Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 3 en 4

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1344 woorden
  • 28 oktober 2003
  • 38 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
38 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Geschiedenis – Hoofdstuk 3 – De republiek Weimar Duitsland moest in nov 1918 een wapenstilstand sluiten, omdat de soldaten in opstand kwamen, de keizer was gevlucht en de regering was afgetreden. De coalitie van Weimar bestond uit de SPD, de DDP en de Centrumpartij. Er waren de volgende on-gunstige omstandigheden: - De DDP verloor in de jaren ’20 zeer veel zetels - De Republiek werd verantwoordelijk gesteld voor de nederlaag van de WO I en Verdrag van Versailles. - Niet iedereen was voorstander van een parlementaire democratie - De economische crisis in de VS. De Duitsers waren gedwongen akkoord te gaan met het verdrag van Versailles, omdat de geallieerden dreigden met een bezetting van Duitsland. Door dit verdrag stortte de economie in, door betalingen. Mussolini werd geestelijke vader van het fascisme en richtte knokploegen op. Deze groeiden uit tot een grote politieke partij, die in Italië aan de macht kwam. De economische crisis had de volgende gevolgen:  werkloosheid  Door onenigheid over werkloosheidsuitkeringen viel democratische coalitieregering uiteen.  NSDAP groeide sterk
Kenmerken fascisme: 1. Negatief: tegen persoonlijke vrijheid (liberalisme, kapitalisme); tegen alles wat verschillende volken wil verenigen (socialisme, communisme); tegen parlementaire democratie. 2. Belang van eigen groep wordt voorop gesteld. Andere groepen werden achtergesteld. 3. Nationalistisch. 4. Wil corporatieve staat; maatschappij moet worden verdeeld in beroepsgroepen (geen concur-rentie). 5. Hogeren moeten het volk leiden. 6. Aan het hoofd staat één leider. 7. Beheerst alle uitingen van cultuur in de staat. 8. Het verstand van is als basis voor het handelen minder geschikt dan het gevoel. 9. Verheerlijkt de daad (veel kracht en geweld). 10. Vrouwen moeten veel kinderen voortbrengen en voor hun gezin zorgen. Kenmerken Duits fascisme: 1. Nadruk op eigen groep heeft geleid tot rassenleer (arische, minderwaardig en verderfelijk ras) 2. Aan het nationalisme werd door het streven naar ‘levensruimte’ in Oost-Europa een bijzonde-re betekenis gegeven. Antisemitisme = haat tegen joden

Achtergronden van het Duitse fascisme: 1. Mein Kampf. Hierin stonden de denkbeelden van Hitler. 2. Alfred Rosenberg gold als ideoloog van het nat soc. 1923 Staatsgreep van Hitler
1925 Heropbouw NSDAP. Probeerde meerderheid te krijgen in de Rijksdag. 1928 NSDAP kreeg maar weinig stemmen
1929 Economische crisis; einde aan Amerikaanse leningen. 1930 NSDAP krijgt veel aanhang onder ontevreden conservatieven. juli 1932 NSDAP wordt grootste partij met 37% van de stemmen. nov 1932 Nieuwe verkiezingen, weinig veranderingen. Von Papen stelde kabinet voor waarin Hitler Rijkskanselier zal worden. De conseva-tieven zouden de minderheid hebben. 30 jan 1933 Hitler wordt Rijkskanselier. 1 feb 1933 Nieuwe verkiezingen. Hitler wilde absolute meerderheid door terreur (SA) 27 feb 1933 Rijksdag in brand; communisten gearresteerd. 5 mrt 1933 Er was moedeloosheid, mensen verwachten maatregelen van de regering. NSDAP 44% van de stemmen; DNVP 8% van de stemmen. Machtigingswet: - Wetten kunnen behalve in de grondwet beschreven wijze ook door de rege-ring worden vervaardigd. - Door de regering uitgevaardigde wetten kunnen van de grondwet afwijken
De voornaamste organisaties die tegenstand konden bieden werden uitgeschakeld: vakbonden, poli-tieke partijen. Kerk en leger werden bondgenoten. KPD en SPD werden verboden en hun leiders gearresteerd. NSDAP was nu officieel één partijstaat geworden. Hitler was bang dat de SA hem boven het hoofd zou groeien. Samen met de SS vermoorde Hitler hoge SA-mannen (‘Nacht van de lange messen’) en liet hij ook enige andere mogelijke tegenstanders om-brengen. Het nat soc had nu alle macht in handen. Er werd gesproken van ‘het Derde Rijk’. Sterke punten nationaal socialisten:  De redevoeringen van Hitler maakten diepe indruk.  Ze richtten propaganda op tot alle lagen van de bevolking en beloofden: ‘voor elk wat wils’.  Ze gaven de joden de schuld van alle ellende.  De SA en de SS maakten indruk op zowel voor- (zelfvertrouwen) als tegenstanders (angst).  Er was een grote vrees voor een communistische revolutie. De NSDAP keerde het felst van alle partijen tegen het communisme. Zwakke punten tegenstanders:  De conservatieven keken neer op Hitler met zijn aanhangers. Ze onderschatten daarmee zich-zelf en onderschatten de nazi’s en hun vermogen tallozen voor zich te winnen met ‘gewone taal’ en simpele eisen.  De communisten bleven tot het laatste toe de Republiek en de SPD bestrijden. Ze verwachtten dat Hitlers machtsovername tot een chaos zou leiden, waar zij weer van konden profiteren.  De socialisten onderschatten het nationaal-socialisme. Ze waren te weinig bereid tot samen-werking met de ‘burgerlijke’ partijen van katholieken en liberalen. Geschiedenis – Hoofdstuk 4 De sociale en economische opbouw verliep als volgt:  Het bedrijfsleven werd ingeschakeld ter voorbereiding van de oorlog.  De nazi’s slaagden erin de meerderheid van de industriëlen en arbeiders voor hun econo-misch beleid te winnen. Stakingen en het stellen van looneisen werden verboden; industrie kon gaan uitbreiden; daling werkloosheid.  Vrouwen werden verheerlijkt (Moederdag) en gediscrimineerd (ontslagen; aantal beroepen beperkt). Toen de werkloosheid bij mannen voorbij was, mochten vrouwen gaan werken.  Boeren worden verheerlijkt, maar krijgen het niet beter; ze werden in dienst gesteld ten voor-bereiding van de oorlog. - Nazi’s verklaarden dat ze van de boeren een ‘nieuwe adel’ zouden maken. - Boeren zouden als kolonisten in de nieuwe ‘levensruimte’ in het Oosten moeten zor-gen voor de voedselvoorziening van het uitbreidende Duitse volk. - Oogstdankdag.  Tot een volksgemeenschap komt het niet: het hele volk moest een eenheid vormen o.l.v. een Führer. Er kwam een nieuwe ‘bovenlaag’ die haar macht ontleende aan politieke gezindheid. Er werd op de volgende manieren geprobeerd om de jeugd gelijk te schakelen:  De school moest de jeugd opvoeden in de geest van het nat soc.  Nieuwe leerboeken, waarin de leer van nazi’s werd uitgewerkt.  Joden, communisten, socialisten en pacifisten kregen ontslag.  Hitlerjugend; een jeugdbeweging van de nazi’s voor jongeren van 10-18 jaar. De rest van de bevolking werd beïnvloed door de media (film, radio en kunst). De nazi-revolutie ging gepaard met een golf van terreur tegen politieke tegenstanders. Doel:  gevaarlijke tegenstanders direct uitschakelen  weifelaars en toekomstige tegenstanders zodanig schrik aanjagen, dat ze niet aan verzet tegen nazi-maatregelen zouden durven denken. SS wordt machtigste terreurorganisatie. Heinrich Himmler werd na Hitler de machtigste man in het land. Ze pleegden terreur door miljoenen mensen te vermoorden in concentratiekampen. De rassenleer werd voor de oorlog op de volgende manieren in praktijk gebracht:  april 1933: boycot joodse winkels afgekondigd  april 1933: joden in onderwijs, overheid, publiciteitsmedia ontslagen.  1935: afkondiging Neurenberger Wetten: Joden mochten niet trouwen met iemand van het Arische ras  1938: allerlei openbare voorzieningen als scholen, zwembaden, werden voor joden verboden. De nationaal-socialisten brachten op de volgende manieren het nationalisme in praktijk:  Door uitvoering van het ideaal van het ‘grote Duitse rijk’ werden het Saargebied (’35), Oosten-rijk (’38), Sudetenland (’38) en het Memelgebied (’39) aan Duitsland toegevoegd.  Poolse, Franse en Belgische gebieden werden in het Duitse Rijk ingelijfd.  Tsjechië onder Duits bestuur; Slowakije satellietstaat van Duitsland,  Verovering Polen en een deel van Rusland. Na de inval in de SU probeerden de nazi’s een ‘Europese kruistocht tegen het bolsjewisme’ te organi-seren. Dat deden ze omdat het leger van de SU veel groter was dan het Duitse leger. Troepen uit ‘be-vriende’ landen of bondgenoten streden tegen de SU. Het nazi-bewind wilde kunst uitbannen van joden en communisten. De SS had de volgende taken:  de leiding van de geheime politie  ‘politiek verdachte’ personen zonder vorm van proces opsluiten in consentratiekampen  Rijkscommissarissen in bezette gebieden waren tegen de harde terreur van de SS. De SS kon haar gang blijven gaan  De Waffen-SS maakt deel uit van het leger  De wijze waarop het scholingsbureau van de SS de ideologische vorming verzorgde, wekte vaak de ergernis van belangrijke leden van de NSDAP. De SS kon haar gang blijven gaan. Het was moeilijker om je te verzetten tegen het nazi-regime in Duitsland dan in bezette gebieden, omdat:  de meerderheid van de bevolking stond achter Hitler  de meeste mensen die niet meer in het nat soc geloofden, zagen verzet als landverraad. Er ontstond toch verzet onder de socialisten en communisten, evenals in liberale en kerkelijke kringen. Bij de kerken ontstond er de vrees, dat ze evenals andere organisaties zouden worden verboden. Ze stonden niet helemaal afwijzend tegen het nat soc, omdat sommige punten in goede aarde vielen, zoals anti-communisme en de centrale plaats die het gezin innam. Het leger vormde de grootste bedreiging voor het Hitler-regime. De meeste hof officieren waren con-servatieven en geen nazi’s. Ze voelden zich door de eed van trouw, sterk aan Hitler gebonden. Som-migen hebben geprobeerd om Hitler ten val te brengen. Hitler hing 5000 van deze verraders op.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.