Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Spaanschen Brabander door G.A. Bredero

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
Boekcover Spaanschen Brabander
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 1685 woorden
  • 7 februari 2011
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
10 keer beoordeeld

Boekcover Spaanschen Brabander
Shadow
Spaanschen Brabander door G.A. Bredero
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

SPAANSCHEN BRABANDER


Geef een complete titelbeschrijving.
G.A. Bredero, Spaanschen Brabander, Leeuwarden 1996 (tweede druk).


Geef een eerste persoonlijke reactie.
1. Ik vond het een lastige en ingewikkelde tekst om te lezen, omdat het taalgebruik dat de personen in het boek gebruikte erg lastig was (ook in de vertaling). Soms vond ik het ook niet duidelijk waarom een bepaalde opmerking gemaakt werd en wat er dan met die opmerking bedoeld werd en er stonden best veel ‘oude’ woorden in waarvan ik de betekenis niet wist en die dus eerst op moest zoeken.

2. Ik vond het verder ook interessant, omdat ik meestal boeken van nu lees en niet over mensen in de 16e/17e eeuw. Daar ging het er allemaal heel anders aan toe en dat vond ik interessant om over te lezen, vooral omdat de schrijver het ook in die tijd heeft geschreven en het allemaal dus veel realistischer is.

3. Als laatste vond ik het boek dus realistisch, omdat het dus ook in die tijd (16e/17e eeuw) is geschreven en de schrijver dus gewoon kon schrijven over wat er om hem heen gebeurde.



Plaats de tekst in de historische context. Ga na of de volgende begrippen op het werk van toepassing zijn. Leg de begrippen die van toepassing zijn goed uit met concrete verwijzingen naar de tekst.

‘Het verhaal speelt zich af in het Amsterdam van circa 1575, dus voor de grote stadsuitbreidingen en de economische en culturele bloei. De Tachtigjarige Oorlog was in 1568 begonnen, maar Amsterdam had in 1575 nog niet tegen Spanje en voor het protestantisme gekozen’ (Bladzijde 8, enkele aantekeningen bij de tekst).

Spanje verovert steeds meer gebieden onder leiding van Koning Filips II en doordat Antwerpen in Spaanse handen gevallen was (in 1585), vluchtten veel kooplieden en calvinisten naar het noorden (vooral naar Amsterdam). Amsterdam nam de taak als groot handelscentrum van Antwerpen over.

Andries: ‘Wie brachten hier bedrijvigheid en handel? Dat waren wij!’ (r. 1032).

Harmen: ‘Wie brachten scherpzinnigheid in jullie botte verstand?’ (r. 1034).

Spanje wilde Amsterdam aanvallen en de binnenlandse onenigheid in de kerk duidt op de hervorming. Later kiest Amsterdam voor het protestantisme.

Andries: ‘’t Gaat zo’n beetje, maar ’t is niet goed. Het land is overal in alarm. De één wil ons hier aanvallen, en de ander daar. ’t Is duivelswerk. En dan nog de binnenlandse twisten en onenigheid in de kerk: als de kikvors en de muis onderling hakkentakken, kan de kiekendief ze bij verrassing beide pakken’ (r. 1007).

De Spaansche Brabander hoort bij de literatuur die bijdroeg tot het creëren van een eigen stedelijke gedragscode. Geliefd was hierbij het middel van het schetsen van ongewenst gedrag. De personen Jan, Andries en Harmen zijn personen uit de lagere klassen en voorbeelden van slecht gedrag (overmatig drankgebruik, oplichting, hoerenloperij, het slaan van vrouwen en duistere zaken). Natuurlijk is Jerolimo ook een vorobeeld van slecht gedrag. Hij is de grote oplichter van het verhaal. Hij voelt zich dan wel alsof hij tot de hoogste stand behoort en probeert er rijk uit te zien, maar hij heeft ook bijna geen geld zoals de laagste klasse.

Harmen: ‘Dat is waar, je het gelijk. Wel Jan, het is aan iedereen bekend, dat jij een vrouwenjager en een enorme zuiplap bent’ (r. 1052).

Jan Knol: ‘Dat lieg je niet, Harmen, maar ik sla tenminste geen vrouwen. En iedereen weet dat je daar bij jou thuis niet op kunt vertrouwen. En als er ergens een huwelijk geregeld moet worden in de stad, dan heb jij, Andries daar als koppelaar geld voor gehad. En als er iemand failliet ging, wist jij ’t handig in orde te maken; Daarom sta je ook bekend als advocaat voor kwade zaken’ (r. 1054).

Bredero was lid van de Amsterdamse rederijkerskamer d’Eglentier. De rederijkers werden bij vele stedelijke activiteiten ingeschakeld. Dat was dan ook de reden dat Bredero zoveel wist te vertellen in het stuk over de stad, hij was van alles op de hoogte.

Rederijkers waren dichters. Jerolimo vind de Brabantse taal veel mooier en dichterlijke als de Hollandse, hij zegt dat iedere Brabander beter is dan de rederijkers uit Holland, wat die maken stelt niks voor volgens hem.

Jerolimo: ‘Ik vind het alleen wel jammer dat je zo plat Hollands spreekt. O, de Brabantse taal is groots, beschaafd en volkomen perfect; Zo vriendelijk, zo levendig, zo lief en zo volmaakt correct’ (r.175).

Jerolimo: ‘Jasses, wat wonen er toch een hersenloze botmuilen in deze stad. Ze leiden zo’n eenvoudig leven en er wordt zo saai geschreven’ (r.188).

Jerolimo: ‘Domkoppen zijn jullie, maak maar eens een notariële akte, echt legaal. Jullie kennen geen deftige termen, jullie schrijven die simpele Hollandse taal’ (r.199).

Bredero maakt in dit toneelstuk gebruik van lering en vermaak. Het gaat vooral om het vermaak. Het is een komedie en geen klucht, want een klucht is veel korter en in een klucht staan vooral veel grappige situaties. Die staan hier ook wel een paar in (zoals de boeren en hoerenlopers die drinken en vrijen) maar het verhaal gaat meer over wat serieuzere dingen als de dingen die in een klucht staan. Er wordt in dit boek vooral gewaarschuwd dat mensen niet altijd zijn zoals ze eruit zien.

De meningen die via het toneel verspreid werden, moesten passen binnen de visie en het beleid van het stadsbestuur. Er wordt niet echt iets slechts gezegd over de hogere klassen, maar wel over het normale volk. Er werd verteld wat slecht aan hun was, zoals veel drinken en dat het hoerenlopers waren. Dit laten ze dan aan het publiek zien en die moet hier dan van leren dat dit niet goed is (ethisch didactisch).

Het ethisch-didactisch doel van het boek/toneelstuk is dat mensen niet altijd zijn zoals ze zich voordoen. Net als bijvoorbeeld Jerolimo, hij doet alsof hij erg rijk is en ziet er zo ook uit, maar eigenlijk heeft hij niet eens geld om 2 snollen te trakteren op wat drinken.

‘Al ziet Men de mensen, men kent daarom hun hart en karakter nog niet’ (r.41).

Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

SPAANSCHEN BRABANDER


Geef een complete titelbeschrijving.
G.A. Bredero, Spaanschen Brabander, Leeuwarden 1996 (tweede druk).


Geef een eerste persoonlijke reactie.
1. Ik vond het een lastige en ingewikkelde tekst om te lezen, omdat het taalgebruik dat de personen in het boek gebruikte erg lastig was (ook in de vertaling). Soms vond ik het ook niet duidelijk waarom een bepaalde opmerking gemaakt werd en wat er dan met die opmerking bedoeld werd en er stonden best veel ‘oude’ woorden in waarvan ik de betekenis niet wist en die dus eerst op moest zoeken.

2. Ik vond het verder ook interessant, omdat ik meestal boeken van nu lees en niet over mensen in de 16e/17e eeuw. Daar ging het er allemaal heel anders aan toe en dat vond ik interessant om over te lezen, vooral omdat de schrijver het ook in die tijd heeft geschreven en het allemaal dus veel realistischer is.

3. Als laatste vond ik het boek dus realistisch, omdat het dus ook in die tijd (16e/17e eeuw) is geschreven en de schrijver dus gewoon kon schrijven over wat er om hem heen gebeurde.



Plaats de tekst in de historische context. Ga na of de volgende begrippen op het werk van toepassing zijn. Leg de begrippen die van toepassing zijn goed uit met concrete verwijzingen naar de tekst.

‘Het verhaal speelt zich af in het Amsterdam van circa 1575, dus voor de grote stadsuitbreidingen en de economische en culturele bloei. De Tachtigjarige Oorlog was in 1568 begonnen, maar Amsterdam had in 1575 nog niet tegen Spanje en voor het protestantisme gekozen’ (Bladzijde 8, enkele aantekeningen bij de tekst).

Spanje verovert steeds meer gebieden onder leiding van Koning Filips II en doordat Antwerpen in Spaanse handen gevallen was (in 1585), vluchtten veel kooplieden en calvinisten naar het noorden (vooral naar Amsterdam). Amsterdam nam de taak als groot handelscentrum van Antwerpen over.

Andries: ‘Wie brachten hier bedrijvigheid en handel? Dat waren wij!’ (r. 1032).

Harmen: ‘Wie brachten scherpzinnigheid in jullie botte verstand?’ (r. 1034).

Spanje wilde Amsterdam aanvallen en de binnenlandse onenigheid in de kerk duidt op de hervorming. Later kiest Amsterdam voor het protestantisme.

Andries: ‘’t Gaat zo’n beetje, maar ’t is niet goed. Het land is overal in alarm. De één wil ons hier aanvallen, en de ander daar. ’t Is duivelswerk. En dan nog de binnenlandse twisten en onenigheid in de kerk: als de kikvors en de muis onderling hakkentakken, kan de kiekendief ze bij verrassing beide pakken’ (r. 1007).

De Spaansche Brabander hoort bij de literatuur die bijdroeg tot het creëren van een eigen stedelijke gedragscode. Geliefd was hierbij het middel van het schetsen van ongewenst gedrag. De personen Jan, Andries en Harmen zijn personen uit de lagere klassen en voorbeelden van slecht gedrag (overmatig drankgebruik, oplichting, hoerenloperij, het slaan van vrouwen en duistere zaken). Natuurlijk is Jerolimo ook een vorobeeld van slecht gedrag. Hij is de grote oplichter van het verhaal. Hij voelt zich dan wel alsof hij tot de hoogste stand behoort en probeert er rijk uit te zien, maar hij heeft ook bijna geen geld zoals de laagste klasse.

Harmen: ‘Dat is waar, je het gelijk. Wel Jan, het is aan iedereen bekend, dat jij een vrouwenjager en een enorme zuiplap bent’ (r. 1052).

Jan Knol: ‘Dat lieg je niet, Harmen, maar ik sla tenminste geen vrouwen. En iedereen weet dat je daar bij jou thuis niet op kunt vertrouwen. En als er ergens een huwelijk geregeld moet worden in de stad, dan heb jij, Andries daar als koppelaar geld voor gehad. En als er iemand failliet ging, wist jij ’t handig in orde te maken; Daarom sta je ook bekend als advocaat voor kwade zaken’ (r. 1054).

Bredero was lid van de Amsterdamse rederijkerskamer d’Eglentier. De rederijkers werden bij vele stedelijke activiteiten ingeschakeld. Dat was dan ook de reden dat Bredero zoveel wist te vertellen in het stuk over de stad, hij was van alles op de hoogte.

Rederijkers waren dichters. Jerolimo vind de Brabantse taal veel mooier en dichterlijke als de Hollandse, hij zegt dat iedere Brabander beter is dan de rederijkers uit Holland, wat die maken stelt niks voor volgens hem.

Jerolimo: ‘Ik vind het alleen wel jammer dat je zo plat Hollands spreekt. O, de Brabantse taal is groots, beschaafd en volkomen perfect; Zo vriendelijk, zo levendig, zo lief en zo volmaakt correct’ (r.175).

Jerolimo: ‘Jasses, wat wonen er toch een hersenloze botmuilen in deze stad. Ze leiden zo’n eenvoudig leven en er wordt zo saai geschreven’ (r.188).

Jerolimo: ‘Domkoppen zijn jullie, maak maar eens een notariële akte, echt legaal. Jullie kennen geen deftige termen, jullie schrijven die simpele Hollandse taal’ (r.199).

Bredero maakt in dit toneelstuk gebruik van lering en vermaak. Het gaat vooral om het vermaak. Het is een komedie en geen klucht, want een klucht is veel korter en in een klucht staan vooral veel grappige situaties. Die staan hier ook wel een paar in (zoals de boeren en hoerenlopers die drinken en vrijen) maar het verhaal gaat meer over wat serieuzere dingen als de dingen die in een klucht staan. Er wordt in dit boek vooral gewaarschuwd dat mensen niet altijd zijn zoals ze eruit zien.

De meningen die via het toneel verspreid werden, moesten passen binnen de visie en het beleid van het stadsbestuur. Er wordt niet echt iets slechts gezegd over de hogere klassen, maar wel over het normale volk. Er werd verteld wat slecht aan hun was, zoals veel drinken en dat het hoerenlopers waren. Dit laten ze dan aan het publiek zien en die moet hier dan van leren dat dit niet goed is (ethisch didactisch).

Het ethisch-didactisch doel van het boek/toneelstuk is dat mensen niet altijd zijn zoals ze zich voordoen. Net als bijvoorbeeld Jerolimo, hij doet alsof hij erg rijk is en ziet er zo ook uit, maar eigenlijk heeft hij niet eens geld om 2 snollen te trakteren op wat drinken.

‘Al ziet Men de mensen, men kent daarom hun hart en karakter nog niet’ (r.41).


Voeg een samenvatting toe (uittrekselbank).

Eerste bedrijf
De Spaanse Brabander Jerolimo Rodrigo is van Antwerpen naar Amsterdam gevlucht voor zijn schuldeisers. Hij voelt zich er echter niet thuis, want de Antwerpse taal vindt hij mooier, net zoals de Antwerpse meisjes mooier zijn dan de Amsterdamse. Hij ontmoet de straatjongen Robbeknol die wel voor hem wil werken, omdat hij rammelt van de honger. Hoewel Jerolimo zelf ook geen cent te makken heeft, neemt hij hem in dienst als knecht. Robbeknol moet zich laten welgevallen dat zijn meester de Hollandse taal die Robbeknol spreekt erg bot vindt.

Hondenslager en grafdelver Floris Harmensz wordt lastiggevallen door twee jongens: Aart en Krelis. Floris wil hen achterna, maar krijgt hen niet te pakken. Hij praat daarna wat met drie oude mannen, Andries Pels, Jan Knol en Thomas Treck, over de pest. Vervolgens ontmoet Floris Joosje en Contant, twee ruziënde jongens. De twee jongens keren zich tegen Floris als hij zich met hen bemoeit.


Tweede bedrijf
Jerolimo kleedt zich netjes aan om als een heer op stap te gaan. Hij ontmoet twee snollen: Trijn Jans en Bleecke An. Zij hebben al snel door dat er aan hem niets te verdienen valt. Het pleziertje loopt Jerolimo dus mis. Als Jerolimo thuis komt, zit Robbeknol te eten wat hij bij elkaar gebedeld heeft. Jerolimo beweert dat hij al gegeten heeft, maar even later eet hij toch mee.


Derde bedrijf
De volgende dag vindt Robbeknol tussen de kleding van zijn meester een lege beurs en hij weet dan echt zeker dat Jerolimo zo arm is als een kerkrat. De schout kondigt een verbod op bedelarij af en Robbeknol verzint iets anders om toch te kunnen bedelen: hij gaat uit de bijbel lezen. Trijns Snaps, Jut Jans en Els Kals, drie spinsters, beloven Robbeknol eten als hij voorleest uit de bijbel. Jerolimo heeft ondertussen ook wat geld bijeen weten te krijgen en hij komt blij thuis. Hij stuurt Robbeknol naar de markt. Robbeknol ziet een lijkstoet die in de richting van hun huis gaat en hij hoort een vrouw zeggen dat de overledene op weg is naar een plaats waar geen eten of drinken is. Robbeknol wordt angstig, omdat hij denkt dat ze het lijk bij hem thuis komen afleveren. Jerolimo lacht hem uit om zijn domme gedachten.


Vierde bedrijf
Robbeknol krijgt van Byateris veel eten; zij heeft genoeg geld, omdat zij als koppelaarster werkt. Jerolimo legt een enorme eetlust aan de dag en hij laat zien dat hij goede manieren heeft en dat hij weet hoe een deftig heer behoort te eten. Robbeknol is niet onder de indruk van de dure woorden, gebaren en manieren.

Gierighe Gerrit (ook wel Geraart genoemd), de huisbaas van Jerolimo, vertelt dat hij op weg is naar een huurder, een of andere Brabander, die niet betaald heeft. Hij ontmoet Byateris en zij vertelt hem dat zij ook nog geld bij die Brabander heeft uitstaan. Samen komen ze aan bij het huis van Jerolimo, maar ze worden afgescheept door de mooie praatjes van Jerolimo. Hij is precies op dat moment zijn boekhouding aan het bijwerken, dus hij zegt dat hij nu nog niet goed kan zien hoe zijn financiële situatie ervoor staat. Nadat ze vertrokken zijn, pakt Jerolimo zijn spullen om te vluchten.


Vijfde bedrijf
De schuldeisers verzamelen zich met de schout en de notaris bij het huis van Jerolimo. Het blijken er nogal wat te zijn: een tinnegieter, een schilder, een leverancier van zilver vaatwerk en een tapijtenhandelaar. Het huis is echter leeg en het enige wat te verkopen valt is het bed, maar dat behoort eigenlijk aan Byateris. Iedereen is een verliezer. Robbeknol sluit het stuk af met een oproep aan het publiek:
Mijn heeren, wie ghy zijt, heeft u dit spel behaaght?
So ghy u ghelt en tijdt in ghener wijs beklaaght,
So toontet ons met vreugt, en doet my alle na,
En soo 't u wel ghevalt, soo roept eenstemmig: ja!
(Mijne heren, wie u ook bent, is dit toneelstuk u goed bevallen? Dus dat u vindt dat uw geld en tijd goed besteed zijn? Toon dat ons dan met vreugde en doe mij na, en als het u goed bevalt, roep dan eenstemmig: Ja!)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Spaanschen Brabander door G.A. Bredero"