1. Communicatie
· Communicatie
- wanneer iemand bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap overbrengt op iemand anders
- de boodschap bevat informatie
- de informatie kan bestaan uit gedachten, gevoelens en/of gedragingen
- je hebt een zender en een ontvanger
· medium:
- via daar wordt de informatie verstuurd, het kan bestaan uit gesproken of geschreven woorden, gebaren, brieven, symbolen, je lichaam, de radio, tv-beelden, enzovoort.
- feedback = wanneer de ontvanger op een boodschap reageert.
· 6 verschillende communicatievormen:
- directe en indirecte communicatie
- verbale en non-verbale communicatie
- eenzijdige en meerzijdige communicatie
· directe en indirecte communicatie:
- directe communicatie vindt plaats wanneer mensen oog in oog met elkaar staan; face-to-facecontact, je maakt gebruik van taal en lichaamshouding, gebaren en gezichtsuitdrukkingen.
- Indirecte communicatie kun je elkaar niet direct zien, er bevindt zich een communicatiemiddel tussen.
· Verbale en non-verbale communicatie:
- bij verbale maak je gebruik van gesproken of geschreven woorden.
- Non-verbaal is muziek, schilderijen en lichaamstaal.
· Eenzijdige en meerzijdige communicatie:
- bij eenzijdige communicatie is er sprake van eenrichtingsverkeer, een zender geeft informatie door aan een ontvanger, maar die kan niet gelijk reageren.
- Bij meerzijdige communicatie is iedere deelnemer zowel zender als ontvanger, het is meestal trager, maar wel doeltreffender dan eenzijdige.
· Massamedia:
- Massa is een groot en naamloos publiek.
- Een massamedium werkt bijna altijd eenzijdig en indirect
- de bekendste massamedia zijn de televisie, krant en radio.
- Alle media wil een groot publiek bereiken.
· 3 soorten massamedia:
- de gedrukte media
- radio en televisie
- computers en internet
· de gedrukte media:
- onder de gedrukte media worden tijdschriften, kranten en huis-aan- huisbladen verstaan.
· Tijdschriften:
- heb je over de meest uiteenlopende onderwerpen.
- Een tijdschrift heeft altijd een bepaalde doelgroep; een groep mensen met gemeenschappelijke kenmerken.
- Ze weten wat ze moeten schrijven en op welk niveau
- Je hebt verschillende tijdschriften:
1. jongerenbladen
2. vrouwenbladen
3. gossipbladen; roddelbladen
4. special-interestbladen
5. vakbladen
6. opiniebladen
7. familiebladen
8. omroepgidsen · Kranten: - Kranten verschijnen elke dag, behalve zondag - De opmaak verschilt per krant - Landelijk dagblad verschijnt in heel Nederland - Regionale dagbladen zijn alleen te krijgen in een bepaalde streek - Populaire kranten leggen de nadruk op sensatie - Kwaliteitskranten richten zich meer op serieus nieuws; ze richten zich op mensen met een hoger opleidingsniveau · Huis-aan-huisbladen: - verschijnen meestal een per week en worden bijna altijd gratis bezorgt - nieuwe categorie is de metro en de sp!ts · 4 soorten televisie- en radiozenders: - publieke omroepen - commerciële omroepen - regionale en lokale omroepen - omroepen gericht op meerdere landen · Publieke omroepen: - Zenden uit op Nederland 1, 2 en 3 - Zijn opgericht in de jaren ‘20 - Vallen onder de verantwoordelijkheid van minister van Onderwijs en Cultuur en Wetenschappen. - Ze moeten zich houden aan de mediawet · Commerciële omroepen: - het zijn bedrijven die geld willen verdienen - de reclameboodschappen zijn de hoogste inkomen - hoeven zich niet te houden aan de mediawet · regionale omroepen: - ze brengen vooral plaatselijk nieuws - worden gefinancierd uit reclame van plaatselijke adverteerders en uit subsidies van de gemeente of de provincie · Omroepen gericht op meerdere landen: - in Nederland krijgen de omroepen dan hun programma’s ondertiteld of een Nederlands sprekende commentaarstem - de bijzonderste omroep is de Wereldomroep · De nieuwe media: - dat zijn nieuwe informatiebronnen zoals computers, sms, dvd, enzovoort · Cd-rom: - ruimte om heel veel informatie op te slaan · Internet: - in 1990 begon het internet eigenlijk pas na 30 jaar eigenlijk te lopen, dat kwam omdat er gebruiksvriendelijke programma’s kwamen. - Met internet kun je ook met elkaar communiceren - Het ligt als een spinnenweb over de hele wereld · WWW: - het world wide web bevalt teksten, plaatsjes, videofragmenten en reclame · E-mail - zo kun je iemand anders waar dan ook ter wereld binnen enkele seconden een bericht te sturen. - De ontvanger kan het bericht op elk willekeurig moment inladen in zijn computer en lezen. - Ongewenste e-mail = spam · Nieuwsgroepen/chatboxen: - het zijn plaatsen op het net waar mensen met elkaar kunnen praten over bepaalde onderwerpen. - Er zijn er honderdduizenden van over allerlei onderwerpen - Chatten is het praten via een site op het internet · Invloed van de technologie: - de techniek heeft veel gevolgen voor de massamedia · Gevolgen voor televisie: - iedereen heeft een televisie, met allerlei zenders · Gevolgen voor de gedrukte media: - sommige mensen verwachten dat gedrukte kranten en boeken in de toekomst helemaal zullen verwijderen, en dat alles op cd-rom’s en internet komt te staan. - Maar gebleken is dat veel mensen liever een echt boek, krant of tijdschrift thuis op de bank lezen.
2. vrouwenbladen
4. special-interestbladen
5. vakbladen
6. opiniebladen
7. familiebladen
8. omroepgidsen · Kranten: - Kranten verschijnen elke dag, behalve zondag - De opmaak verschilt per krant - Landelijk dagblad verschijnt in heel Nederland - Regionale dagbladen zijn alleen te krijgen in een bepaalde streek - Populaire kranten leggen de nadruk op sensatie - Kwaliteitskranten richten zich meer op serieus nieuws; ze richten zich op mensen met een hoger opleidingsniveau · Huis-aan-huisbladen: - verschijnen meestal een per week en worden bijna altijd gratis bezorgt - nieuwe categorie is de metro en de sp!ts · 4 soorten televisie- en radiozenders: - publieke omroepen - commerciële omroepen - regionale en lokale omroepen - omroepen gericht op meerdere landen · Publieke omroepen: - Zenden uit op Nederland 1, 2 en 3 - Zijn opgericht in de jaren ‘20 - Vallen onder de verantwoordelijkheid van minister van Onderwijs en Cultuur en Wetenschappen. - Ze moeten zich houden aan de mediawet · Commerciële omroepen: - het zijn bedrijven die geld willen verdienen - de reclameboodschappen zijn de hoogste inkomen - hoeven zich niet te houden aan de mediawet · regionale omroepen: - ze brengen vooral plaatselijk nieuws - worden gefinancierd uit reclame van plaatselijke adverteerders en uit subsidies van de gemeente of de provincie · Omroepen gericht op meerdere landen: - in Nederland krijgen de omroepen dan hun programma’s ondertiteld of een Nederlands sprekende commentaarstem - de bijzonderste omroep is de Wereldomroep · De nieuwe media: - dat zijn nieuwe informatiebronnen zoals computers, sms, dvd, enzovoort · Cd-rom: - ruimte om heel veel informatie op te slaan · Internet: - in 1990 begon het internet eigenlijk pas na 30 jaar eigenlijk te lopen, dat kwam omdat er gebruiksvriendelijke programma’s kwamen. - Met internet kun je ook met elkaar communiceren - Het ligt als een spinnenweb over de hele wereld · WWW: - het world wide web bevalt teksten, plaatsjes, videofragmenten en reclame · E-mail - zo kun je iemand anders waar dan ook ter wereld binnen enkele seconden een bericht te sturen. - De ontvanger kan het bericht op elk willekeurig moment inladen in zijn computer en lezen. - Ongewenste e-mail = spam · Nieuwsgroepen/chatboxen: - het zijn plaatsen op het net waar mensen met elkaar kunnen praten over bepaalde onderwerpen. - Er zijn er honderdduizenden van over allerlei onderwerpen - Chatten is het praten via een site op het internet · Invloed van de technologie: - de techniek heeft veel gevolgen voor de massamedia · Gevolgen voor televisie: - iedereen heeft een televisie, met allerlei zenders · Gevolgen voor de gedrukte media: - sommige mensen verwachten dat gedrukte kranten en boeken in de toekomst helemaal zullen verwijderen, en dat alles op cd-rom’s en internet komt te staan. - Maar gebleken is dat veel mensen liever een echt boek, krant of tijdschrift thuis op de bank lezen.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden