‘’Hij liet de mouwen van zijn merkkleding zien.‘Heeft die eikel heel mijn Giorgio Armani-manchetten onder staan zeiken.’ Als emoties oplaaiden, begon kennelijk vanzelf het oude frituurvet weer op te borrelen. ‘Rustig Bertje, je bent het wel over je eigen familie,’ suste ik. ‘Ik heb het helemaal met die gast gehad, ‘klaagde Bertje ondertussen, in de tijd die het wachten onverwacht opleverde. ‘Moeten we hem dan maar een nekschot geven?’ vroeg ik geïrriteerd. ‘’
De tijd
Dit boek speelt zich af rond 2008. Er worden geen jaartallen vrij gegeven, maar het is duidelijk dat het boek zich afspeelt in de 21e eeuw, want er wordt gesproken over een eerder uitgekomen boek van P.F Thomése, dat ‘Greatest hits’ heet en uitgeven is in 2001. De communicatieve apparatuur als mobieltjes en internet van alledaags komen regelmatig voor, maar voegen niet veel toe aan het verhaal.
‘’Uit zijn eerlijk gezegd op den duur nogal langdradige lofprijzingen kon ik opmaken dat hij vooral fan was van mijn Greatest Hits, waarop ik hem plichtmatig complimenteerde met zijn voortreffelijke keuze. (In feite noemde iederéén altijd deze titel.)’’ De plaats
Dit boek speelt zich af in twee landen, waarin de hoofdpersonages een autoreis van Nederland naar Duitsland maken. De drie mannen met een missie beginnen in Amsterdam, de woonplaats van Kessels en rijden vervolgens naar Hamburg, waar ze een stop maken om te overnachten en ‘s ochtends vroeg op speurtocht gaan om ‘kutzwager’ Boontje op te pikken. Wanneer ze de belangrijke taak voldaan hebben rijden ze door naar Breda, om Boontje af te leveren aan Birgit, de zus van Bertje.
Opbouw
Het boek is opgebouwd uit vier delen. De laatste pagina in het boek is een index met de begincijfers van ieder hoofdstuk.
- Part one/ Een vreemd effect
- Part two/ Kutstank in Sankt Pauli
- Part tree/ Volle bak
- Part four/ De merkwaardigste thuiskomst van de hete burrito in de cafetaria van vroeger
Het boek is chronologisch verteld en er zijn geen flashbacks. Wel erotisch getinte herinneringen van de schrijver waarbij hij terug denkt aan de tijd dat Birgit, toen nog B.B genoemd, een ‘knetterhete frituurspetter’ was, die hem zijn frikadellen serveerde in de snackbar.
Het boek begint met een inleiding van de schrijver zelf, waarbij hij verteld waarmee het allemaal begonnen was. Ook stelt hij zijn medereisgenoten aan de lezer voor en verteld hij over de persoonlijkheid van zijn favoriete personage J. Kessels, die hij zelf gecreëerd heeft.
Het einde van het boek is mooi rond. Het is een goed punt als lezer om afscheid te nemen van P.F Thomése en zijn krankzinnige vrienden. Hij en Kessels stappen weer in de auto en verlaten Breda, de reis is voorbij, ze hebben hun klusjes vervuld en gaan naar het vertrouwde Tilburg, de woonplaats van P.F Thomése.
Vertelstandpunt
Dit boek wordt verteld door de schrijver. Hij wisselt vaak van Ik-verteller naar personale verteller, waarbij hij zichzelf als een echt personage in het boek neerzet. Soms valt hij uit de rol en maakt grapjes zoals: ‘Ik geef nooit telefoonnummers van mijn personages’.
Het had zeker uitgemaakt voor het verhaal als een ander personage het boek verteld had. Bijvoorbeeld J.F Kessels of Berend a.k.a. Bertje. Je zou dan te weten gekomen kunnen zijn waarom Bertje steeds in Sankt Pauli bij de hoeren op bezoek was in plaats bij zijn vrouw op de bank, of waarom J.F Kessels in vredesnaam een pooier doodslaat. Dingen die bij de lezer vragen oproepen en bewust verzwegen worden om het verhaal spannend te houden.
Motto
Het motto van dit boek staat op een van de eerste pagina’s:
‘’Yeah, we’re on the road again.’’
- Willie Nelson
Een toepasselijke titel, omdat dit boek een reis is waarbij de personages met een auto naar hun bestemming reizen. Iets wat vaak voorkomt in Amerikaanse boeken. Vandaar ook een Engelstalig motto. Iets wat ook opmerkelijk is in dit boek is dat J. Kessels in de auto cassette speler veel country muziek opzet. Wat ook wel ‘’road-music’’ wordt genoemd in Amerika.
Titel van het boek; J. Kessels: The Novel
Het boek heeft deze naam gekregen, omdat J. Kessels een veelgebruikt personage is door P.F Thomése in zijn voorgaande boeken. Hij heeft alleen nog nooit de hoofdrol gespeeld en daarom vond Thomése het wel eens tijd om daar verandering aan te brengen.
‘’Jos Kessels, columnist bij Het Eindhovens Dagblad, ís het personage J. Kessels: de man die nooit danst en nooit huilt - ofschoon hij een vat vol versteende emotie is. Het signalement van de mens en het personage Kessels, die beiden een leven in de luwte leiden, luidt: liefhebber van vette country, Amerikaanse films - Scorsese! -, de boeken van Jack Kerouac en vooral Charles Bukowski. Hardboiled. Overtuigd roker en drinker. Zoveel werd duidelijk uit die ontmoeting: J. Kessels leeft als de helden uit zijn favoriete countrysongs, films en tranche de vie-literatuur. Het moet voor Thomése zijn geweest of hij zijn eigen Neal Cassady ontmoette, met wie hij - in afwachting van zijn te schrijven literatuur - alvast kon leven als romanpersonage in een boek dat hij misschien ooit zou schrijven ‘’
Bron: Vrij Nederland.
Betekenis / mening
Dit boek heeft mij van het begin tot het eind gefascineerd. Ik zocht in de leeslijst iets wat minder klassiek was dan de literatuur die ik voorheen gelezen heb. Het vorige boek wat ik gelezen heb: ‘Paradiso’ van Kees van Beijnum was dan ook iets te cliché en emotioneel naar mijn zin. Doordat ik van elk boek in de leeslijst even het boek ‘googlede’ kwam ik al snel op dit boek. Het eerste wat mijn op viel was de brutale voorkant, wat mij gelijk al deed denken aan een luchtig boek vol grappen. Omdat we het boek niet hadden in de mediatheek reserveerde ik het bij de bibliotheek. Binnen een week lag het voor me klaar en al gauw kon ik beginnen met lezen.
Ik had niet verwacht dat er zo veel schunnige prietpraat in zou zitten. Het onderwerp ging niet diep. Wel werd er veel aandacht besteed aan hoeren, frituursnacks en het dumpen van een dode pooier. Ik denk niet dat diepgang gepast geweest was in dit boek. De essentie van dit boek is denk ik om eens goed te lachen, wat meestal niet samen gaat met diepgang. Ik heb meerdere keren aan vrienden verteld wat voor grappig boek ik aan het lezen was. Waar ik het ook opensloeg, het sperde op bijna elke bladzijde wel de ogen van mij luisteraars. Dat dit literatuur was, vonden de meesten verbazingwekkend om te horen. Eerst begreep ik zelf ook niet waarom het op de lijst stond. Het heeft namelijk geen kenmerken van de standaard Nederlandse literatuur. In de loop van het boek begon ik in te zien dat deze schrijver toch wel eens en verdomd originele schrijfstijl had, met uitdrukkingen en verbloemingen die ik nog niet eerder ergens had zien staan zoals ‘knetterhete frituurspetter’ en ‘bruin-gele vriendschap’.
‘’bruin-gele vriendschap, waar heb ik dat eerder gezien? Smaalde J. Kessels. ‘In mijn onderbroek ja, als ik ‘m niet gewassen heb.’’’
De opmerkelijke hoofdpersonen, waaronder de schrijver zelf zijn het belangrijks voor het boek. Als het vreemde figuur J. Kessels er niet geweest was zouden de gebeurtenissen die plaatsvinden in dit boek waarschijnlijk heel anders gelopen zijn. Dan zou er geen ‘’kutstank’’ in de auto hangen, omdat de in Duitsland vermoorde Turkse pooier niet in de achterbak lag te stinken. Ook zou een zinnig mens het niet in zijn hoofd halen om dan vervolgens het lijk te dumpen in de kliko van Bertje.
Dit boek heeft mij van het begin tot het eind gefascineerd. Ik zocht in de leeslijst iets wat minder klassiek was dan de literatuur die ik voorheen gelezen heb. Het vorige boek wat ik gelezen heb: ‘Paradiso’ van Kees van Beijnum was dan ook iets te cliché en emotioneel naar mijn zin. Doordat ik van elk boek in de leeslijst even het boek ‘googlede’ kwam ik al snel op dit boek. Het eerste wat mijn op viel was de brutale voorkant, wat mij gelijk al deed denken aan een luchtig boek vol grappen. Omdat we het boek niet hadden in de mediatheek reserveerde ik het bij de bibliotheek. Binnen een week lag het voor me klaar en al gauw kon ik beginnen met lezen.
Ik had niet verwacht dat er zo veel schunnige prietpraat in zou zitten. Het onderwerp ging niet diep. Wel werd er veel aandacht besteed aan hoeren, frituursnacks en het dumpen van een dode pooier. Ik denk niet dat diepgang gepast geweest was in dit boek. De essentie van dit boek is denk ik om eens goed te lachen, wat meestal niet samen gaat met diepgang. Ik heb meerdere keren aan vrienden verteld wat voor grappig boek ik aan het lezen was. Waar ik het ook opensloeg, het sperde op bijna elke bladzijde wel de ogen van mij luisteraars. Dat dit literatuur was, vonden de meesten verbazingwekkend om te horen. Eerst begreep ik zelf ook niet waarom het op de lijst stond. Het heeft namelijk geen kenmerken van de standaard Nederlandse literatuur. In de loop van het boek begon ik in te zien dat deze schrijver toch wel eens en verdomd originele schrijfstijl had, met uitdrukkingen en verbloemingen die ik nog niet eerder ergens had zien staan zoals ‘knetterhete frituurspetter’ en ‘bruin-gele vriendschap’.
‘’bruin-gele vriendschap, waar heb ik dat eerder gezien? Smaalde J. Kessels. ‘In mijn onderbroek ja, als ik ‘m niet gewassen heb.’’’
De opmerkelijke hoofdpersonen, waaronder de schrijver zelf zijn het belangrijks voor het boek. Als het vreemde figuur J. Kessels er niet geweest was zouden de gebeurtenissen die plaatsvinden in dit boek waarschijnlijk heel anders gelopen zijn. Dan zou er geen ‘’kutstank’’ in de auto hangen, omdat de in Duitsland vermoorde Turkse pooier niet in de achterbak lag te stinken. Ook zou een zinnig mens het niet in zijn hoofd halen om dan vervolgens het lijk te dumpen in de kliko van Bertje.
Door deze redenen vond ik de hoofdpersonen dan ook niet erg realistisch overkomen. Niet dat dat iets was waaraan ik me irriteerde. Soms heb ik wel eens dat zoiets zeer ergerlijk is, wanneer je bijvoorbeeld een realistisch boek aan het lezen bent, maar je bij jezelf denkt ‘dit kan nooit’. Maar omdat dit boek ver van realistisch was vond ik het niet storend. Het was een en al ‘gekkigheid’. Van de hoofdpersonen heb ik weinig hoogte gekregen. Er waren geen eigenschappen die ik in waardeerde van de heren. Alleen hun eigenzinnigheid vond ik bewonderenswaardig en de manier van problemen oplossen zeer origineel.
Het boek heb ik vlot uitgelezen. Door de korte hoofdstukken en de schunnige maar grappige woorden was het een luchtig boek, wat ik met plezier gelezen heb. De grappigste gebeurtenis in dit boek speelt zich op een van de laatste bladzijdes. J. Kessels en P.F. Thomése rijden weg van de woning van Bertje in Breda, wanneer ze per ongeluk de hond Elvis overrijden. Het klinkt nu heel lullig, maar de wijze waarop het beschreven is in het boek was te hilarisch voor woorden.
‘’Ik dacht al dat ik iets voelde’, moest hij toegeven. ‘’Was het Elvis, denk je? Vroeg ik bedrukt. Volgens mij was het die vuile kuttenlikker.’ Misschien was het gewoon een op een rare plek aangelegd verkeersdrempeltje, opperde hij. ‘moeten we niet voor de zekerheid even gaan kijken?’ ‘Wie of wat het ook was, nu is het dat in ieder geval niet meer,’ verzuchtte hij filosofisch.’’
De afloop was niet erg bijzonder. Kessels en Thomése rijden van ons weg, hun verhaal samen gaat door, maar de lezer neemt afscheid.
Het gedeelte wat ik goed onthouden heb is het stuk waarin de drie hoofdpersonen klagen over een ‘putlucht’ in de auto en erachter komen dat hun geboeide reisgenoot in zijn broek gepoept heeft. Een karwijtje wat J. Kessels en Thomése natuurlijk door Bertje laten opruimen. Dit boek was een en al lachen, maar de volgende keer ga ik toch maar weer eens op de serieuzere toer.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
B.
B.
goed, ik heb niet alles gelezen, alleen de relevante dingen die mij helpen.
Alleen bij vertelsstandpunt is het een beetje raar, aangezien Kutzwager Boontje degene is die de pooier had gedood en bij de hoeren was ipv bij zijn vrouw thuis. Bertje en Kessels hadden daar niks mee te maken.
12 jaar geleden
Antwoorden