Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Red ons, Maria Montanelli door Herman Koch

Beoordeling 5
Foto van een scholier
Boekcover Red ons, Maria Montanelli
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 3928 woorden
  • 6 oktober 2015
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 5
16 keer beoordeeld

Boekcover Red ons, Maria Montanelli
Shadow

Het zogenaamd moderne en liberale Montanelli Lyceum, waar kinderen 'ontzettend creatief' moeten zijn en leraren het veel te goed bedoelen, staat centraal in deze angstaanjagend herkenbare roman. Wanneer een zwakbegaafde jongen voor de ogen van de verteller verdrinkt, wordt hij van school gestuurd. Zijn hieropvolgende aanklacht tegen een omgeving waarin geld de…

Het zogenaamd moderne en liberale Montanelli Lyceum, waar kinderen 'ontzettend creatief' moeten zijn en leraren het veel te goed bedoelen, staat centraal in deze angstaanja…

Het zogenaamd moderne en liberale Montanelli Lyceum, waar kinderen 'ontzettend creatief' moeten zijn en leraren het veel te goed bedoelen, staat centraal in deze angstaanjagend herkenbare roman. Wanneer een zwakbegaafde jongen voor de ogen van de verteller verdrinkt, wordt hij van school gestuurd. Zijn hieropvolgende aanklacht tegen een omgeving waarin geld de maatstaf van alle dingen is geworden is tragisch, omdat hij ondanks zijn kritiek toch duidelijk het product blijft van het door hem gehate milieu. 

 

Red ons, Maria Montanelli door Herman Koch
Shadow

Titel: Red ons, Maria Montanelli

Genre: Psychologische roman

Eerste druk: 1989

Uitgeverij: Meulenhoff Nederland bv, Amsterdam

B.

De hoofdpersoon woont in een buurt waar je volgens hem geen kind moet grootbrengen. Allemaal hebben ze te veel geld en een tikkeltje leven en ‘gewone drukte’ ontbreekt, het is eigenlijk een grote ‘kakbuurt’. De ik-figuur vind de manier waarop iedereen bij hem op school, het Maria Montanelli Lyceum, doet ook verschrikkelijk, het hele leven draait daar om het psychische. Hij heeft lak aan alles op school en dat is ook zeker terug te zien in zijn ‘verslag’. Ondanks al zijn gescheld op ‘zijn eigen soort’ gaat hij toch over, dit vooral met dank aan de dood van zijn moeder.

Op het moment dat de moeder van de ik-persoon stervende is, heeft zijn vader al een affaire met ‘de weduwe’, met een strakgetrokken hoofd.

Vroeger was de ik-persoon erg verlegen, nu heeft hij een grote bek en probeert hij altijd grappig te zijn. Dit zou volgens hem een wapen zijn om met één enkele opmerking de mensen die alles voor het zeggen hebben onderuit te halen.

Op een zekere dag komt er een zwakbegaafde jongen, Jan wildschut, met een veel te bleke kop bij hen in de klas. Bij deze zwakbegaafde jongen wordt telkens de hand boven het hoofd gehouden, waarvan deze duidelijk profiteert.

Later in het tweede schooljaar gaan ze op ‘werkweek’, waarbij ze alles vooral ‘zelf’ moeten doen. De hoofdpersoon en zijn twee beste vrienden, Gerard maar vooral Erik, kiezen voor een fietstocht door de provincie. De zwakbegaafde jongen kiest ook voor de fietstocht.

De laatste dag van de werkweek fietsen ze over een brug. De drie vrienden gaan op de railling staan. De zwakbegaafde jongen klimt er ook op, verliest zijn evenwicht en valt in het ijskoude water, waar hij niet veel later verdrinkt. Niemand doet een poging hem te redden. De drie vrienden krijgen ‘indirect’ de schuld. Ze worden een tijd later van school gestuurd.

 

C.

Blz. 114 “Volgens mij begrijpen de mensen precies waar je het over hebt, als je het goed doet, om ze te laten zien wat werkelijk belangrijk is in de wereld, dat dat vaak veel minder kan zijn dan dat je een heel verhaal moet gaan zitten vertellen. Er zijn altijd dingen die groter zijn dan jezelf, (...) Wie de grote bewegingen ziet weet ook dat hij niet alleen is, (...)”

De hoofdpersonage voelt zich waarschijnlijk toch wel alleen. Zijn moeder is dan al overleden en zijn vader ziet hij steeds minder omdat deze bij de weduwe is ingetrokken.

Ik vond dit erg indrukwekkend en mooi beschreven. Het liet me zien dat deze jongen met een grote mond een klein hartje heeft. Dat vond ik wel aandoenlijk.

Een jongen uit mijn oude basisschoolklas op de, ja je raadt het al, Montessorischool, had ook altijd een grote mond en hij stond altijd in het middelpunt van de belangstelling. Echter,als het er echt op aan kwam, was hij altijd degene die te hulp schoot.

Blz. 124: “Het is het verhaal van twee mensen die door de samen doorgemaakte avonturen en ontberingen nader tot elkaar komen, zoals dat heet. Aan het slot zijn ze zelfs echt verliefd en vlak voordat ze zullen worden opgehangen, op dat Duitse oorlogsschip, trouwen ze met elkaar. Het zou goed zijn als er meer van dat soort films waren, dat is namelijk precies wat ik al eerder bedoelde, dat het ook wel zonder verhaal kan, dat het alleen maar vertelt over twee mensen die in een bootje een rivier afvaren en van elkaar gaan houden: meer hoeven ze mij niet te laten zien.”

Dit zijn de gedachten van de hoofdpersoon over een film, The African Queen, die ze, Erik, Menno, Gerard en de ik-persoon, stiekem hebben gezien tijdens de werkweek. De hoofdpersoon heeft op dat moment een vriendinnetje. Hij had de film al wel twee keer eerder gezien. Hij laat hiermee zien dat hij niet alleen maar de stoerbink en de grappenmaker is maar ook gevoelens en emoties heeft. Hij wil er een beetje over na blijven denken. Het grote verhaal gaat meer om tot elkaar komen en verliefd worden en genieten van het leven en de mooie wereld. Dit voelt hij ook en beetje zo betreft zijn buurt en school. Hij vind dat overdreven, extra gedoe maar niks. Hij wil tot de kern komen en er niet steeds zo omheen blijven draaien met zijn allen. De ik-persoon heeft ook wel duidelijk diepgang. Gewoon houden van kende hij alleen van zijn moeder eigenlijk. Nu zijn moeder dood is, zoekt hij dit bij zijn vriendinnetje Cristina en de veiligheid een beetje bij de ouders van Erik. Tenminste zo is het op mij overgekomen.

Het heeft geen dubbele betekenis met betrekking op mijn leven. Ik vind het mooi beschreven en een indrukwekkend stuk voor de hoofdpersoon in het boek, maar dat is het ook.

Blz. 65 “Nee, het rampzalige was wanneer ze je begonnen te vragen ‘wat je nou eigenlijk wilde in dit leven?’, terwijl ze zelf toch het beste voorbeeld gaven van hoe je het in elk geval niet aan moest pakken. Leraar worden is natuurlijk wel de laatste nooduitgang waardoor je aan de toekomst probeert te ontsnappen. Er liepen op het Montanelli twee leraren rond die beide oud-leerling waren, dat vind ik iets onvoorstelbaars. Wanneer het je langs welke weg dan ook gelukt is om van zo’n school af te komen, dan zorg je er in de eerste plaats voor dat je er de rest van je leven minstens duizend kilometer uit de buurt blijft. (...) Je bent toch werkelijk totaal niet goed bij je hoofd wanneer de gevangenispoort eindelijk opengaat en je krijgt de kans om met beide benen de wereld in te stappen en dus misschien voor het eerst in je leven iets te leren, en je vlucht dan zo snel mogelijk weer naar binnen. (...) De hele tijd hebben ze een beetje leuk lopen doen met de leraren, en als ze zelf leraar zijn geworden hopen ze dat de leerlingen op hun beurt weer leuk met hen gaan doen. Het is pure incest!“

Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Ik vond het een indrukwekkende satire. Knap geschreven en enorm herkenbaar en grappig. Toch denk ik er zelf wel eens over Montessoridocent te worden, maar ik had er dan ook betere

 

B.

De hoofdpersoon woont in een buurt waar je volgens hem geen kind moet grootbrengen. Allemaal hebben ze te veel geld en een tikkeltje leven en ‘gewone drukte’ ontbreekt, het is eigenlijk een grote ‘kakbuurt’. De ik-figuur vind de manier waarop iedereen bij hem op school, het Maria Montanelli Lyceum, doet ook verschrikkelijk, het hele leven draait daar om het psychische. Hij heeft lak aan alles op school en dat is ook zeker terug te zien in zijn ‘verslag’. Ondanks al zijn gescheld op ‘zijn eigen soort’ gaat hij toch over, dit vooral met dank aan de dood van zijn moeder.

Op het moment dat de moeder van de ik-persoon stervende is, heeft zijn vader al een affaire met ‘de weduwe’, met een strakgetrokken hoofd.

Vroeger was de ik-persoon erg verlegen, nu heeft hij een grote bek en probeert hij altijd grappig te zijn. Dit zou volgens hem een wapen zijn om met één enkele opmerking de mensen die alles voor het zeggen hebben onderuit te halen.

Op een zekere dag komt er een zwakbegaafde jongen, Jan wildschut, met een veel te bleke kop bij hen in de klas. Bij deze zwakbegaafde jongen wordt telkens de hand boven het hoofd gehouden, waarvan deze duidelijk profiteert.

Later in het tweede schooljaar gaan ze op ‘werkweek’, waarbij ze alles vooral ‘zelf’ moeten doen. De hoofdpersoon en zijn twee beste vrienden, Gerard maar vooral Erik, kiezen voor een fietstocht door de provincie. De zwakbegaafde jongen kiest ook voor de fietstocht.

De laatste dag van de werkweek fietsen ze over een brug. De drie vrienden gaan op de railling staan. De zwakbegaafde jongen klimt er ook op, verliest zijn evenwicht en valt in het ijskoude water, waar hij niet veel later verdrinkt. Niemand doet een poging hem te redden. De drie vrienden krijgen ‘indirect’ de schuld. Ze worden een tijd later van school gestuurd.

 

C.

Blz. 114 “Volgens mij begrijpen de mensen precies waar je het over hebt, als je het goed doet, om ze te laten zien wat werkelijk belangrijk is in de wereld, dat dat vaak veel minder kan zijn dan dat je een heel verhaal moet gaan zitten vertellen. Er zijn altijd dingen die groter zijn dan jezelf, (...) Wie de grote bewegingen ziet weet ook dat hij niet alleen is, (...)”

De hoofdpersonage voelt zich waarschijnlijk toch wel alleen. Zijn moeder is dan al overleden en zijn vader ziet hij steeds minder omdat deze bij de weduwe is ingetrokken.

Ik vond dit erg indrukwekkend en mooi beschreven. Het liet me zien dat deze jongen met een grote mond een klein hartje heeft. Dat vond ik wel aandoenlijk.

Een jongen uit mijn oude basisschoolklas op de, ja je raadt het al, Montessorischool, had ook altijd een grote mond en hij stond altijd in het middelpunt van de belangstelling. Echter,als het er echt op aan kwam, was hij altijd degene die te hulp schoot.

Blz. 124: “Het is het verhaal van twee mensen die door de samen doorgemaakte avonturen en ontberingen nader tot elkaar komen, zoals dat heet. Aan het slot zijn ze zelfs echt verliefd en vlak voordat ze zullen worden opgehangen, op dat Duitse oorlogsschip, trouwen ze met elkaar. Het zou goed zijn als er meer van dat soort films waren, dat is namelijk precies wat ik al eerder bedoelde, dat het ook wel zonder verhaal kan, dat het alleen maar vertelt over twee mensen die in een bootje een rivier afvaren en van elkaar gaan houden: meer hoeven ze mij niet te laten zien.”

Dit zijn de gedachten van de hoofdpersoon over een film, The African Queen, die ze, Erik, Menno, Gerard en de ik-persoon, stiekem hebben gezien tijdens de werkweek. De hoofdpersoon heeft op dat moment een vriendinnetje. Hij had de film al wel twee keer eerder gezien. Hij laat hiermee zien dat hij niet alleen maar de stoerbink en de grappenmaker is maar ook gevoelens en emoties heeft. Hij wil er een beetje over na blijven denken. Het grote verhaal gaat meer om tot elkaar komen en verliefd worden en genieten van het leven en de mooie wereld. Dit voelt hij ook en beetje zo betreft zijn buurt en school. Hij vind dat overdreven, extra gedoe maar niks. Hij wil tot de kern komen en er niet steeds zo omheen blijven draaien met zijn allen. De ik-persoon heeft ook wel duidelijk diepgang. Gewoon houden van kende hij alleen van zijn moeder eigenlijk. Nu zijn moeder dood is, zoekt hij dit bij zijn vriendinnetje Cristina en de veiligheid een beetje bij de ouders van Erik. Tenminste zo is het op mij overgekomen.

Het heeft geen dubbele betekenis met betrekking op mijn leven. Ik vind het mooi beschreven en een indrukwekkend stuk voor de hoofdpersoon in het boek, maar dat is het ook.

Blz. 65 “Nee, het rampzalige was wanneer ze je begonnen te vragen ‘wat je nou eigenlijk wilde in dit leven?’, terwijl ze zelf toch het beste voorbeeld gaven van hoe je het in elk geval niet aan moest pakken. Leraar worden is natuurlijk wel de laatste nooduitgang waardoor je aan de toekomst probeert te ontsnappen. Er liepen op het Montanelli twee leraren rond die beide oud-leerling waren, dat vind ik iets onvoorstelbaars. Wanneer het je langs welke weg dan ook gelukt is om van zo’n school af te komen, dan zorg je er in de eerste plaats voor dat je er de rest van je leven minstens duizend kilometer uit de buurt blijft. (...) Je bent toch werkelijk totaal niet goed bij je hoofd wanneer de gevangenispoort eindelijk opengaat en je krijgt de kans om met beide benen de wereld in te stappen en dus misschien voor het eerst in je leven iets te leren, en je vlucht dan zo snel mogelijk weer naar binnen. (...) De hele tijd hebben ze een beetje leuk lopen doen met de leraren, en als ze zelf leraar zijn geworden hopen ze dat de leerlingen op hun beurt weer leuk met hen gaan doen. Het is pure incest!“

Ik vond het een indrukwekkende satire. Knap geschreven en enorm herkenbaar en grappig. Toch denk ik er zelf wel eens over Montessoridocent te worden, maar ik had er dan ook betere ervaringen dan de auteur.

a.

De ik-persoon mist een echt warm bestaan. Zijn vader laat hem in de steek en zijn moeder overlijdt. Als hij later van de school getrapt is, waarop hij alleen maar kritiek uitgedeeld heeft en ontvangen heeft, door het incident met de zwakbegaafde jongen, woont hij als het ware alleen in hun huis. Hij blijkt helemaal niet zo te zijn als hij zich voordoet. Hij heeft ook zeker diepgang. Hij vind de warmte, liefde en geborgenheid die hij mist terug bij een vriendinnetje en bij het gezin van zijn vriend Erik.

b.

Het verhaal is geschreven vanuit de ik-persoon. De ik-persoon heeft geen naam. Waarschijnlijk slaat de ik-persoon deels terug op de auteur. Het verhaal is ook deels autobiografisch.

c.

Je wordt op het been van de ik-persoon gezet. Je gaat dus ook de negatieve dingen zien van het Montanelli Lyceum en je gaat je daarnaast ook ergeren aan de dingen waaraan hij zich ergert. Bijvoorbeeld aan Jan Wildschut.

Je zal ook een andere indruk krijgen van de hoofdpersoon als je het vanuit het perspectief van Jan Wildschut zou lezen. Dan zou je waarschijnlijk meer medeleven voor hem voelen en ook zou je de oorspronkelijke hoofdpersoon, zoals al gezegd, waarschijnlijk meer zien als een pester of een nare kwajongen, die maar wat stoer probeert te doen.

d.

Het boek bestaat uit 143 bladzijden, verdeeld over 14 hoofdstukken.

e.

Er is dus het deel van de satire waarbij alleen in satirische vormen wordt geschopt tegen het systeem van Maria Montanelli en de hele buurt eromheen.

Daarnaast is er ook het psychologische deel van hoe dat gaat op school met buitensluiten, of anders zijn, en hoe de leraren met de leerlingen omgaan.

Hoe de hoofdpersoon met zijn vader en moeder optrekt, zie ik eigenlijk ook als een aparte verhaallijn.

De verschillende verhaallijnen zorgen ervoor dat het niet te eenzijdig wordt en je van alles kan terugvinden in het verhaal, zodat je voor jezelf altijd iets zal vinden dat past en dus herkenbaar is. Dat zal echter niet direct de bedoeling van de schrijver zijn geweest, maar zo kwam het op mij over.

Ik vond het wel moeilijker door de meerdere verhaallijnen deze los van elkaar te zien omdat ik ze automatisch aan elkaar koppel. Ik denk dat de schrijver het ook niet direct als allemaal losse verhaallijnen heeft bedoeld. Ik denk dat de satire het belangrijkst was en dat daar de andere delen doorheen gevlochten zijn.

Verdere uitwerkingen hiervan heb ik al in mijn verslag verwerkt.

f.

Je volgt het verhaal met de gebeurtenissen mee. Het wordt namelijk, los van de flashbacks (bijv. met het vriendje van de lagere school), verteld vanuit de tegenwoordige tijd.

g.

Het boek is niet-chronologisch opgebouwd. De verteller springt van de hak op de tak. Het is

daardoor soms slecht te volgen.

De schrijver gebruikt zowel flashbacks als flashforwards.

Hij grijpt bijvoorbeeld aan het begin al vooruit op wat er aan het eind van het verhaal pas uitgebreid wordt beschreven, hoe de zwakbegaafde jongen bij hen op school de dood vond.

Ook wordt al verteld, voor de zwakbegaafde jongen in het meer chronologische gedeelte bij hem in de klas komt, hoe de situatie en het uiterlijk van hem is. Dat is ook een flashforward.

Een flashback komt naar voren als er beschreven wordt waarom de hoofdpersoon op zijn hoede is voor mensen met een bleke kop. Er komt dan een incident naar voren met een vriendje van vroeger, Ferdinand, die hem een nare streek leverde. (blz.39)

Het verhaal duurt ongeveer een jaar. De zwakbegaafde jongen komt in het midden van het schooljaar in de klas. In de zomervakantie wordt de ik-persoon vier weken naar zijn oom gestuurd en aan het eind van de zomervakantie gaat zijn moeder dood. Dan gaat hij toch over, ondanks zijn slechte resultaten. Hij zit niet meer bij zijn twee beste vrienden in de klas. Er komt na de zomervakantie een werkweek. Daar gebeurd het incident en na de kerstvakantie wordt hij van school gestuurd. Hij woont dan voornamelijk alleen omdat zijn vader bij de weduwe is ingetrokken.

 

E.2

a.

De hoofdpersonage heeft geen naam. Het is gewoon de ‘ik-figuur’. Hij is eigenlijk een stille verlegen jongen die halverwege de lagere school bedacht heeft dat hij niet zijn hele leven ongezien wil blijven. Hij bleek door grappigheid de mensen aan het lachen te kunnen krijgen en dat je mensen met een sterke wijze zin die zegt waar het op staat en ook nog eens mooi klinkt de wapens uit de handen te kunnen slaan. Hij merkt echter wel dat het het echte sociale contact nog wel eens in de weg staat als je altijd maar in het middelpunt van de belangstelling staat. Vrienden nemen hem dan ook niet makkelijk in vertrouwen. Bovengenoemde kenmerken zie je bijvoorbeeld terug in de volgende citaten: “Ik weet ook best dat de dood gevonden worden gewichtiger klinkt dan gewoon dood gegaan, maar dat is nou eenmaal hoe ik ben. Ik houd van zinnen die precies zeggen waar het om draait en tegelijkertijd ook nog mooi klinken” Blz.8.

“Het is gebeurd toen het op een goeie dag tot me doordrong dat grappig zijn een wapen is om de  

domheid van de mensen die de touwtjes in handen hebben, aan het wankelen te brengen, dat je al die types die je met hun veel te serieuze geouwehoer het leven onmogelijk proberen te maken met één enkele opmerking onderuit kunt halen.” Blz.53.

“Het is ook niet bepaald het leukste dat er is, om overal snel een antwoord op klaar te hebben liggen. Je moet soms meer herrie maken dan goed voor je is, het staat het echte contact nog al eens in de weg.” Blz.54.

“Het is ook niet bepaald het leukste dat er is, om overal snel een antwoord op klaar te hebben liggen. Je moet soms meer herrie maken dan goed voor je is, het staat het echte contact nog al eens in de weg.” Blz.54.

De hoofdpersoon is toch ook wel pienter en ruimdenkend en heeft een bijtende humor. Hij lijkt in het begin overal alleen maar negatief naar te kijken en overal lak aan te hebben, kortom een echte puber.

b.

In het begin vertelt hij niet echt iets over zijn gevoelens, hij heeft overal een hekel aan en kritiek op alles wat iedereen doet en hoe ze zich gedragen. Hij is echt een typische puber. Verderop in het verhaal gaat hij meer en dieper over de dingen nadenken in plaats van overal alleen maar tegen aan te schoppen.

c.

De hoofdpersoon voelt een tikkeltje medelijden met de zwakbegaafde jongen, Jan Wildschut. Maar hij wekt bij de ik-figuur voornamelijk agressie op. Vanaf het moment dat Jan bij hen in de klas komt gedraagt hij zich of hij recht heeft op alle medelijden van de wereld. (Blz.89) Daar heeft de hoofdpersoon een gloeiende hekel aan. De ik-figuur heeft Jan wel eens meegenomen naar huis om te kijken of hij dan anders zou doen, maar dat was niet het geval. Vanaf dat moment heeft de hoofdpersoon alleen nog maar afkeer van en de pest aan de zwakbegaafde jongen.

De hoofdpersoon heeft veel medelijden met zijn moeder. Zijn vader heeft hem en zijn moeder naar zijn gevoel , vanaf het moment dat de affaire met de weduwe begon, in de steek gelaten, wat natuurlijk ook gewoon het geval is. De hoofdpersoon vind dat zijn moeder veel mooier is dan de weduwe. Voordat de weduwe in het leven van zijn vader kwam, was zijn vader ook nooit blij met de kookkunsten van zijn vrouw. Hij hield überhaupt niet van eten overigens. Als zijn moeder dood is mist hij indirect ook haar warmte.

De ik-persoon heeft geen goede band met zijn vader. Hij is boos op hem omdat hij hen in de steek liet voor de weduwe en omdat hij er misschien sowieso al niet genoeg voor hen was in de tijd van de ziekte van zijn moeder. Aan de andere kant kan hij ook niet echt ruzie maken met zijn vader, omdat zijn vader dan toch niks meer terugzegt. Later als de moeder van de hoofdpersoon dood is, komt zijn vader alleen nog maar langs om af en toe geld te brengen. (Hoe diep is je vader-zoon relatie dan gezonken?)

Gerard, en vooral Erik, zijn de beste vrienden van de ik-figuur. Ze doen een hele hoop samen. Vooral bij Erik thuis voelt hij zich erg op zijn gemak en begrepen.

d.

De moeder van de hoofdpersoon overlijdt na een lang ziekbed. (Ze had waarschijnlijk leverkanker, wat af te lijden is aan haar gelige huid.) Dit heeft voor de ik-persoon als gevolg dat hij er thuis alleen voor staat, aangezien ook zijn vader na een tijdje helemaal bij de weduwe intrekt. Dit maakt dat het een grote puinhoop wordt in huis en hij zelf moet leren koken. Als zijn moeder dood is, is hij eigenlijk ook wel een beetje opgelucht, omdat het ‘dreigende’ er nu af is.

e.

Dit heb ik allemaal al een aantal keren in het bovenstaande verslag vermeldt. Mocht het nog niet

helemaal duidelijk zijn, zal ik het nog even korter samenvatten.

Na de dood van zijn moeder, gaat de hoofdpersoon op een meer volwassene manier naar het dingen kijken. Bijvoorbeeld naar de verhouding met zijn vader. Hij ziet ook aan het einde in dat het om de meer wezenlijke dingen gaat en niet zo zeer om de dingen eromheen. Hij gaat zich ook bedenken wat hij wil met zijn leven terwijl hij er altijd heilig van overtuigd was dat wat je later wilde, je ook pas ‘later’ wist.

f.

Ik vind de hoofdpersoon soms wat bot overkomen, maar als je je eenmaal echt in gaat leven in hem, wordt hij sympathiek en ook wel lief. Ik vind het bijvoorbeeld indrukwekkend en lief dat hij zijn moeder geen spiegel aan wil geven omdat hij bang was dat ze zou schrikken van haar gele, opgeblazen en tegelijkertijd vermagerde gezicht. Hij zegt dan de spiegel niet te kunnen vinden. (Blz.73)

Ik vind de vader van de hoofdpersoon zwak en antipathiek. Hij denkt alleen maar aan zichzelf en laat daarvoor iedereen stikken. Ik mag het misschien niet zeggen maar ik vond hem echt een lul in de volgende passage: “Ik voel toch dat ik vochtige ogen heb” (Blz.104-105) , zegt de vader letterlijk, net nadat zijn vrouw is overleden, de moeder van de ik-figuur. Dat woordje ‘toch’ maakt hem een ongevoelige zak, naar mijn mening.

De ouders van Erik vind ik ook erg sympathiek overkomen. Zij brachten vergeet-me-nietjes mee voor de begrafenis van de moeder van de hoofdpersoon. Het is een mooi gebaar omdat dat de lievelingsbloemen waren van de moeder. (Blz.103)

g.

Natuurlijk zou ik de dingen anders doen dan de hoofdpersoon. Ik ben dan ook een anders dan de hoofdpersoon… Ik ben denk ik socialer en minder sarcastisch en cynisch. Ik zou hierover bij wijze van spreke een heel boek kunnen schrijven, maar dat lijkt me toch een tikje overdreven in dit verband.

 

REACTIES

E.

E.

Dit is mijn boekverslag en aangezien ik mijn account heb verwijdert, verwachtte ik ook dat dit boekverslag ook verwijdert zou worden. Ik ben erg teleurgesteld en noem dit dan ook plagiaat!

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Red ons, Maria Montanelli door Herman Koch"