Begrippen paragraaf 1

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 3e klas havo | 640 woorden
  • 9 oktober 2011
  • 18 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
18 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Begrippen aardrijkskunde Paragraaf 1

(1)Koloniën: Een kolonie betekende oorspronkelijk: een vestiging van een deel van een bevolking, buiten het eigenlijke territorium van dat volk.

(2)Kolonisatie: Kolonisatie betekent oorspronkelijk: het vestigen van een deel van de eigen bevolking in een landstreek die nog niet door het eigen volk bewoond wordt.

(3)Frontier: De frontier was de grens van het al ontdekte en bevolkte deel van Noord-Amerika met het nog niet ontdekte en niet door kolonisten bevolkte deel van Amerika.

(4)Hurricane: een hurricane is een tropische storm, waarvan de windsnelheden de orkaandrempel, windkracht 12, overschrijden.


(5)Tornado: Een tornado is een wervelwind met zeer grote windsnelheden tot enkele honderden kilometers per uur.

(6)Temperatuurfactoren: Dat zijn verschillende factoren die grote invloed hebben op de temperatuur in een gebied, of op één plaats.

(7)Breedteligging: De polen zijn 90 graden, de evenaar is 0 graden.

(8)Hoge breedte: Op hoge breedte is het koud, dus ver naar het noorden en het zuiden ten opzichten van de evenaar.

(9)Lage breedte: Op lage breedte is het warm, dus dichter bij de evenaar.

(10)Tropen: De tropen zijn gebieden de liggen op en dichtbij de evenaar. In de tropen is een tropisch klimaat. Volgens de klimaatclassificatie van Köppen is het een niet-droog klimaat waar het hele jaar de gemiddelde maandtemperatuur hoger is dan 18°C. Köppen karakteriseert het zijnde een hoofd klimaat als het A-klimaat.

(11)Poolstreken: Poolstreken is het gebied ten noorden van de noordpoolcirkel en het gebied ten zuiden van de zuidpoolcirkel.

(12)Aanlandige winden: Dat is wind die van de zee het land op waait, bij ons ,in Nederland, is westenwind en noord-westen wind aanlandige wind.

(13)Aflandige winden: Dat zijn winden die vanaf land, de zee op waaien.

(14)Zeestromen: Zeestromen zijn continue bewegingen van het oceaanwater, voor het grootste deel veroorzaakt door de energie van de zon.

(15)Woestijn: Een woestijn is een gebied met minder dan 200 mm neerslag per jaar, In een woestijn is het niet altijd warm. Er bestaan ook ijswoestijnen, maar die worden vaak niet echt als ‘woestijn’ gezien.

(16)Loefzijde: De loefzijde is de kant van een berg of eiland waar de wind wordt gedwongen de berg of het eiland op te gaan en waar het dus vaak regent. Dit wordt stuwingsregen genoemd.


(17)Lijzijde: Bij gebergtes in streken waar een overheersende windrichting bestaat, aangezien aan de loefzijde de wolken opgestuwd worden en daardoor aan die kant alle regen valt. De lijzijde is vaak de droge zijde van de berg.

(18)Regenschaduw: Regenschaduw is het verschijnsel waarbij er aan de lijzijde van bergketens beduidend minder neerslag valt dan aan de loefzijde. Dit effect is over het algemeen sterker naarmate de bergen hoger zijn.

(19)Reliëf: Het reliëf is in de aardrijkskunde het geheel van hoogtes en laagtes in het landschap, dat samen de verticale dimensie van het landschap vormt.

(20)Laagvlakte: In de aardrijkskunde is laagland een laaggelegen gebied. Er zijn meerdere definities, maar in Nederland en België wordt meestal een gebied lager dan 200 meter boven NAP(Normaal Amsterdams peil) bedoeld.

(21)Middelgebergte: Een middelgebergte is een gebergte met een gemiddelde topografische hoogte tussen de 750 en 1500 meter.

(22)Hooggebergte: Een hooggebergte is een gebergte met een gemiddelde topografische hoogte vanaf 1500 meter. Een belangrijk kenmerk zijn de spitse, nog niet door erosie afgesleten, toppen.

Bekende hooggebergtes zijn de Alpen, de Pyreneeën, de Kaukasus, de Himalaya en de Andes.

(23)Hoogvlakte: Een hoogvlakte of hoogland is een gebied met weinig reliëf dat hoger ligt dan 500 meter boven NAP (Normaal amsterdams peil).

(24)Akkerbouw: Dat is het kweken van akkerbouwgewassen op grote stukken grond, mogelijk met grote machines. Die gewassen kun je verdelen in 2 groepen: Eetbare en niet-eetbare gewassen.

(25)Extensieve veeteelt: Extensieve veeteelt is een vorm van veehouderij waarbij kleine groepen dieren gevoed worden op grote oppervlaktes land.

(26)irrigatie: Irrigatie is de kunstmatige winning en verdeling van water met het oog op toevoeging van water aan landbouwgewassen wanneer de regen schaars is, zodat er betere opbrengsten mogelijk worden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.