Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 4

Beoordeling 4.3
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 4e klas vmbo | 440 woorden
  • 14 maart 2005
  • 29 keer beoordeeld
Cijfer 4.3
29 keer beoordeeld

§4.1 - landelijke overheid = rijksoverheid, gemeente + provincie = lagere overheden - De overheid vormt samen met de instellingen voor de sociale verzekeringen de collectieve sector. De collectieve sector streeft niet naar winst maar alleen voor kwaliteit. - Bedrijven + burgers = particuliere sector, hebben als doel winst maken. - Als de overheid diensten uitlevert aan bedrijven noemen we dat privatiseren. Bij uitbesteding is de overheid wel verantwoordelijk voor het werk maar doet het niet zelf. - De overheid = grootste werkgever, Mensen die voor de overheid werken zijn ambtenaren. - De overheid heeft als taken= · werkgever · burgers beschermen · leveren van goederen en diensten · streven naar rechtvaardige inkomens verdeling §4.2 - Nederland = verzorgingsstaat = * geeft iedereen recht op inkomen * bied minimum loon aan * geeft subsidies * onderwijs en zorg betaalbaar maken - In verzorgingsstaat is sociale zekerheid, indelen in sociale verzekeringen en voorzieningen, worden betaald van belastingsopbrengsten - Hoe meer je verdient hoe meer je betaalt aan loonsheffingen en volksverzekeringen. - AOW = algemene ouderdomswet = volksverzekering – geeft iedereen boven 65 jaar een pensioen. - WW = werkeloosheidswet = volksverzekering, geeft uitkeringen om drie voorwaarden: * in 39 weken voor werkeloosheid minimaal 26 weken gewerkt * minimaal 5 arbeidsuren per week verliezen + beschikbaar voor ander werk * inschrijving bij CWI = centrum voor werk en inkomen. De uitkering = maximaal 2 jaar daarna ga je de bijstand in. De uitkering bedraagt 70% van het minimumloon
§4.3 - ABW = algemene bijstandswet geeft iedereen het recht in Nederland tussen 21 en 65 jaar op een inkomen = sociaal minimum = bedrag om minimaal van leefonderhoud te kunnen voorzien. - Rijksbegroting = inkomsten uitgaven die een land het komende jaar verwacht te maken. Wordt bekend gemaakt in de miljoenennota tijdens prinsjesdag. - Gemeente fonds = 60% van het inkomen van de overheid: Komt tot stand door de gemeentelijke belastingen zoals rioolrecht en parkeerbelasting §4.4 - belastingen = verplichte betalingen van iedere burger zonder directe tegenprestatie - BTW = belasting toegevoegde waarde = omzet´s belasting - Accijns = belasting om prijzen te verhogen en daarmee het gebruik ervan te ontmoedigen. - Motorrijtuigen belasting = houderschapsbelasting aan houders van motorrijtuigen - Inkomstenbelasting = moet je betalen over je inkomsten - Vennootschapbelasting = moet je betalen als je een bedrijf bezit V1 - economische groei = wanneer de totale economie van een land stijgt (toeneemt) (= nationaal product) gevolg meer welvaart. - Verwachte inkomsten = lager –financieringstekort, Schulden aflossing + financieringstekort = begrotingstekort. Als de inkomsten hoger zijn als de uitgaven heb je een begrotingsoverschot - Staatsschuld = totaal bedrag aan leningen V2 - Belastingen kan je indelen in directe en indirecte belastingen. Directe belastingen betaal je direct aan de overheid, indirecte belastingen zit verborgen in de prijs van een product. Bijv. BTW - Profijtbeginsel = heffing op goederen = een vorm van retributie - Draagkrachtbeginsel = iemand met een hoger inkomen moet meer belasting betalen. - Belastbaar inkomen = inkomen – heffingskortingen + eigen woning forfait

REACTIES

I.

I.

dus wat ik wou vragen was

''waar is V1.3"

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.