurlijk ‘Alleen maar nette mensen’, is vanavond bij ons aangeschoven. Al zijn boeken zijn uitgegeven bij uitgeverij Nijgh & Van Ditmar.

Hoe is jouw carrière ontstaan, Robert?

“Na mijn middelbare school heb ik sociologie en amerikanistiek gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Daarna heb ik een jaar op de Amerikaanse Universiteit van Memphis gezeten. Ik heb van 1997 tot 2007 gewerkt voor het weekblad ‘Nieuwe Revu’. Ik heb een interview gehad met speler makelaar Sigi Lens en werd toen genomineerd voor de prijs voor het beste sportverhaal. Vanaf 2007 schreef ik voor de zaterdag editie van dagblad ‘De Pers’. Daarna ben ik begonnen met het schrijven van boeken.”

En toen heb je ‘Alleen maar nette mensen geschreven’. Hoe ben je op dit idee gekomen?

“Doordat ik Joods van afkomst ben, wist ik wat dit voor problemen met zich mee kon brengen. Alleen maar nette mensen gaat over een Joodse jongen afkomstig uit de chique Amsterdamse wijk Oud-Zuid die op zoek gaat naar een ‘intellectuele negerin’ als vriendin.”

Met dit boek ben je ook een aantal keer genomineerd geweest, nietwaar?

“Dat klopt. In 2009 werd ik genomineerd voor de ‘Libris Literatuur Prijs’. Ook ben ik genomineerd voor de Belgische Gouden Uil literatuurprijs die ik heb gewonnen. En in 2010 ben in uitgeroepen tot winnaar van de literaire jongerenprijs ‘De Inktaap’.”

Daarna is dit boek verfilmd. Hoe is dit verlopen?

“Nadat de film uit was gekomen behaalde de film de Gouden Film, wat betekent dat er meer dan 100000 betalende bezoekers naar de bioscoop zijn geweest. Ook is de dvd verschrikkelijk veel verkocht. Omdat onder andere Géza Weisz, bekend van ZOOP, Timboektoe, Spuiten en Slikken, Expeditie Robinson en Verliefd op Ibiza-de serie, in de film speelt, was de film al gauw populair onder de meiden. Ook volwassenen gingen de film kijken, aangezien Jeroen Krabbé er ook in speelt.”

Opdracht 17. Verhaal schrijven

In de hongerspelen:

  • Samantha –aanpakken- als Katniss
  • Nathaniel –aanpakken-als Peeta
  • Iris –aanpakken- als Rue
  • Esmoreit –Esmoreit- als Vossensnuit
  • Damiët –Esmoreit- als Glinster
  • Robbrecht –Esmoreit- als Claudius Templesmith
  • David – alleen maar nette mensen- als Cato

Mutilanten. Geen twijfel mogelijk. Ik heb deze soort nog nooit gezien, maar deze dieren zijn niet zo geboren. Ze lijken op wolven, maar welke wolf land en balanceert vervolgens met gemak op zijn achterpoten? Welke wolf gebaart de rest van de roedel met zijn voorpoot naar voren te lopen alsof hij een polsgewicht heeft? En dat zie ik van een afstand. Ik weet zeker dat we van dichtbij nog veel meer angstaanjagender kenmerken zullen ontdekken.

David is recht op de Hoorn des Overvloeds af gestormd, en ik loop zonder enige aarzeling achter hem aan. Als hij denkt dat dat de veiligste plek is, waarom zou ik daar dan aan twijfelen? En trouwens, zelfs als ik de bomen zou halen, dan zou Nathaniel de mutilanten met dat been nooit kunnen ontlopen  - Nathaniel! Mijn handen liggen net op het metaal van het gekrulde uitende van de hoorn als ik me opeens weer herinner dat ik in een team zit. Hij is ongeveer vijftien meter achter me en hobbelt zo hard hij kan, maar de beesten komen snel dichterbij. Ik schiet een pijl de roedel in en er valt er één neer, maar er zijn er genoeg om zijn plek in te nemen.

Nathaniel gebaart dat ik de Hoorn op moet klimmen. ‘Erop, Samantha! Ga er nou op!’

Hij heeft gelijk. Op de grond kan ik geen van beiden beschermen. Ik begin te klimmen en klauter met handen en voeten omhoog langs de Hoorn. De zuiver gouden oppervlakte is zo ontworpen dat hij op de geweven hoorn lijkt die we bij het oogsten altijd vullen, dus er zijn kleine richeltjes en randjes om je aan vast te grijpen. Maar na een dag in de arenazon is de metalen buitenkant zo heet geworden dat het voelt alsof de blaren op mijn handen springen.

David ligt op zijn zij helemaal boven op de Hoorn, zes meter boven de grond, en hapt naar adem terwijl hij over de rand kokhalst. Dit is mijn kans om hem af te maken. Ik stop halverwege de hoorn en leg een nieuwe pijl aan, maar net als ik hem weg wil schieten, hoor ik Nathaniel schreeuwen. Ik draai me om en zie dat hi net bij de krul is, en de mutilanten zitten hem op de hielen.

‘Klimmen!’ gil ik. Nathaniel klautert omhoog, niet alleen gehinderd door zijn been maar ook door het mes in zijn hand. Ik schiet mijn pijl door de keel van de eerste mutilant die zijn poten op het metaal legt. In zijn doodsstrijd haalt het dier een paar keer uit en verwondt zo onopzettelijk een aantal van zijn metgezellen. Nu zie ik de klauwen pas goed. Tien centimeter lang en vlijmscherp.

Nathaniel is bij mijn voeten en ik grijp zijn arm vast om hem verder omhoog te trekken. Dan bedenk ik me weer dat David bovenaan ligt te wachten en ik draai me bliksemsnel om, maar hij ligt dubbelgeklapt van de kramp en is schijnbaar meer met de mutilanten bezig dan meer ons. Hij hoest iets onverstaanbaars. Het snuivende, grommende geluid dat de beesten maken helpt ook niet echt.

‘Wat?’ schreeuw ik naar hem.

‘Hij vroeg: “Kunnen ze erop klimmen?”’ antwoord Nathaniel, en mijn aandacht wordt weer naar de onderkant van de Hoorn getrokken.

De mutilanten beginnen zich te verzamelen. Als ze bij elkaar komen, gaan ze opnieuw zonder moeite op hun achterpoten staan, waardoor ze er griezelig menselijk uitzien. De dikke vacht die ze allemaal hebben is bij sommige steil en glad, bij andere krullend, en de kleuren variëren van pikzwart tot blond. Er is nog iets anders met ze, iets waardoor mijn nekharen overeind gaan staan, maar ik kan niet benoemen wat het precies is.

Ze leggen hun koppen op de Hoorn, snuiven en likken aan het metaal, schrapen met hun klauwen over de oppervlakte en maken dan hoge, keffende geluiden naar elkaar. Dat moet hun manier van communiceren zijn, want de roedel deinst achteruit alsof ze ruimte willen maken, dan neemt een van hen, een groot beest met zijdeachtige, golvende blonde vacht, een aanloop en springt op de Hoorn. Zijn achterpoten moeten verschrikkelijk sterk zijn, want hij komt met opgetrokken, grauwende roze lippen nog geen drie meter onder ons neer. Daar blijft hij even hangen, en op dat moment besef ik wat er zo verontrustend is aan de mutilanten. De groene ogen die me woedend aankijken lijken in niets op die van welke hond of wolf dan oog. Het zijn onmiskenbare mensenogen. En dat idee is nog maar nauwelijks tot me doorgedrongen als ik de halsband zie waar met juwelen het cijfer 1 is ingelegd, en dan wordt het me allemaal gruwelijk duidelijk. Het blonde haar, de groene ogen, het cijfer… het is Damiët.

Er ontsnapt een gil uit mijn mond en ik heb moeite om de pijl op zijn plek te houden. Ik heb gewacht met schieten, want ik ben me maar al te goed bewust van mijn slinkende voorraad pijlen. Ik heb gewacht om te zien of de beesten inderdaad konden klimmen, maar nu, ook al glijdt het beest langzaam weer naar beneden omdat het geen grip op het metaal kan krijgen, ook al hoor ik het schrille geluid van de klauwen, als nagels die over een schoolbord krassen, nu schiet ik de pijl in haar keel. Haar lijf kronkelt en valt met een bons op de grond.

‘Samantha?’ Ik voel dat Nathaniel mijn arm beetpakt.

‘Zij was het!’ wring ik eruit.

‘Wie?’ vraagt Nathaniel.

Mijn hoofd schiet van links naar rechts terwijl ik de roedel bekijk en alle verschillende groottes en kleuren in me opneem. Die kleine met de rode vacht en gele ogen… Esmoreit! En daar, het asblonde haar en de hazelnootbruine ogen van de jongen uit District 9 die stierf terwijl we om de rugzak vochten! En het allerergste, de kleinste mutilant, met een donkere, glanzende vacht, enorme bruine ogen en een halsband waar met gevlochten stro een 11 op staat. De tanden vol haar ontbloot. Iris…

‘Wat is er, Samantha?’ Nathaniel schudt me aan mijn schouder heen en weer.

‘Ze zijn het. Allemaal. De anderen. Iris en Esmoreit en… alle andere tributen,’ stoot ik uit.

Ik hoor Nathaniel naar adem snakken als hij het ziet. ‘Wat hebben ze met ze gedaan? Je denkt toch niet… Zouden dat hun echte ogen zijn?’

Over hun ogen maak ik me nog wel de minste zorgen. Wat te denken van hun hersenen? Hebben ze de herinneringen van de echte tributen gekregen? Zijn ze geprogrammeerd om onze gezichten het ergst te haten omdat wij het overleefd hebben en zij zo meedogenloos afgeslacht zijn? En de tributen die wij zelf vermoord hebben… willen die nu wraak nemen voor hun eigen dood?

Voor ik dat kan zeggen, beginnen de mutilanten met een nieuwe aanval op de Hoorn. Ze hebben zich aan de zijkanten van de Hoorn in twee groepen verdeeld en gebruiken die verschrikkelijk sterke poten om naar ons toe te springen. Er klapt een stel tanden dicht op slecht een paar centimeter van mijn hand en dan hoor ik Nathaniel schreeuwen, en ik voel hoe er aan zijn lijf word gerukt, hoe het zware gewicht van Nathaniel en de mutilant me over de rand trekt. Als hij me niet bij mijn arm had gehad, had hij nu op de grond gelegen, maar ik heb al mijn kracht nodig om on allebei op de ronde bovenkant van de Hoorn te houden. En er komen nog meer tributen aan.

‘Maak hem af, Nathaniel! Maak hem af!’ roep ik, en hoewel ik niet goed kan zien wat er gebeurt weet ik dat hij het ding gestoken moet hebben, want de trekkracht neemt af. Het lukt me om hem terug op de Hoor te hijsen en dan slepen we ons verder omhoog, waar het minste van twee kwaden op ons wacht.

David staat voor me, bijna op de rand van de Hoorn, en houdt Nathaniel in een soort houdgreep die zijn adem afsnijd. Nathaniel klauwt naar Davids arm, maar zwakjes, alsof hij niet goed weet of het belangrijker is om adem te halen of om te proberen met zijn hand het bloeden in zijn kuit te stelpen, waar een mutilant een gapend gat in heeft gemaakt. Ik richt een van mijn laatste twee pijlen op Davids hooft in de wetenschap dat ze geen effect zullen hebben op zijn romp of ledematen, die, zoals ik nu zie, bedekt zijn met een soort strak, vleeskeurig gaas. Een of andere ultra moderne lichaamsbescherming uit het Capitool. Zat dat in zijn rugzak bij het feestmaal? Een pak om hem tegen mijn pijlen te beschermen? Nou, ze zijn mooi vergeten hem een masker te sturen.

David lacht alleen maar. ‘Als je me neerschiet gaat hij met me mee.’

Hij heeft gelijk. Als ik hem uitschakel en hij tussen de mutilanten valt, gaat Nathaniel zeker weten ook dood. Een patstelling. Ik kan David niet neerschieten zonder Nathaniel ook te doden. Hij kan Nathaniel niet doden zonder een pijl in zijn hand te krijgen. We blijven roerloos staan, terwijl we allebei een uitweg proberen te bedenken.

Mijn spieren zijn zo strakgespannen dat het voelt alsof ze elk moment kunnen knappen. Mijn kiezen breken bijna, zo hard klem ik ze op elkaar. De mutilanten worden stil en het enige wat ik nog hoor is het bonzende bloed in mijn goede oor.

Nathaniels lippen worden blauw. Als ik niet snel iets doe zal hij stikken, en dan ben ik hem kwijt en zal David waarschijnlijk zijn lijk gebruik en om mij af te weren. Ik weet zelfs wel zeker dat hij dat van plan is, want hoewel hij niet meer hardop staat te lachen, ligt er een triomfantelijke grijns om zijn lippen.

Als een soort laatste wanhoopspoging kruipen Nathaniels vingers, druipend van het bloed van zijn been, omhoog naar Davids arm. Hij probeert zich niet los te wringen; zijn wijsvinder schiet juist de andere kant op en tekent een doelbewuste X op de rug van Davids hand. David beseft één seconde later dan ik wat hij daarmee bedoelt – ik zie het aan de manier waarop zijn mondhoeken naar beneden trekken. Maar het is één seconde te laat, want op dat moment doorboort de pijl zijn hand al. Hij schreeuwt het uit en laat Nathaniel in een reflex los, die hem met zijn rug hard naar achteren duwt. Eén verschrikkelijk ogenblik denk ik dat ze allebei over de rand vallen. Ik maak een snoekduik en krijg Nathaniel nog net te pakken op het moment dat David naar beneden stort.

We horen hoe hij de grond raakt en door de smak de lucht uit zijn longen blaast, en dan hoe de mutilanten hem aanvallen. Nathaniel en ik houden elkaar vast en wachten op het kanon, op het einde van de wedstrijd, op de vrijlating. Maar het gebeurt niet. Nog niet. Want dit is het hoogtepunt van de Hongerspelen, en het publiek verwacht een spektakel.

Ik kijk niet, maar ik hoor het gegrom, het gegrauw, het gejank van pijn van zowel mens als beest terwijl David met de roedel vecht. Ik snap niet hoe hij nog steeds in leven kan zijn, tot ik bedenk dat hij van zijn nek tot zijn enkels een beschermend pak aanheeft en ik besef dat dit nog we eens een lange nacht zou kunnen gaan worden. David heeft blijkbaar ook een mes of een zwaard of zoiets, iets wat hij tussen zijn kleren had verstopt, want af en toe horen we de doodskreet van een mutilant of het geluid van metaal als het lemmet over de gouden Hoorn schraapt. De strijd verplaatst zich langs de Hoorn en ik weet dat David de enige tactiek probeert die zijn leven zou kunnen redden – om terug te komen bij het uiteinde van de Hoorn en weer naar ons toe te klimmen, maar uiteindelijk zijn ze, ondanks zijn enorme kracht en vechtkunsten, simpelweg te sterk voor hem.

Ik weet niet hoe land dit zo doorgaat, misschien een uur of zo, maar dan valt David op de grond en horen we hoe de mutilanten hem meeslepen, terug de Hoorn des Overvloeds in. Dan maken ze hem nu af, denk ik. Maar nog steeds klinkt er geen kanonschot.

Het wordt nacht en het volkslied wordt gespeeld en er is geen foto van David in de lucht, we horen alleen het zwakke gekreun dat onder ons door het metaal komt. De ijzige wind die over de vlakte waait helpt me eraan herinneren dat de Spelen nog niet voorbij zijn en dat ze nog wel ik weet niet hoe lang kunnen duren, en dat we nog steeds niet zeker zijn van de overwinning.

Ik richt mijn aandacht op Nathaniel en ontdek dat zijn been nog heviger bloedt dan eerst. Al onze voorraden en onze rugzakken liggen nog bij het meer waar we ze achtergelaten hebben toen we op de vlucht sloegen voor de mutilanten. Ik heb geen verband, niets om het bloed in zijn kuit gutst mee te stelpen. Hoewel ik zit te bibberen in de bijtende kou ruk ik mijn jas uit, trek mijn shirt over mijn hoofd en trek mijn jas zo snel mogelijk weer aan. Ik ben maar heel even halfnaakt, maar het is genoeg om mijn tanden ongecontroleerd te laten klapperen.

Nathaniels gezicht ziet er grijs uit in het bleke maanlicht. Ik zeg dat hij moet gaan liggen en onderzoek dan zijn wond. Warm, glibberig bloed stroomt over mijn vingers. Een verband zal niet genoeg zijn. Ik heb mijn moeder een aantal keer een knelverband zien aanleggen en probeer het na te doen. Ik snijd een mouw van mijn shirt, sla die twee keer om zijn been heen, net onder zijn knie en leg er een halve knoop in. Ik heb geen stok, dus ik pak mijn laatste pijl, stop die in de knoop en draai de stoa n zo strak mogelijk aan als ik durf. Het is een gewaagde onderneming – Nathaniel zou uiteindelijk zijn been kunnen verliezen – maar de andere optie is dat hij zijn leven verliest, en dan heb ik toch geen keus? Ik verbind de rest van de wond met mijn shirt en ga naast hem liggen.

‘Niet in slaap vallen,’ zeg ik tegen hem. Ik weet niet zeker of dat wel helemaal volgens het medisch protocol is, maar ik ben doodsbang dat hij wegzakt en niet meer wakker wordt.

‘Heb je het niet koud?’ vraagt hij. Hij ritst zijn jas open en ik druk me tegen hem aan terwijl hij hem achter me weer vast maakt. Het is iets beter met de warmte van onze twee lichamen in de dubbele laag jassen, maar de nacht is nog jong. De temperatuur zal alleen nog maar zakken. Ik voel nu al hoe de Hoorn des Overvloeds, die zo gloeiend heet was toen ik er in eerste instantie op klom, langzaam in ijs veranderd.

‘David zou nog zomaar kunnen winnen,’ fluister ik tegen Nathaniel.

‘Dat mag je niet denken,’ zegt hij, terwijl hij mijn capuchon over mijn hoofd trekt, maar hij rilt nog erger dan ik. De uren daarna zijn de ergste van mijn leven, en dat zegt nogal wat, als je erover nadenkt. De kou is al een marteling op zich, maar het is pas echt een nachtmerrie om naar David te moeten luistern, die kreunt, smeekt en uiteindelijk alleen nog maar zachtjes jammert terwijl de mutilanten zich aan hem tegoed doen. Al heel snel kan het me niet meer schelen wie hij is of wat hij heeft gedaan, ik wil alleen nog maar dat hij uit zijn leiden wordt verlost.

‘Waarom maken ze hem niet gewoon dood?’ vraag ik aan Nathaniel.

‘Dat weet je wel,’ zegt hij, en hij trekt me dichter tegen zich aan.

En dat weet ik ook. Geen enkele kijker zal zich nu nog kunnen afwenden. In de ogen van de Spelmakers is dit het toppunt van vermaak.

Het gaat maar door en door en door en uiteindelijk vult het mijn hele hoofd, het drukt al mijn herinneringen en hoop voor de toekomst weg, wist alles uit behalve het hier en nu, en ik begin te geloven dat het altijd zo zal blijven. Er zal nooit meer iets anders zijn dan kou en angst en de wanhoopskreten van de jongen die doodgaat in de Hoorn.

Nathaniel dommelt langzaam in en elke keer als dat gebeurt, merk ik dat ik steeds harder zijn naam schreeuw, want als hij me nu in de steek laat en doodgaat weet ik dat ik volslagen krankzinnig zal worden. Hij vecht ertegen, waarschijnlijk meer voor mij dan voor hem, en ik vind het heel erg, want dor te slapen zou hij hier heel even aan kunnen ontsnappen. Maar met de adrenaline die door mijn lijf giert zou ik nooit hetzelfde kunnen doen, dus ik kan hem niet laten gaan. Ik kan het gewoon niet.

Het enige bewijs dat de tijd verstrijkt is in de hemel te vinden, de subtiele verschuiving van de maan. Dus begint Nathaniel me die aan te wijzen, zodat ik wel moet zien dat het echt later wordt, en soms voel ik heel even een sprankje hoop voor de marteling van de nacht me weer onderdompelt.

Eindelijk hoor ik hem fluisteren dat de zon opkomt. Ik doe mijn ogen open en zie dat de sterren vervagen in het schemerende ochtendlicht. Ik zie ook hoe lijkbleek Nathaniels gezicht is geworden. Hoe weinig tijd hij nog heeft. En ik weet dat ik hem terug naar het Capitool moet zien te krijgen.

Maar er is nog steeds geen kanon afgegaan. Ik druk mijn goede oor tegen de Hoorn en hoor heel zachtjes Davids stem

‘Volgens mij is hij nu dichterbij. Samantha, kun je hem neerschieten?’ vraagt Nathaniel.

Als hij vlak bij de opening ligt kan ik hem misschien raken. Op dit moment zou het een daad van barmhartigheid zijn.

‘Mijn laatste pijl zit in jouw verband,’ zeg ik.

‘Gebruik hem goed,’ zegt Nathaniel, terwijl hij zijn jas openritst zodat ik eruit kan.

Ik haal de pijl eruit en trek het verband zo strak als mijn bevroren vingers kunnen weer aan. Ik wrijf in mijn handen en probeer mijn bloedsomloop meer op gang te krijgen. Als ik naar de rand van de Hoorn kruip en eroverheen ga hangen, voel ik dat Nathaniels handen me beetpakken ter ondersteuning.

Het duurt even voor ik David gevonden heb in het halfduister, in al het bloed. Dan maak ik de rauwe homp vlees die ooit mijn vijand was een geluid en weet ik waar zijn mond zit. En volgens mij is het woord dat hij probeert te zeggen alsjeblieft.

Uit medelijden, niet uit wraak, vliegt mijn pijl zijn schedel in. Nathaniel trekt me weer omhoog, mijn boog in mijn hand, de koker leeg.

‘Gelukt?’ fluistert hij.

Het kanon gaat af ter bevestiging.

‘Dan hebben we gewonnen, Samantha,’ zegt hij hol.

‘Hoera voor ons,’ stoot ik uit, maar er klinkt geen vreugde of overwinningsroes door mijn stem.

Op de vlakte verschijnt een gat in de grond en de overgebleven mutilanten springen erin alsof ze een teken hebben gekregen. Daarna sluit de aarde zich weer boven he,

We wachten, op de hovercraft die Davids overblijfselen zal meenemen, op het triomfantelijke trompetgeschal dat daarna zou moeten komen, maar er gebeurt niets.

‘Hé!’ schreeuw ik naar de lucht. ‘Wat is er aan de hand?’ Het enige antwoord is het gekwetter van de vogels die wakker worden.

‘Misschien komt het dor het lijk. Misschien mogen we daar niet zo dicht bij in de buurt zijn,’ zegt Nathaniel.

Ik probeer na te denken. Moet je weglopen bij de dode tribuut die als laatste gestorven is? Mijn hoofd is te wazig om het zeker te weten, maar wat zou anders de reden zijn voor deze vertraging kunnen zijn?

‘Oké dan. Denk je dat je het niet meer haalt?’ vraag ik.

‘Laat ik het maar proberen, hè?’ zegt Nathaniel. We schuiven naar het uiteinde van de Hoorn en vallen op de grond. Als al mijn ledematen al zo verschrikkelijk stijf zijn, hoe kan Nathaniel zich dan zo vooruit bewegen? Ik sta als eerste op en zwaai en buig mijn armen en benen tot ik denk dat ik hem wel overeind kan helpen. Op de een of andere manier weten we bij het meer te komen. Ik schep een handvol van het koude water op voor Nathaniel en breng de volgende naar mijn eigen lippen.

‘Laat ik het maar proberen, hè?’ zegt Nathaniel. We schuiven naar het uiteinde van de Hoorn en vallen op de grond. Als al mijn ledematen al zo verschrikkelijk stijf zijn, hoe kan Nathaniel zich dan zo vooruit bewegen? Ik sta als eerste op en zwaai en buig mijn armen en benen tot ik denk dat ik hem wel overeind kan helpen. Op de een of andere manier weten we bij het meer te komen. Ik schep een handvol van het koude water op voor Nathaniel en breng de volgende naar mijn eigen lippen.

Een spotgaai laat de lange, lage fluittoon horen en er komen tranen van opluchting in mijn ogen als de hovercraft verschijnt die Davids lichaam meeneemt. Nu komen ze ons halen. Nu mogen we naar huis.

Maar opnieuw gebeurt er niets.

‘Waar wachten ze op?’ vraagt Nathaniel zwakjes. Door het verlies van zijn knelverband en de inspanning om bij het meer te komen is zijn wond weer opengegaan.

‘Ik weet het niet,’ zeg ik. Wat dit oponthoud ook veroorzaakt, ik kan het niet aanzien dat hij nog meer bloed verliest. Ik sta op om een stok te zoeken, maar kom meteen de pijl teen die op Davids beschermingspak is afgeketst. Die kan prima als vervangen van de andere pijl dienen. Als ik me buk om hem op te rapen, galmt de stem van Robbrecht door de arena.

‘Beste finalisten van de vierenzeventigste Hongerspelen. De eerdere wijziging is ingetrokken, bij nadere bestudering van de spelregels is gebleken dat er slechts één winnaar is toegestaan,’ zegt hij. ‘Succes, and may the odds be ever in your favor.’

Er klinkt een kort geruis en dan niet meer. Ik staar Nathaniel ongelovig aan, terwijl de waarheid tot me doordringt. Ze zijn nooit van plan geweest om ons allebei te laten leven. Dit is allemaal bekokstoofd door de Spelmakers om de meest dramatische ontknoping in de geschiedenis te kunnen uitzenden. N ik ben er met open ogen ingestonken.

‘Het lag eigenlijk heel erg voor de hand, als je erover nadenkt,’ zegt hij zacht. Ik kijk hoe hij moeizaam overeind krabbelt. Dan komt hij naar me toe, bijna in slow motion, zijn hand trekt het mes uit zijn riem.

Voor ik me zelfs maar bewust ben van wat ik doe, is mijn boog geladen en de pijl recht op zijn hart gericht. Nathaniel trekt zijn wenkbrauwen op en ik zie dat het mes zijn hand al heeft verlaten en onderweg is naar het meer waar het met een plons in het water terechtkomt. Ik laat mijn wapens vallen en doe een stapachteruit; mijn gezicht gloeit van wat alleen maar schaamte kan zijn.

‘Nee,’ zegt hij. ‘Doe het maar.’ Nathaniel hinkt naar me toe en duwt de boog weer in mijn handen.

‘Ik kan het niet,’ zeg ik. ‘Ik doe het niet.’

‘Doe het. Voor ze de mutilanten terugsturen of zoiets. Ik wil niet sterven zoals David,’ zegt hij.

‘Schiet jij mij maar neer,’ zeg ik woedend, terwijl ik hem de wapens weer teruggeef. ‘Schiet mij maar neer, dan mag jij daar thuis mee proberen te leven!’ Terwijl ik het zeg, weet ik dat het makkelijker zal zijn om nu meteen hier dood te gaan.

‘Je weet dat ik dat niet kan,’ zegt Nathaniel en hij gooit de pijl en boog opzij. ‘Goed, ik ga toch wel eerst dood.’ Hij bukt zich en trekt het verband van zijn been, waardoor zijn bloed ongehinderd naar de aarde kan stromen.

‘Nee, je mag geen zelfmoord plegen!’ zeg ik. Ik zak door mijn knieën en begin wanhopig het verband weer tegen de wond te plakken.

‘Samantha,’ zegt hij. ‘Dat wil ik.’

‘Je laat me hier niet alleen,’ zeg ik. Want als hij doodgaat, zal ik nooit echt naar huis gaan. Ik zal de rest van mijn leven in deze arena doorbrengen en proberen een uitweg te bedenken.

‘Luister eens,’ zegt hij, terwijl hij me overeind trekt. ‘We weten allebei dat ze een winnaar nodig hebben. Het kan maar een van ons zijn. Alsjeblieft, jij moet het worden. Voor mij.’ En hij gaat maar door over dat hij van me houdt en hoe zijn leven zou zijn zonder mij, maar ik luister niet meer omdat zijn eerdere woorden vastzitten in mijn hoofd en als een dolle tekeergaan.

We weten allebei dat ze een winnaar nodig hebben.

Ja, ze hebben een winnaar nodig. Zonder winnaar zouden de Spelmakers verschrikkelijk voor schut staan. Ze zouden ten overstaan van het hele Capitool tekortschieten. Misschien worden ze wel ter dood veroordeeld, langzaam en pijnlijk terwijl de camera’s het op alle schermen van het land laten zien.

Als Nathaniel en ik allebei zouden sterven, of als ze zouden denken dat dat zo was…

Mijn vingers prutsen aan het zakje aan mijn riem, trekken het los. Nathaniel ziet het en klemt zijn hand om mijn pols. ‘Nee, ik wil niet dat je dat doet.’

‘Vertrouw me,’ fluister ik. Hij houdt mijn blik een lang ogenblik vast en laat me dan los. Ik trek de bovenkant van het zakje los en schud een laag bessen in zijn handpalm. Dan vul ik mijn eigen hand. ‘Op drie?

Nathaniel buigt zich voorover en kust me kort en zacht. ‘Op drie,’ zegt hij.

We gaan staan, met onze ruggen tegen elkaar aangeduwd, onze lege handen verstrengeld.

‘Steek je hand uit. Ik wil dat iedereen het ziet,’ zegt hij.

Ik spreid mijn vingers en de donkere bessen glanzen in de zon. Ik geef Nathaniels hand een laatste kneepje als waarschuwing, als afscheid, en we beginnen met tellen. ‘Eén.’ Misschien vergis ik me. ‘Twee.’ Misschien kan het hun niet schelen als we allebei doodgaan. ‘Drie!’ het is te laat om van gedachten te veranderen. Ik breng mijn hand naar mijn mond en werp nog één laatste blik op de wereld. De bessen zijn net langs mijn lippen gegaan als de trompetten beginnen te schetteren.

De paniekerige stem van Robbrecht schreeuwt over de muziek heen. ‘Stop! Stop! Dames en heren, met veel genoegen tel ik u voor aan de winnaars van de vierenzeventigste Hongerspelen: Samantha Smith en Nathaniel! Hier zijn… de tributen van District 12!’

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.