Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Rembrandt

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Scriptie door een scholier
  • Klas onbekend | 7832 woorden
  • 10 augustus 2001
  • 331 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
331 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Introductie Ik doe mijn scriptie over Rembrandt, volledig: Rembrandt Harmensz van Rijn. Hij werd geboren op 15 juli 1606, in Leiden als zoon van een molenaar. Hij bezocht gedurende zeven jaar de Latijnse school en werd daarna ingeschreven op de Universiteit van Leiden, voor de studie letteren om precies te zijn. Zijn ouders gaven hem dus een goede opleiding, waarschijnlijk zodat hij een hoger beroep zou krijgen dan zijn vader. Maar Rembrandt werd al na een paar maanden van school gehaald om te gaan doen wat hij graag wilde doen: in de leer gaan bij een schilder. Zijn ouders brachten hem in 1620 onder bij de katholieke, schilder Jacob van Swanenburgh. Deze schilder kwam uit Leiden, en we kennen tegenwoordig maar weinig werk van hem. Hij is waarschijnlijk tot zijn eerste meester gekozen omdat hij goede contacten had, en niet vanwege zijn goede schilderkunsten. Rembrandt is daar 3 jaar gebleven, en omdat hij duidelijk vooruit ging en hij zijn talent bewezen had, mocht hij van zijn ouders in de leer gaan bij de Amsterdamse schilder Pieter Lastman in 1625. Hij is daar maar een half jaar gebleven, maar deze periode heeft, in tegenstelling tot zijn tijd bij Van Swanenburgh, wél een blijvende invloed gehad op Rembrandt's werk. Pieter Lastman was op dat moment een vooraanstaande historieschilder, met als meest gebruikte onderwerpen verhalen uit de bijbel en de klassieke mythologie. Hij vond dat een historieschilder alle genres moest beheersen, zoals stillevens, landschappen, naakt, portret etc. Naast schildertalent moest je dus ook op de hoogte zijn van literaire bronnen van alle uitgebeelde allegoriëen en verhalen. En deze historieschilderingen boeiden Rembrandt. Hij schilderde veel bijbelse onderwerpen, terwijl dat toendertijd helemaal niet een gewoonte was. Later wilde hij zich afzetten tegen de heersende stijl: Lastman schilderde te emotioneel, te zachtaardig, & Rubens te onpersoonlijk en technisch perfectionistisch. Daarom gaat Rembrandt op 19 jarige leeftijd, in 1626, terug naar Leiden om voor zichzelf te beginnen. Hij wil persé een persoonlijke stijl ontwikkelen, waarin hij zal weerspiegelen hoe het leven moet zijn. Samen met een andere Leidse schilder, Jan Lievens, richtte hij de nieuwe Leidse school van historieschilders op. Ze verschillen wat betreft de manier van weergeven en interpeteren, maar qua techniek en de opvatting, dat de heersende manier van schilderen verworpen moest worden om zo hun eigen stijl te creeën, lijken ze erg op elkaar. Rembrant begreep de stijl van de schilder Caravaggio, en voelde zich aangetrokken tot het caravaggisme (= spelen met licht en donker met af en toe overdreven lichteffecten). Ze hadden allebei een hekel aan de gevoelige schilderstijl van anderen en hun oppervlakte werk. Als protest brachten ze hun verf dik aan, gebruikten felle kleuren en overdreven effecten. Ook werd hen verweten dat ze niet, net als de andere schilders van hun tijd, naar Italië gingen voor een studiereis. Maar zij vonden dat er genoeg werken in Holland aanwezig waren en bovendien maakten ze gebruik van prenten waardoor ze toch op de hoogte bleven van ontwikkelingen in o.a. Italië. Ondanks dit alles werden zij de meest toonaangevende in de Leidse school en ze kregen meer opdrachten voor portretten en historiewerken dan de oude, bekende schilders. In 1628 kreeg Rembrandt zijn eerste leerling, namelijk Gerrit Dou. Het is grappig dat Dou juist Rembrandt kreeg als meester, want later werden Dou en Rembrandt heel erg verschillend in hun schilderen: Dou schilderde kleine schilderijtjes en was heel erg gedetailleerd bezig, waardoor het schilderij zijn kracht verloor. Rembrandt begon juist steeds minder te geven om details, maar zijn schilderij was altijd een krachtig geheel. Daarnaast kreeg hij in Leiden ook nog 2 andere leerlingen, namelijk Isaak de Jouderville en Jacques des Rousseneaux, maar zij waren niet beter dan Dou: ze hadden geen eigen karakter, en konden alleen perfect Rembrandt's schilderijen copiëren. In zijn periode in Leiden schilderde hij vooral historische schilderijen en zijn portretten diende vooral als studiemateriaal. Aan het einde van 1631 besluit Rembrandt Leiden te verlaten en hij verhuist naar Amsterdam. Dit omdat daar een betere afzetmarkt was, hij kreeg al opdrachten uit Amsterdam toen hij nog in Leiden woonde, en het vooruitzicht om snel rijk te worden lokte hem. Hij gaat wonen bij Van Uylenburgh en kreeg daar zijn atelier. Van Uylenburgh zag in hem een veelbeloofende kunstenaar en bezorgde hem allerlei portretopdrachten. Ook ontmoet hij daar ook zijn toekomstige vrouw, Saskia van Uylenburgh, waarmee hij in 1634 trouwt. Uit deze periode stamt Rembrand zijn reputatie als portrettenschilder, omdat hij erg in de mode raakte en bijna al zijn opdrachten portretwerken waren. Dit was een zeer productieve tijd voor Rembrandt. Naast het feit dat Rembrandt zijn voornaamste genre had uitgebreid met portretten, ging hij ook meer landschappen schilderen. Eerst gebruikt hij landschappen puur als achtergrond, als extra dimensie voor het afgebeelde verhaal. Net zoals zijn portrettekenen in zijn Leidse periode ook vooral als studie bedoelt waren om op zijn historieschildeirjen toe te passen. Maar er verschijnen steeds meer schilderijen waarin het landschap de belangrijkste plaats inneemt. Deze schilderijen zijn veelal schetsen; geen voorstudie's, maar schilderijen in opwellingen gemaakt. Het landschap bestaat niet speciaal puur uit de natuur, maar vaak uit allerlei elementen van uitzichten.  Meestal zijn het fictieve landschappen: hij heeft ze niet zelf gezien, maar samengesteld uit herinneringen. Later gaat Rembrandt steeds meer gebruik maken van een strenge compositie en grote structuren. Van Uylenburgh had een school voor jonge kunstenaars en Rembrandt heeft daar nog even les gegeven, waarna hij zijn ervaring gaat gebruiken als leermeester. Hij hield zich niet aan de regels van de gildes: een meester mocht een beperkt aantal leerlingen hebben, maar veel leerlingen meldden zich aan bij Rembrandt en hij had dan ook altijd een vol atelier. Hij gaf ze les, lijkend op de manier van onderwijzen op de Italiaanse academies => o.a. werken copiëren van de meester zelf en tekenen naar aanleiding van gipsmodellen of een naakt. Ook corrigeerde hij zijn leerlingen af en toe waar nodig was. Er zijn veel copieën van zijn werken uit die tijd door zijn leerlingen gevonden en ook veel 'verbeterde' werken van Rembrandt door hen of werken die veel weg hadden van Rembrandt zijn stijl. Maar uiteindelijk kon niemand Rembrandt evenaren en gingen ze hun eigen weg. Toch had hij veel invloed op de vele schilders in de vroege jaren 30. Financieel ging het in deze periode goed met Rembrandt vanwege zijn goede reputatie als portretschilder. Hij verhuist samen met zijn vrouw naar een groter en mooier huis. Ze krijgen 4 kinderen, waarvan 3 maar heel kort in leven blijven. Alleen zijn laatste zoon Titus zal volwassen worden. Als in 1642 zijn vrouw Saskia overlijdt, neemt hij een werkster, Geertje Dircx,  in huis om hem te helpen met zijn zoon. Het verhaal gaat dat ze een verhouding krijgen en dat ze met hem wilt trouwen. Maar dat kon hij niet omdat hij dan geen recht meer had op de erfenis van Saskia. Hij zorgt ervoor dat ze opgenomen wordt in een gesticht en neemt in 1647 opnieuw iemand in huis, ditmaal Hendrickje Stoffels. Zij wordt zijn tweede gote liefde en, hoewel ze niet trouwen, krijgen ze samen in 1654 een dochtertje, Cornelia genaamd. Het gaat langzamerhand steeds slechter met de financiën van Rembrandt: hij etst regelmatig landschappen en produceert regelmatig zelfportretten, maar tussen 1644 en 1645 maakt hij steeds minder werken. Toch blijft hij wel gewoon doorgaan met het kopen van andere kunstwerken, etsen, kleding & stoffen.  In 1655 wordt hij failliet verklaard en moet hij zijn huis verkopen en ook zijn bezittingen. Hij geeft de leiding over zijn financiën aan Hendrickje en zijn zoon Titus, die een zogenaamde kunsthandel beginnen en Rembrandt in hun dienst nemen. Zo heeft hij zijn laatste werken geschilderd, want nu kon hij ondanks zijn faillisement wél blijven doorschilderen. Hij is dus niet failliet gestorven. Hendrickje overlijdt in 1663, waarna alleen zijn zoon zaakwaarnemer blijft. Maar die overlijdt een paar jaar later, in 1668. Een jaar later overlijdt Rembrandt zelf: op 4 october 1669. Hij wordt begrafen in de Amsterdamse Westerkerk.
Sociale- & culturele beschrijving Nederland rond 1600 Rembrandt werd geboren in de 17de eeuw, die bekend staat als 'De gouden eeuw' voor voornamelijk het noordelijke deel van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Nederland was op dat moment nog geen onafhankelijke staat: de grenzen waren nog niet helemaal bepaald. Vóór 1560 was de Republiek der Verenigde Nederlanden in handen van de Spaanse koning Filips II, die een absolute eenheid van godsdienst (rooms-katholiek) verlangde en reformatie's verbood. Ook was hij niet in staat compromissen te sluiten, zodat hij de adel tegen zich kreeg omdat hij hun zelfstandige positie in gevaar bracht, de steden omdat hij te veel belasting inde, de boeren omdat hij ze onrealistische regels oplegde en het volk vanwege zijn bloederige vervolgingen op ketters. Hierdoor ontstond de Tachtigjarige Oorlog. Met deze oorlog viel de Nederlanden uiteen in een noordelijk en een zuidelijk deel. Het zuidelijke deel bleef nog lang oorlog voeren; er zat wel een pauze tussen, maar de tachtigjarige oorlog zou pas echt voorbij zijn 1648. Het noordelijke deel had zich vrij gemaakt en werd dus zelfstandig: 7 provincies (het hertogdom Gelre, de graafschappen Holland, Friesland en Zeeland, de heerlijkheden Groningen en Overijssel en het bisdom Utrecht) vormden zich tot één staat, een republiek, de Unie van Utrecht. Er was niet één iemand met de hoogste macht, maar het werd geregeerd door De Staten-Generaal. Deze kreeg weer de macht van de Provinciale Staten, die per provincie verschilde qua vertegenwoordigers en machthebbers. Amsterdam groeide op dit moment uit tot een machtige handelsstad. Er werd in korte tijd een omvangrijke vloot gebouwd en ook werd de VOC, de Verenigde Oos-Indische Compagnie opgericht, waardoor allerlei nieuwe materialen en etenswaren de Nederlanden bereikten. De cultuur begon te bloeien. Mensen werden rijker en waren trots op hun land omdat ze zich eigenhandig hadden bevrijdt. Dit deel van de Nederlanden was calvinistisch. Het zuidelijke deel van Nederland, tegenwoordig België, was katholiek gebleven. Omdat in het noordelijke deel veel mensen de protestantse kerk aanhingen vielen veel opdrachten van kerken weg voor de kunstenaars: want men hield zich aan het verbod op afbeeldingen in hun kerken. Maar in het noorden zijn er nooit meer godsdiensten opgedrongen, in princiepe was iedereen vrij om elke kerk aan te hangen. In de plaats van de kerk begonnen er opdrachten te komen van de rijker wordende burgers: naast de adel nu ook de bourgeoisie. Zo stond het land ervoor toen Rembrandt geboren werd: De Nederlanden was verdeeld in 2 delen: het zuidelijke deel was nog in oorlog en was katholiek, het noordelijke deel was zelfstandig en er bestond een zekere godsdienstvrijheid. In deze tijd nu werd het belangrijk wat voor status je had: want had je het verkeerde geloof dan werd je uit de politiek gezet en had je geen aanzien meer. Politiek werd steeds belangrijker. Dus ook in de kunsten was het belangrijk om gde juiste connectie's te hebben. De schilderkunst rond 1600 Doordat de burgerij groeide wat betreft invloed en de macht van de godsdienst juist afnam, drukte de burgerij ook op de kunst haar stempel. Bepaalde genres werden nu erg populair, of ontwikkelde zich sterk, zoals de lanschappen en de stillevens. Deze functioneerde eerst als bijwerken, als studie's voor onder andere historiestukken. Maar nu schilderde hij vooral de portretten, groepsportretten e.d. Want doordat het beter ging met de economie, zij was groeiende, werden de burgers rijker. En zij vonden het leuk om zich te laten schilderen en het op te hangen in huis. Dit om zich vast te laten leggen voor de volgende generatie(s) of gewoon voor de lol, netzoals wij het tegenwoordig leuk vinden om foto's van onszelf te hebben. Maar de werken moesten wel realistisch zijn en ook niet stijf. Hierin was Rembrandt erg goed in. De afzetmarkt was dus in handen van de burgerij en dat was erg belangrijk. Want het succes kon gebroken of gemaakt worden door degene met de macht. Voor de Gouden Eeuw werden schilderijen bijna alleen gemaakt op opdracht en niet gewoon in een atelier vanwege een idee, waarna nog een koper gezocht moest worden. Dit veranderde langzamerhand tijdens de 17de eeuw. Langzamerhand kwamen er mensen die, omdat ze niet goed zijn in portretten of er geen belangstelling voor hadden, schilderijen maken en dan op de markt gingen staan om ze te verkopen. Maar dat was erg moeilijk omdat er veel schilders in Nederland waren in die tijd. Dit is net zoiets als onze huidige kunstenaar: hij werkt in zijn atelier aan schilderijen die in hem opkomen en probeert daarna zelf, of via een kunsthandelaar, zijn schilderijen te verkopen. De beste manier om zeker te zijn van een goede omzet was om je in een bepaald genre te specialiseren, zodat je, als je eenmaal een naam had, je bijna zeker was van het verkopen van je werken. Totdat je uit de mode raakt, omdat je niet meeging met de nieuwe ontwikkelingen. Deze specialisatie en de uitbreiding van genres was al begonnen in de renaissance, maar ontwikkelde zich sterk in de 17de eeuw, wat het begin van de barok (in Nederland) was. De algemeen heersende manier van schilderen was volgends het classicisme: subtiliteit, soepel lijnen, kleine figuren, veel zwierige, harmonieuze bewegingen, prachtige gewaden en groots opgezette achtergronden. Er zat veel pathos, hartstochtelijkheid, in de schilderijen. Maar in de 17de eeuw kwam dus de barok op. De barok bracht veel lossere compositie's, meer en heftige expressie, de nieuwe techniek 'clair obscure' = een groter donker/lichtcontrast en meer spanning in schilderijen. Men gebruikte ook meer zogenaamde toetsen, minder vloeiende overgangen van kleuren maar een techniek dat je de kwaststreep kan zien staan, heldere kleuren en meer vrijheid van bewegen: drama. Dit alles gebruikte Rembrandt en laat zien dat hij het classicisme verworpen had. Hij is een van de beginnende barok kunstenaars. Ook kwamen er meerdere technieken in de 'schilderkunst' naast het olieverfen, zoals tekenen, werken met krijt en de etstechniek. Rembrandt maakte, náást de olieverfschildeirjen, ook etsen. Belangrijke personen voor Rembrandt Naast zijn tijdgenoten (Rubens, Lievens) en zijn meester (Lastman) zijn er ook veel andere personen geweest die Rembrandt hebben beïnvloed. Natuurlijk zijn geliefden, zijn vrouw, later minaressen en zijn kinderen. Maar naast deze personen zijn er enkele belangrijke die Rembrandt hebben geholpen in zijn carrière: Constatijn Huygens Hij was de secretaris aan het hof van Den Haag en werd beschermheer van Rembrandt en Lievens in Rembrandt's Leidse periode. Hij bezorgde hem opdrachten voor een reeks schilderijen voor de stadhouder en ook voor zichzelf. In Lievens en Rembrandt zag hij de nieuwe hofschidelrs, maar beide pasten daarvoor. Doordat Huygens teleurgesteld was door Rembrandt verwaterde hun contact. Toch ios Huygens erg belangrijk voor Rembrandt geweest, want hij heeft hem belangrijke opdrachten bezorgt die mee hebben gedragen aan zijn succes. Petrus Scriverius Scriverius was iemand die vooral op het gebied van literatuur en poezië een grote kenner was. Hij was een humanist die een enorme propagandist bleek te zijn, niet alleen voor de schrijvers, maar ook voor kunstenaars. Hij was een remonstrant en is over Rembrandt zijn hele leven een van de belangrijkste personen di zorgde voor belangrijke opdrachten: hij bracht hem bekentenis in hoge kringen, kocht zelf schilderijen en verspreide positieve kritiek. Hendrick Uylenburgh Rembrandt woonde bij Uylenburgh toen hij naar Amsterdam ging en deze werd officieel zijn kunsthandelaar. Hij was een middestander en een streng mennoniet. Hij hielp Rembrandt in de remonstrante kringen, wat het beginners succes voor Rembrandt was en waardoor hij een goede naam kreeg als portretschilder zodat hij een succesvol schilder werd. Uylenburgh kreeg door Rembrandt's roem langzamerhand steeds meer leerlingen waardoor hij een eigen academie opstartte. Ze leidden leerlingen op, produceerde eigen werken, kopieën, kochten en verkochten schilderijen, maakten schilderijen schoon etc. Stijlbeschrijving en ontwikkeling Rembrandt zijn oevre is in verschillende perioden onder te verdelen: De Leidse periode (
t/m 1631) In zijn periode bij Lastman is Rembrandt sterk beïnvloed wat betreft zijn werk: hij schildert veel historie schilderijen, en dan met name diegene die over bijbelse verhalen of onderwerpen gaan. Dit deed Lastman ook veel. Maar dat was, vanwege het protenstantisme dat afbeeldingen verbiedt en er dus weinig opdrachten toe waren, geen gewoonte in die tijd meer. Als hij net in de leer is probeert hij volgends zijn meester, volgens het classicisme te schilderen. Maar als hij weggaat en als zelfstandige schilder begint, ontwikkelt hij een stijl die zich afzet tegen het classicisime. In zijn werk komt vooral veel dramatiek voor: hij schildert niet meer zachtaardige mensen, maar waar pijn is laat Rembrandt dat duidelijk zien. Dit is het zogenaamd realisme: hij wil de mensen weergeven zoals hij denkt dat ze zich op dat moment voelde, dus er zit veel psychologie achter. Ook stopt hij veel spanning in zijn schilderijen. Vanwege zijn afzet tegen het classicisme zitten er geen/nauwelijks vloeiende lijnen in zijn werk. En hij gebruikt felle en harde kleuren in zijn werk. Aan het eind van zijn Leidsche periode gaat hij echter met zachtere kleuren schilderen en maakt veel gebruik van clair-obscure, zijn zogenaamde Utrechtse stijl. Zijn composities lieten in deze tijd nog te wensen over; geen mooie, rustige composities, maar vaak helemaal volgebouwd waardoor ze rommelig aandeden. Hij schilderde vooral historieschilderijen; en dan met name met bijbelse onderwerpen, want om  de een of andere reden hield hij niet van mythologische onderwerpen. Hij heeft vooral in zijn latere tijd er enkele geschilderd, de meeste in opdracht. Maar ook zijn er werken met een politieke inslag, voor Petrus Scriverius. Veel van zijn schilderijen zijn gebaseerd op het werk van zijn tijgenoten Lastman. Lievens en Rubens. Dit zal zijn zhele leven zo blijven. Daarnaast ets hij ook regelmatig, maar dit vooral ter studie voor zijn olieschilderijen, hetzelfde geldt voor zijn tekeningen. Wel lijkt het alsof de etstechniek hem ook beïnvloed in zijn schilderijen, want daarin krast hij vaak met de achterkant van zijn penseel om bv. de haargroei of bont beter weer te geven. Tijdens zijn Leidse periode begint ook een belangrijke periode aan hof : hij levert schilderijen aan stadhouder Frederik Hendrik en aan zijn secretaris Constatjn Huijgens. Rembrandt was reformant en in het begin gaf dat niet in verband met zijn levering aan het hof, want toen hielp de stadhouder hen nog. Maar na een tijd keerde                 de stadhouder zich tegen hen en werd hij contra-reformant. Rembrandt hield deze opdrachten meer achter de hand voor als hij tijden van geldnood had. Hij leverde Zijn belangrijkste werken aan het hof is de pasiereeks; deze duurde lang voordat hij ze heeft voltooid, tot in zijn AMsterdamse periode. De Amsterdamse periode (1632 t/m 1639) Toen hij uit Leiden vertrok kwam hij onder bescherming te staan van Uylenburgh Deze bezorgde hem heel veel portretten en groepsportretten. In Leiden was het namelijk hard werken als reformant terwijl het stadsbestuur contrareformant was. In Amsterdam was het bestuur ook gereformeerd, dus Rembrandt wilde daar zijn geluk beproeven. Uylenburgh was ook mennoniet en hielp hem aan veel portretopdrachten bij vooral reformanten. Maar in het begin schildert hij ook portretten van katholieken, later als hij getrouwd is met Saskia, zorgt zij voor portretopdrachten bij calvanisten (zij was namelijk calvanistisch). Hij maakt ook veel portretten van Saskia en deze liggen goed in de markt; ze zorgen er zelfs voor dat zijn zelfportretten ook beter verkocht worden. Naast zijn portretten maakt hij ook tronie's: dat is een portret waar iemand niet 'natuurgetrouw' op afgebeeld wordt: een willekeurig persoon kon model staan, en die werd door zijn kleding een ander persoon gemaakt dan dat hij was. Het is geen strikt portet waar het om degene gaat die afgebeeld wordt, het gaat om zijn karakterrol die hij uitbeeld en die door zijn kleding wordt aangegeven. Deze waren, netals zijn gewone portretten, vaak theatraal; prachtige en rijke kleding. Onderwerrpen voor zulke schilderijen waren vooral oude mannen, jonge mensen (vrouwen) en soldaten.  Dit soort schildeirjen maakte hij door meestal voort te borduren op Lieven's zijn werken. Door al deze portretopdrachten schilderde hij veel minder historiestukken; hij maakte zijn passiereeks af voor het hof in Den Haag en hij maakte historiestukken met een bijbels onderwerp voor Joden en naar het schijnt ook voor Duitsers, maar daar zijn nog allerlei discussies over. Ook schilderde hij enkele mythologische schilderijen. Hij schildert nog steeds veel met clair-obscure, maar zijn kleuren worden iets gedempter : hij maakt meer gebruik van goudbruin en koperrood, en zachte kleuren zoals zachtblauw, violet en geel. De middenperiode (1640 t/m 1650) Zijn schilderijen worden wat rustiger en minder theatraal: het dramatische in zijn schilderijen wordt minder en zijn compositie's worden rustiger, de figuren worden overwogen geplaatst in de compositie en de lichtcontrasten worden harmonisch toegepast. Het hoogtepunt hiervan is "De Nachtwacht". Na de nachtwacht neemt hij ook meer rust in zijn leven: hij schildert minder historiestukken en ook minder portretten. Dit komt omdat hij veel minder opdrachten krijgt of aannneemt. De mensen op zijn schilderijen hebben vaak geen naam. Dit wijst erop dat hij nu vooral voor zijn handel schilderde. Het meeste schildert hij nu tronies, die dus gemakkelijk zonder naam door het leven konden gaan, of historiestukken met een bijbels onderwerp. Daarnaast tekent en etst hij veel landschappen. Het etsen wordt minder uitvoerig, dat wijst ook op de spontaniteit van de landschappen. Zijn late werken (1651 t/m 1669) Aan het eind van zijn carrière blijft de rust duidelijk in hem: hij is over zijn top van zijn carrière heen, hoewel hij qua schilderenwerken zich nog steeds blijft ontwikkelen: de kleuren worden rijker en dieper, maar tegelijkertijd somberder: hij gebruikt vooral rood, bruin en goudgeel. De compositie's blijven rustig en worden steeds helderder. De verf wordt steeds dikker aangebracht en de toetsen worden duidelijker. De studie naar landschappen gaan door op de tekeningen en ook de studie naar stillevens. Ook werkt hij er een paar uit op schilderij. Hij blijft voor een hoge kring uit Amsterdam portretten maken, maar schilderde daarnaast ook een serie naakten, en zijn minnares Hendrickje en zijn zoon Titus nemen een centrale positie in in zijn schilderijen. Uiteindelijk maakt hij alleen nog maar portretten van hen, zichzelf en vrienden die hem hebben geholpen. Aan het eind van zijn leven is hij steeds meer gaan neigen naar het classicisme: de spanning is uit zijn schilderijen, daarvoor in de plaats komt een soort van betovering. Zijn compositie wordt strakker en overzichtelijker, zijn personages krijgen minder verhaal mee: hun psychologie staat nog wel centraal, maar er is minder duidelijke emotie van hen af te lezen. Zijn laatste groepsportret is een mooi voorbeeld van een classicitisch schilderij. Vergelijking De vergelijking tussen Rembrandt zijn sociale omgeving en zijn stijlontwikkeling zijn niet moeilijk te geven. In  de hoofdstukjes van 'Stijlbeschrijving en ontwikkeling' heb ik zijn manier van schilderen al vaak in verband gebracht met zijn omgeving, maar ik zal het in dit hoofdstukje nog een keer overzichtelijk vertellen. Toen Rembrandt eenmaal in de leer was geweest bij Lastman had hij kennisgemaakt met de principes van het classicisme: maar hij wilde zich daar tegen verzetten, omdat hij het te gelikte kunst vond: er was te weinig emotie in te zien. Dit is een van de redenen die hem maakt tot een barokkunstenaar. Ook het feit dat hij later in zijn carrière een eigen kunsthandel begon en schilderijen zonder opdracht begint te produceren is een typisch baroktrekje dat door zal gaan tot onze huidige manier van kunstbedrijven. Het feit dat hij een streng godsdienstige opvoeding heeft gehad kan wel eens de reden zijn waarom hij veel historieschilderijen maakte met een bijbels onderwrp terwijl dat niet in de mode was. Sowieso is hij erg beïnvloed door het geloof. In die tijd was ook net de reformatie doorgedrukt: er ontstonden allerlei nieuwe geloven. Het was erg belangrijk wel geloof je aanhing voor je succes. Zijn familie bleef katholiek, ook na de reformatie, dus daar kreeg Rembrandt niet veel opdrachten door, aangezien hijzelf reformant was. In Leiden was reformant zijn ook gevaarlijk en had hij weinig toekomst. Alleen met behulp van Huygens krijgt hij grote opdrachten. Zijn opdrachten voor Den Haag nemen af  als daar de reformatie wordt omgezet in contra-reformatie. Hij besluit naar Amsterdam te gaan omdat daar veel meer godsdiensitige vrijheid bestond én omdat het stadsbestuur óók gereformeerd was. Zijn beschermer helpt hem in de reformatiekringen en zijn vrouw helpt hem in de calvanistische kringen. Daarnaast begint hij een goede naam te krijgen als portretschilder. Want door de bloeiende economie van de Gouden Eeuw wilden rijke burgers graag portretten van zichzelf laten maken. Rembrandt was daar een goede schilder in én hij was ook erg goed in het schilderen van rijke gewaden e.d. wat hem natuurlijk ook populair maakte omdat iedereen van zijn beste kant geschildert wilde worden. Als zijn vrouw sterft en hij al 3 kinderen heeft verloren verandert het een en ander voor Rembrandt: hij heeft zojuist 'De Nachtwacht' afgemaakt en begint nu aan een rustige periode aan zijn leven waarin hij vooral voor de handel schildert en minder in opdracht. het is een beetje moeilijk om te bepalen waardoor dat precies komt. Wel is bekend dat vlak na Saskia's dood het contact met Uylenburgh verbroken werd, dit zal zeker een verklaring zijn voor het feit dat hij minder opdrachten kreeg, maar we tasten in het duister waarom deze samenwerking verbroken werd. Aan het einde van zijn leven gaat het financieel gezien ook steeds slechter: maar hij heeft zich wel meer vrijheid verworven: hij schildert meerdere genres, minder in opdrachten, en rustiger, minder gejaagd. Dat is in zijn werk ook duidelijk te zien; heldere compositie's e.d. Maar doordat de economie weer iets minder goedging ontving hij minder opdrachten tot portretten en ook vanwege het feit dat hij alsnog veel geld uitgaf, raakte hij failliet. Waarschijnlijk doordat hij ouder geworden is en zijn punt van ontwikkelen daar was, ging hij deze keer wél mee in de nieuwe stroming, het classicisme, dat terugkeerde. Gelukkig weten zijn minnares en zijn zoon hem te helpen door hem aan te nemen in hun kunsthandel, waardoor hij niet straatarm overleden is.
De Nachtwacht Ik ga 'De Nachtwacht' van Rembrandt bespreken naar aanleiding van het analyseschema. Ik heb gekozen voor 'De Nachtwacht' omdat, hoewel Rembrandt meerdere soorten genres beheersde, hij toch vooral bekend is geworden om zijn portretschilderijen. Maar omdat er aan een 'gewoon' portret niet veel bijzonder is om te bespreken (vaak, en in dit geval) heb ik gekozen voor een groepsportret, een zogenaamd schutterportret. En 'De Nachtwacht' is met name een mooi voorbeeld, omdat Rembrandt hier experiment met de wijze waarop de mensen zijn geordend. En daarnaast is er veel over geschreven, omdat het eigenlijk het bekendste schilderij van Rembrandt is geworden. 'De Nachtwacht' is in 1642 geschilderd, en heette officieël : 'Het korporaalschap van Capitein Frans Banning Cocq en zijn luitenant Willem van Ruytenburch'. De naam 'De Nachtwacht' kreeg het schilderij pas in de 18de eeuw. En hoewel de titel het wel oppert, is de afgebeelde groep mensen géén nachtwacht, het is niet eens een nachtmoment, maar gewoon overdag. Er zijn nog wat onduidelijkheden met wat voor een idee precies de opdracht tot het schilderij is gegeven, maar zeker is het feit dat het bedoelt was om in de nieuwe zaal van de Kloveniersdoelen te hangen. De opdracht tot dit schilderij kwam van de schutters zelf : ze hadden een nieuwe feestzaal en wilde die gaan bekleden met schilderijen om zichzelf te eren. Een schutterstuk is een portret van een groep schutters en schutters waren in die tijd erg belangrijk, want ze verdedigden de stad en bewaarden de openbare orde. Het is dus logisch dat ze zich wilden laten vastleggen. In Amsterdam waren 3 schutterijen en elke schutterij was weer onderverdeeld in afdelingen die elk een stadswijk vertegenwoordigde. Er waren in totaal 8 afdelingen, zogenaamde vendels, in de schutterij Kloveniersdoelen. In totaal werden er 6 opdrachten tot schutterstukken gegeven voor de feestzaal, waaronder dus één voor Rembrandt. Ze zijn geschilderd in de periode van 1640 tot 1645.  Elk schilderij speelt zich ergens anders af ; bij een herkenbaar gebouw. En elk schilderij geeft waarschijnlijk een moment weer dat voor die schuttersgroep een toppunt van glorie was. Waarschijnlijk geeft dit schilderij hun erewacht weer bij het bezoek van Maria de 'Medici' van september 1638. Toen was de schutterij nog een beetje een normale schietvereniging die af een toe een erewacht bijwoonde en het was dus een enorme eer om wacht te mogen staan bij de intrede van de Franse koningin en haar familie. En dat terwijl ze geen koningin meer was : zij was verbannen door haar zoon en troonopvolger Lodewijk de XIII. Weergegeven is het moment waarop de 2 hoofdfiguren, bij het midden, met elkaar spreken : kapitein Frans Banning Cocq geeft zijn luitenant Willem van Ruytenburch de opdracht de compagnie schutters te laten marcheren. Rembrandt heeft met opzet een moment uitgekozen waarop iets gaat gebeuren, zodat hij actie kon weergeven in zijn schilderij in plaats van de normale mamier van weergeven : netjes op een rijtje. Het is, uiteraard zou ik haast zeggen, want het is tenslotte een portretschilderij, zeer realistisch weergegeven. Het perspectief klopt ook, zelfs wat betreft uitstekende voorwerpen zoals de hand van de kapitein en de lans van de luitenant, de zogenaamde verkorte manier van schilderen : ze lijken er echt uit te komen. Dat was een techniek die veel voorkwam in de Barok. Diepte creeën en de indruk wekken, dat de wereld op het schilderij groter is dan het in werkelijkheid is. Rembrandt heeft van het schuttersschilderij óók een historieschilderij gemaakt, door zijn manier van opzetten. Beweging en een andere compositie dan normaal zorgen ervoor dat het een mooi geheel is, een groep, in plaats van een stijve rij en eigenlijk een verzameling van allerlei losse portretten. Zo wordt het weer een sterk geheel, iets dat kenmerkend was voor zijn historieschilderijen. In dit schilderij maakte Rembrandt gebruik van een groot licht/donkercontrast. De achtergrond, en ook de achterste mannen zijn in het donker verhult, en op sommige plekken valt licht, zoals op het meisje en op de 2 hoofdfiguren. Rembrandt zorgde er overigens wel voor dat op alle gezichten van de geportreteerde óók licht viel, zodat ze minstens te herkennen waren, want iedereen die afgebeeld was betaalde mee aan het schilderij, dus Rembrandt moest wel. Anders zou hij zijn geld niet krijgen omdat sommigen niet voor de eeuwigheid zouden zijn vastgelegd. Deze manier van schilderen (sterk licht/donkercontrast) heet : clair-obscure en was erg populair bij bijvoorbeeld Caravaggio. Ook dit was een typische manier van schilderen voor de barok. De lichtbron schijnt van de linkerbovenhoek zo het schilderij in en is niet aan te wijzen. Het is maar een kleine lichtbron : vooraan is het licht nog fel, maar het licht bereikt de achterkant nog maar net. Hierdoor ontstond dus dat grote contrast door licht/donker en krijg je daarnaast ook nog gewone schaduw (zie de schaduw van de hand van Cocq op zijn luitenant!) De dingen die vol in het licht staan bestaan uit heldere kleuren : rood, geel, wit. Maar de schutters op de achtergrond zijn bijna allemaal in donkere kleuren verhult, hoewel dat wel een beetje moeilijk te zeggen is doordat er weinig licht op hen valt. Zijn schilderij is natuurlijk maar 2 dimensionaal, maar Rembrandt probeerde er door middel van zijn schildertechniek een derde dimensie in te brengen. Er ontstond structuur, zodat je het zou willen aanraken. Rembrandt schilderde namelijk in verschillende, dikke lagen verf en gebruikte vaak de achterkant van het penseel om in de natte verf te 'krassen', om model in de verf te brengen. Het is haast een reliëf geworden. Ruimtesuggestie in het schilderij wordt vooral tot stand gebracht door overlapping, de mensen zijn niet netjes op een rijtje gezet, maar ze vormen een groep met als het ware 3 rijen achterelkaar : op de voorgrond de kapitein en de luitenant, daarachter zijn manschappen en het meisje, en dáárachter nog een paar manschappen die hoger staan dan de rest. En natuurlijk door het gebruik van de kleuren: hoe verder hoe donkerder. En ook lijnperspectief: het verdwijn punt zit ter hoogte van Frans Banning Cocq's hoofd, maar dan iets links daarvan. Dit is vooral te zien aan de poort. Maar Rembrandt suggereert een tweede lijnperspectief waarvan het verdwijnpunt een stuk hoger zit, doordat hij de achterste rij mensen op een ophoging heeft geplaatst. Zo lijkt het net alsof er sprake is van kikkerperspectief : wij kijken van beneden naar boven. Maar als je goed kijkt, zie je aan de poort en aan de voorste groep mensen dat daar geen sprake van is. Wel is er sprake van afsnijding. Maar er is ook letterlijk een deel afgesneden: in de 18e eeuw is er aan de linkerkant een strook afgesneden omdat het schilderij verplaatst werd en te groot was. Daarvoor stonden er 19 portretten op, nu zijn het er nog maar 17. Toen was ook beter te zien dat de 'hoofdpersonen', de kapitein en de luitenant, niet in het midden geprojecteers waren, maar rechts daarvan. Ook zorgt weer een beetje voor de verschuifing van de compositie: de aandacht wordt over de horizontaal naar de rechterkant van het doek getrokken. Rembrandt heeft in zijn schilderij dus gebruik gemaakt van een andere compositie dan die die in die tijd gebruikelijk was : normaal gesproken werden de mensen op een stijve rij gezet, een rij van aparte portretten, zonder veel fantasie of verhaallijn. Alleen door middel van handgebaren en door de positie van hun wapens wordt er een onderlinge verbinding gesuggereerd. Maar Rembrandt wilde dus geen stijfheid, maar beweging in zijn schilderij, hij wilde geen rij, maar een echte groep. Dit deed hij door ze ten eerste op verschillende rijen te plaatsen die elkaar overlappen. Ten tweede is iedereen in beweging, niemand staat rechtop, te kijken naar de toeschouwer. Zelfs de man die tussen de hoofden van Cocq en Ruytenburch ons recht aankijkt, staat scheef en achterover geleund. En de kapitein en de luitenant nemen allebei een stap, ze zijn voorwaarts aan het lopen (de kapitein's hand versterkt dit door ook naar voren te gaan), en het lijkt alsof hun schutters hun gaan volgen. Rembrandt heeft de mensen dus als een groep geordend en binnen in die groep zijn er 2 diagonalen te vinden: Van linksboven; langs de vlag, via de kapitein en zijn luitenant, langs de hond, naar de rechteronderhoek. En van rechtsboven, langs de lansen via de kapitein en zijn luitenant naar de linkeronderhoek. Deze diagonaal is iets zwakker, maar is er wel, en wordt geholpen door de stand van de kapitein en de luitenant hun voeten. Hun rechtervoet staan naar voren zodat dat diagonaal (rechtsboven, linksonder) wordt verstevigd. Hierdoor wordt de beweging in het schilderij versterkt zodat het een dynamisch geheel vormt. Door de beweging, en de groepvorming is er geen sprake van symmetrie. Náást deze beeldkenmerken zijn er ook nog een paar opmerkelijke dingetjes aan dit schilderij. Het lijkt alsof Rembrandt graag aan zijn schilderij betekenis wilde geven. Dit deed hij onder andere door het meer dan een schutterportret alleen te laten zijn, maar het ook iets van een historieschilderij mee te geven, zoals ik al eerder heb gezegd. Dit bereikte hij onder andere ook door het feit dat hij typische schuttersvoorwerpen, oude wapens, helmen en de belangrijke gildebeker, die ze wilde laten afbeelden om hun roemrijke verleden te symboliseren, met een functie schilderde, en niet als losse voorwerpen. Hij hoefde zijn officieren ook geen duidelijke tekens te geven om de toeschouwer te laten herkennen van wat voor rang ze zijn, zoals op andere schuttersstukken. Door hun beweging en houding is duidelijk wie de kapitein, de luitenant, sergeant etc. is. Het is daarnaast duidelijk dat het om een Kloveniersgilde gaat. Zij schoten namelijk vanaf het begin aan al met vuurwapens en die handeling komt duidelijk naar voren in het schilderij: het laden door de man in het rood, het wegblazen van kruit door de man naast de luitenant en de kleine jongetjes links en achter de kapitein die kruitjongetjes voorstellen. Al deze dingen hebben te maken met het gereed maken van de vuurwapens. Ook heeft hij een meisje (in het geel) op het schilderij gezet: haar rol is nog niet helemaal duidelijk. Maar al wel zijn haar 4 (mogelijke) functie's toegeschreven: 1) Ze heeft aan haar ceintuur een kip hangen, waarvan vooral de poten opvallen. En klauwen waren het symbool     voor de Kloveniers, dus ze is een mascottetje (heeft ook een wapen). 2) In haar handen heeft ze de gildenbeker, zodat die niet zonder functie op het schilderij zou staan. 3) Ze schept ruimte in de compositie: ze brengt wat licht in het geheel en scheidt de hoofdfiguren af van     de groep links. 4) Ze functioneert als allegorie voor de overwinning. En er is nog een symbool in het schilderij verwerkt: het kruidjongetje achter de kapitein heeft een krans van eikenloof op zijn hoofd. Dat is voor de schutterij een symbool van kracht van de burgerij. Samen met de klauwen vormen ze een motiefje van de zogenaamde 'zilveren schuttersketen'. Dat is een prijs die jaarlijks werd uitgereikt als wisselbeker bij de schietwedstrijden. Het is dus niet duidelijk of Rembrandt 'De Nachtwacht' als portretschilderij heeft bedoeld (de opdracht was het wel) of dat hij meer wilde laten zien en het (ook) bedoelde als historieschilderij of als schilderij met allerlei verborgen boodschappen en allegoriën. Voorlopig breken we ons hoofd er nog even over. Want we weten niet eens precies welk moment er wordt afgebeeld; de intrede van Maria de Medici is een aanneming, naar aanleiding van historische bronnen. En daarnaast weten we niet zeker wat sommige figuren op het schilderij doen. Er zijn namelijk een aantal mensen die hebben betaald voor het schilderij, maar er staan meer mensen op. Rembrandt deed overigens wel vaker dat soort dingen: vaak klopte de kleding ook niet: het was bekend dat hij ervan hield mensen aan te kleden met mooi stoffen en sieraden e.d. Ook waren vaak zijn achtergronden fictie: een mengelmoesje van bestaande gebouwen. Het kan dus zijn dat de kleding die ze op het schilderij aan hebben niet natuurgetrouw is, maar in een historische bron staat wel geschreven dát er schuttersgroepen waren die in vol ornaat aanwezig waren bij de intrede. En ook hebben we tot hede nog niet kunnen achterhalen waar de poort van 'De Nachtwacht' zich bevindt. De stelling Uitgaande van de probleemstellingen uit het themaboekje 'Van beroep kunstenaar' heb ik gekozen voor de stelling:          ' Rembrandt is een voorbeeld van een échte kunstenaar'. Rembrandt was dus een zoon van een molenaar, het achste kind van de negen. Al zijn broers gingen net als hun vader werken in de middenstand. Maar Rembrandt kon vrij goed leren en er was genoeg geld om hem naar de Latijnse school te sturen, zodat hij kans maakte om een 'hoger' beroep te beoefenen en de gehele familie zo wat hoger kwam op de maatschappelijke ladder. Hij maakte de school af, opdat hij naar de universiteit kon, maar het bleek dus dat hij liever tekenden en zijn ouders haalden hem van de universiteit af en brachten hem bij een schilder in de leer. Ook hier blijkt weer dat het belangrijk voor hen was om te zorgen dat Rembrandt een hoge status zou krijgen, want hij wordt bij van Swanenburgh in de leer gezet, een meester die vooral veel goede connecties had en niet zo zeer een groot teken-en schildertalent was. Dat is ook de reden dat hij geen invloed heeft gehad op Rembrandt's latere werk. In Rembrandt zijn tijd was 'kunstenaar' een écht beroep, net als bijvoorbeeld molenaar. Elke meester moest aangesloten zijn bij een gilde. Een gilde was een vereniging van zelfstandige ondernemers (hier: kunstenaars) die allemaal gelijk waren. Het gilde had wat algemene regels opgesteld, maar de meesters hadden toch veel vrijheid om hun tijd in te delen en om de materialen en manieren waarop ze werkten te bepalen. Dit begon al een beetje te  lijken op onze huidige kunstenaars. De opleiding bij zo'n gilden was bij alle gildes gelijk: er was in deze tijd dus geen oderscheid tussen het kunstenaarsberoep en een ander beroep, zoals bijvoorbeeld schoenmaker. Als je als leerling bij een meester in de leer ging, betekende dat dat je inwonend werd en naast een leerling ook als zoon beschouwd werd. Er moest kostgeld betaald worden en alles wat zo'n leerling produceerde werd eigendom van de meester. Een belangrijke manier van lesgeven was het copiëren van de meester zijn werken. Zo leerde je dus de technieken en de manier van schilderen van jouw meester, waarna je, als je die uitstekend beheersde, je je eigen werken kon gaan creeën en als zelfstandige schilder kon beginnen. Maar net als bij andere beroepen had je een afzetmarkt nodig, anders moest je alsnog in de leer gaan bij een ander beroep. Rembrandt kreeg met de tijd een grotere afzetmarkt, dus die kon zijn beroep, schilder, blijven beoefenen. Maar het was voor hem niet alléén een beroep: zijn hele leven tekende en schilderde hij al en het is niets voor niets dat hij gestopt is met zijn studie letteren om te gaan tekenen. Hij hield daarvan en wilde dat graag doen. Gelukkig had hij de mogelijkheid om zijn liefde voor tekenen te gebruiken als levensonderhoud. En zelfs toen hij failliet was gegaan, bedacht hij een manier om te kunnen blijven schilderen: hij liet zijn vrouw & zoon een kunsthandel oprichten zodat hij ergens in dienst kon gaan als schilder. En daarnaast: hij heeft een bewuste keuze gemaakt: hij wilde niet letteren gaan studeren, nee: hij wilde leren tekenen! Hij is er niet ingerold, doordat bv. zijn vader óók schilder was. En daarom ben ik er van overtuigd dat hij, als hij in een tijd geboren was waarin je als kunstenaar niet geaccepteerd werd, óók had gekozen voor het kunstenaarsbestaan. Dus het was voor hem, náást een beroep, ook een roeping. Dat is punt één waarom ik hem beschouw als een voorbeeld van een échte kunstenaar. Punt twee is dat hij alles in zijn leven gedaan heeft dat een échte kunstenaar minimaal gedaan moet hebben ; hij werd beroemd, niet alleen ná zijn dood, zoals vele kunstenaars, maar al tijdens zijn leven had hij een hoog aanzien als schilder en werden er biografiën over hem geschreven (dit zijn ook onze voornaamste bronnen over Rembrandt). Zijn talent was erkent, en als je een échte kunstenaar wilt zijn, moet je minstens beroemd geweest zijn. Ook was Rembrandt een rebel: in het begin ging hij tegen de algemeen heersende schildermanier in. Hij zette zich af tegen de andere schilders en ontwikkelde zijn eigen stijl. Dat is ook kenmerkend voor een kunstenaar: al gedurende de hele geschiedenis zijn de mensen die zich afzette tegen algemeen heersende opvattingen en die dus anders waren, toonaangevend voor zo'n periode: dat soort mensen worden onthouden. En hij kon het zich permiteren, want (waarschijnlijk) door zijn eerste leermeester werd hij in een keer bekend in hogere kringen en toen hij daar eenmaal succes had en ook werken afleverde aan het hof, toen kreeg hij zoveel succes dat het geaccepteerd was (voorlopig). Maar toch toen later het classicisme weer zijn intrede deed en Rembrandt in het begin niet meeging in de nieuwe stroming, toen reduceerde langzamerhand zijn opdrachten Dus hij werd schilder uit roeping, leerde het om zijn beroep ervan te maken en was geslaagd in zijn beroep: hij heeft veel opdrachten gekregen, heeft een eigen stijl ontwikkeld en heeft veel roem verworven tijdens én na zijn leven. Hij heeft ons veel verschillende genres werken nagelaten, waarvan een speciaal soort, namelijk zelfportretten. Daarom vind ik dat Rembrandt beschouwt mag worden als een échte kunstenaar. Samenvatting Rembrandt werd in 1606 geboren in Leiden als een molenaarszoon en hij werd naar de Latijnse school gestuurd om naar de universiteit te kunnen. Maar het blijkt dat Rembrandt veel liever schilder van beroep werd en hij wordt in de leer gedaan bij Van Swanenburgh. Hier blijft hij 3 jaar, waarna hij nog een half jaar in de leer gaat bij Pieter Lastman, die Rembrandt's verdere werk sterk zal beïnvloeden. Rembrandt gaat voor zichzelf in Leiden beginnen, maar als remonstrant in katholiek Leiden is dat erg moeilijk. Hij zet zich af tegen het classicisme en schildert vooral historische schilderijen met een bijbels onderwerp waarin hij veel emotie laat zien, en vaak een onoverzichtelijke compositie bestaande uit felle kleuren. Hij ontmoed daar Lievens en samen worden zij door Hugens geholpen aan opdrachten aan het Haagse Hof. Van hen wordt verwacht dat ze de nieuwe hofschilders worden, maar die kans willen ze niet nemen en ze gaan ieder hun eigen weg. Rembrandt gaat steeds meer in groot licht/donkercontrast, het zogenaamde clair-obscure werken. Rembrandt besluit om naar Amsterdam te gaan omdat ze daar wel gereformeerd waren en hij daar waarschijnlijk meer kans maakte om succes te krijgen aangezien Amsterdam het centrum van de Gouden Eeuw geworden was. Hij gaat wonen bij Uylenburgh die officieel zijn kunsthandelaar wordt en hem aan veel portretopdrachten in hoge kringen helpt. Rembrandt ontmoet daar Uylenburgh's nicht en zij trouwen samen. Al snel heeft Rembrandt een goede naam als portretschilder en dat is dan ook het genre dat hij het meest produceert; daarnaast maakt hij ook groepsportretten. 'De Nachtwacht'  is een prachtig voorbeeld daarvan. In dit schilderij experimenteerd Rembrandt ook met de afbeelding van de mensen. Oorspronkelijk stond iedereen stijf op een rij, maar Rembrandt wil overal een verhaal van maken, een mooi geheel, en maakt er een groep van. Daarna wordt het een beetje rustig rondom Rembrandt. Eerst verliest hij 3 kinderen en daarna zijn vrouw, hij verbreekt de connectie met Uylenburgh en krijgt minder opdrachten. Ook in zijn schilderijen wordt hij rustiger: monotomere kleuren, helderdere compositie's en verscheidene genres. Hij begint met landschappen en stillevens te schilderen en ook tronies; portretten die een karakterrol voorstellen i.p.v. een persoonlijke afbeelding. Hij produceert vooral werken voor zijn kunsthandel, maar zijn financiën gaan achteruit vanwege zijn vele aankopen en omdat de bloei van de economie achteruit ging. Als hij opnieuw verliefd is en zijn zoon al ouder wordt produceerd Rembrandt weer meer in opdracht van hogere kringen. Hij ontwikkelt zijn landschappen en in zijn portretten komen vaak zijn zoon Titus en zijn minnares Hendrickje voor. Hij heeft zijn rustige stijl sterker ontwikkelt en neigt naar het classicisme, dat hij in zijn vroege jaren verworpen had. Zijn personen blijven iets boeiends hebben, maar hebben minder duidelijke emotie's. Naast de historieschilderijen, de portretten, de landschappen en de stillevens heeft Rembrandt een laatste genre erbij ontwikkelt: de naakten. Opvallend is is dat Rembrandt steeds sterkere toetsen gebruikt: in zijn jonge jaren had hij dat al, maar aan het eind van zijn leven worden de toetsen steeds duidelijker en gebruikt hij ook steeds dikkere lagen verf. In 1655 wordt hij failliet verklaard en kan hij nog even doorwerken als kustenaar doordat zijn zoon en minnares een kunsthandel begonnen waren waar hij in dienst kwam. In 1668 sterft hij.
Bronvermelding Dit zijn de boeken die ik heb gebruikt als bron voor deze scriptie: (Ongeveer in volgorde van meest naar minst gebruikt) 1) De schilderijen van Rembrandt - Horst Gerson                            2) REMBRANDT zijn leven, zijn schilderijen - Gary Schwartz      3) Van beroep kunstenaar - CSE                                                            4) De ogen van Rembrandt - Simon Schama                                        5) Rembrandt's Nachtwacht - Willem Hijmans                                    6) Ontmoeting met Rembrandt - Kenneth Clark                           7) Rembrandt - J.E. Muller                                                                 8) Op bezoek bij.... Rembrandt - J.H. Gottmer                                 9) Rembrandt Harmensz. van Rijn - Ernest Raboff                          Daarnaast heb ik ook nog gebruik gemaakt van enkele internetpagina's:
- www.kajvonk.demon.nl/kunstenaars/rembrandt3.htm - www.scholieren.com - www.internetcollege.nl - Encarta CD-rom.

REACTIES

L.

L.

Dag Ynnit, Je hebt een geweldig werkstuk over Rembrandt gemaakt, mijn complimenten! Zelf ben ik bezig (zie mijn homepage http://fly.to/Laurens.nl)
met een one man musical/kameropera/opera libretto en zangteksten (daar ben ik nog niet helemaal uit) REMBRANDT'S LICHT. Er is volgens mij niet veel bekend over wat voor type/karakter Rembrandt had. Mocht jij toch iets meer weten, hoor ik dat graag van je (als je wilt) Hartelijke groet en veel succes! Laurens Windig

22 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.