Prehistorie & Tijd van Grieken en Romeinen

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • 4e klas vwo | 1452 woorden
  • 29 januari 2009
  • 128 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
128 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Prehistorie

Om een extra goed overzicht te geven heb ik er een tijdlijn bij gemaakt. Deze is gebaseerd op drie verschillende boeken waar soms verschillende dingen instonden. Dat heb ik dan ook vermeld.

240000-4500 v.Chr. oude steentijd
180000-10000 v.Chr. Laatste ijstijd
4500-1900 v.Chr. Jonge steentijd, Neolithische revolutie.
4500-3300 v.Chr. Eerste landbouwers
3300-2200 v.Chr. Hunnenbedden & Menhirs, eerste stad Uruk ontstaan. Het spijkerschrift ontstaan. (Vanaf nu af aan zijn er ook geschreven bronnen).
Einde van de prehistorie en het begin van de historie. Veronderstelling 1.

2200- 1950 v.Chr. Eerste landbouw werktuigen, bijvoorbeeld de primitieve versie van de ploeg.
1900-750 v.Chr. Bronstijd (ontdekking van brons bewerking)
750-57 v.Chr. IJzertijd (ontdekking van ijzer bewerking)
57 v.Chr. Komst van Caesar.
Einde van de prehistorie en het begin van de historie. Veronderstelling 2.

Er is dus sprake van twee verschillende meningen van wanneer de prehistorie is afgelopen en de historie begint. Maar algemeen wordt aangenomen dat vanaf het moment dat mensen begonnen zijn met schrijven en lezen historie. Dus veronderstelling 1. Dit soort tijdlijnen zijn gebaseerd op archeologische onderzoeken met de C14-methode. Bij de C14-methode wordt de hoeveelheid straling gemeten van een object. Hoe minder straling, hoe ouder het object is.

Levenswijze van jagers verzamelaars
Pre-agrarische samenleving
De jagers en verzamelaars waren nomaden. Zoals de naam al zegt leefden ze van jagen en verzamelen. Ze joegen op wilde dieren en verzamelden noten en bessen. Ze hadden dus geen vaste woonplaats omdat ze met het voedsel ‘mee moesten reizen’. Dieren trokken verschillende richtingen op afhankelijk van het seizoen. Daar reisden de mensen dan achteraan. Ze reisden meestal in groepen van 25 tot 50 mensen. Deze groepen heten ook wel stammen. In de stammen waren er verschillende lagen. Niet zo zeer in rijkdom maar in ieders kwaliteit. De wat slimmere mensen gaven adviezen en de wat sterkere mensen gingen jagen.
Ze leefden in hutjes (soort van tenten) en soms grotten. Vandaag de dag worden er nog steeds grotten ontdekt met wandschilderingen van prehistorische mensen. Hieruit kunnen archeologen verscheidene dingen afleiden. Hoe tijgers er toen uitzagen bijvoorbeeld.

Het jagen op wilde dieren was zeer belangrijk. Als je een dier gevangen had kon je namelijk vaak rekenen op eer, maar vooral op vlees, gereedschap (van de botten) en kleding (van de huid). De jacht en het verzamelen waren echt hun middel van bestaan.

Ontstaan van landbouw en landbouwsamenleving
Agrarische samenleving
De jagers & verzamelaars waren dus hele dag bezig met het verzamelen van voedsel en jagen op wilde dieren. Hier zaten ook nadelen aan. Mensen die van de natuur leefden moesten steeds maar afwachten of er genoeg te eten was. Soms mislukte de jacht en soms was er niets in de omgeving te vinden. Toen de mensen ontdekte dat je ook planten kon telen, gingen ze langzamerhand over tot de akkerbouw. Ook gingen mensen runderen houden, veeteelt. Deze omwisseling vond ongeveer 4500 jaar v.Chr. plaats en wordt ook wel de Neolithische revolutie genoemd. Hiervan hadden mensen veel profijt. Er ontstonden vaste woonplaatsen, boerderijen. Mensen gingen kuddes van bepaalde diersoorten vormen. Zoals koeien. De landbouw groeide. De eerste ploeg ontstond en andere uitvindingen namen hun plaats in. Ook de bevolking groeide. Er was veel voedsel en het was veilig binnen de muren van een boerderij. Deze ontwikkelingen ontstonden in het Midden-Oosten en spreiden zich uit over de rest van de wereld. Dat ging alleen wel heel langzaam. Mensen leefden niet van de ene op de andere dag ineens van de landbouw. Het duurde eeuwen voordat een groot deel volledig van de landbouw kon leven.

Ontstaan van eerste stedelijke gemeenschappen

Hiërarchische samenleving
Door de landbouw veranderde er veel voor de mensen. Er was een grote overlevingskans en het was nu handig om op een vaste plaats te wonen. Al vrij snel ontstonden de eerste groepen boerderijen, nederzettingen. Uruk was de eerste echte stad. Deze stad lag in Messopotamië, het huidige Irak. Uruk was zeer gunstig gelegen. Het lag bij de twee rivieren: de Eufraat en de Tigris. Hierdoor was het land erg vruchtbaar. Mensen moesten kanalen en dijken gaan aanleggen om het land goed nat te houden. Zo ontstond irrigatie. Het rivierwater werd via een netwerk van kanalen en dijken naar het land gevoerd. Mensen moesten zich echt gaan organiseren. Er ontstond een hiërarchische samenleving. Ze gingen zich specialiseren. Beroepen zoals pottenbakkers en smeden ontstonden. Sommige mensen werkte de hele dag op het land en anderen waren priester of bestuurde de stad. Om toch alle producten te krijgen gingen ze ruilen. De ruilhandel kwam op.
Door deze ontwikkelingen ontstond ook een groep mensen (de wat rijkere ‘burgers’) die iets minder te doen hadden. Zij hadden anderen mensen die voor hun voedsel en behoeftes zorgden. Deze groep ging zich onder andere bezig houden met de ontwikkeling van wat later het spijkerschrift genoemd zou worden. Met de uitvinding van het spijkerschrift in 3200 v.Chr. eindigt de prehistorie en begint de historie.


Bronnen:
Boeken:

Geschiedenis van de lage landen in jaartallen

Dr. H. P. H. Jansen
Uitgeverij het spectrum Utrecht/Antwerpen
1971

Algemene kunstgeschiedenis
Hugh Honour & John Fleming
Meulenhoff Amsterdam
1996

Sfinx havo/vwo 1ste klas Lenhard E.


Samenvatting: Tijd van Grieken en Romeinen


De wetenschap uit de oudheid ging in het begin vooral over het heelal. Later ontstond ook de natuurfilosofie. De wetenschap in Griekenland was vooral natuurfilosofie. Door het vele filosoferen ontstonden er wel theorieën over hoe de natuur “werkte”.  Ook werd er veel ontdekt over de astronomie. Thales, een van de beroemdste astronomie wetenschappers, kon bijvoorbeeld al voorspellen wanneer er een zonsverduistering kwam. In het Romeinse Rijk werd er niet veel aan filosofie en wetenschap gedaan. De ontwikkelingen in het Romeinse Rijk waren vooral technisch en praktisch.

In de verschillende Griekse stadstaten waren ook verschillende vormen van politiek. Er waren democratische staten, waar het bestuur bestond uit gekozen mensen, zoals in Athene maar er waren ook monarchieën waar de stad bestuurd werd door één koning, dus een soort dictatuur. De Griekse wetenschap ging dus veel dieper als de Romeinse wetenschap. Toen de Griekenland werd veroverd door de Romeinen gingen de Romeinen meer Grieks denken.


Doordat Alexander de Grote vele landen veroverde werd de Griekse vormentaal over een groot gebied verspreid. In veel grote steden kwamen Griekse beeldhouwwerken. Daarna veroverden de Romeinen heel Griekenland, en de Romeinen namen de beeldhouwwerken mee om die in Italië te plaatsen. Zo namen de Romeinen als het waren de Griekse vormentaal over, maar ze voegden er ook eigen elementen aan toe.
De Romeinen hebben de Griekse bouwkunst ook verbeterd. Ze vonden beton en bogen uit. De Grieken bouwden alles met stenen maar de Romeinen gingen met een betonachtig mengsel van kalk, zand en water wat sterker was als de stenen van de Grieken. Ook gingen de Romeinen met bogen in het plafond werken. Zo konden ze grote koepels bouwen zonder de ruimte eronder te vullen met pilaren, wat de Grieken deden. Dus de Romeinse vormentaal is voor een groot deel overgenomen van de Grieken maar ze hebben hem wel uitgebreid met eigen toevoegingen en verbeteringen.

De Romeinen veroverden naast Griekenland nog veel meer gebied, vooral in Europa zodat de Romeinse cultuur zich door bijna heel Europa verspreidde. De Romeinen zorgen dat de gebieden die ze veroverde dezelfde munteenheid kregen en dat ze dezelfde goden moesten aanbidden en dat soort dingen dus zo verspreide hun cultuur snel. Maar de Germanen hadden een heel andere cultuur als de Grieks-Romeinse cultuur, en de Germanen die voelden er niets voor om zich over te geven aan de Romeinen en hun cultuur aan te nemen. Ze boden hevig weerstand tegen de Romeinen en de Romeinen konden de Germanen uiteindelijk niet verslaan. Zo kon het Romeinse Rijk én de Grieks-Romeinse cultuur niet verder groeien in het noorden van Europa.

In de tijd van de Grieken en Romeinen ontstaan ook de eerste monotheïstische godsdiensten, het Jodendom en het Christendom. Het Jodendom ontstaat rond 1500 v.C.. Dat is ver voor het ontstaan van het Romeinse Rijk wat rond 800 v.C. gesticht werd, maar in de tijd van de Romeinen is het Joodse geloof heel erg gegroeid. Het was in die tijd het enige geloof met maar één god.
Iets na het jaar 0 werd er een nieuwe monotheïstische godsdienst gesticht door Jezus Christus, het Christendom. De Romeinen vonden het maar niks dat er godsdiensten waren die geloofden in maar één god. Vooral de keizers was er erg op tegen omdat deze als een god wilde worden beschouwd. De Romeinen probeerden de opkomsten van deze godsdiensten te onderdrukken maar toch ontwikkelden deze godsdiensten zich heel snel in deze tijd.

Bronvermelding:

Boeken:

Sfinx geschiedenis voor de basisvorming havo/vwo 1, Thiememeulenhoff
En een paar boeken uit de mediatheek waarvan ik de naam niet meer weet.

Websites:

http://www.blikopdewereld.nl/Geschiedenis/Bovenbouw/Hoodstuk%202%20feniks%20havo%20samenvatting.htm

http://www.vecip.com/default.asp?onderwerp=987

REACTIES

M.

M.

wat is de prehistorie, en middeleeuwen. Welke stukkjes gaat over welke tijd?

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.