Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De Engelenmaker door Stefan Brijs

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
Boekcover De Engelenmaker
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas havo | 5918 woorden
  • 20 maart 2014
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
3 keer beoordeeld

Boekcover De Engelenmaker
Shadow

Op 13 oktober 1984 keert na een afwezigheid van bijna twintig jaar Doktor Victor Hoppe terug naar zijn geboortedorp Wolfheim, vlak bij het drielandenpunt in de buurt van Vaals en Aken. De bekrompen dorpelingen reageren argwanend op zijn komst, zeker als blijkt dat hij drie kinderen van een paar weken oud bij zich heeft: een identieke drieling met een schrikwekkende af…

Op 13 oktober 1984 keert na een afwezigheid van bijna twintig jaar Doktor Victor Hoppe terug naar zijn geboortedorp Wolfheim, vlak bij het drielandenpunt in de buurt van Vaals en A…

Op 13 oktober 1984 keert na een afwezigheid van bijna twintig jaar Doktor Victor Hoppe terug naar zijn geboortedorp Wolfheim, vlak bij het drielandenpunt in de buurt van Vaals en Aken. De bekrompen dorpelingen reageren argwanend op zijn komst, zeker als blijkt dat hij drie kinderen van een paar weken oud bij zich heeft: een identieke drieling met een schrikwekkende afwijking. Na enkele bijzondere genezingen wordt de dokter toch aanvaard in het dorp en gestaag groeit zijn populariteit. Zijn kinderen zijn echter zelden te zien en dat voedt de geruchten. Langzaam groeit het besef dat ze alle drie ernstig ziek zijn. Maar er blijkt meer aan de hand, niet alleen met de kinderen, ook met de dokter zelf die, gegijzeld door zijn verleden, een beslissing neemt die hem onsterfelijkheid moet bezorgen. De engelenmaker is een roman vol geruchten en rumoer, gefluister en geroddel. Een verhaal over geloof en wetenschap, werkelijkheid en verbeelding, macht en onmacht, zin en onzin. Een roman waarin iedereen naar de waarheid op zoek is en uiteindelijk alleen zijn eigen waarheid vindt en gelooft.

De Engelenmaker door Stefan Brijs
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Samenvatting

Deel I 
Op 13 oktober 1984 keert dokter Victor Hoppe terug naar het geboortedorp Wolfheim vlak bij het Drielandenpunt in Vaals. Hij arriveert per taxi en de man die op de achterbank van de taxi de wieg met de drieling aanschouwt, is erg geschokt, omdat hij één grote gapende wond in hun gezicht ziet. Het is meteen "the talk of the town" in Wolfheim en er worden weddenschappen afgesloten op de lengte van het gat in hun gezicht. De drieling wordt door de dokter weggehouden en in het dorp wordt daarover druk gespeculeerd. 
De drieling heeft de namen van de aartsengelen: Michael, Gabriël en Rafaël (vgl. de titel van de roman). De kloof in hun gezicht blijkt een enorme hazenlip te zijn: ook Victor had dat vroeger als baby. Zijn rode haar hebben ze eveneens geërfd. Later blijkt dat ze op 29 september 1984 geboren zijn. Dat is zeker niet toevallig de katholieke naamdag van de heilige Michael.
Victor Hoppe wordt populairder als hij een aantal genezingen verricht: hij redt een zoon van een dorpsbewoner het leven als die een knikker heeft ingeslikt. De pastoor die zich aanvankelijk sceptisch in de kerk heeft uitgelaten over Hoppe, wordt genezen van zijn maagkwaal. Er komen dan ook steeds meer patiënten naar hem toe en hij berekent vaak niet eens kosten. Die handelwijze vergroot zijn populariteit. De oude Josef Zimmermann vraagt op een bepaald moment in een café of hij de kinderen mag zien en ook waar de moeder van de kinderen is. Victor zegt dat ze geen moeder hebben en er nooit één hebben gehad. 
De dokter blijkt ook mede daardoor aantrekkingskracht uit te oefenen op de vrouwen in het dorp, maar het is de oude gepensioneerde onderwijzeres Charlotte Maenhout die tenslotte door Victor Hoppe wordt uitgekozen om op de kinderen te passen. Natuurlijk zijn andere vrouwen in het dorp reuzejaloers. Charlotte wordt o.a. uitgekozen door het Nederlandstalige slaapliedje dat ze voor de jonge drieling kan zingen. Later- in deel II- blijkt dat Victor dat liedje van zijn eigen slechte jeugd kent. De drieling is uit elkaar te houden door de kleur armbandjes die ze om hebben. Victor Hoppe bestelt erg veel fotorolletjes in een lokale winkel. Het valt Charlotte Maenhout op dat Hoppe de kinderen van haar weghoudt als ze ziek zijn. Op een nacht is er iets gebeurd en dan blijkt dat het rode haar uitgevallen is en dat ze alle drie helemaal kaal zijn geworden. Charlotte Maenhout ontdekt later ook nog iets anders nl. een tatoeage op het schouderblad van de drieling. Ze brengt dat aan het licht tijdens het spreekuur van de dokter en het dorp verwacht daarop dat ze wordt ontslagen, maar dat gebeurt niet. De jongens ontwikkelen zich qua intelligentie goed. Maar tweeënhalf jaar na hun geboorte - in april 1987 - zijn ze eigenlijk nog nooit buiten geweest. Charlotte vertelt hun over buiten o.a. over het Drielandenpunt. Op verzoek van Victor vertelt ze ook over Jezus en het Nieuwe Testament. Dat compenseert het feit dat Victor Hoppen hen niet naar de kleuterschool wil sturen. Charlotte Maenhout doet goed haar best. Maar toch haalt Hoppe op een dag het kruisbeeld weg dat ze heeft opgehangen: ze moet voornamelijk praten over de daden van Jezus, vindt Hoppe. Op een kamertje boven begint Charlotte de kinderen te leren lezen en rekenen. Het lukt heel goed en de dokter is buitengewoon geïnteresseerd in die ontwikkeling. In een gesprek met de dokter hoort Charlotte dat de kinderen misschien maar hooguit zes jaar worden. Ze schrikt ervan. Hoppe zegt dat hij met medisch onderzoek daarnaar bezig is. 
Charlotte wil de vierde verjaardag van de kinderen vieren en nodigt een aantal kinderen uit het dorp uit. Tijdens het feestje wordt ze telefonisch weggeroepen door een jaloerse dorpsbewoonster en dan blijkt dat Gabriël uit het raam is gevallen, omdat hij een noot uit de walnotenboom had willen pakken. Ook nu zorgt Hoppe zelf voor zijn zoon en later blijkt dat hij experimenten uitoefent op zijn zoontje. Hij heeft bij de jongen een stukje nier weggenomen. Charlotte is woedend. Hoppe heeft de boom de schuld van het ongeluk gegeven en laat die daarom omhakken. In Deel II wordt de werkelijke reden voor het omhakken ook nog duidelijk. Op een dag vertelt Hoppe aan Charlotte dat hij naar een beurs in Frankfurt moet. Charlotte heeft zich al voorgenomen als gouvernante van zijn kinderen bij hem weg te gaan, maar wil die dag nog wel op de kinderen passen. Ze smeedt een plan om stiekem naar het Drielandenpunt te gaan en zo de kinderen eens mee naar buiten te nemen. In alle vroegte gaat ze met de jongens die verkleed zijn als De Drie Musketiers op pad, maar de voetreis naar de top blijkt heel vermoeiend voor de kinderen. Als ze in Vaals op het hoogste punt aankomen, blijkt de uitkijktoren gesloten te zijn. Ze gaan op weg terug, maar dan mist ze ineens Michaël. Die blijkt toch in de toren te zijn geklommen en kan niet meer terug. Een jogger waarschuwt de beheerder van de toren en die brengt de vier mensen weer naar het huis van de dokter. Omdat die nog altijd niet thuis is, gaat Charlotte op zoek naar informatie: ze vindt 12 fotoalbums, met heel gedetailleerde foto’s van de drieling: een album per jaar per kind. Hoppe kocht altijd veel fotorolletjes en die heeft hij dus gebruikt voor het vastleggen van zijn medische experimenten. In een onderzoeksruimte vindt ze bovendien een archief met gegevens over de wetenschappelijke experimenten van Victor Hoppe. Ze leest daarin de woorden: fraude en chaos. Later op de dag komt de dokter thuis. De beheerder van de uitkijktoren komt kort daarna het gebroken zwaard van Michaël terugbrengen en de dokter is niet zo blij met het feit dat ze naar Vaals is geweest. Charlotte wordt boos en schreeuwt woedend over de termen fraude en chaos. Ze staat op het randje van de trap en als Victor een dreigende stap in haar richting doet, valt ze van de trap en breekt ze haar nek. Victor zit naast haar lijk en zegt tegen de teruggekeerde beheerder van de uitkijktoren: "God geeft en God neemt".
Deel II
In dit deel wordt de voorgeschiedenis aan de lezer onthuld. Er zijn twee tijd -en verhaallijnen. De ene is de lijn van de geboorte en de opvoeding in het gesticht van de kleine Hoppe, die vanwege zijn enorme hazenlip door zijn moeder wordt verstoten. De andere verhaallijn is de lijn die verhaalt over de medische experimenten die Hoppe uithaalt met het klonen van muizen en later van mensen. Deze twee verhaallijnen wisselen elkaar steeds af en worden van elkaar gescheiden door de typografische tekens van drie sterretjes. Voor deze samenvatting worden de verhaallijnen gescheiden verteld.
Victor Hoppe’s jeugd
Bij de geboorte van Victor Hoppe wordt hij ter wereld geholpen door zijn vader Karl Hoppe die eveneens dokter is en het leven in zijn zoon blaast. Maar het kind wordt met een enorme hazenlip geboren. Die genetisch bepaalde afwijking maakt zijn vrouw Johanna gek van verdriet. Ze wil de baby dan ook niet zien en Victor wordt ondergebracht in een gesticht voor idioten en debielen. Gemakshalve krijgt hij dan ook maar het etiket van debiel opgeplakt: de hazenlip is namelijk wel te verhelpen, maar voor zijn debiliteit kan hij bij de zusters in het gesticht worden opgenomen. De dokter komt hem daar vrijwel nooit opzoeken en Victor groeit liefdeloos op in het gesticht, totdat zuster Marthe zich over hem ontfermt. Nadat een andere debiel de grootste idioot van het gesticht om het leven heeft gebracht, komt er wat meer rust in het gesticht. Zuster Marthe leert Victor lezen: ze krijgt hem in het begin rustig met het zingen van een Nederlands slaapliedje.(zie deel I ) De jongen is in staat hele stukken uit de Bijbel en litanieën op te zeggen, al vertikt hij het te doen waar anderen (die hij ziet als vertegenwoordigers van het Kwaad) getuige van zijn. Zo wordt zuster Marthe niet geloofd, wanneer ze aan een andere zuster in de orde vertelt dat Victor niet debiel is en juist al heel vroeg kan lezen. Deze zuster Marthe heeft het steeds moeilijker met de strenge katholieke regels en wanneer ze na een proefverlof weer in het tehuis terugkeert, blijkt dat ze zwanger is. Karl Hoppe moet na een onderzoek die ervaring aan de abdis van het gesticht meedelen en niet lang daarna volgt een afgrijselijke beschrijving van een amateuristische abortus, die in het gesticht plaatsvindt (de breinaaldmethode). Zuster Marthe vertelt het verhaal tegen Victor en zegt daarbij de woorden: "God geeft en God neemt". (zie Deel I) Ze heeft intussen wel dokter Hoppe verteld dat zijn zoon niet debiel is en die haalt hem dan uit het gesticht.
Hij verblijft thuis, waar zijn moeder in een kamer ernaast wordt verpleegd (ze is zwaar depressief en het lijkt alsof ze in coma ligt). Op een nacht gaat Victor toch in de kamer van de vrouw en ziet dat zij dood is. Hij krijgt van zijn vader een dreun en die houdt daaraan een groot schuldgevoel over. Intussen weet de lezer uit de andere lijn van deel II dat Victor lijdt aan het syndroom van Asperger, wat een bijzondere vorm van autisme is. Kenmerk daarvan is dat hij vrijwel geen emoties kan tonen. Hij blijkt wel in staat heel moeilijke puzzels in één keer te kunnen maken, hele stukken uit de Bijbel uit zijn hoofd te kunnen leren en te lezen. Maar wanneer zijn vader Karl dit aan de priester wil laten horen, zwijgt hij net zoals eerder in het gesticht. Na de begrafenis van zijn moeder wordt de kleine Victor opgenomen in een internaat waar hij in de loop van de jaren tot een goede leerling opgroeit die ook nog een gymnasiumopleiding kan voltooien. Hij is dan net zestien jaar oud geworden in 1961. Maar in het internaat krijgt hij het besef dat God in wiens naam hij ooit tenminste opgesloten is de personificatie van het Kwaad is. Jezus is voor hem de personificatie van het Goed. Een Vader die zijn Zoon opoffert en hem tijdens de uren van zijn dood in de steek laat (vgl. de kruiswoorden: "Eli Eli, lama sabachthani" - Mattheüs 27 vers 46). Dat leidt tijdens zijn opleiding tot een bizar incident, wanneer de klas de jaarlijkse bedevaartstocht naar La Chapelle maakt en Victor zich voordoet bij een van de staties als de zoon van God door hard "Vader waarom hebt ge mij verlaten" te roepen. Hij wordt daarvoor gestraft.

Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Op de dag dat de rector van het gymnasium hem feliciteert met zijn diploma, condoleert hij hem even later met het verlies van zijn vader die een einde aan zijn leven heeft gemaakt. Hij heeft zich opgehangen aan de boom die voor hun huis stond. (De boom die Victor in deel I laat omhakken.) Omdat hij zelfmoord heeft gepleegd, mag hij eigenlijk niet bij zijn vrouw begraven worden, maar de priester is deze keer bereid een oogje dicht te knijpen, al mag er van de begrafenis geen groots gebeuren gemaakt worden. Niet dat Victor dat overigens van plan was. Hij is helemaal niet bij de begrafenis en trekt zich terug in een kamer, waar de rector hem dagen later helemaal vervuild in aantreft: stank en vliegen (zie later deel III). Er wordt gesproken over zijn toekomst en hij kan een studie gaan volgen in de geriatrie, oncologie of embryologie. Victor kiest voor het laatste. Hij wil levens gaan scheppen. Door zijn hoofd spoelen allerlei zinsneden uit zijn jeugd, waarin vooral "God geeft en God neemt" een hoofdrol speelt. Victor wil levens scheppen.
De kloonexperimenten
In deze verhaallijn (hoewel in de structuur dus steeds onderbroken met de eerste verhaallijn) wordt verhaald over de experimenten die Victor Hoppe uithaalt met het klonen van eerst dieren en later mensen. 
In het eerste deel van Deel II wordt een overzicht gegeven van de wetenschappelijke loopbaan van Victor Hoppe, maar als je zijn geschiedenis op de keper beschouwt, komt er een ander verhaal uit, zegt de auctoriale verteller.
Hoppe begint met het klonen van muizen. Na veel experimenten slaagt hij er in zijn werk als universiteitsonderzoeker in om een aantal muisjes te klonen: hij moet dat experiment beschrijven in een wetenschappelijk tijdschrift, want de universiteit wil er natuurlijk roem mee vergaren. Dat is eigenlijk niet de bedoeling van Victor Hoppe: hij werkt slordig en zijn formules staan niet ordelijk gerangschikt in zijn aantekeningen. In de wetenschap geldt bovendien dat geslaagde proeven een aantal keren herhaald moeten worden voordat ze wetenschappelijke waarde hebben, maar daaraan wil Hoppe gewoon niet voldoen. Hij is altijd op weg naar de volgende stap in zijn experimenten. Vanuit de universiteit wordt hij begeleid door Rex Cremer die hem bij zijn eerste succes een kaartje had geschreven met de tekst: God heeft het nakijken. In de medische wetenschap is inmiddels bekend geworden hoe IVF werkt en de eerste reageerbuisbaby is inmiddels in Engeland geboren. 
Victor heeft intussen zijn zinnen gezet op menselijke klonen. De stelregel van Hoppe is inmiddels geworden: "Soms is wat onmogelijk lijkt, alleen maar moeilijk". Hij doet als experiment een proef met twee lesbische vrouwen uit Oostenrijk. Zij willen graag een kind van elkaar: een vrouw wordt zwanger en de andere niet. Bij de ene vrouw zijn later twee hartjes zichtbaar, het wordt een Siamese tweeling, dus moet hij eigenlijk (ethisch gezien) de zwangerschap afbreken. Hij doet dat niet, maar enkele dagen nadat hij de vrouw inwendig heeft onderzocht, krijgt ze een spontane abortus. 
De kritiek op zijn aanpak groeit in het buitenland en hij wordt min of meer beschuldigd van onzorgvuldigheid, fraude en chaos. De universiteit wil dan ook een buitenlands wetenschappelijk onderzoek toestaan, maar het is Victor om heel andere zaken te doen: hij voert een strijd tegen de kwade God en daarom moet hij leven kunnen schenken. Hij belt de Oostenrijkse vrouw die aan een eerder experiment wilde meewerken en belooft haar dat ze een kind zal krijgen, waaraan geen man te pas zal komen. De vrouw heeft intussen haar relatie met de andere vrouw verbroken en wil zeker meewerken, al is het maar om haar ex-partner een hak te zetten. Maar eigenlijk heeft Victor alleen maar een lichaam nodig: een draagmoeder en hij gebruikt dan ook lichaamscellen van zichzelf bij het klonen. Hij heeft namelijk een hazenlip en als zijn klonen die genetische afwijking ook hebben, bewijst die afwijking dat hij een mens gekloond heeft. Zijn begeleider Rex Cremer schrikt van dit experiment, maar Victor Hoppe gaat er wel gewoon mee door. Hij heeft aan de vrouw die hem wil helpen, duidelijk gemaakt dat zij een dochter zal krijgen, maar op de echo’s die hij van haar lichaam maakt, is duidelijk te zien dat er vier embryo’s in haar buik zitten, waarvan één embryo inmiddels overleden is. Hij licht Rex Cremer over zijn experimenten uitvoerig in, betrekt hem als het ware bij zijn experiment, maakt hem daardoor mede schuldig en vertelt hem dat de geboorte van de drie klonen gepland staat op 29 september 1984.
Deel III 
Dit deel speelt zich weer af in het Belgische dorp Wolfheim: Rex Cremer gaat via het Drielandenpunt naar Victor Hoppe om het experiment van Hoppe onder ogen te zien. Hoppe heeft intussen gezien dat zijn kinderen veel te snel verouderen en hij weet door welke genetische fout dit komt. Hij is vast van plan zijn experiment te herhalen en dan de gemaakte fouten te vermijden. Hij laat Rex Cremer het leslokaal van zijn kinderen zien. Rex mag ook de kinderen zien en die schrikt wel van de oude foetussen die hij als het ware onder ogen krijgt. De jongens vertellen hem dat vrouw Maenhout dood is en dat hun vader daarvoor verantwoordelijk is. Rex Cremer krijgt een onbestemd gevoel over wat er allemaal gebeurd is. Hij heeft er door zijn handelwijze waarschijnlijk zelfs aan bijgedragen.
In het dorp Wolfheim is wel enige rampspoed gekomen sinds de walnotenboom is omgehakt door Hoppe. In het dorp wordt er flink over gesproken: ook over de kinderen van de dokter die aan leukemie zouden lijden, denken de bewoners.
Op een middag wordt de dove Gunther Weber tijdens een partijtje voetbal op straat door een lijnbus aangereden en hij is op slag dood. De ouders zijn heel erg van slag en dokter Hoppe gaat op condoleance. Hij wil naar het dode lichaam kijken en zonder dat iemand het merkt, snijdt hij de teelballen van de dode jongen af en die neemt hij mee. Het eerste genetische materiaal is er weer. Tegen de ouders zegt hij dat hij hen te allen tijde wil helpen. Het duurt niet lang of Lothar Weber zoekt hulp voor zijn vrouw: ze is depressief en Hoppe geeft aan de verdrietige ouders aan dat ze eigenlijk een kind moeten nemen om over het verdriet heen te komen. Vrouw Weber vindt zich te oud en wil het eerst niet, maar als Hoppe haar dan een zoon voorspiegelt die niet doof zal zijn, wil ze wel meedoen in het experiment van de dokter. Die heeft natuurlijk al de teelballen van Gunther en hij belooft haar op 20 januari 1989 dat ze een jaar later een zoon zal krijgen. Hij moet dan wel proberen de genetische fout van de doofheid in het DNA-profiel van Gunther op te sporen en hij zet zich daarmee zelf onder een enorme tijdsdruk. Toch gaat hij het proberen.

Inmiddels heeft de Oostenrijkse vrouw die de draagmoeder van de drie engelenkinderen was, contact opgenomen met Rex Cremer en zij ontfutselt hem de woonplaats van Hoppe. Daarop vertrekt ze naar Wolfheim. Daar gedraagt ze zich voor de bewoners uiterst merkwaardig, omdat ze in ieder kind op straat haar eigen gekloonde kinderen ziet. Ze wordt voor krankzinnig versleten en het dorp kiest partij voor de dokter die de vrouw echter wel binnenlaat. Ze komt er al vrij snel achter dat één van de engelenkinderen Michael overleden is, maar op de lokale begraafplaats kan ze geen vers gedolven graf zien. Dat is toch wel vreemd. 
De twee andere kinderen lijken min of meer aan hun lot overgelaten te worden door hun vader en in de kamer liggen ze in hun eigen drek en stank. De vrouw probeert hen nog wat op te kalefateren, maar Hoppe lijkt intussen al afscheid van V1, V2 en V3 te hebben genomen (zo noemt hij zijn drie klonen wetenschappelijk). 
Intussen gaat ook het experiment met de bevruchting van Eva Weber in volle omvang door, maar Hoppe kan het genetische foutje voor de doofheid niet ontdekken en besluit dus de eicellen te bevruchten met foutief materiaal van de vrouw. Maar de eicellen sterven kort daarop in de kweekbakjes en dat brengt Hoppe opnieuw in de problemen. De vrouw die draagmoeder van de drie engelen was, neemt contact op met Cremer om hem van het gevaarlijke experiment dat Hoppe opnieuw wil uitvoeren op de hoogte te brengen. Maar een dorpsgenoot trekt de telefoonhoorn uit haar handen. Wanneer ze terugkeert naar het huis van de dokter, zijn ook de andere twee kinderen gestorven. Ze wordt woedend op Victor Hoppe en wil de kinderen zien. Dag mag van de dokter: hij heeft ze op formaline gezet en het zijn als het ware opnieuw foetussen geworden. Woedend pakt de vrouw een scalpel en haalt de zijde van Victor open. Enkele dagen is Hoppe niet meer in het dorp te zien en de bewoners zijn erg ongerust: zouden zijn kinderen aan het sterven zijn?
De priester gaat langs bij Hoppe om de ernstig zieke kinderen het Heilig Oliesel te geven, maar de dokter zegt dat het niet meer nodig is. De priester begrijpt het verkeerd, denkt dat de dokter zich weer tot God heeft bekeerd en er volgt nog een theologische discussie over God de Vader en Jezus de Zoon. Daarna vertrekt de priester weer. Lothar en Vera Weber laten op zondagmorgen 21 mei 1989 de embryo’s inbrengen, maar omdat de eicellen gestorven zijn en dokter Hoppe zijn wond in de zijde open gehouden heeft, wordt het voor de lezer duidelijk dat hij opnieuw eigen genetisch materiaal heeft gebruikt. Lothar Weber moet met zijn vrouw nog die dag de jaarlijkse bedevaart naar La Chapelle maken en hij mag dat jaar het vaandel dragen, omdat hij en zijn vrouw zoveel te verwerken hebben gekregen. 
Rex Cremer komt door het telefoontje van de vrouw gewaarschuwd naar Wolfheim. Via het Drielandenpunt bereikt hij het dorp en hij gaat naar het huis van Hoppe. Die komt op dat moment naar buiten en beschuldigt hem naar analogie van het paasevangelie een verrader te zijn, die straks zal terugkeren met een bende, Jezus zal kussen en daarna zichzelf zal ophangen ( Judas verraadt Jezus in de Bijbel).
Daarna verdwijnt Hoppe en Cremer gaat naar het Drielandenpunt. Even lijkt het alsof hij inderdaad net als Judas zelfmoord zal plegen door van de in aanbouw zijnde Boudewijntoren af te springen , maar hij bedenkt zich en gaat terug naar Wolfheim naar het huis van de dokter… 
Hij gaat op de stank en de vliegen af en ziet de drie lijken van de kinderen in de flessen met formaline en ook het lijk van de Oostenrijkse draagmoeder, die hem enkele dagen daarvoor heeft gebeld. Hij vindt dat hij zelf ook schuldig is aan de experimenten en besluit met behulp van de formaline die hij uitgiet het huis, de lijken en daarmee alle bewijzen van het klonen te verbranden.
Intussen is het hele dorp Wolfheim op bedevaart naar La Chapelle met Lothar Weber en de priester voorop. Ze werken diverse staties van de lijdensweg af, zoals dat al eerder in de roman beschreven is o.a. tijdens de tocht van de jonge Victor op school. Donkere wolken pakken zich boven de berg samen (paasevangelie). Als ze bij de statie van de kruisiging komen, zien de bewoners tot hun verbijstering dat op de plaats van Jezus het lijk van Victor Hoppe hangt. Hij heeft zichzelf aan het kruis gespijkerd (Was hij niet de Jezus die het goede met de mens voor heeft?). De lokale klusjesman had hem destijds het idee gegeven dat je je zelf zou kunnen kruisigen. "Alles wat onmogelijk lijkt, is misschien alleen maar moeilijk". Het is een afgrijselijk gezicht, want als de dorpsbewoners gearriveerd zijn, valt het lijk van de dokter door de zwaartekracht van het kruis. De gemeenschap denkt later dat de vreemde vrouw het huis in brand gestoken heeft en de feiten over de brand die daarna aan het licht komen, worden niet echt geloofd. 
In het 12e hoofdstuk dat de functie van een epiloog heeft, vertelt een van de dorpsbewoners dat Rex Cremer die bewuste dag ook nog om het leven is gekomen, toen hij moest uitwijken voor een lijnbus en hij in een bouwput van de Boudewijntoren was gereden. 
Een jaar later wordt in mei 1990 de nieuwe Boudewijntoren in Vaals geopend. Lothar en Vera Weber zijn van de partij met hun vier maanden oude zoontje, dat ze Izaak hebben genoemd. De gehoordetesten in het ziekenhuis hebben aangetoond dat het jongetje niet doof is. De operatie van de hazenlip is bovendien heel mooi geslaagd. Voor het dorp was de genetische afwijking heel aanvaardbaar geweest: Vera was immers zwanger toen ze de dode Hoppe aan het kruis had zien hangen en wilde het bijgeloof niet dat je door heel erg te schrikken tijdens je zwangerschap een hazenlip kon krijgen.

Bron: http://www.scholieren.com/boek/7906/de-engelenmaker/zekerwetengoed

Analyse

Titelverklaring

Het boek ‘De engelenmaker’ gaat over het klonen van mensen. Dokter Hoppe heeft uit zijn eigen cellen zijn drie identieke zonen geschapen die hij de namen van drie aartsengelen Michaël, Gabriël en Rafaël geeft. Hij is dus de engelenmaker, hij gaat namelijk de strijd aan met God de Vader die hij ziet als het kwaad.

Thematiek

In het boek staat eigenlijk 3 thema’s centraal:

  1. Het christelijke geloof
  2. Wat is wel en niet geoorloofd in de medische wetenschap
  3. Goed en kwaad

Victor is rooms-katholiek, maar moet niets hebben van God, alleen van Jezus. Hij ziet God als het kwaad en beschuldig hem ervan dat hij daarom in een gesticht voor gek wordt verklaard. Victor denkt in zwart-wit en daarom dus in goed en kwaad. Hij gaat de strijd aan met God en wil leven scheppen. Hij kiest voor de studie embryoselectie en wil uiteindelijk gaat proberen zichzelf te klonen. De vraag die dit oproept is of dit medisch gezien is toegestaan of niet en waar de grens ligt tussen normaal, uitzonderlijk, gek of krankzinnig.

Een thema dat nog op de achtergrond speelt is roddelen. Niemand in Wolfheim weet waar dokter Hoppe mee bezig is, maar toch wordt er constant over gepraat.

Vertelsituatie en perspectief

Er is sprake van een alwetende verteller. Hierdoor kun je de gedachten van de personages goed volgen. Dit is vooral fijn bij de dokter, de huishoudster, de inwoners van Wolfheim, Rex Cremer en de vrouw waarop het experiment is uitgevoerd.

Opbouw

Het boek bestaat uit drie delen. Deze delen lopen niet in chronologische volgorde.

Deel I: dit deel gaat over de aankomst van dokter Hoppe in Wolfheim op 13 oktober 1984 tot de dood van de huishoudster (4 jaar later).

Deel II: hierin lopen twee tijdlijnen door elkaar. De ene lij is de geboorte van Victor Hoppe en zijn leven in het gesticht respectievelijk internaat. De andere lijn gaat over de kloonexperimenten.

Deel III: hier gaat het verhaal van deel I weer verder.

Stijl

De stijl van Stefan Brijs is niet moeilijk. Er worden weinig moeilijke woorden gebruikt en de zinnen zijn niet al te lang. Er is vooral geschreven vanuit de gedachten van de personages.

Ruimte

Deel I en deel III spelen zich af in het dorpje Wolfheim. Het is een beetje ouderwets en typisch katholiek. Het ligt in België vlak bij het drielandenpunt. Een gedeelte van deel II speelt zich af op de Universiteit van Aken en het andere deel in het gesticht waar Victor verbleef.

Tijd

De tijd in dit verhaal is heel duidelijk. Er worden steeds duidelijk jaartallen en data genoemd. De eerste gebeurtenis is de geboorte van Victor Hoppen op 4 juni 1945 en de laatste gebeurtenis is zijn overlijden op 21 mei 1989.

Het boek is in drie delen verdeeld. Deel I en deel III zijn chronologisch. Deel II is een verzameling van flashbacks. (dit deel geeft veel verklaring voor deel I.

Einde

Er is een gesloten einde. Victor sterft op dezelfde manier als Jezus, aan het kruis. Nu is het klaar, want de kinderen en dokter Hoppe zijn dood.

Personages

Victor Hoppe > karakter

Hij is de hoofdperoon van dit verhaal. Hij ziet alles in zwart-wit, dus in goed en kwaad.  In het klooster leert hij dat God slecht is en Victor wil goed zijn. Hij wil leven geven daarom begint hij zijn experiment. Hij herkent zichzelf in Jezus. Ook is Victor autistisch, hierdoor komt hij in een gesticht terecht als hij nog maar een kind is.

Zuster Marthe > type

Zij is de enige die de kleine Victor geloofd. Ze weet dat hij niet gek is en heeft geduld en leert hem lezen. Ze had het vertrouwen van Victor gewonnen.

Karl en Johanna Hoppe > types

Dit zijn de ouders van Victor. Over de moeder wordt weinig vertelt, want zij sterft al heel vroeg. De vader wordt beschreven als een slechte man. Hij mishandelde Victor omdat hij geen emoties toonde.

Rex Cremer > type

Hij was een partner van Victor op de universiteit. Hij was ook betrokken bij het klonen van muizen, het klonen van mensen kreeg hij pas later te horen.

Frau Maenhout > type

De oppas van Rafaël, Michaël en Gabriël. Ze gaf hen les, las ze voor en gaf ze vooral veel aandacht. Ze wist in eerste instantie niet dat het klonen waren en ondanks dat ze geen emoties toonde gaf Frau Maenhout om ze.

Rafaël, Michaël en Gabriël > types

De drie klonen van Victor. Het experiment klopte niet helemaal wardoor ze heel snel verouderde en maar 6 jaar oud werden.

Recensie

God heeft het nakijken

Wat gebeurt er met een kleine katholieke dorpsgemeenschap als er zich een man vestigt met een hazenlip, vuurrood haar en een rode baard? Dan klimt de pastoor op de kansel: `Weest gewaarschuwd, want de grote draak is geworpen, de oude slang, die Duivel en Satan heet, en de ganse wereld verleidt! Hij is, zeg ik u, hij is geworpen op de aarde, en zijn engelen zijn met hem geworpen.'

Nu is er inderdaad reden tot wantrouwen bij de inwoners van Wolfsheim, het Belgische plaatsje in de buurt van het drielandenpunt waar Stefan Brijs zijn nieuwe roman De engelenmaker situeert. Want de zo duivels aandoende man is dokter Victor Hoppe, twintig jaar weggeweest, maar afkomstig uit het dorp zelf. Men fluistert: `Hij is opgegroeid in een gekkenhuis.' En: `Dat had hij van zijn moeder. Die is aan waanzin gestorven.' Of: `Naar het schijnt heeft zijn vader zich... je weet wel... aan de boom naast zijn huis.'

En het heden maakt de dorpelingen nog nieuwsgieriger. Want `Herr Doktor' vestigt zich in het oude huis van zijn familie met zijn kinderen: drie identieke jongens van een paar maanden oud. Maar waar is de moeder? `Die hebben ze nooit gehad' verklaart de dokter als hij, bijna een jaar na zijn aankomst, voor het eerst het dorpscafé bezoekt. Het is ook de gelegenheid waarbij de drie kinderen voor het eerst het huis verlaten; ze blijken een abnormaal groot hoofd te hebben, een hazenlip als hun vader en ze dragen de namen van engelen: Michaël, Gabriël en Rafaël. En zoals het gaat in een dorp, nadat de vreemdeling zich eenmaal in het café heeft gemeld, wordt hij geaccepteerd. Angst slaat om in gefascineerde bewondering.

En het heden maakt de dorpelingen nog nieuwsgieriger. Want `Herr Doktor' vestigt zich in het oude huis van zijn familie met zijn kinderen: drie identieke jongens van een paar maanden oud. Maar waar is de moeder? `Die hebben ze nooit gehad' verklaart de dokter als hij, bijna een jaar na zijn aankomst, voor het eerst het dorpscafé bezoekt. Het is ook de gelegenheid waarbij de drie kinderen voor het eerst het huis verlaten; ze blijken een abnormaal groot hoofd te hebben, een hazenlip als hun vader en ze dragen de namen van engelen: Michaël, Gabriël en Rafaël. En zoals het gaat in een dorp, nadat de vreemdeling zich eenmaal in het café heeft gemeld, wordt hij geaccepteerd. Angst slaat om in gefascineerde bewondering.

De dokter opent zijn praktijk, waar de deur wordt platgelopen door dorpelingen die hopen een glimp van de drieling op te vangen. Hij vraagt Charlotte Maenhout, een gepensioneerde onderwijzeres, om op zijn kinderen te passen en later om ze les te geven. Frau Maenhout probeert de dokter te verleiden de kinderen vaker naar buiten te laten gaan, met sporadisch succes. Ze ontdekt al snel dat de kinderen méér mankeert dan een hazenlip: ze zijn doodziek. Bovendien worden ze door hun vader met grote regelmaat aan mysterieuze onderzoeken onderworpen.

In het eerste deel lijkt De engelenmaker een klassiek voorbeeld van een dorpsroman te zijn: een boek dat draait om de verhouding tussen dorp en dokter, met het lot van drie lieve peuters als element dat de boog gespannen houdt. Al op de eerste pagina's zet Brijs je stevig in het leven van Wolfsheim, in het gepraat en geroddel, in de kleine ongemakken en kwinkslagen, de voetballende jongens op het plein en de grote verhalen op de achtergrond. De engelenmaker ademt een Vlaamse sfeer, al lijkt Brijs even allergisch voor dialectinvloeden te zijn als ooit Willem Elsschot: zijn taal is algemeen, beschaafd en Nederlands. En efficiënt: hij schrijft geen zinnen waarvan je in katzwijm valt, maar hij voert je zonder hobbels en pathos door het verhaal.

Als de status quo in het doktershuis na vier jaar met een klap wordt doorbroken, verlegt Brijs zijn aandacht naar de eerste veertig levensjaren van Victor Hoppe. Dan ontstaat een heel andere roman. Hoppe blijkt niet alleen opgegroeid in een gekkenhuis (nu, ja een liefdeloze kloosterafdeling), maar daar opgesloten te zijn geweest omdat zijn moeder hem voor een duivelsjong hield. Hij was een briljant embryoloog, die met zijn motto `soms is wat onmogelijk lijkt, alleen maar moeilijk' grote resultaten boekte, maar die zich niet kon aanpassen aan de wetenschappelijke mores. Hij is een genie met een vorm van wereldvreemdheid dat tegenwoordig het etiket Asperger draagt, een man die zijn zwart-witdenken overal op projecteert tot aan de interne verhoudingen binnen de Heilige Drievuldigheid toe: `Jezus is goed, God is slecht.' De collega die hem complimenteert met de woorden `U heeft God het nakijken gegeven' realiseert zich pas jaren later wat hij daarmee in gang heeft gezet.

De engelenmaker blijkt dan een roman die breder is dan je aanvankelijk denkt. En die nog veel beter is. Als je op pagina 420 aan het einde van Brijs' krachttoer bent beland, realiseer je je pas goed hoe veel deze roman overhoop heeft gehaald. Victor Hoppe blijkt niet zozeer een onderzoeker te zijn, maar vooral een proefpersoon in de grootse literaire proefopstelling van Brijs. Daarbij gaat het de schrijver deels om zaken die in zijn eerdere boeken (zoals Arend) aan de orde kwamen, zoals de gevolgen van mismaaktheid en de afwijzing door een moeder. Hij voegt daar een aantal kwesties over opvoeding en schuldgevoel aan toe, maar uiteindelijk stuit hij op twee grote tegenstellingen: die tussen goed en kwaad en die tussen gek en normaal.

Voor Victor Hoppe liggen die grenzen helder. Hij is mishandeld in naam van de Heer, dus die zal het kwaad wel zijn. Zijn rechtlijnigheid maakt hem een succesvol onderzoeker, maar ook volslagen meedogenloos. Geen enkele stap die hij zet komt voort uit kwade wil, maar toch komt de moraal onherroepelijk tussen de wielen. Dat heeft te maken met een groot vermogen tot abstrahering en een groot gebrek aan empathisch vermogen.

Die combinatie is al vaker beschreven, maar het bijzondere is hoe Brijs die morele kwestie verbindt met een eigenlijk pijnlijk eenvoudige vraag: kun je gek worden zonder irrationeel te worden. Want ook zonder de details van de plot uit de doeken te doen kun je veilig stellen dat Hoppe aan het eind van de roman knettergek is geworden. Maar als je terugleest en terugdenkt aan hoe dat nu zo gekomen is, moet je constateren dat Hoppes gekte weliswaar een religieuze component heeft, maar dat zijn gedachten en daden verder nergens irrationeel zijn. Dat maakt zijn ontsporing uitgesproken aangrijpend. Je eindigt met een gevoel van diepe sympathie voor een man die je menselijkerwijs zou moeten classificeren als een gevaarlijke gek. En dat is het moment waarop je je realiseert hoe veel De engelenmaker op losse schroeven zet. Zoals je wel weet dat er een middenweg zou moeten zijn tussen het aartsconservatisme van de paters in het boek en het huiveringwekkende positivisme van de onderzoeker Hoppe.

De lezer staat niet alleen in zijn gevoel van sympathie voor de hoofdpersoon. Want in de slotscènes van De engelenmaker heeft niet alleen dokter Hoppe voor zichzelf een bestemming gevonden, maar is hij er ook voor het eerst in geslaagd door te dringen tot de harten van zijn dorpsgenoten. Want zijn hele leven is zijn grote angst en frustratie geweest dat hij niet werd geloofd: niet door zijn ouders, die hem voor bezeten hielden, niet door de nonnen die dachten dat hij debiel was, niet door zijn collega's die hem voor een oplichter hielden en niet door Frau Maenhout, die twijfelde aan zijn goede wil. Uiteindelijk komt het geloof uit de hoek waar hij het het minst verwachtte, van de goeddeels irrationele en wispelturige dorpsgemeenschap. Die sluit de man die enkele jaren eerder nog voor de duivel werd gehouden, met liefde in de armen.

Dat die dorpelingen dat op volslagen verkeerde gronden doen, dient alleen nog maar om de rijkdom van Brijs' geweldige roman te benadrukken.

 Bron: NRC- Next

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De Engelenmaker door Stefan Brijs"