Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

De aanslag door Harry Mulisch

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
Boekcover De aanslag
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 4e klas vwo | 6543 woorden
  • 5 januari 2015
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
6 keer beoordeeld

Boekcover De aanslag
Shadow

Fake Ploeg, een collaborerende inspecteur van politie, berucht om zijn wreedheid, fietst tijdens zijn spertijd door de buitenwijken van Haarlem naar huis. Door de winterse avond klinken plotseling zes scherpe knallen. Ploeg ligt dood op de stoep voor een rijtje van vier huizen, waarvan er een door de familie Steenwijk wordt bewoond. De verschrikkelijke gevolgen van de…

Fake Ploeg, een collaborerende inspecteur van politie, berucht om zijn wreedheid, fietst tijdens zijn spertijd door de buitenwijken van Haarlem naar huis. Door de winterse avond kl…

Fake Ploeg, een collaborerende inspecteur van politie, berucht om zijn wreedheid, fietst tijdens zijn spertijd door de buitenwijken van Haarlem naar huis. Door de winterse avond klinken plotseling zes scherpe knallen. Ploeg ligt dood op de stoep voor een rijtje van vier huizen, waarvan er een door de familie Steenwijk wordt bewoond. De verschrikkelijke gevolgen van deze gebeurtenis zullen de dan twaalfjarige Anton Steenwijk zijn hele leven lang blijven achtervolgen.

De aanslag door Harry Mulisch
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

Beschrijving

Auteur: Harry Mulisch
Titel: De Aanslag
Druk: 54e
Uitgeverij: de Bezige Bij ,oktober 2010 Amsterdam
Jaar van eerste druk: september 1982
Aantal pagina’s: 236

 

Motto

Overal was het al dag,
maar hier was het nacht,
neen, meer dan nacht.

 

Indeling

Het boek is ingedeeld in verschillende delen met daarin de hoofdstukken aangegeven met cijfers. De delen in het boeken worden ook wel “episodes” genoemd. Het verhaal beslaat in totaal 5 episodes met steeds 4 á 5 hoofdstukken.

 

Samenvatting

De familie Steenwijk woont in een kleine villa, waarvan er vier dicht bij elkaar aan een kade staan. In het meest links gelegen huis “Welgelegen” woont de gepensioneerde procuratiehouder Beumer met zijn vrouw. Dan volgt “Buitenrust”, waar Anton woont, daarnaast in “Nooitgedacht” wonen een stuurman op de grote vaart, Korteweg, en zijn dochter Karin,  die verpleegster is. En in "Rustenburg” woont het echtpaar Aarts, dat heel uitgezonderd leeft.
De vier huizen liggen heel geïsoleerd, alleen aan de overkant van het water liggen wat boerderijen en huisjes. Anton speelt vaak op de braakliggende grond achter de huizen of kijkt naar de schepen die door het kanaal varen.
Het is avond. Vader, moeder, Peter en Anton Steenwijk zitten bij het licht van een carbidlantaarn kleumend bijeen in de enige kamer die nog af en toe verwarmd wordt. Moeder haalt een trui uit, de zeventienjarige Peter maakt huiswerk, vader en Anton lezen. Af en toe beginnen ze een gesprek dat niet wordt afgemaakt, over een artikel dat Anton leest of over de vertaling die Peter gemaakt heeft. Peter plaagt Anton met zijn naam (Anton Mussert). Voor ze naar bed gaan, beginnen ze een spelletje mens-erger-je-niet. Het is bijna acht uur, spertijd, en buiten is het stil.
In die stilte vallen zes schoten. Peter gaat eerst kijken in de voorkamer en rent daarna naar buiten; er is iemand neergeschoten. Als Anton door het raam kijkt, ziet hij voor het huis van Korteweg een bewegingloze man liggen naast een fiets. Peter komt terug met de mededeling dat het Ploeg is. Fake Ploeg is hoofdinspecteur van politie en een berucht verrader. Zijn zoon, die ook Fake heet, zit bij Anton in de klas.
Dan zien ze dat meneer Korteweg en Karin het lijk van Ploeg voor hun huis neerleggen. Peter vreest represailles en wil het lijk terugleggen of bij Beumer voor de deur deponeren. Het lukt moeder en Anton niet hem tegen te houden. Vader blijft gedurende de hele scène machteloos aan tafel zitten. Peter probeert het lijk alleen te verslepen, maar hij wordt gestoord door een gewapende patrouille. Met het pistool van Ploeg vlucht hij achter het huis van Korteweg. Hij komt niet terug en ze durven hem niet te gaan zoeken. Vooral vader is verlamd van angst. De Duitsers rammen hun deur. Dat de Steenwijks schuldig zijn staat meteen al voor hen vast, omdat vader in een boek van Spinoza, een jood, zat te lezen. Bovendien ontbreekt Peter.
Ze worden naar buiten gevoerd, waar Anton wordt gescheiden van zijn ouders. Hij moet wachten in een auto. Hij ziet hoe ze hun huis vernielen en het ten slotte met handgranaten en een vlammenwerper in brand steken. In een vrachtauto worden geboeide mensen afgevoerd. Even meent hij de schim van zijn moeder te zien. Korte tijd later hoort hij het ratelen van een mitrailleur. Anton wordt naar het politiebureau van Heemstede gebracht, dat tjokvol is. Een menselijke brigadier sluit hem op in een cel waarin al iemand zit. In de cel is het aardedonker. Hij merkt dus pas dat het een vrouw is, als die vraagt wat er gebeurd is. Hij begint te huilen en ze troost hem, maar overtuigt hem er ook van dat de Duitsers de schuld zijn van zijn ellende en niet de illegaliteit. Anton vertelt haar dat hij het slachtoffer en diens zoon kent. Ze wil hem uitleggen dat de illegaliteit die man wel moest doden, maar dan barst zij in snikken uit. Als hij op zijn beurt een troostend gebaar maakt, legt ze zijn hand tegen haar borst en tast daarna zijn gezicht af om hem te kunnen ‘zien’. Hij heeft het gevoel dat het een soort inwijding is. Ze vertellen elkaar over een angstige belevenis in het duister.
Anton wordt in zijn verhaal gestoord door geluiden van mishandeling. Ze leidt zijn gedachten af door te vertellen over licht en liefde, waarover ze eens een gedicht heeft willen schrijven. Hij begrijpt haar niet, maar is trots dat ze zo tegen hem praat.
Ze vertrouwt hem toe dat ze houdt van een getrouwde man, die dat zelf niet weet. En zo komt het gesprek weer op Antons ouders en op Peter. Tenslotte valt hij in slaap.
Na ruim een uur wordt hij uit de cel gesleurd door een SS’er, die woedend is dat ze hem bij die ‘terroriste’ hebben opgesloten. Anton blijkt bloed van haar op zijn gezicht te hebben. De officier komt dat ‘vervloekte communistenwijf’ halen om haar naar de Euterpestraat te brengen. Anton wordt op een motorfiets naar de Ortskommandantur gebracht, waar hij even meneer Korteweg ziet.
De volgende morgen wordt hij gewekt door de vriendelijke Feldwebel. Hij krijgt te eten en heeft een gesprek met een even vriendelijke en bovendien Nederlands sprekende Ortskommandant. Deze omzeilt het antwoord op Antons vraag naar zijn vader en moeder.
Feldwebel Schulz zal hem begeleiden naar zijn oom en tante Van Liempt in Amsterdam. Hij wordt in dikke legerkleren gepakt en mag meerijden in een klein konvooi vrachtwagens. Dit wordt kort voor Amsterdam beschoten door een spitfire. Er zijn slachtoffers, waaronder Schulz, die gruwelijk gewond raakt in een poging Anton te redden.
In Amsterdam ontfermt een Duitse generaal zich over hem. De man is verbijsterd over de behandeling die Anton heeft ondervonden. Er zijn zelfs geen papieren, want die had de Feldwebel. Korte tijd later haalt oom Peter hem op. Anton voelt dat hij de dobbelsteen van het mensen-erger-je-niet-spel nog in zijn zak heeft.

Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens


Het eerste hoofdstuk is een terugblik naar mei 1945. Oom Peter hoort kort na de bevrijding in Haarlem dat Antons ouders op de rampavond in januari zijn doodgeschoten, tegelijk met negenentwintig gijzelaars; meneer Beumer heeft het gezien. In juni komt het bericht dat ook Peter die avond is doodgeschoten. Voor Anton komen beide mededelingen dan al als een ‘boodschap uit voorhistorische tijden’. Hij doorloopt het gymnasium en gaat medicijnen studeren. Over de oorlog leest hij nooit meer iets: ‘het gezin, waarvan hij deel had uitgemaakt, was onherroepelijk uitgeroeid, en aan die wetenschap had hij genoeg’.
Pas in 1952 gaat Anton weer naar Haarlem, als hij een uitnodiging krijgt voor een feestje van een medestudent. Het feestje wordt voor hem een teleurstelling, omdat een paar flauwe studenten kwetsende opmerkingen maken. Anton wordt hierdoor herinnerd aan hetgeen hij in de oorlog heeft meegemaakt.
Hij gaat naar de kade. Als hij staat te mijmeren voor de lege plek waar zijn huis heeft gestaan, roept mevrouw Beumer hem binnen.
Meneer Beumer is een demente, oude man geworden. Mevrouw Beumer vertelt dat er wel eens een onbekende man heeft staan kijken naar de plek waar ‘Buitenrust’ heeft gestaan. De Kortewegs zijn vlak na de bevrijding vertrokken, zonder iets te zeggen.
Mevrouw Beumer kent de rol van de Kortewegs in het drama niet en dat zijn moeder een Duitser is aangevlogen en dat zij en Antons vader daarna zijn neergeschoten als beesten. Voordat ze er meer over kan vertellen, gaat Anton weg. Hij loopt langs het monument aan de overkant, opgericht voor de slachtoffers van de januariavond, waarvan hij het bestaan niet kende. Hij leest de namen van zijn ouders, niet die van Peter. Dan gaat hij terug naar Amsterdam. Zijn oom zegt hem dat hij hem wel verteld heeft van het monument, maar dat Anton de onthulling niet wilde bijwonen. Anton herinnert zich dat niet meer en voor het eerst voelt hij iets van angst voor dat afgesloten verleden.
Sinds zijn kandidaatsexamen in 1953 woont Anton in een appartement in het centrum van Amsterdam. Het verleden lijkt steeds verder weg, maar het blijft zijn reacties beïnvloeden. Na zijn doctoraal  (arts)examen, tijdens zijn co-assistentschap, besluit hij zich in anesthesie te specialiseren, vooral omdat hij geboeid is door het verschijnsel narcose.
Hij woont vlak bij het hoofdkwartier van de communistische partij, waar na de inval van de Russen in Hongarije hevige relletjes zijn. Eén van de deelnemers daaraan is Fake Ploeg junior; hij herkent Anton. Waarom weet hij niet, maar hij nodigt Fake uit om mee te gaan naar zijn kamer. Fake, die precies op zijn vader lijkt, is naar Amsterdam gekomen om stenen te gooien. Op aandrang van Anton vertelt Fake over de tijd na de oorlog: zijn moeder in een kamp, hij in een internaat, verhuisd naar Den Helder, ambachtsschool in plaats van lyceum en armoe. Fake is opstandig. Het gesprek wordt steeds geladener, als blijkt dat Fake ook hetzelfde denkt als zijn vader met name over ‘diezelfde rotcommunisten... die hem hebben vermoord.’ Die acht hij ook schuldig aan de dood van Antons ouders, want ze hadden kunnen weten wat de gevolgen zouden zijn van hun aanslag. Hij verdedigt zijn vader als iemand met vaste beginselen en als Anton cynisch vraagt of zijn vaders naam soms ook op het monument had moeten staan, barst Fake in snikken uit.
‘Toen jouw huis in de fik ging, kregen wij het bericht dat onze vader dood was. Heb je daar wel eens aan gedacht? Ik wel aan wat jou is overkomen, maar jij ook aan mij?’ Radeloos gooit hij de spiegel in scherven en rent weg.
Daarbij ontploft de kachel ook nog eens. (Dit lijkt op de verschrikkelijke nacht in 1945 toen de Duitsers de ruiten kapot sloegen en het huis van Anton zijn ouders in brand staken.)
Even komt hij nog terug om te zeggen dat hij nooit vergeten is dat Anton de klas inkwam, toen hij daar zat in het uniform van de jeugdstorm. Anton herinnert zich dat de jonge Fake op een ochtend kort na dolle dinsdag in jeugdstormuniform in de klas zat. Een leraar hield iedereen tegen, omdat hij weigerde les te geven aan leerlingen in uniform. Anton kreeg medelijden met de jongen en ging de klas in, waarmee hij het verzet brak.
In 1959 doet Anton artsexamen en krijgt hij assistentschap in de anesthesie. Zijn eerste vrouw, Saskia de Graaff, ontmoet hij in 1960 in Londen. In 1961 trouwen ze. De vader van Saskia, die in de oorlog een hoge functie in het verzet heeft gehad, is net zo zwijgzaam over die periode als Anton.
Begin juli 1966 bezoekt Anton, samen met Saskia en zijn vierjarige dochtertje Sandra, de begrafenis van een journalist die bevriend was met De Graaff. De begrafenis, in een dorp ten noorden van Amsterdam, wordt bezocht door mensen die elkaar kennen uit het verzet: een minister, een beroemde dominee, een dichter, een uitgever, de burgemeester van Amsterdam. Het lijkt wel een reünie, vooral na de begrafenis, als de bezoekers in een café samenkomen. Er ontstaat een heftige discussie over de rol van de Amerikanen in Vietnam, over communisme en anticommunisme, over het koninklijk huis. In een stilte vangt Anton de volgende zin op: ‘Ik schoot eerst in zijn rug en toen een keer in zijn schouder en in zijn buik, terwijl ik hem voorbij fietste.’
De man die dit zegt is Cor Takes. Anton reageert in een reflex: ‘Kwam er toen nog een vierde en een vijfde schot? En toen nog een zesde?’ Als Takes begrijpt wie hij is, neemt hij hem mee naar het stille kerkhof.
Anton wil eigenlijk niet praten, om het gebeurde toch niet meer te herstellen is, maar Takes dwingt hem er min of meer toe. Hij dwingt hem ook te luisteren naar de gruweldaden van Ploeg. Anton constateert dat Takes de aanslag zit te rechtvaardigen, al legt hij de schuld voor de represailles duidelijk bij de Duitsers. Alsof hij wil aantonen dat niet alleen Anton geleden heeft onder de gevolgen van de aanslag, vertelt Takes dat zijn jongste broer één van de vermoorde gijzelaars was.
Takes blijkt niets te weten van het gesleep met het lijk van Ploeg. Hij is verbluft en vindt het stom dat ze het lijk niet gewoon hebben binnengehaald en weggewerkt.
De hele scène staat Anton steeds duidelijker voor de geest, maar hij weet geen verklaring voor het feit dat de Kortewegs het lijk voor hun deur hebben gelegd en niet voor die van Aarts. Hij wil bovendien het verleden later rusten, terwijl Takes juist alles wil weten. Daarom is hij ook regelmatig teruggegaan naar de kade.
Hij bekent waarom deze ene aanslag hem zo dwars zit: als gevolg ervan is zijn vriendin geëxecuteerd. Anton beseft ineens dat zij de vrouw in de cel moet zijn, en ook dat hij haar eigenlijk altijd heeft gezocht. Op dit moment sterft ze voor hem, hij is hevig ontroerd. Hij kan niets over haar en het gesprek in de cel vertellen, alleen dat ze gewond was, toch is Takes ervan overtuigd dat zij het geweest is. Hij vertelt dat ze Truus Coster heet en dat Ploeg haar had aangeschoten. Drie weken voor de bevrijding is ze in de duinen geëxecuteerd. Nu huilen beide mannen. Ze worden door een bezorgde Saskia en een woedende mevrouw De Graaff van het kerkhof gehaald. Voor ze afscheid nemen, stopt Takes een briefje in Antons zak.
Daarop staan Takes’ adres en telefoonnummer. Anton, Saskia en Sandra gaan met Saskia’s ouders ergens buiten eten. Anton is zwijgzaam tegenover Saskia en tegenover De Graaff, die zelf ook niet verder komt dan: ‘Misschien is het wel een geluk voor je, wat er vanmiddag gebeurd is. We hebben het allemaal opgeschort, maar nu komen de problemen.’ Later gaat Anton met Saskia en Sandra naar het strand. Hij is uit zijn evenwicht door de gebeurtenissen. Tijdens het zwemmen bevindt hij zich even in een soort bedreigend tussengebied en als hij op het strand in slaap valt, droomt hij van zijn oude huis.
Hij verlangt ernaar de foto van Truus te zien die Takes heeft. Op dat moment herkent hij een foto van Saskia het beeld dat hij onbewust in zijn hoofd heeft van Truus: daarom heeft hij Saskia willen trouwen. Of heeft hij het beeld van Truus pas gevormd, nadat hij Saskia ontmoet heeft? Hij voelt dat hij met dit soort gedachten zijn huwelijk op het spel zet. Toch belt hij Takes.
De volgende dag gaat hij naar Takes, die in een verslonsde omgeving woont. Anton ziet Truus’ foto. Ze lijkt niet op Saskia, alleen de blik in haar ogen in dezelfde. Takes, die half dronken is, wil weten wat Truus die nacht gezegd heeft, maar Anton kan zich niets van het gesprek herinneren. Dan vertelt Takes over zijn verhouding met Truus: hij had zijn gezin in de steek gelaten voor haar, maar zij hield niet van hem. Hij vertelt over hun urenlange gesprekken over moraal, maar ook over de aanslag: zijn halfmislukte schoten, daarna twee schoten van Truus en het schot van Ploeg waarmee hij Truus verwondde. Takes heeft het pistool van Truus als een relikwie bewaard.
Anton is in 1967 gescheiden van Saskia en in 1968 hertrouwd met Liesbeth, die kunstgeschiedenis studeert. In 1969 wordt hun zoon Peter geboren. Saskia is ook hertrouwd, maar de verhouding tussen haar en Anton blijft goed. Anton verdient zoveel, dat hij zich vier huizen kan veroorloven. Zijn migraine wordt wat minder, maar tegen zijn veertigste wordt hij neerslachtig en hij krijgt nachtmerries.
Tijdens een verblijf in Italië raakt hij in een crisis, die begint als zijn blik valt op een aansteker in de vorm van een dobbelsteen. Het lijkt op de onrust die hij voelde tijdens en na het strandbezoek in 1966, maar dit is veel ernstiger. Na een injectie kalmeert hij. De aanvallen herhalen zich, maar minder erg en ze blijven ten slotte weg.
Het verleden lijkt steeds verder weg te schuiven, wanneer oude mensen die hij goed kent, sterven: zijn tante, zijn voormalige schoonouders. In 1978, als Sandra zestien is, gaat hij op haar verzoek met haar naar Haarlem. Op de plaats van zijn huis staat een bungalow, ook de andere huizen zijn veranderd en alle ruimte is volgebouwd. Nadat ze samen naar het monument hebben gekeken, vertelt Anton haar over het gesprek met Truus Coster. Als Sandra zegt dat het gebeurde toch de schuld is van Truus, komt iets van wat zij toen gezegd heeft weer bij hem boven: ‘Iedereen heeft gedaan, wat hij heeft gedaan, en niet iets anders’ en ‘... hij denkt dat ik niet van hem houd...’ Hij beseft dat alle herinneringen toch nog in zijn geheugen zijn opgeslagen. Hij is ontroerd, maar beheerst zich. Sandra voelt kennelijk wat er in hem omgaat en stelt voor het graf van Truus te bezoeken op de erebegraafplaats in Bloemendaal. Ze koopt een roos, een paarse, omdat de rode uitverkocht zijn, en legt die op het graf.
Cor Takes, die hij wil vertellen wat hij zich nu herinnert van het gesprek in de cel, is onvindbaar. Hij ziet hem nog één keer, in een televisieprogramma over het verzet. Op nog een manier wordt hij herinnerd aan het verleden: door de stad rijden steeds vaker bestelwagens met de letters FAKE PLOEG SANITAIR BV.
Op 21 november 1981 krijgt Anton een ondraaglijke kiespijn. Zijn tandarts wil hem alleen behandelen als hij belooft mee te lopen in de grote demonstratie tegen de atoombewapening. Die tandarts is Gerrit-Jan van Lennep die hij in 1952 op het tuinfeest heeft ontmoet en die toen vond dat hij in Korea tegen de communisten moest gaan vechten...
Anton, die aanvankelijk heel huiverig staat tegenover de demonstratie, voelt zich op aangename wijze opgenomen in menigte. In het begin loopt zijn zoon Peter met hem mee, maar die gaat daarna zijn eigen gang.
Later ontmoet hij Sandra, die in verwachting is, met haar vriend Bastiaan. Hun korte gesprek loopt op niets uit: ze irriteren elkaar. Dan botst hij op tegen Karin Korteweg, die hij aanvankelijk niet herkent.
Even is hij radeloos, maar hij weet zich te beheersen. Na een lange aarzeling en op zijn aandringen begint ze te vertellen. Peter is bij hen naar binnen gevlucht, volkomen overstuur en heeft hen gedreigd. Haar vader liet dat zo: het zou hun onschuld bewijzen en Peters schuld. Peter wordt door de Duitsers neergeknald en Karin en haar vader worden naar de Ortskommandantur gebracht. Anton herinnert zich dat hij Karin Korteweg daar heeft gezien. Zij heeft de Duitsers verteld dat Peter niets met de aanslag te maken had en ook dat zij en vader het lijk versleept hebben. Het interesseert hun niets. Met haar vader heeft ze nooit meer over het gebeuren gepraat. Na de bevrijding zijn ze geëmigreerd naar Nieuw-Zeeland, ze denkt omdat haar vader bang was voor Antons wraak. Daar heeft hij in 1948 zelfmoord gepleegd. Anton ervaart die mededeling als een soort genoegdoening. Karin vertelt waarom haar vader Ploeg heeft versleept: hij was bang dat de Duitsers hun huis zouden vernielen en daarbij zijn hagedissen doden. Hij had niet voorzien dat ze als represaille bewoners zouden doden. Toen bleek dat dat toch gebeurd was, heeft hij de beesten doodgetrapt. Ten slotte wil Anton nog antwoord op een vraag: waarom hebben ze het lijk niet bij Aarts voor de deur gelegd? Karin wilde dat ook, maar haar vader wist dat daar drie joden ondergedoken zaten. Nu weet Anton dus alles en hij kan ook niet meer verdragen. Hij neemt haastig afscheid en laat Karin hulpeloos achter.
Hij vindt snel zijn zelfbeheersing terug, als hij wordt opgenomen in de stroom demonstranten. Plotseling is Peter er ook weer, samen lopen ze verder.
 

Structuurelementen

 

Tijd

De totale tijd en dus de vertelde tijd bedraagt ruim 37 jaar. Dat is letterlijk terug te vinden in het boek. Het verhaal begint in januari 1945 en eindigt in november 1981. Elke episode is genoemd naar het jaartal waar het verhaal zich in afspeelt. Je leest in totaal maar zo’n zeven tot acht dagen van Anton, die verdeeld zijn in de jaren . Het verhaal loopt grotendeel chronologisch, maar er zijn ook af en toe een paar  flashbacks . De belangrijkste flashback, die er is, komt steeds maar weer terug en gaat over: “de avond van de moord”.
Er zijn ook maar weinig vooruitwijzingen. De belangrijkste vooruitwijzingen worden verteld door de alwetende verteller: Dat Anton iets later zal gaan begrijpen en dat Anton op het punt staat iets mee te maken.

 

Plaats

De aanslag, de belangrijkste gebeurtenis uit de roman, wordt gepleegd in Haarlem. De kade in Haarlem, waaraan Anton woonde, wordt in de proloog uitvoerig beschreven. In 1952 gaat Anton voor het eerst, na de aanslag, terug naar Haarlem. Anton voelt overeenkomst tussen zichzelf en de stad. Anton wil nooit meer terug naar Haarlem, omdat hij niet meer herinnerd wil worden aan de aanslag. Later gaat hij er echter nog een keer met zijn dochter Sandra naar toe. Na de aanslag woonde Anton bij zijn oom en tante aan de Apollolaan in Amsterdam. Apollo is de god van het licht.
Dit staat in tegenstelling tot de duistere gebeurtenis in Haarlem. Toen Anton in 1953 op kamers ging wonen, "verdween dat Haarlem van januari 1945 nog ver achter de horizon.” In 1969 kocht Anton een huis in Toscane, waar hij de vakanties doorbracht. Hij kwam er erg graag, wilde zich er later zelfs permanent vestigen. Hij genoot vaak van het uitzicht op het landschap dat in ieder geval ver verwijderd was van Haarlem, 1945. Toch maakt Anton juist in Toscane een crisis door. Daarna hadden het huis in Italië en het uitzicht hun volmaaktheid verloren.

De donkere gevangeniscel, waar Anton praatte met het meisje, was ook  heel belangrijk voor Anton. Deze symboliseert de duisternis en het isolement waarin Anton na de aanslag verkeerde.
In die donkere cel was één lichtpuntje, de vingertoppen van het meisje over Antons gezicht. Naar dat licht is Anton zijn hele leven op zoek.

Verder is het huis van Takes van belang. Het souterrain hiervan leek op een ondergronds hoofdkwartier. Voor Takes was het namelijk nog steeds oorlog.

 

Personen

In het boek is er duidelijk sprake van bepaalde karakters. De karaktereigenschappen zijn beschreven, maar ook op te maken uit verschillende gebeurtenissen die in het verhaal worden weergegeven.

We leren in het boek vooral het karakter van de hoofdpersoon ‘Anton’ kennen.

Hoofdpersoon: Anton Steenwijk
De hoofdpersoon is Anton Steenwijk, een lange slanke man met donker haar. Hij heeft zijn ouders en zijn broer in de tweede wereldoorlog verloren. Hij probeert het verleden het vergeten, maar wordt telkens weer geconfronteerd met de eerdere gebeurtenissen.

Vader Steenwijk, moeder Steenwijk:
Ouders van Anton. Er wordt weinig over hen in het verhaal vermeld.

Broer Peter:
Broer van Anton. Hij wil het lijk van F.Ploeg verslepen naar de buren, om niet van zijn dood beschuldig te worden.

Oom en tante :
Oom en tante van Anton, bij wie hij na de moord op zijn ouders en broer introk. Er wordt weinig over hen verteld in het verhaal.

Saskia:
Eerste vrouw van Anton. Zij is dochter van een verzetsman en Anton  heeft haar ontmoet in Londen. In 1967 scheidt Anton van haar.

Sandra:
Dochter van Anton en Saskia.

Liesbeth:
Tweede vrouw van Anton, met wie hij in 1968 trouwt en die kunstgeschiedenis studeert.

Peter:
Zoon van Anton en Liesbeth.

Meneer Fake Ploeg senior:
Hoofdinspecteur van politie en NSB’ers, wordt doodgeschoten en voor het huis van familie Steenwijk gelegd. Hij wordt door het verzet beschuldigd van gruweldaden.

Meneer Fake Ploeg junior:
Ontmoet Anton later en botsen qua gedachtes. Fake Ploeg junior blijkt, net als zijn vader destijds, dezelfde negatieve denkbeelden over o.a. communisten te hebben.

Cor Takes:
Verzetsheld, verantwoordelijk voor de dood van Fake Ploeg, waarvan de ouders van Anton verdacht werden en daardoor vermoord zijn inclusief zijn broer. Anton ontmoet hem tijdens een begrafenis. Hij had, terwijl hij getrouwd was, een verhouding met Truus Coster. Hij bewaarde nog een armband van haar, als een soort relikwie.

Truus Coster:
Verzetsheldin, verantwoordelijk voor de dood van Fake Ploeg waarvan de ouders van Anton verdacht werden en daardoor vermoord zijn inclusief zijn broer. Zat later in dezelfde (gevangenis)cel als Anton. Zij is aardig voor Anton en troost hem.

Meneer Korteweg:
Buurman van de familie Steenwijk en sleepte het lichaam van Fake Ploeg voor het huis van de familie Steenwijk. Later wordt door zijn dochter, Karin, verteld dat hij dit deed omdat hij anders bang was dat het huis vernield en daarmee zijn hagedissen gedood zouden worden.

 

Perspectief

Het verhaal wordt verteld vanuit de auctoriaal verteller, maar ook vanuit het ik-perspectief. De twee perspectieven wisselen elkaar zo nu en dan af zodat je soms teruggewezen wordt op gebeurtenissen of weet wat er speelt bij Anton. Hierdoor ontvang je zowel objectieve als subjectieve informatie. Die wisseling zorgt ook voor een bepaalde spanning. Je kunt bijvoorbeeld een  vroegere gebeurtenis uit het boek lezen,  terwijl Anton dit zichzelf niet meer kan herinneren.

Verhaalconventie

Dit verhaal  is een realistisch verhaal. Dat komt door de gebeurtenissen die er plaats vinden in het verhaal. Bijv. je kon in die tijd, ook al was je onschuldig, worden opgepakt door de Duitsers als bleek dat je iemand had vermoord, die met hen samenwerkte.  De gebeurtenissen, die zijn beschreven in dit boek, zijn bekend vanuit de Tweede Wereldoorlog.

Ook komt het realistisch over, omdat er termen of woorden uit die tijd worden gebruikt.

Dit verhaal is ook realistisch, omdat de roman gebaseerd is op de geschiedenis van een jongen, die dit heeft meegemaakt.

 

Stijl

De schrijver gebruikt lange zinnen met veel beschrijvingen erin over de gebeurtenissen die plaatsvinden in het verhaal. Daarnaast worden er veel dialogen weergegeven. De schrijver gebruikt in het verhaal maar weinig bijvoeglijke naamwoorden, zodat je meer tot de kern van de gebeurtenissen komt.

In het verhaal komt weinig beeldspraak voor, zodat vrij direct duidelijk is wat met de beschrijving, uitspraken of handeling wordt bedoeld.

 

Bedoeling

 

Verklaring van de titel

In januari 1945 vindt er voor het huis van de familie Steenwijk een aanslag plaats op een NSB’er. Uit wraak fusilleren de Duitsers de ouders van Anton Steenwijk en steken ze het huis in brand. De broer  van Anton, Peter, is gewapend het huis van de buren ingevlucht, maar heeft deze vluchtpoging ook met de dood moeten bekopen. Tegen zijn wil in bepaalt de aanslag uit de titel het leven van Anton Steenwijk.

 

Verklaring van motto

Het motto is afkomstig uit een brief die Plinius aan de geschiedschrijver Tacitus schreef over de uitbarsting van de Vesuvius in 77 na Christus, waarbij de stad Pompeï verwoest werd. Dit beeld van de vulkaan, en van de as die nog jaren neervalt op alle continenten symboliseert de boodschap die in het boek te lezen is: 'een begin verdwijnt nooit, zelfs niet met het einde'.

De tegenstelling tussen dag en nacht, licht en duisternis, speelt een belangrijke rol in dit boek.

 

Motieven

Er zijn eigenlijk zes tegengestelde motieven. Schuld < -> onschuld, goed < -> slecht en liefde <-> haat.

Schuld omdat er iemand schuldig is aan de aanslag.

Onschuld omdat Anton niet precies weet wie de aanslag gepleegd heeft. Hij gaat ook op een soort van zoektocht, waarbij hij mensen in zijn hoofd ‘afvinkt’ wie het niet gedaan kunnen hebben.

Goed omdat de oorlog voorbij is en Anton een gezin sticht en op een gegeven moment weer een nieuwe liefde tegenkomt.

Slecht vanwege de oorlog en het feit, dat zijn eerste relatie niet standhoudt. Ook past ‘slecht’ bij Fake Ploeg senior en junior.

Liefde staat voor liefde voor je gezin, zowel toen Anton klein was als in de tegenwoordige tijd zijn eigen gezin. 

Haat staat voor de oorlog en op diegene die het hebben veroorzaakt, er aan schuldig zijn, dat de ouders en broer van Anton om het leven zijn gekomen.

 

Thema

De schuldvraag staat centraal in het verhaal. Uiteindelijk zijn alleen de Duitsers, die de trekker overhaalden, schuldig aan de dood van Antons ouders, maar de verantwoordelijkheid wordt al snel verschoven naar de aanstichter van het geweld, de man of de organisatie die de NSB’er voor hun huis neerschoot. Iemand is verantwoordelijk voor zijn eigen daden en niet voor de reactie van anderen daarop. De bepaling van de grens tussen goed en kwaad is zeker in een oorlog een moeilijke, ingewikkelde onderneming. Ook in het heden van het verhaal discussieert men over deze schuldvraag.

Idee

De schuldvraag wordt door de schrijver beschouwd als het middelpunt van het verhaal. Het komt steeds weer terug en daar wil de schrijver nadrukkelijk mee aangeven, dat als je iemand ergens van beschuldigt dat niet altijd hoeft te kloppen. Je weet ook niet altijd de andere kant van het verhaal/de gebeurtenis.

Schrijver

Harry Kurt Viktor Mulisch wordt op 29 juli 1927 geboren in Haarlem. Zijn vader komt uit Oostenrijk-Hongarije (nu Tsjechië) en zijn moeder komt uit Antwerpen. Zijn grootvader van moederszijde was bankdirecteur geworden en zijn vader kon daar een betrekking krijgen. Thuis wordt Duits gesproken maar Harry krijgt een Nederlandse opvoeding. Zijn ouders scheiden in 1939, Harry blijft bij zijn vader en de huishoudster Frieda wonen. Dankzij de nieuwe betrekking van zijn vader blijven Harry en zijn moeder tijdens de oorlog uit de handen van de Duitsers. Zijn moeder emigreert naar Amerika en zijn vader wordt na de oorlog gearresteerd, waarna hij drie jaar in een kamp verblijft. Hij overlijdt in 1957. Mulisch gaat in 1958 in Amsterdam wonen. Hij trouwt in 1971 en krijgt twee dochters, Anna en Frieda.  Op de middelbare school raakte hij in de ban van de wetenschap. In 1944 ging hij van school en legde zich voornamelijk toe op lezen en schrijven. Drie jaar later werd zijn eerste verhaal gepubliceerd in een tijdschrift.  In 1951 won hij de Reina Prinsen Geerlingprijs met zijn debuutroman Archibald strohalm, die een jaar later werd gepubliceerd. Met de roman Het stenen bruidsbed (1959) wisselde hij de verbeelding in voor realiteit en engagement. Hij schreef in de jaren ’60 voornamelijk non-fictie, zoals zijn verslag van het Eichmann-proces, De zaak 40/61 (1962).  Na 1970 keerde de mythe weer terug in het werk van Mulisch, maar hij zorgde er nu wel voor dat zijn personages van vlees en bloed zijn. Met de romans Twee vrouwen (1975), De aanslag (1982) en Hoogste tijd (1985) bereikte hij een groot lezerspubliek. Deze boeken werden met wisselend succes verfilmd; Fons Rademakers won met De aanslag een Oscar voor de beste niet-Engelstalige film.  In 1978 nam Mulisch de prestigieuze P.C. Hooftprijs in ontvangst en in 1995 volgde de Prijs der Nederlandse Letteren. In 1992 verscheen de allesomvattende roman De ontdekking van de hemel, waarin hij verscheidene personages en thema’s liet samenkomen. De roman vormde de kroon op zijn oeuvre, maar hield geen einde van schrijverschap in. In 1998 verscheen de roman De Procedure.

Op 31 oktober 2010 is Harry Mulisch overleden.

1951 – Reina Prinsen Geerligsprijs voor archibald strohalm

1957 – Bijenkorf-literatuurprijs voor Het zwarte licht

1957 – Anne Frank-prijs voor archibald strohalm [6]

1961 – Athos-prijs groot ƒ 1000,- voor zijn gehele oeuvre [7]

1961 – ANV-Visser Neerlandia-prijs voor Tanchelijn

1963 – Vijverbergprijs voor De zaak 40/61

1977 – Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre

1977 – Cestoda-prijs

1977 – P.C. Hooft-prijs voor zijn gehele oeuvre

1986 – Diepzee-prijs voor De aanslag

1993 – Multatuliprijs voor De ontdekking van de hemel

1993 – Mekka-prijs voor De ontdekking van de hemel

1995 – Prijs der Nederlandse Letteren voor zijn gehele oeuvre

1999 – Libris Literatuur Prijs voor De procedure

1999 – Prix Jean Monnet de Littérature Européenne voor De ontdekking van de hemel

2003 – De Inktaap voor Siegfried

2007 – Prix européen des jeunes lecteurs voor Siegfried

2007 – Eredoctoraat aan de Universiteit van Amsterdam

2007 – Italiaanse Nonino-prijs voor literatuur

2007 – Beste Nederlandse roman aller tijden voor De ontdekking van de hemel

 

Beoordeling

 

Onderwerp

Ik vond het een zeer interessant onderwerp, de Tweede Wereldoorlog. Dat komt omdat het over de tweede wereldoorlog en over de jaren daarna gaat met nog steeds de herinneringen aan die tijd. Het is interessant, omdat het voor mij, in deze tijd, moeilijk te bevatten is hoe mensen toen met elkaar omgingen. Er was toen zoveel wederzijdse haat en er vonden gruweldaden plaats. Ook was er blijkbaar zoveel angst voor de Duitsers en waren er veel mensen, die voornamelijk aan hun eigen hachje dachten, zonder eigenlijk na te denken over de consequenties voor een ander.

Het is en blijft zeer bijzonder hoe dit onderwerp, de Tweede Wereldoorlog, nog steeds zoveel gevolgen en impact heeft op mensen van wie de (groot)ouders dit alles van dichtbij hebben meegemaakt. Dit boek leest voor mij meer als een spannend actieverhaal, maar voor de overlevenden van de oorlog zal het juist confronterend en gruwelijk zijn om hier over te lezen.

Door hier over te blijven lezen kan onze generatie jongeren zien hoe we juist niet met elkaar om moeten gaan, om zo in vrede met elkaar te blijven leven.

Ik ben ook een beetje aan het denken gezet door de diepgaande gesprekken van de hoofdpersonen. Zij geven hierin weer hoe ze over de aanslag en de gebeurtenissen hier omheen denken of dachten. Zo ervaar je ook de verschillende gezichtspunten van de personen.  

Ook vond ik het een interessant onderwerp door de eerdere recensie die ik had gelezen over het boek. Hierdoor had ik een beter overzicht van wat er in het boek te lezen zou zijn en werd ik nieuwsgierig naar het verhaal. 

 

Gebeurtenissen

De belangrijkste gebeurtenis in het verhaal speelt zich in het begin af.

Wanneer de heer Ploeg wordt vermoord voor het huis van de buren van Anton en voor hun huis wordt neergelegd.

Dit is de belangrijkste gebeurtenis omdat het leven van Anton op dat moment verandert en hierna zijn ouders worden vermoord door de Duitsers (nazi’s), hun huis in de brand wordt gestoken en Anton later bij zijn oom en tante moet gaan wonen. De gebeurtenissen worden duidelijk beschreven. Zo wordt bv verteld hoe de ouders om het leven zijn gekomen en wat er met Anton gebeurt tijdens de nacht die hij in de cel heeft doorgebracht.

Ik vond de meeste gebeurtenissen in het boek spannend, maar ook schokkend. De ouders van Anton waren vermoord door de Duitsers, alleen omdat ze dachten dat zij Fake Ploeg hadden doodgeschoten. Ik vond het verhaal erg spannend worden, toen net na de dood van Fake Ploeg de broer van Anton naar buiten ging om het lijk te verplaatsen naar een andere plek en hij betrapt werd.

Ik heb de afloop van het hele verhaal als één waar nog een open eind aan zat. Er zou dus nog een vervolg op dit verhaal kunnen komen.

 

Personen

Ik vind alle personen in het boek levensecht overkomen, omdat het gebaseerd is op een waar gebeurd verhaal. Het verhaal kan sowieso zijn gebeurd, omdat er wel meer van dergelijke gebeurtenissen over de Tweede Wereldoorlog. Vooral ook omdat je later verschillende gezichtspunten van de personen leest over dezelfde gebeurtenis, komen ze als realistisch over. Ook de relaties tussen de personen komen als levensecht over, omdat

 

Opbouw

Het boek was snel en gemakkelijk te lezen. Per hoofdstuk wordt namelijk al aangegeven om welk jaar het gaat en kun je je weer  verplaatsen naar het verhaal in die tijd.  Er zijn soms wel snelle veranderingen van het onderwerp in het verhaal verweven. Bijv. er werd in het verhaal verteld over de dood van een bekende van Anton en toen veranderde het onderwerp  naar de oorlog die hij meemaakte.

Er zaten in het boek geen hele delen, alinea’s, in die ik niet kon lezen of die ik niet kon begrijpen. Alles in het verhaal klopte met de werkelijkheid en werd hierdoor niet onbegrijpelijk of niet leesbaar.

De spannende delen in het boeken waren goed verdeeld over de vijf episodes. Per episode zaten een stuk of drie spannende delen in, waardoor het boek nog boeiender was om te lezen en je het verhaal steeds beter leerde begrijpen.

 

Taalgebruik

Het taalgebruik was vaak makkelijk, maar er zaten soms wel een paar buitenlandse woorden in en woorden over voorwerpen uit die tijd, zoals:  bakeliet.

De beschrijvingen waren zo vermeld, dat het leek dat je het zelf meemaakte. Dat kwam vooral door het auctoriaal perspectief. Hierdoor werd je als het ware meegetrokken in de tekst,  waardoor je het verhaal steeds meebeleefde naast Anton of de andere personen in het boek.

Er kwamen in het boek veel gesprekken voor. Deze gesprekken waren vooral met Anton. Bijv. “ Ja…ja hoorde Anton de stem van zijn vader, nog steeds in de achterkamer. Ik…  In de verte klonken weer schoten.”

De gesprekken werden op een natuurlijke wijze weergegeven, wat de geloofwaardigheid  van het verhaal ten goede kwam.

 

Extra opdracht 5

Het boek dat ik gelezen heb heeft niveau 4. Het boek heet de aanslag.

Ik vind het terecht dat het niveau 4 heeft, want het verhaal bevat de volgende aspecten:

Als eerste heeft het boek moeilijkere woorden dan de boeken die ik van niveau 3 heb gelezen. Er worden namelijk een aantal  woorden genoemd, die eigenlijk niet meer in deze tijd gebruikt worden of bekend zijn.  Het gaat om woorden zoals:  ‘bakeliet’ of ‘schumz.’ Uit de context kun je vervolgens halen wat hiermee wordt bedoeld.  Deze woorden komen niet voor in de andere boeken, die ik heb gelezen van niveau 3 of lager.

Als eerste heeft het boek moeilijkere woorden dan de boeken die ik van niveau 3 heb gelezen. Er worden namelijk een aantal  woorden genoemd, die eigenlijk niet meer in deze tijd gebruikt worden of bekend zijn.  Het gaat om woorden zoals:  ‘bakeliet’ of ‘schumz.’ Uit de context kun je vervolgens halen wat hiermee wordt bedoeld.  Deze woorden komen niet voor in de andere boeken, die ik heb gelezen van niveau 3 of lager.

Als tweede is de zinsopbouw moeilijker opgesteld dan bij niveau 3 en dan vooral door de wisselende gesprekken en  onderwerpen in de tekst, zodat je goed de zinnen moet volgen om nog  te snappen wie wat bv waarover zegt.

Ten derde is de vertelsituatie anders in dit boek dan bij andere boeken. Je volgt weliswaar Anton door zijn leven, maar tegelijkertijd spreekt er dikwijls een verteller tegen je, die uit de gebeurtenissen rond Anton soms ingewikkelde conclusies trekt. Daardoor wordt je snel  afgeleid en kost het meer moeite om de verhaallijn vast te houden.

Als vierde is De Aanslag een heel erg emotioneel boek door de verschrikkelijke gebeurtenissen die plaatsvinden in het boek. Bijv. de dood van de ouders van Anton of de aanval van geallieerden op de auto waar Anton inzat.

Als vijfde is  het verhaalverloop en het gedrag van personages minder goed voorspelbaar. Dat zie je vooral bij de hoofdrolspeler Anton en de wat minder belangrijke speler in het boek Truus Coster.

Als zesde wordt je verondersteld veel algemene, soms ook specifieke kennis te hebben over bijvoorbeeld over bepaalde culture gebeurtenissen. Bijvoorbeeld in dit boek gaat  het over de tweede wereldoorlog, maar wordt er ook verondersteld dat je enige kennis hebt over de streek/buurt waar Anton woont .

En als laatste was de verhaalstructuur veel  complexer, dan in de andere boeken die ik heb gelezen van niveau 3 of lager, omdat er telkens wordt geschakeld van de ene naar de andere gebeurtenis of van het heden naar het verleden.

Al deze aspecten die ik hierboven noem zijn allemaal kenmerken van het leesniveau 4 ( zie lezenvoordelijst.nl voor de kenmerken over niveau 4).

 

 

 

 

 

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De aanslag door Harry Mulisch"