Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Slavernij in de oudheid

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • 6e klas vwo | 3321 woorden
  • 17 oktober 2005
  • 114 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
114 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding; Ik ga proberen deze hoofdvraag te beantwoorden: 'Hoe gingen de Romeinen in de oudheid om met hun slaven?' Dat probeer ik met de volgende deelvragen; 'Waarvoor werden slaven gebruikt?' 'Hoe was de wetgeving over slaven in het Romeinse Rijk?' 'Hoe gingen Romeinen om met deze wetgeving en hun slaven?' en 'Hoe dachten Romeinen over slavernij?' Ik heb deze hoofdvraag gekozen omdat ik wel eens wilde weten of slaven in de Romeinse oudheid slecht of goed behandeld werden naar mijn idee. Hoe gingen de Romeinen in de oudheid om met hun slaven? Waarvoor werden slaven gebruikt? Hoe was de wetgeving over slaven in het Romeinse Rijk? Hoe gingen Romeinen om met deze wetgeving en hun slaven? Hoe dachten Romeinen over slavernij? Waarvoor werden slaven gebruikt? Omdat het Romeinse Rijk in het begin nog niet groot was, waren er ook nog niet veel slaven. Ze werkten toen nog vooral in rijkere huishoudens. Op kleinere landbouwbedrijven werden slaven vooral gebruikt voor het zwaarste werk. Toen de expansie van het Romeinse Rijk op gang kwam, werden hele volken tot slaven gemaakt. Deze slaven werden massaal ingezet op latifundia en in mijnen. Latifindia zijn grote landbouwbedrijven waar het meeste werk gedaan werd door slaven. Ze werkten er rij-aan-rij in grote aantallen, vastgeketend aan elkaar. Deze latifundia waren vooral te vinden op Sicilië en in Italië. Op deze latifundia werden vaak duizenden slaven aan het werk gezet door een opzichter, die zelf ook vaak slaaf was. Omdat er zoveel slaven werkten (er waren ongeveer 3 keer zoveel slaven als gewone burgers in deze gebieden rond 200 voor Christus) en omdat ze vaak slecht behandeld werden, kwamen er enkele grote opstanden voor. De bekendste is de opstand van Spartacus die een leger van slaven op de been kreeg van 90.000 slaven. Deze opstand duurde twee jaar. De slaven in de mijnen hadden het het zwaarst. Deze slaven waren bezit van de Romeinse Overheid en moesten tin, brons, ijzer, zilver of goud mijnen. De levensverwachting van slaven in de mijnen was maar enkele jaren. Ze werkten lang ondergronds, soms letterlijk tot ze erbij neervielen. De overheid had ook slaven. Deze werden publieke slaven genoemd. Ze werkten bijvoorbeeld aan wegenbouw, aquaducten en publieke gebouwen, of werkten als ambtenaar. Zij moesten dan bijvoorbeeld boekhouden of belasting innen. Ook werden slaven gebruikt om te roeien in de schepen. Goed opgeleide slaven, vaak uit Griekenland, werden gebruikt als leraar voor kinderen, accountant of arts. In de steden waar er zelfs speciale scholen voor intelligente slaven. Sommige van deze slimme slaven kregen zelfs een winkel of bedrijfje (peculium) van hun meester dat ze mochten beheren. Dan moesten ze een deel van de winst aan de meester geven, maar mochten vaak zelf ook wat houden. Deze slaven konden zichzelf hiermee na verloop van tijd meestal vrij kopen. In latere tijden werden slaven zeldzamer, omdat de expansie op was gehouden. Toen werden ze een luxegoed. In de laatste tijd van het Romeinse rijk, rond 400, ontstond een ander soort slaven, dat mij doet denken aan het feodiale systeem dat later kwam. Deze slaven (coloni) kregen dan een stuk grond. Daarvoor moesten ze geld en een deel van hun oogst betalen. Ze mochten niet van hun land af komen. Zo'n colonus deed soms ongeveer hetzelfde met zijn grond en pachtte het aan een andere slaaf, die dan een quasus colonus werd genoemd. Omdat de coloni en quasi coloni met elkaar trouwden vervaagden deze klassen later in elkaar. Het is raar dat we tegenwoordig slavernij wreed vinden, terwijl zonder de slavernij de cultuur in de oudheid (voornamelijk in Griekenland) zich nooit zo goed had kunnen ontwikkelen. Ik neem aan dat de situatie van slavernij in Griekenland min of meer gelijk was als die in Rome rond dezelfde tijd. Het werk dat gedaan moest worden, landbouwen en potten bakken bijvoorbeeld, werd gedaan door slaven. Hierdoor kreeg de bovenlaag van de bevolking de gelegenheid om zichzelf te ontwikkelen.
Hoe was de wetgeving over slaven in het Romeinse Rijk? Slaven (servi) hadden in principe weinig rechten. Pas rond 120 maakte keizer Hadrianus een einde aan het recht van de meesters (domini) om te oordelen over het leven of de dood van zijn slaaf. Helemaal in het begin hadden slaven geen rechten. Ze gelden toen als object en vielen ook onder die wetgeving. Een slaaf was rechtelijk gelijk aan gewone materiele eigendommen, zoals bijvoorbeeld een tafel. De meester mocht doen met de slaaf wat hij wilde, maar iemand anders mocht slaven die niet van zichzelf waren niet zomaar doden. Daar stonden straffen op, maar niet erg zware. Rond het jaar nul (waarschijnlijk onder Augustus) werd een wet aangenomen die de vrijheid van meesters beperkten. Dat was de Lex Petronia. Meesters mochten nu hun slaven niet zomaar doden. Als ze een slaaf wilde doden (of op wilde geven om in een arena te vechten) moest er een geldige reden zijn. Dat werd beoordeeld door een rechtbank. Als een meester zijn slaaf doodde zonder geldige reden, dan stonden daar dezelfde straffen op als wanneer hij een slaaf van een ander doodde. Ook mochten ze hun slaven niet meer te wreed behandelen. De slaaf had het recht om aangifte te doen van wreedheid. Als dit terecht werd verklaard, dan werd de meester verplicht om de slaaf te verkopen. Nog later kwam ook een wet die ervoor zorgde dat slaven alleen door moord ter dood mochten worden gebracht. Dus niet meer door folteringen en dergelijke. Ook kwam er een wet die ervoor zorgde dat een slavenfamilie door verkoop niet gescheiden mocht worden. Een slaaf mocht niet trouwen. Hij mocht een relatie hebben met een vrouwelijke slaaf als de meester dat goed vond. Maar de meester mocht dit op elk moment afbreken. Bloedrecht bleef wel bewaard, dus een broer en zus mochten niet met elkaar samengaan, ook al werd de relatie niet echt erkend. Een relatie tussen vrouwelijke en mannelijke slaven werd contubernium genoemd. Dat betekent ongeveer zoiets als een hechte vriendschap of samenwonend. Een slaaf had geen recht op eigendom, maar kon wel eigendom verkrijgen. Dat werd dan automatisch van de eigenaar van de slaaf. Als een slaaf een erfenis kreeg was dit van zijn meester, die eerst mocht beslissen of de slaaf de erfenis mocht ontvangen. In latere tijden, toen slaven ook wel gebruikt werden om zaken te beheren, kregen ze soms wel bezit. Dat was het peculium. Dit was volgens de wet eigenlijk nog steeds van de meester, maar de slaaf mocht het vrij gebruiken. Hierdoor hadden deze slaven dus als het ware toch bezit. Soms hadden ze zelfs zelf slaven onder zich, die dan op zich ook weer een peculium hadden. Als een slaaf in de schuld stond met zijn peculium werd het bedrag dat hij verschuldigd was aan zijn meester er eerst afgeteld voordat hij kon betalen. Zo raakte een meester nooit geld kwijt doordat een slaaf zijn peculium slecht besteedde. Voorbeeld: Als een slaaf 10 sestertiën peculium had, maar voor 12 geleend heeft bij anderen en voor 5 bij zijn meester, werd de schuld aan zijn meester er eerst afgetrokken. De slaaf had dan dus nog maar 5 sestertiën om de schuld mee af te betalen. Als een slaaf schade aanrichtte bij iemand anders kon degene die schade leed dat bij de meester opvragen. Die moest betalen, of de slaaf afgeven. De slaaf was beschermd tegen anderen. Als iemand de slaaf van iemand anders doodde, kon de eigenaar van de slaaf de doder aanklagen. Slaven die vluchtten waren vogelvrij en het was verboden ze te helpen met onderduiken of op een andere manier. Een Romeinse man of vrouw kon op verschillende manieren slaaf worden. Bij sommige misdaden was de straf publieke slaaf te worden. Ook als een man probeerde het leger te ontduiken kon hij slaaf gemaakt worden. Deze slaven hadden geen echte meester. Ze waren 'slaaf van straf' en hadden omdat ze geen meester hadden, ook geen rechten. Mensen konden (en moesten soms) zichzelf verkopen als ze veel schuld hadden bij iemand. Ook kwam het vrij veel voor dat mensen gekidnapt werden en als slaaf verkocht werden. Als vrouwen seks hadden met een slaaf konden ze ook tot slaaf gemaakt worden. Dat was echter niet altijd. Kinderen van slaven waren automatisch ook slaaf als de moeder slaaf was. Een slaaf die binnen een huishouden geboren werd heette een verna. Als een vrijgelaten slaaf zich misdroeg kon hij weer terug tot slaaf gemaakt worden. Hoe gingen Romeinen om met deze wetgeving en hun slaven? Omdat slaven zo weinig rechten hadden, verschilde de omgang met hen zo veel. De meesters konden ze behandelen zoals ze maar wilden eigenlijk, tot dat in latere tijden wat ingeperkt werd. De slaven in de huishoudens werden over het algemeen het best behandeld. Dat kwam doordat huishoudens vaak maar enkele slaven hadden. Ze waren duur, dus zorgden meesters die er maar enkele hadden er goed voor. Ze wilden ze niet kwijtraken. Omdat deze slaven redelijk goed behandeld werden en altijd in huis, vlakbij de meester, waren, kregen ze bijna altijd sociale contacten. Ook met verna, die vanaf hun geboorte in de familie leefden, kregen meesters vaak een bond. Dat zorgde er ook voor dat deze goed behandeld werden. De relatie is waarschijnlijk redelijk goed te beschrijven met die van tegenwoordig van bazen en huisdieren. Je zorgt er goed voor en kan ze aardig vinden, maar ziet ze nog altijd als inferieur. Er zijn echter ook overleveringen van huisbazen die hun slaven veel slechter behandelden. Dit waren vaak wat rijkere mensen met meer slaven die er dus geen relatie mee hadden opgebouwd. Deze mochten bijvoorbeeld niet praten of werden om het minste al gestraft. Rond 0 veranderde dit. De publieke opinie veranderde blijkbaar, want de wetgeving veranderde ook. Dit kwam onder meer door de verminderde expansie en invloeden van het christendom. Door de verminderde expansie waren er minder slaven. Het Christendom was in principe tegen slavernij, al waren ze daar nog niet fanatiek in. De paus heeft vaak een boodschap uitgedragen naar slaven dat ze moesten berusten in hun positie in deze wereld. Meestal lieten meesters hun mannelijke slaven wel relaties hebben met vrouwelijke. Dat was handig, want hun kinderen waren verna en automatisch slaaf van de meester van de moeder. Slaven kregen geen bezit in de begintijd van het Romeinse Rijk, maar ook dit veranderde. Slimmere slaven kregen steeds vaker een peculium waarmee ze zichzelf na verloop van tijd vrij konden kopen. Het blijkt dus dat de Romeinen hier ook anders over waren gaan denken. Deze slaven kregen wel bezit, al is het op een manier dat de meester er nog steeds een bepaalde macht over heeft. Slaven die zichzelf vrijkochten kwamen op gegeven moment zoveel voor dat er een nieuwe wet kwam die vrijlating van slaven onder 30 jaar verbood en vier jaar later een wet die zei dat er per landgoed slechts 100 slaven vrijgesteld mochten worden. Dit zegt dat er dus blijkbaar grote aantallen slaven vrijgesteld werden. Keizer Augustus was bang voor de onrust die dat zou kunnen veroorzaken, want de bevrijde slaven hadden bijna alle armere vrije mannen van hun banen beroofd. Dat er veel slaven niet tevreden waren met hun toestand blijkt uit de grote aantallen gevluchte slaven. Hoewel velen geen latijn konden spreken, probeerden ze toch te vluchten. Een bewijs hiervoor is het bestaan van een aparte groep mensen, de fugitivarii, die zich specialiseerden in het opsporen en terugbrengen van gevluchte slaven (fugitivi). De slaven in de latifundia waren slechter af. Omdat zij met honderden tegelijk werkten, werden ze gewoon gezien als gebruiksobject. Zoals Varro zei 'pratend gereedschap'. De meesters van latifundia, zelf ook vaak slaven, hadden dus geen persoonlijke reden om ze zachtaardig te behandelen. Dat gebeurde ook meestal niet. In de mijnen was het het ergst gesteld met de slaven. Deze waren bezit van de overheid en hadden dus geen echte meester. Alleen de opzichters van de mijnen die niks om ze gaven. De omstandigheden in de mijnen waren ook nog eens bijzonder slecht. Deze slaven moesten keihard werken, vaak tot ze erbij neer vielen. Daarom leefde slaven die in de mijnen moesten werken vaak maar een jaar of twee. Hoe dachten de Romeinen over slavernij? Seneca vertelt in een van zijn brieven hoe hij denkt over slavernij. Hieruit blijkt dat hij zelf vindt dat je slaven met respect moet behandelen. Hij vindt dat je dat moet doen omdat ze gelijk zijn aan andere vrije mensen. Seneca ziet slaven als mensen die door het lot getroffen zijn en daardoor slaaf zijn geworden. Hij zegt dat iedereen door het lot getroffen kan worden en dat iedereen dus potentieel slaaf is. Daarom moet je respect hebben voor slaven. Toch is het feit dat deze brief geschreven is bewijs dat veel of in ieder geval een deel van de Romeinen hun slaven slecht behandelde. Anders had hij deze brief niet geschreven. Hij omschrijft dat sommige slaven door hun meesters verboden worden te gaan zitten of geluid te maken. De meeste Romeinen vonden dus dat hun slaven wel puur eigendom waren. Ze vonden slaven ook minderwaardig. Daarom wilden ze er niet mee praten of samen met ze dineren. Seneca beschrijft ook dat slaven vaak minderwaardige taken krijgen waarin ze moeten specialiseren zoals speeksel en braaksel op te ruimen, wijn te schenken, vogels te slachten of ’s avonds bij de meester in bed seksuele diensten te verlenen. Hij zegt ook dat hij zich niet wil mengen in een grote discussie wat aangeeft dat dit in zijn tijd erg speelde. Dat was in de eerste eeuw na Christus. In deze tijd begonnen de waarden van Romeinen te veranderen. Omdat het christendom tegen slavernij was en veel invloed begon te krijgen. De wetten geven ook veel weer over hoe de Romeinen over slavernij dachten. Daaruit blijkt ook dat in de vroeg-Romeinse tijd, eigenlijk ongeveer tot het jaar 0, slaven geen rechten hadden. Ze werden tot die tijd dus gezien als gebruiksmiddelen objecten. Daarna veranderde dat en kregen ze steeds meer rechten, met onder andere de Lex Petronia. De prijzen van slaven verschilden sterk. Vooral geleerde slaven en slaven die kunst konden maken, en hun meester dus geld op zouden kunnen leveren, kostten veel. Vrouwelijke slaven waren normaal gesproken goedkoper dan mannen, tenzij ze knap waren. Mannen waren duurder dan jongens onder de tien en eunochs kostten weer meer dan normale mannen. De prijsvolgorde van slaven was dus ongeveer: Geleerde slaven. Slaven die een kunst beoefenden. Vrouwen die uitzonderlijk mooi waren. Jongetjes die uitzonderlijk mooi waren. Eunochs met een leeftijd van minstens 10. Eunochs met een leeftijd onder de 10. Mannen. Vrouwen. Jongetjes. Meisjes. Hoe gingen Romeinen om met hun slaven? De Romeinen vonden slavernij niet verkeerd of onmenselijk. Als je slaaf was had je eigenlijk gewoon pech. Een slaaf was minderwaardig aan een vrij man, hoewel de slaaf in sommige gevallen beter af was dan een arme vrije burger. Als slaaf was je van je meester en hij mocht doen met je wat hij wilde. Dat hij dat mocht wilde niet altijd zeggen dat hij dat ook deed. Slaven in het huishouden werden vaak redelijk goed behandeld. Vooral de opgeleide slaven omdat deze extra duur waren, maar ook gewone slaven omdat een meester, of hij wil of niet, als een slaaf heel zijn leven aan zijn zijde is, een band met deze slaaf opbouwt. Soms werden intelligente slaven naar speciale scholen in de steden gestuurd waar ze accountancy en leraarschap konden leren. Er waren echter ook meesters die niks met hun slaven hadden. Dit waren voornamelijk wat rijkere mensen die toch slaven genoeg hadden en die er geen waarde aan hechtten, of de opzichters op latifundia en in de mijnen. Daar hadden ze ontzettend veel slaven en daar stierven er ook veel. Er kwamen enkele zeer grote opstanden voor, waarvan de opstand van spartacus de grootste is. Als een slaaf probeerde te vluchten had hij totaal geen rechten meer. Er was zelfs een groep mensen die als beroep had deze gevluchte slaven te vangen. Hulp verlenen aan zo'n slaaf was verboden. Hoewel slaven bloot stonden aan de willekeur van hun eigen meester, werden ze wel beschermd tegen die van een ander, al was dat meer omdat die ander anders het eigendom van de meester van de slaaf zou schaden. Later in de tijd werden de regels met betrekking tot de behandeling van slaven steeds strenger. Slaven mochten niet meer zomaar gedood worden, maar een meester moest daar een reden voor hebben. Nog wat later mochten slaven ook klachten indienen als ze echt té wreed behandeld werden. Of dat dan ook zo was werd beslist door een onafhankelijke jury. Nog later mocht een meester zijn slaaf niet meer doden. Slaven konden in deze tijd ook een soort zakgeld verdienen, dat ze, als het groot genoeg was geworden, konden ruilen tegen hun vrijheid. Dat gebeurde ook steeds meer. Voor het lot van een slaaf was het van groot belang waar hij tewerkgesteld werd. Als dat in een gezin was, had hij een redelijke kans op een relatief goede meester. Als hij echter op een latifundia kwam, in de roeiriemen van een schip, of in de mijnen, dan kreeg hij het waarschijnlijk erg zwaar. Rond de eeuwwisseling was het een belangrijk onderwerp in het Romeinse rijk. Dat valt te lezen uit een van Seneca zijn brieven. Het christendom bracht nieuwe waarden omtrent de slaven. De christenen zagen hen als gelijkwaardige mensen, terwijl de Romeinen ze als minderwaardige zagen. Het volk en de latere keizers kozen voor de christelijke waarden en daarom veranderde de wetgeving. Ik denk dat de behandeling van slaven in de huishoudens vrij redelijk was bij de meeste meesters, maar op de latifundia en in de mijnen was het gewoon barslecht. Hoewel rechten voor slaven in het begin van de Romeinse oudheid zo goed als afwezig waren, werden slaven vaak toch redelijk behandeld zolang ze zich gedroegen. Als ze wegliepen of iets dergelijks konden ze weinig medelijden verwachten. Rechten voor slaven kwamen er later wel. Ik vond het vrij moeilijk om dit te beantwoorden. Echt veel goede bronnen heb ik niet gehad. Het artikel 'servus.html' is erg bruikbaar geweest, maar moeilijk omdat er ontzettend veel latijnse termen in gebruikt worden, die ik allemaal niet ken. Het vertalen van het stukje van Varro nam veel tijd in beslag voor betrekkelijk weinig informatie. Maar ach, ik weet gelukkig dat hij ze slechts als pratende stukken gereedschap zag. Bronnen: http://nl.encarta.msn.com/encyclopedia_1021538775/slavernij.html
http://www.historyonthenet.com/Romans/slavery.htm
http://www.unrv.com/culture/roman-slavery.php
http://penelope.uchicago.edu/Thayer/E/Roman/Texts/secondary/SMIGRA*/Servus.html
http://www.koxkollum.nl/seneca/luc47.htm
http://www.thelatinlibrary.com
Uit deze laatste; ARGI CULTURA, XVII. De fundi quattuor partibus, quae cum solo haerent, et alteris quattuor, quae extra fundum sunt et ad culturam pertinent, dixi. Nunc dicam, agri quibus rebus colantur. Quas res alii dividunt in duas partes, in homines et adminicula hominum, sine quibus rebus colere non possunt; alii in tres partes, instrumenti genus vocale et semivocale et mutum, vocale, in quo sunt servi, semivocale, in quo sunt boves, mutum, in quo sunt plaustra. (Marcus Varro, agri cultura) XVII

Over vier delen van gronden, dat wat bij gronden vast blijft zitten, en de ander van de vier, dat zij extra grond zijn en dat wat betrekking heeft op het bebouwen, heb ik gesproken. Nu zei ik, dat de landen worden bebouwd door dingen. Deze verschillende zaken verdelen zich in twee delen, mensen en hulpmiddelen voor mensen, zonder deze dingen is bebouwen niet mogelijk; Ze zijn in drie delen, hulpmiddelen van de klasse sprekende, semi-sprekende en zwijgende, sprekende in dit zijn slaven, semi-sprekende in dit zijn de koeien, zwijgende in dit zijn wagens. == L. ANNAEI. SENECAE
EPISTULARUM MORALIUM AD LUCILIUM
LIBER QUINTUS
Nolo in ingentem me locum immittere et de usu servorum disputare, in quos superbissimi, crudelissimi, contumeliosissimi sumus. (Seneca) Ik wil me niet invoegen in het enorme punt en over het gebruik van slaven betogen, naar wie wij het verwaandst, wreedst, het meest beledigend zijn. (gebrekkige vertalingen van Rob Dekkers)

REACTIES

E.

E.

bij het stukje: hoe was de wetgeving van de slaven; 10e regel; staat: als ze een slaaf WILDE doden; maar dat moet zijn; als ze een slaaf WILDEN doden.

16 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.